www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu


1-3 Johannes
Brieven van een kroongetuige
door Dr. P.J. Lalleman
Kampen: Kok 2005
ISBN 9043510580
232 blz., prijs: € 29,90.
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

De apostel Johannes ziet zich geconfronteerd met meningsverschillen, dwaalleer en persoonlijke tegenstand. In drie korte brieven verdedigt deze kroongetuige de waarheid dat Gods Zoon in de Here Jezus mens geworden is en dat er alleen in Christus verzoening van zonden is. Met nadruk presenteert hij zich als ooggetuige van het leven van Jezus en als erfgenaam van de waarheid. Hij vraagt om gastvrijheid voor rondreizende predikers maar verbiedt tegelijkertijd de omgang met dwaalleraren. Spannende lectuur!
Dit CNT-deel weerlegt een aantal gangbare ideeën over de situaties waarin Johannes zijn brieven schreef. De reconstructie van de historische situatie probeert dicht bij de informatie uit de drie briefjes zelf te blijven. Verder is er aandacht voor de structuur van de teksten en voor hun bijdrage aan de christelijke theologie. Omdat het niet onwaarschijnlijk is dat 2 en 3 Johannes eerder werden geschreven dan 1 Johannes, worden de twee kleinste briefjes met voorrang besproken. Zo worden deze verwaarloosde juweeltjes gerehabiliteerd.
Voor predikanten en gemeenteleden biedt dit boek een toegankelijke tekstverklaring. De uitleg is gebaseerd op de grondtekst maar houdt ten volle rekening met de tekst van de Nieuwe Bijbelvertaling (2004)

3 RECENSIES


3. Nederlands Dagblad - 11 november 2005 - www.nd.nl 

Tegen de katterigheid

RECENSIE DOOR DRS. W.A.E. BRINK-BLIJDORP

Veel christenen vinden de brieven van Johannes prachtig - maar wel heel vaag. De redenering lijkt meer uit losse overpeinzingen over bijvoorbeeld de broederliefde te gaan, dan een samenhangend geheel te vormen.

Dr. Pieter J. Lallernan, docent Nieuwe Testament in Londen, heeft nu een commentaar geschreven dat goed kan helpen om meer zicht te krijgen op deze brieven. Zeker, ook hij geeft toe, dat de redenering niet strak logisch is; vaak springt Johannes via 'haakwoorden' over van het éne onderwerp op het ander. Lalleman geeft dan ook, heel handig, eerst een overzicht van de thema's die steeds weer terugkomen. Maar dan blijkt ook, dat al die onderwerpen wel met elkaar te maken hebben. Ze werden namelijk allemaal actueel in de strijd tegen een bepaalde dwaalleer.

Welke dwaalleer is dat dan? Uit de brieven zelf krijgen we daarvan geen compleet beeld. Maar het interessante is, dat Pieter Lalleman indertijd bij zijn promotiestudie er achter kwam, dat het apocriefe geschrift, Handelingen van Johannes in dezelfde tijd als deze brieven is te dateren. En de gegevens uit deze geschriften blijken heel goed te passen bij het beeld van de dwaalleraars in de Johannes-brieven.




Menszijn

Die mensen hadden moeite met de persoon van Christus. Maar niet (zoals wij zouden denken) met zijn goddelijkheid, maar met zijn menszijn. Zou een Zoon van God ooit als echt mens op aarde hebben geleefd? God is immers zó hoog en majesteitelijk - zou Hij zich ooit verlagen tot dit gewone menselijke bestaan, in een lichaam met zweet en urine? Dat kan niet.

En dus komt er een neiging om alle geschiedenissen over Jezus te vergeestelijken, op te vatten als een symbool van hoe het gaat met de ziel die op weg is naar God. Zijn menszijn is niet meer van belang. In de Handelingen van Johannes worden Christus' daden tijdens zijn leven niet eens genoemd!

Maar hoe zit het dan met het sterven van Jezus? Ook dat kan niet echt geweest zijn. En dan blijkt dat er aan deze leer zware consequenties vastzitten. Want waar blijft dan de verzoening? Blijkbaar vond men die ook niet nodig. Dacht men soms dat men zelf wel met de ziel kon opklimmen naar God?

Volmaaktheid

Op dit punt werd ik wel heel nieuwsgierig naar die Handelingen van Johannes. Ik had graag gezien dat Lalleman er nog meer uit geciteerd had. Hoe dachten die dwaalleraars die geestelijke hoogte te bereiken, staat dat er ook in? Ging dat via ascese (onderdrukking van lichamelijke behoeften), via visioenen of via hoogdravende filosofische beschouwingen?

Lalleman noemt wel, dat deze dwaalleraars te weinig oog hadden voor hun eigen zondigheid. Ze vonden blijkbaar dat zij tot een staat van volmaaktheid konden komen. Maar dat konden ze blijkbaar alleen volhouden, doordat ze allerlei zonden wegredeneerden, onder het motto dat het gewone leven er toch niet meer toe doet.

Om welke zonden ging het dan? Seksuele uitspattingen of zo? Mogelijk, maar de brieven van Johannes leggen vooral de nadruk op de zonde van de liefdeloosheid tegen broeders. Blijkbaar konden ze heel kleinerend doen over het praktische dagelijkse christen-zijn.

Inmiddels zijn deze mensen wel vertrokken, maar hun arrogante en elitaire optreden heeft wel diepe sporen getrokken: nog steeds hebben de christenen het gevoel dat hun trouwe bezoekjes aan de eenzamen eigenlijk niks betekenen zolang je geen verhalen kunt doen over een hoogstaand geestelijk leven.

Minderwaardigheid

Lalleman had dat wat mij betreft nog wel met meer invoeling mogen uitwerken. Want je ziet dit vaker voorkomen in de kerkgeschiedenis: dat sektariërs aan trouwe christenen een gevoel van minderwaardigheid bezorgen. Zelfs na de afwijzing van de dwaling blijft toch dat knagende gevoel hangen dat er iets mist. Zo'n katterige sfeer maakt dat de onderlinge broederliefde sterk te lijden heeft. En dáár doet Johannes dus iets aan in deze brieven.

Origineel is, dat Lalleman allereerst de kleine Johannesbriefjes behandelt. In 2 Johannes is de strijd tegen de dwaalleraars nog duidelijk aan de gang; die hoort dus voorop te gaan. Van de derde brief is de datering niet zeker, maar 1 Johannes is duidelijk geschreven in de periode dat de dwaalleraren met hun aanhang waren vertrokken. En dan blijkt er nog heel wat bemoediging nodig te zijn.

Ik vond dat wel een boeiende gedachte. Wat zijn de gevaren die een gemeente bedreigen ná een terechte strijd om de leer? Hoe bemoedig je een gemeente die zich geestelijk minderwaardig voelt? Eigenlijk best actueel!

Dit commentaar bewijst ons dus weer, net als de andere delen uit de serie, goede diensten bij het bestuderen van de Schriften. Prettig geschreven, helder in de argumentatie, en origineel doordat zo'n apocrief geschrift erbij betrokken wordt. En ook heel boeiend: regelmatig wordt een beoordeling gegeven van de NBV-vertaling van deze brieven.

Aanbevolen!


2. Ellips - 8 november 2005

Een nieuwe commentaar
op de Johannesbrieven


Uitgeverij Kok in Kampen is al geruime tijd bezig met de uitgave van de verschillende delen van een nieuwe reeks
nieuwtestamentische commentaren. Dr. Jakob van Bruggen is niet alleen de redacteur van deze serie, maar nam ook tot dusver het leeuwendeel voor zijn rekening (Matteüs, Marcus, Lucas, Galaten, en ook wat andersgetinte delen: 'Christus op aarde', 'Het evangelie van Gods Zoon' en 'Paulus').

Daarnaast vinden we auteurs als dr. P.H.R. van Houwelingen (Johannes, Tessalonicenzen, 1 Petrus, 2 Petrus- Judas) en H.R. van de Kamp (Openbaring), waardoor we zouden kunnen menen dat de serie een gereformeerd- vrijgemaakte aangelegenheid is. Maar daarnaast vinden
we de christelijk-gereformeerde dr. L. Floor (Efeziërs), en nu 'zelfs' een baptist: dr. Pieter J. Lalleman, die wij zo goed kennen als auteur in ELLIPS. Hij is docent Nieuwe Testament aan het Spurgeon's College in Londen.

We feliciteren collega Lalleman met zijn commentaar, die handelt over de drie brieven van Johannes. Lalleman behandelt de tweede en de derde brief het eerst, omdat zij vermoedelijk eerder zijn geschreven dan de 'eerste' (veel langere) brief. De behandeling van deze twee briefjes is zelfs bijna even lang als die van de 'eerste' brief.

Lalleman houdt vast aan het Johanneïsche auteurschap van deze brieven en wijst de idee van een afzonderlijk Johanneïstich christendom af. Zo zijn er wel meer eigentijdse en eigenzinnige opvattingen over deze brieven die door Lalleman worden weerlegd. Voor de rest zou het te ver voeren op bijzonderheden in de uitleg in te gaan. Zoals héél deze serie, die ook voor 'gewone' gemeenteleden heel toegankelijk is gehouden en toch grondig en gedetailleerd is, bevelen we dit nieuwste deel van harte aan. u

Prof. dr. W.J. Ouweneel

N.a.v. P.J. Lalleman, 1, 2 en 3 Johannes. Brieven van een kroongetuige, Comm. NT 31 Serie, Kampen: Kok 2005, ISBN 90 435 1058 0, 232 blz., prijs: € 29,90.


1. Oogst - april en mei 2005

Een scherpe briefkaart

Dr. Pieter Lalleman is docent Nieuwe Testament aan Spurgeon's College in Engeland. Hij heeft een commentaar geschreven op de Johannes brieven dat dit voorjaar is uitgekomen onder de titel '1-3 Johannes - Brieven van een kroongetuige'. Het commentaar is onderdeel van de serie Commentaar op het Nieuwe Testament die onder redactie staat van Dr. J. van Bruggen en uitgegeven wordt door Kok in Kampen.


Bijna aan het einde van de Bijbel vinden we twee korte briefjes, we kunnen bijna zeggen briefkaarten, van de apostel Johannes. Erg bekend zijn ze niet, veelzeggend wel. De eerste brief van Johannes met de prachtige uitspraken over God die licht is en liefde, kennen we goed. In dit artikel nu eens aandacht voor de vrijwel onbekende tweede brief.

Johannes noemt zijn naam niet aan het begin of slot van 2 Johannes, maar door vergelijking met de eerste brief en het Evangelie dat op zijn naam staat, kunnen we vaststellen dat 'de geliefde discipel' de schrijver van dit briefkaartje moet zijn. Als langstlevende apostel moet hij aan het einde van zijn leven een geweldig gezag genoten hebben in de christelijke kerk, maar hij laat zich niet voorstaan op zijn positie. Hij noemt zich eenvoudig 'de oudste' en beroept zich alleen op 'de waarheid' als bron van gezag.

Waarheid

Dat brengt ons ertoe om even wat beter te kijken naar het woord 'waarheid'. Dit woord komt maar liefst vijfmaal voor in de eerste vier verzen van 2 Johannes en alleen al daarom is het heel belangrijk. Echter, ook de betekenis van dit woord 'waarheid' is veel dieper dan we op het eerste gezicht zouden zeggen. Johannes schrijft: dat hij de gemeente liefheeft in waarheid; dat ook alle mensen die de waarheid liefhebben om deze gemeente geven (vers 1);' dat hij hen liefheeft omwille van de waarheid; dat de waarheid altijd in hem zal blijven (vers 2); dat Gods zegen in waarheid op de gemeente en hemzelf zal rusten (vers 3); en dat veel gemeenteleden in de waarheid wandelen (vers 4).

Jezus, de Waarheid

Om de breedte en diepte van 'de waarheid' te begrijpen, moeten we eraan denken dat de Here Jezus zichzelf 'de waarheid' noemde, zoals Johannes ons in het Evangelie vertelt (14: 6). Dat speelt in ons briefkaartje zeker mee, want Johannes is diepgaand beïnvloed door de woorden van zijn Heer. Hij zegt dus eigenlijk dat hij de gemeente liefheeft met de liefde van Christus, dat hij gelooft dat Christus altijd in hem zal blijven, en dat hij erop vertrouwt dat ook de gemeenteleden 'In Christus' zijn. Het woord waarheid betekent hier bijna hetzelfde als de naam van de Here Jezus. Hij is de Waarheid, het Evangelie over Hem is de Waarheid.

Rijk

Dit betekent dat Johannes een veel rijkere kijk op het begrip waarheid heeft dan velen van ons, en dat we zelfs moeten oppassen met de uitdrukking 'het begrip waarheid'. De waarheid is veel meer dan een begrip, het is niet iets waarover we vrijblijvend kunnen redeneren. De waarheid is een persoon en een wijze van leven, namelijk als volgeling van Jezus Christus. We kennen de Waarheid alleen werkelijk, wanneer wij de waarheid dóen. Deze uitleg van 2 Johannes wordt bevestigd door woorden uit zijn eerste brief: "Dat wij God kennen, weten we doordat we ons aan zijn geboden houden. Wie zegt: 'Ik ken Hem', maar zich niet aan zijn geboden houdt, is een leugenaar; de waarheid is niet in hem" (1 Joh. 2: 3 4, NBV). Oftewel: wanneer iemand zich niet aan Gods geboden houdt, dan woont Jezus Christus niet in hem of haar.

Streng voor de waarheid

In naam van de waarheid, dat wil dus zeggen in de naam van de Here Jezus, spreekt Johannes zich heel streng uit tegen omgang met mensen die verkeerd onderwijs in de gemeenten brengen. In 2 Johannes 10 schrijft hij dat mensen die niet de waarheid verkondigen, niet door gemeenteleden mogen worden ontvangen. Johannes wil dat hen de gastvrijheid wordt onthouden die in het Oosten zo belangrijk was. En dat terwijl hijzelf in 3 Johannes 5 8 een pleidooi houdt voor gastvrijheid, zoals we dat ook vinden in Hebreeën 13: 2 en 1 Petrus 4: 9. Waarom zo streng?

Niet welkom

De woorden van de apostel betekenen dat mensen met verkeerde ideeën vooral niet welkom zijn in de samenkomst van de gemeente. In de tijd waarin Johannes schreef, hadden de christenen namelijk nog geen kerkgebouwen; ze kwamen bijeen in de huizen van (rijke) gemeenteleden, zoals blijkt uit Romeinen 16: 5, Kolossenzen 4; 15 en Filemon 2. Ongetwijfeld doelt Johannes in vers 10 op een dergelijk huis waar de gemeente haar diensten hield. Mensen van wie we van tevoren weten dat ze niet de waarheid over Christus prediken zijn daar niet welkom, zegt Johannes. Wanneer de waarheid wordt aangetast, kunnen we niet strikt genoeg zijn.

Hoe ver gaat dat?

Hoe passen we deze opdracht van Johannes precies toe? Mogen we helemaal geen ongelovigen of afvalligen in ons huis of in de gemeente ontvangen? Ik heb geen waterdicht antwoord, maar geef graag een paar voorzetten. We moeten onderscheid maken tussen de kern van het geloof en minder belangrijke punten. Johannes richt zich tegen mensen die het hart van het heil in Jezus ontkennen. Zijn verbod strekt zich niet uit tot mensen met afwijkende meningen op ondergeschikte punten zoals doop, kerkstructuur of geestesgaven. Weet u wat wezenlijk is en wat niet?

Onderscheid

De bekende Engelse prediker en leider van de evangelische beweging, John Stott, maakt terecht onderscheid tussen leraren en volgelingen. Iemand die bewust komt om een andere leer te verkondigen, kan niet welkom zijn in kerk of samenkomst, maar misleide zielen zijn dat wel. Die geef je natuurlijk niet het woord. Een voorganger of theoloog zal beroepsmatig kennis moeten nemen van wat er te koop is en een mening geven, de kudde leiden. Zulke mensen hebben geleerd om te onderscheiden. Het 'gewone gemeentelid' kan dat minder goed, en kan het vaak ook maar beter niet proberen. Koop geen Kuitert!

Geen koekoeksei

Niemand is verplicht een Jehovah getuige binnen te laten voor een gesprek. Alleen wie er zeker van is voldoende van de Bijbel en van hun dwaalleer te weten om een goed getuigenis te kunnen geven, kan er aan beginnen. Maar mogelijk besteedt u uw tijd beter aan een opgroeiende jongere. Laten we een niet gelovige toe op een bidstond? Als ze daar uit oprechte belangstelling willen komen, zijn ze welkom, maar ze krijgen niet de gelegenheid om uitvoerig hun verhaal te vertellen. Iemand die er wil komen om een koekoeksei te leggen, is niet welkom. De Atheners waren altijd open voor nieuwe ideeën. (Hand. 17:21) Dat is geen goede instellingen voor christenen. Laten we eerst maar eens in praktijk brengen wat we al weten, daar hebben we onze handen aan vol.

In een volgend artikel zal ik stilstaan bij de verkeerde ideeën over de Here Jezus waartegen Johannes de strijd aanbindt.


Deel 2

Oogst - mei 2005

God en mens

In onze tijd zijn er velen die geloven dat de Here Jezus een goed mens was, maar die er niet aan willen dat Hij de Zoon van God is. Dat lijkt op de houding van veel joodse tijdgenoten van Jezus. Maar in de tijd van de vroege kerk lag dat bij mensen met een heidense achtergrond juist omgekeerd. Veel mensen die zich christen noemden twijfelden niet aan de goddelijke natuur van de Heer, maar juist aan zijn menszijn. Dat kwam door de invloed van de overheersende cultuur in die tijd, het hellenisme. Daarin werd er van uitgegaan dat een god zo wezenlijk anders was dan de mensen dat hij nooit mens zou willen worden. Het aardse, het lichamelijke, had bovendien iets minderwaardigs. De geest gold als veel belangrijker dan het lichaam. De Here Jezus had door zijn grote daden bewezen God te zijn dus kon Hij geen echt mens zijn geweest, meende men.

Dwaalleraren

Toen de christelijke gemeente de wereld in trok met het Evangelie dat God in Jezus Christus mens geworden was om aan een kruis te kunnen sterven en de dood op zijn eigen terrein te kunnen overwinnen, was dat dan ook een moeilijke boodschap voor bepaalde groepen mensen. In zijn Evangelie schrijft Johannes dat het Woord van God 'vlees' geworden is (114), dat wil zeggen, een mens zoals wij. Paulus zegt hetzelfde in bijvoorbeeld Romeinen 1:3 en Filippenzen 2:7 8. Maar niet iedereen die door de persoon Jezus werd aangesproken wilde of kon hen dat nazeggen. Zodoende lezen we in de eerste brief van Johannes dat niet iedereen belijdt 'dat Jezus Christus in het vlees gekomen is' (4:2 3). En in zijn 'briefkaartje' moet de oude apostel zelfs waarschuwen dat er veel dwaalleraren op pad zijn die ontkennen dat Jezus Christus in het vlees gekomen is (2 Joh.7).

Waarschuwing

Op het moment dat Johannes zijn korte brief schrijft, lijkt alles in de gemeente waaraan hij schrijft, nog in orde te zijn. Hij heeft nog onlangs goede berichten gehoord (vers 4). Maar hij waarschuwt dat er veel dwaalleraren rondreizen. De gemeente moet er op bedacht zijn dat deze mensen binnenkort op de stoep kunnen staan. Omdat we deze gemeente niet kennen, kunnen we niet nagaan of men zijn ernstige woorden ter harte heeft genomen.

Belijdenis

De kerk als geheel heeft wel naar de waarschuwingen van Johannes geluisterd. Men heeft er altijd aan vastgehouden dat de Here Jezus zowel God als mens is. In de eerste eeuwen heeft men daar veel over gedacht, gepraat en zelfs geruzied. Helemaal begrijpen deden ze het niet, net zo min als wij, maar het werd als wezenlijk erkend. Christenen die de vleeswording ontkenden, werden door de kerk veroordeeld. Er werden kerkvergaderingen (concilies) gehouden en er werden belijdenisteksten opgesteld waarin het unieke van Jezus wordt beleden. De gedachte dat de Here Jezus niet echt mens was, noemde men docetisme. Dat komt van het Griekse woord voor 'schijnen'. Volgens de dwaalleer was Hij alleen in schijn mens, niet werkelijk.

Verzocht?

Ik herinner me een gemeentelijke bijbelstudie waaraan ik deelnam. Het ging over de verzoeking van de Here Jezus in de woestijn en over zijn strijd in Getsemane. Had Hij kunnen toegeven aan satan? Had Hij kunnen weigeren om de wil van zijn Vader te doen? Ik zei: "ja, dat had gekund. Hij was mens en daarom niet automatisch gehoorzaam aan de wil van zijn Vader. Het was een bewuste beslissing van Jezus om het goede te doen. Het had ook anders kunnen gaan." En ik verwees naar Hebreeën 4:15; 5:2 en 8. Maar enkele mensen in de groep waren het niet met me eens. Ze vonden dat ik aan Jezus' goddelijkheid te kort deed en dat namen ze me kwalijk. Ik denk dat zij moeite hadden zijn menselijkheid te erkennen. Met al hun goede bedoelingen hadden ze zich door het docetisme laten beïnvloeden.

Islam

Een vorm van docetisme vinden we ook bij moslims. Zoals bekend, erkennen zij Jezus van Nazareth als een van Gods profeten. Maar zij ontkennen de echte menselijkheid van Jezus en trouwens ook van de (andere) grote profeten. De islam redeneert dat God zijn profeten altijd beschermt tegen lijden. Daarom kan Jezus dus ook niet aan het kruis gestorven zijn. Zoiets laat God volgens hen niet toe. Voordat Hij gekruisigd zou worden is Jezus naar de hemel gevaren, zegt de islam. Door de kruisdood te ontkennen, ontkent men natuurlijk ook de verzoening. in feite is de islam de erfgenaam van de dwaalleraren tegen wie Johannes waarschuwt. Beide groepen ontkennen de menselijke natuur van de Here Jezus. Ze hebben er moeite mee dat God het aardse bestaan zo serieus neemt dat Hij het Zelf is komen leven.

Gevolgen

Het christelijk geloof houdt er juist aan vast dat Jezus mens en God is, onder andere op gezag van het briefkaartje van Johannes. Wij belijden dat Hij niet alleen onze ziel verlost maar ook ons lichaam. Waarom is het zo belangrijk om vast te houden aan de menswording van Gods Zoon? Ik noem heel kort een paar redenen: 1. Alleen omdat de Here Jezus echt mens was, kon Hij verzoening tot stand brengen voor onze zonden. Er hing geen vreemdeling aan het kruis maar een mens van vlees en bloed die tijdelijk door God verlaten werd. Als de tweede Adam droeg Christus de straf die sinds de eerste Adam op alle mensen drukte. Hij stierf plaatsvervangend. 2. Alleen doordat Hij echt mens was en is, kan de Here Jezus werkelijk begrijpen wat wij meemaken. ik noemde hierboven een paar teksten uit Hebreeën die dat duidelijk uitspreken. Zijn menselijke natuur is onze troost. 3. Alleen op grond van het feit dat Hij als mens hier op aarde geleefd heeft, kan Jezus een voorbeeld zijn voor ons leven. In zijn lange brief verwijst Johannes naar het voorbeeld van Christus' leven (2:6 en 3:16). En in de twee korte brieven prijst hij gelovigen die in 'de waarheid' wandelen; zoals we de vorige keer zagen, betekent dat vrijwel hetzelfde als 'leven zoals de Here Jezus leefde', omdat Hij de waarheid in eigen persoon is. Laten ook wij, bij alle terechte aandacht voor Jezus' goddelijkheid, vasthouden aan het wonder van zijn menszijn.

www.vergadering.nu