www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

6 RECENSIES


Israël: een staat ter discussie?
dr. Matthijs de Blois
Uitg. Groen/Jongbloed, Heerenveen, 2010
ISBN 978058299703
132 blz.; € 12,50.
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Internationaál recht is een prominent thema geworden in het debat over de Midden-Oostenproblematiek. In dit boek wordt de staat Israël daarom bekeken vanuit het perspectief van internationaal recht. De auteur behandelt de ontstaansgeschiedenis van Israël 
in het licht van het recht op zelfbeschikking. Het is juist die geschiedenis die in vele beschouwingen onderbelicht blijft, met alle consequenties voor de beoordeling van het handelen van Israël van dien. Vanuit dit perspectief komen de omstreden nederzettingen aan de orde, evenals de bescherming van de internationaal erkende mensenrechten. Ten slotte worden vanuit internationaalrechtelijk perspectief de regionale gewapende conflicten besproken. 

Dr. Matthijs de Blois (1953) is universitair hoofddocent aan de afdeling Rechtstheorie van de Universiteit Utrecht. Zijn onderzoek ligt vooral op het terrein van recht en religie.


6. Likud.nl - 22 mei 2011 - www.likud.nl

De ‘bezette’ gebieden en het internationale recht

Recensie door Likud

In dit boek uit 2010 wordt de staat Israel vanuit het internationaal recht bekeken. De auteur is dr. Matthijs de Blois, universitair hoofddocent bij de afdeling rechtstheorie aan de Universiteit Utrecht. Hij behandelt de ontstaansgeschiedenis van Israel in het licht van het recht op zelfbeschikking van het Joodse volk. Dit blijft in discussies en beschouwingen vaak onderbelicht.

Deze beschrijving is van M.G.S. Tartuffel, met toestemming overgenomen van de website Infonu.nl, 22 mei 2011.

Israel is de Jood onder de naties
De Blois gaat in het boek uitvoerig in op de juridische betekenis van Israël, welke in beschouwingen vaak ten onrechte onderbelicht blijft. In de inleiding van het boek stelt De Blois dat Israel zich vrijwel permanent in een denkbeeldige beklaagdenbank bevindt, vanwege vermeende schendingen van het internationaal recht. Hij haalt daarbij de woorden van Alan Dershowitz, hoogleraar aan Harvard, aan, die Israel de ‘Jew among nations’ heeft genoemd.

De positie van de staat Israel binnen de internationale samenleving is te vergelijken met die van de Jood in de meeste nationale samenlevingen gedurende vele eeuwen; Joden waren bij uitstek het voorwerp van verachting, discriminatie en vervolging. Kijk alleen maar naar de talrijke door VN-organen aanvaarde resoluties en de binnen deze organisatie gevoerde debatten, dan is te zien dat de (negatieve) aandacht ten aanzien dat kleine landje aan de Middellandse Zee buitenproportioneel is. (1)

Niet alleen de VN kenmerkt zich door anti-Israel sentimenten, ook zijn er specialisten op internationaalrechtelijk gebied die vooringenomen zijn en menen dat Israel behoort tot één de meest notoire schenders van het internationale recht ter wereld. De Blois noemt emeritus hoogleraar De Waart, die in een artikel ervoor pleit het gedrag van Israel te laten toetsen aan het Genocide-verdrag en Nederland zou daartoe het initiatief moeten nemen (p.10). Hun visie wordt gedeeld door (ex-)politici zoals oud-premier Van Agt, activisten zoals Gretta Duisenberg en talrijke nationale en internationale NGO’s. Het boek van De Blois biedt een goed gefundeerd en terecht tegengeluid.

Het recht op zelfbeschikking van het Joodse volk
De Blois betoogt dat voor het verkrijgen van inzicht in de huidige internationaalrechtelijke positie van Israel, kennis van de ontstaansgeschiedenis van dit land onontbeerlijk is. Hij staat uitvoerig stil bij de Balfour Verklaring (1917), waarin verwezen wordt naar het Joods nationaal tehuis. Deze verklaring is het juridische startpunt naar de vorming van de staat Israel. Essentieel is het Mandaat van de Volkenbond uit 1922. Dat Mandaat heeft een uniek karakter, aangezien het de politieke rechten van het Joodse volk erkent.

De Blois neemt de stelling in dat het Mandaat ook heden ten dage juridisch relevant is. De onder het Mandatenstelsel verkregen rechten van het Joodse volk moeten – ook nu nog – gerespecteerd worden. Het Mandaat bood het kader van waaruit zich het zelfbeschikkingsrecht van het Joodse volk heeft kunnen ontwikkelen en fysiek gestalte kreeg in de vorming van de staat Israel.
De Blois meent dat het bestaansrecht van Israel als Joodse en democratische staat door het internationaalrechtelijke zelfbeschikkingsrecht wordt beschermd (p.46).

In hoofdstuk 4 gaat de universitair hoofddocent in op de grenzen van Israel, waar veel over te zeggen valt. De schrijver benadrukt dat de wapenstilstandslijnen van 1949 (na een oorlog die de Palestijnse Arabieren en omringende Arabische staten waren begonnen), blijkens de betreffende overeenkomsten nooit bedoeld zijn als internationale grenzen. Na de Zesdaagse oorlog in 1967 breidde het gebied dat onder Israëlisch bestuur kwam, aanzienlijk uit.

Deze gebieden – de Sinai-woestijn, de Gazastrook, Judea en Samaria, inclusief Oost-Jeruzalem en de Golanhoogte – kreeg Israel in handen na een oorlog die feitelijk begon met een aanval van de Israeliers, maar gezien kunnen worden als een gerechtvaardigde preventieve aanval (pre-emptive strike) tegen de agressie van de zijde van Egypte, Syrie en Jordanië. De vermaarde politicoloog en filosoof Michael Walzer schrijft over de Zesdaagse oorlog:

“De Israelische eerste aanval is mijns inziens een zuiver voorbeeld van een legitieme anticipatie. Dat houdt echter een belangrijke herziening in van het legalistisch paradigma. Het betekent immers niet alleen dat men kan concluderen dat er van agressie gesproken kan worden terwijl er geen militaire aanval of invasie plaatsvindt, maar ook terwijl er (waarschijnlijk) geen sprake is van de bedoeling zo’n aanval of invasie te lanceren. De algemene formule zou ongeveer zo kunnen luiden: een land mag militair geweld gebruiken als het geconfronteerd wordt met oorlogsdreiging, wanneer het een ernstig gevaar voor zijn territoriale integriteit of politieke onafhankelijkheid zou inhouden indien het dat niet doet.” (2)

Bezette gebieden?
Sinds de gebieden in 1967 in handen van Israel vielen, worden ze door velen aangeduid als ‘bezette gebieden’. Deze kwalificatie is volgens De Blois onjuist, omdat de term het Mandaat miskent, waarin sinds 1923 de vestiging van het Joods nationaal tehuis in het gehele gebied tussen de Middellandse Zee en de Jordaan voorziet. Overigens voor 1923 ook ten oosten van de Jordaan, in wat nu Jordanië heet. De ‘bezette gebieden’ valt derhalve binnen het territorium van het mandaatgebied.

Ipso facto maken deze gebieden daarom deel uit van de staat Israel. Een staat, zo benadrukt De Blois, welke het resultaat is van de uitoefening van het zelfbeschikkingsrecht door het Joodse volk. Bovendien vormen Judea en Samaria, inclusief Oost-Jeruzalem, het historische ‘hart’ van Eretz-Israel.

De gebieden (waar de Israelische regering overigens geen soevereiniteitsclaim heeft laten gelden, uitgezonderd Oost-Jeruzalem), heeft Israel ingenomen van Egypte en Jordanië, die het zonder rechtsgrond hadden ingenomen na een agressieoorlog. Deze gebieden behoorden dus niet tot het territoir van deze landen. De Blois beargumenteert dat de status van de in 1967 door Israel verworven gebieden open is en het daarom zuiverder is om te spreken van ‘betwiste’ of ‘omstreden gebieden’.

De uitkomst van onderhandelingen moet uitmaken aan wie de gebieden of delen daarvan toekomt. Een en ander conform resolutie 242 van de VN Veiligheidsraad, welke als uitgangspunt heeft dat Israëlische troepen zich moeten terugtrekken uit in het recente conflict ‘bezette gebieden’ (let op: de Engelse versie van de resolutie spreekt opzettelijk niet van ‘de’ of ‘alle’ gebieden!), waarbij tevens wordt gesproken over veilige en erkende grenzen (voor Israel).

De geschiedenis heeft laten zien dat de wapenstilstandgrenzen uit 1949 niet konden gelden als ‘veilige grenzen’.
Overigens heeft Israel zich al uit het grootste gedeelte van de in 1967 veroverde gebieden teruggetrokken, toen het tussen 1979 en 1982 de Sinaï-woestijn ontruimde en in het kader van een vredesregeling teruggaf aan Egypte. En in 2005 heeft Israel de Gazastrook en kleine nederzettingen op de Westbank ontruimd.

Nederzettingen
Over de nederzettingen in de omstreden gebieden, zegt De Blois dat deze door de critici van Israel onterecht worden gezien als een ernstige inbreuk op het internationale recht en als een obstakel voor de vrede. De nederzettingen bevinden zich in het oorspronkelijke gebied van het Mandaat dat was aangewezen voor de vestiging van het Joods nationaal tehuis en de rechten van het Joodse volk onder het Mandaat zijn nooit komen te vervallen (p.59). Joden hebben het volste recht zich te vestigen in Judea, Samaria en Oost-Jeruzalem.

Israel en het recht op zelfverdediging
Het belangrijkste gerechtelijke orgaan binnen de Verenigde Naties, het Internationaal Gerechtshof (IGH), heeft op 9 juli 2004 een zeer dubieuze uitspraak gedaan. Israel heeft een veiligheidsbarriere (deels muur, deels hek) gebouwd om zijn burgers te beschermen tegen de voortdurende aanslagen. Op grond van artikel 51 van het VN-handvest mag Israel zich verdedigen tegen gewapende aanvallen:

“Geen enkele bepaling van dit Handvest doet afbreuk aan het inherente recht tot individuele of collectieve zelfverdediging in geval van een gewapende aanval tegen een Lid van de Verenigde Naties, totdat de Veiligheidsraad de noodzakelijke maatregelen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid heeft genomen.”

Het IGH erkent dit recht op zelfverdediging van Israel niet, omdat Israel niet claimt dat het gaat om aanvallen van een andere staat. De Blois merkt hierover verbaast op:

“Je wrijft je de ogen uit als je dat leest. Het lijkt wel of het Hof niet in staat is een eenvoudige verdragsbepaling te lezen. Artikel 51 rept in het geheel niet over een staat als het gaat om de herkomst van een gewapende aanval tegen een lid van de VN.” (p.89)

Bij de aanslagen op het World Trade Center en het Pentagon ging het evenmin om een aanval door een andere staat. Desalniettemin erkende het IHG wel het beroep van de VS op het recht van zelfverdediging ex. Artikel 51 VN-handvest. Het IHG meet overduidelijk met twee maten. Hiermee wordt aan Israel het recht ontzegd om de eigen burgers tegen geweld te beschermen, terwijl dat een fundamentele staatszaak is. Daar komt bij dat het Hof ernstig inconsistent is in haar benadering. De Blois haalt rechter Higgings aan die hier in haar Seperate Opinion op wijst:

“Enerzijds ziet het in ‘Palestina’ (de Palestijnse entiteit) in voldoende mate een internationale actor om deel te nemen aan het schriftelijke en mondelinge gedeelte van de procedure bij het Hof (iets dat blijkens het Statuut is voorbehouden aan staten en internationale organisaties). Anderzijds kan het blijkbaar niet in voldoende mate als een internationale actor gelden van waaruit aanvallen gedaan kunnen worden tegen een staat die zich daartegenover op zijn recht op zelfverdediging kan beroepen.” (p91)

De Blois laat ons duidelijk zien dat Israel een staat in oorlog is. Het wordt van alle kanten bedreigd door landen en islamitisch-fundamentalistische groeperingen die het bestaansrecht van de enigste democratische staat in het Midden-Oosten niet erkennen. En vanuit de Gazastrook wordt het voortdurend beschoten met raketten. Israel moet acties ondernemen om zijn burgers te beschermen tegen aanvallen van buitenaf. Dat is Israels recht en plicht.

Tot slot
In het meestal verhitte debat over het conflict tussen Israel en de Palestijnen, speelt het internationale recht een belangrijke rol. Het boek van De Blois voorziet in de benodigde informatie over dit onderwerp. Het is goed onderbouwd en gemakkelijk leesbaar. Het boek draagt eraan bij om de situatie en acties van Israel in het juiste perspectief te plaatsen.

Noten
1. Lees in dit verband ook: Alfred Muller: Israel verenigt de naties, Medema, Vaassen, 2003.
2. Michael Walzer: Rechtvaardige en onrechtvaardige oorlogen – Een ethische beschouwing met historische illustraties, Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2006, p.141.


5. Zicht (Studieblad van de SGP) - december 2010

Israël: een staat ter discussie?

Recensie door Drs. J.W. van Berkum, medewerker Wetenschappelijk Instituut voor de SGP

In discussies over het bestaansrecht van de staat Israël en het handelen van Israël komt veelvuldig het internationaal recht om de hoek kijken. In het boek `Israël: een staat ter discussie?' biedt dr. M. de Blois (universitair hoofddocent afdeling Rechtstheorie van de Universiteit Utrecht) een toegankelijke kennismaking met dit recht. Bij de toepassing van het internationaal recht in het Midden-Oostenconflict plaatst bij kritische kanttekeningen.

Eenzijdigheid
De Blois laat zien hoe Israël eenzijdig door internationale organisaties wordt bekritiseerd. De staat Israël mag zich bijvoorbeeld in de bijzondere belangstelling van de Verenigde Naties (VN) 'verheugen'. Dat was vroeger zo, maar nu nog. Tot 2006 kende de VN een Commissie voor de rechten van de mens. Deze commissie zag toe op de naleving van mensenrechten in de wereld. Meer dan een kwart van de resoluties van deze commissie had betrekking op Israël. Daarna is de VN-Mensenrechtenraad opgericht. In het eerste half jaar werd één staat ter verantwoording geroepen: Israël. En dat in een tijd waarin mensenrechten in Darfur, Conga, Noord-Korea en Zimbabwe met voeten worden getreden. In de jaren daarna is Israël vele malen veroordeeld. In 2007 besloot de Mensenrechtenraad zelfs de situatie in de `bezette' Palestijnse en andere Arabische gebieden tot een vast agendapunt te maken. Deze ‘eer' is geen enkele andere staat te beurt gevallen. Is de situatie in bijvoorbeeld Korea en Sudan niet veel nijpender om op de agenda te zetten? Duidelijk is dat het politieke klimaat hier een belangrijke rol speelt. Er is een politieke meerderheid om Israël te veroordelen.

Dubieuze uitspraak
Het Internationaal Gerechtshof (IGH) heeft een zeer dubieuze uitspraak gedaan. Het IGH is het belangrijkste gerechtelijke orgaan binnen de Verenigde Naties. Het buigt zich over rechtsgeschillen tussen staten en adviseert de Algemene Vergadering en de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties. Israël heeft een veiligheidsbarrière gebouwd om zijn burgers te beschermen tegen de voortdurende aanslagen die sinds het begin van de Tweede Intifada plaatsvinden. Op grond van artikel 51 van het VN-handvest mag Israël zich verdedigen tegen gewapende aanvallen, totdat de Veiligheidsraad de noodzakelijke maatregelen ter handhaving van de internationale vrede en veiligheid heeft genomen. Het IGH erkent dit recht op zelfverdediging van Israël niet, omdat Israël niet door een andere staat wordt aangevallen. 

Er staat echter helemaal niet in het genoemde artikel dat het om aanvallen van een staat moet gaan. Daarbij komt dat het bij de aanslagen op het World Trade Center en het Pentagon ook niet ging om aanvallen van een andere staat. Het beroep van de VS op het recht van zelfverdediging ex. Artikel 51 VN-handvest erkende het IGH echter wel. Hieruit moeten we volgens De Blois de conclusie trekken dat aan Israël het recht wordt ontzegd om de eigen burgers tegen geweld te beschermen. Het is de Algemene Vergadering van de VN geweest die aan de IGH om een uitspraak (advies) heeft gevraagd. De vraag is waarom afscheidingen in andere delen van de wereld niet ter discussie worden gesteld. Bijvoorbeeld het hek dat Marokko gebouwd heeft op grondgebied van de Westelijke Sahara. Of de afscheiding door het gebied waarop zowel Jemen als Saoedi-Arabië aanspraak maken. Het antwoord is eenvoudig. Daar heeft men geen politiek belang bij. Binnen de Algemene Vergadering is er een sterke anti-Israël houding. Deze opstelling van de VN draagt niet bij aan de bevordering van het vredesproces. Integendeel, het wordt alleen maar moeilijker gemaakt.

Rechtsstaat
Verder beschrijft De Blois in zijn boek dat Israël de enige democratische rechtsstaat in het Midden-Oosten is. De omringende Arabische landen zijn geen rechtsstaten. Daar worden mensenrechten met voeten getreden. Gemakkelijk wordt vergeten dat Israël acties moet ondernemen om zijn burgers te beschermen tegen aanvallen. Sinds de bouw van de veiligheidsbarrière is het aantal aanslagen vanuit de Westelijke Jordaanoever drastisch afgenomen. Vanuit de Gazastrook wordt Israël echter nog steeds voortdurend beschoten met raketten. Daar hoor je bijna niemand over. Israël is omgeven door landen en fundamentalistische stromingen die het bestaansrecht van het land niet erkennen. De Blois laat ons duidelijk zien dat Israël een staat in oorlog is.


4. EO Visie - 15 mei 2010   ==>>


3. EO Radio - 27 maart 2010

Radio 5 - Andries Radio over:  Israël, een staat ter discussie?...

Dr. Matthijs de Blois schreef een boek met als titel: 'Israel: een staat ter discussie'. In dit boek wordt de staat Israel vanuit het internationaal recht bekeken. Medeuitgever van het boek is 'Christenen voor Israël', waarvan Roger van Oordt directeur is. Andries Knevel praat met Matthijs de Blois en Roger van Oordt.


2. Reformatorisch Dagblad - 22 februari 2010 -
       www.refdag.nl 

Boek over Israël eenzijdig belicht

Reactie van dr. Matthijs de Blois

De weergave van de inhoud en presentatie van het boek ”Israël: een staat ter discussie?” (RD van 12 februari)
[zie onder] is eenzijdig en tendentieus, meent dr. Matthijs de Blois, die het boek heeft geschreven.

De wijze waarop Kees Hulsman mijn boek bespreekt en verslag doet van de door Christenen voor Israël georganiseerde presentatie is zozeer het Reformatorisch Dagblad onwaardig dat ik mij genoodzaakt voel om te reageren. De weergave van de inhoud van mijn boek is zeer selectief en soms onjuist.

Mijn betoog gaat over de internationaalrechtelijke positie van Israël. Daarvoor zijn de Balfourverklaring uit 1917 en het mandaat van de Volkenbond uit 1922 essentieel. Dat mandaat is uniek, aangezien het de politieke rechten van het Joodse volk erkent, een volk dat indertijd nog maar zeer ten dele in het gebied gevestigd was.

Het verwijt van Hulsman dat ik geen aandacht besteed aan de zogenaamde McMahoncorrespondentie, met daarin toezeggingen aan Arabieren, gaat niet op. Het is zeer de vraag of deze correspondentie betrekking had op het geografische gebied Palestina – volgens McMahon, de Britse hoge commissaris in Egypte niet–, terwijl de juridische betekenis ervan onduidelijk is.

Het punt is slechts relevant in het kader van de kritiek op de staat Israël die we regelmatig uit het kamp van mensen zoals oud-premier Van Agt horen. Kennelijk sluit Hulsman zich daarbij aan.

Dat blijkt ook uit zijn suggestieve opmerkingen ten aanzien van de demografische samenstelling van de bevolking in het mandaatgebied Palestina. Tijdens de presentatie heb ik gerefereerd aan het historische feit dat de ontwikkeling van Israël door de zionistische pioniers vestiging van Arabieren heeft bevorderd. Ik heb niet gezegd of geschreven dat er geen Arabieren woonden in het mandaatgebied, al waren de aantallen bij de komst van de zionisten niet zo groot, terwijl ook de bevolking van Jeruzalem halverwege de 19e eeuw in meerderheid uit Joden bestond. De verwijzing van Hulsman naar Ottomaanse belastingregisters uit de 16e (!) eeuw is niet echt ter zake.

De uitweidingen van Hulsman leiden ertoe dat hij geen ruimte heeft kunnen vinden voor het weergeven van andere belangrijke thema’s in mijn boek. Zo gaat hij niet in op mijn kritiek op de miskenning door het Internationaal Gerechtshof van het in het internationaal recht verankerde recht op zelfverdediging van Israël. Ook besteedt hij geen aandacht aan de door mij besproken toepassing van het humanitair recht door Israël in de strijd met terroristische organisaties, die van de schending van dat recht hun tactiek hebben gemaakt.

Ook aan het interessante betoog van de tweede inleider (prof. Grünfeld) tijdens de presentatie van mijn boek besteedt Hulsman alleen maar aandacht voorzover dat in zijn straatje past.


Het is te betreuren dat de lezers van het RD het moeten doen met een zo eenzijdige benadering van mijn boek en van het symposium waarop dit werd gepresenteerd.

De auteur is universitair hoofddocent bij de afdeling rechtstheorie aan de Universiteit Utrecht.


1. Reformatorisch Dagblad - 12 februari 2010 - www.refdag.nl 

"VN en hof niet objectief over Israël”

Boekrecensie door Kees Hulsman

De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag over de afscheidingsbarrière tussen Israël en de Westoever in 2004 was politiek gekleurd, stelt dr. M. de Blois.
DEN HAAG – De uitspraak van het Internationaal Gerechtshof in Den Haag over de afscheidingsbarrière tussen Israël en de Westoever in 2004 was politiek gekleurd. Dat stelt dr. M. de Blois, universitair docent rechtstheorie aan de Universiteit Utrecht, in zijn boek ”Israël: een staat ter discussie?”

Het boek van De Blois beschrijft de juridische achtergronden van het ontstaan van de staat Israël, het verloop van de grenzen, de bouw van de omstreden afscheidingsbarrière en de mensenrechtensituatie.



width="1" height="1"

Volgens De Blois was het strafhof als gevolg van een gekleurde politieke bril niet in staat een eenvoudige verdragsbepaling te lezen. De rode draad in zijn boek is dat internationaal recht en politieke overtuigingen niet gescheiden kunnen worden. Over internationale verdragen wordt door staten uitvoerig onderhandeld. Organen als de VN zijn politieke organen en VN-resoluties zijn adviezen en derhalve niet-bindend, aldus De Blois.

Internationale verdragen zijn alleen dan bindend als staten deze verdragen hebben geratificeerd, maar dat heeft Israël juist bij veel verdragen niet gedaan. De conclusie is dat de discussie over het Israelisch-Palestijnse conflict sterk politiek en ideologisch gekleurd is.

Dat geldt dan uiteraard ook het boek van De Blois zelf. Hij beweert dat „de vestiging van grote groepen Arabieren in Palestina van betrekkelijk recente datum is, dat wil zeggen van na de komst van de zionistische pioniers” (pag. 75). Die bewering sluit aan bij de veelgehoorde zionistische claim op een land zonder volk voor een volk zonder land. Het is duidelijk dat De Blois de veranderingen in de demografische ontwikkelingen in de afgelopen eeuwen niet heeft bestudeerd. De Duitse onderzoeker Hutteroth laat in een studie naar 16e-eeuwse Ottomaanse belastingregisters zien dat Palestina voluit Arabisch was. Ook 17e-, 18e- en 19e-eeuwse verslagen van reizigers bevestigen dat.

De Blois schrijft wel over de Balfour verklaring van 1917, waarin de Joden een nationaal tehuis wordt beloofd, maar noemt niet de McMahon correspondentie uit dezelfde tijd, waarin Arabieren beloftes krijgen die op gespannen voet staan met de Balfourverklaring. De Blois vond dit niet nodig omdat het Britse mandaat alleen naar de Balfourverklaring verwijst en niet naar de aan de Arabieren gedane beloftes.

De Blois meent dat de grenzen van 1948 tot 1967 wapen stilstandsgrenzen waren en geen definitieve grenzen. Daarom heeft Israël volgens De Blois sterke argumenten voor een soevereiniteitsclaim op het hele voormalige mandaatgebied. Dat daarbij door de jaren heen veel Palestijns land is onteigend, komt niet ter sprake.


Rechtswetenschapper dr. Fred Grünfeld liet tijdens de presentatie van het boek, gisteren in Den Haag, weten dat hij De Blois’ uiteenzetting over het Israëlische nederzettingenbeleid vindt getuigen van een gebrek aan kritiek. De visie van De Blois lijkt hierbij het meest aan te sluiten bij die van Israëlische revisionisten die weinig geven om uitspraken van de VN en andere internationale organen. Dat is geen positie die helpt bij vredesbesprekingen met de Palestijnen, maar dat is een vraag waar De Blois zich niet mee bezig heeft gehouden, zei hij desgevraagd.

www.vergadering.nu