www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

1 RECENSIE


Dagboek januari-april 1943
Rutka Laskier
Met een voorwoord van Arnon Grunberg
Uitgeverij De Geus
95 pagina. Prijs: 12,50 euro 

Dagboek van ‘de Poolse Anne Frank’
Rutka Laskier is veertien jaar oud als ze in 1943 in het Poolse getto Będzin een dagboek begint bij te houden. De buitenwereld sluit haar langzaam in, maar haar dagboek geeft het gehele universum weer van een Joodse tiener over wie de schaduw van de dood zich al uitstrekt. In het getto beleeft Rutka haar eerste verliefdheden, haar eerste teleurstellingen, vriendschappen, jaloezie. Te midden van de deportaties, de angst en andere verschrikkingen doet ze verslag van haar dagelijkse leven. Haar dagboek biedt niet alleen een ontroerende, menselijke en historische weerslag van Rutka’s leven en dood, het vertegenwoordigt het leven en de dood van tienduizenden jongens en meisjes tijdens de Holocaust.
Oorspronkelijke titel: Pamientnik Rutki Laskier
Vertaling: Karol Lesman


1. Friesch Dagblad - 30 april 2008 - www.frieschdagblad.nl

De ‘Poolse Anne Frank’ 

Rutka Laskier was een Joods meisje dat opgroeide in de Poolse stad Bedzin gedurende de Tweede Wereldoorlog. Ze stierf - veertien jaar oud - in 1943, in Auschwitz. Haar dagboek is onlangs in het Nederlands vertaald en uitgegeven. Hieronder volgt een deel.


Er is iets in mij gebroken. Als ik langs een Duitser loop, trekt alles in mij samen, ik weet niet of dat van de angst komt of van de haat, ik zou ze willen martelen, vrouwen en kinderen met hun salonhondjes die ze tegen ons opzetten. Net zo lang slaan en hard wurgen, steeds harder (...) 

Ik denk dat ik langzaamaan vrouw begin te worden, dat wil zeggen toen ik vanmorgen in bad lag en het water op mijn lichaam spetterde, verlangde ik ernaar dat iemands handen mij streelden... Ik weet niet wat het is, ik heb nog nooit zo iets gevoeld... Ik heb Micka vandaag gezien, ik weet niet waarmee die ‘obscure’ amants haar zo bezighouden, dat ze niet boos op hen wil worden, ze zijn zo verblind door haar en denken dat iedere jongen ‘smoor’ op haar moeten worden, natuurlijk pest ze Janek daarmee, maar Janek moet niets van haar hebben (ik snap niet waarom). Het schijnt dat Janek mij wel graag mag, terwijl ik warm noch koud van hem word.


Vandaag heb ik nog eens heel precies de dag van 12-08-’42 voor de geest gehaald, dat wil zeggen het verzamelpunt op Hakoach. Ik zal proberen hem te omschrijven, zodat je er over een paar jaar, als ze me tenminste niet deporteren, nog eens aan kunt terugdenken. 

Om 4 uur stonden we op. We aten (voor oorlogstijd) eersteklas: eieren, salade, roomboter, koffie met melk. In een mum was het half 6. Toen gingen we op pad. Onderweg duizenden mensen, we moesten om de paar minuten stilstaan om de menigte voor ons te laten doorstromen, om half 7 waren we ter plekke. We hadden een redelijke plek op de tribune. Tot een uur of 9 waren we in best goeden doen. Toen zag ik over de schutting soldaten staan die hun geweren op het park gericht hielden, voor het geval iemand wilde ontsnappen (waarlangs dat kon). 

Mensen vielen flauw, kinderen huilden, het was gewoon de dag des oordeels. Mensen hadden dorst en er was nergens een druppel te krijgen, de hitte was verschrikkelijk. Toen begon het plotseling te plenzen, en zo bleef het de hele tijd regenen. Om 3 uur arriveerde Kuczynski en toen begon de segregatie. 1 betekende ‘terugkeer’, 1a ‘tewerkstelling’, wat honderd keer erger was dan deportatie, 2 ‘ter controle’ en 3 was ‘deporatie’ ofwel de dood. Toen zag ik wat ongeluk was. We hebben er tot 4 uur gestaan, mama en papa en mijn broertje gingen naar 1, en ik naar 1a. Ik leek wel verdoofd toen ik daarheen liep. Salek Goldcweig, Linka Gold en Mania Potocka waren er al. Het vreemdst van alles was nog wel dat geen van ons huilde, er werd ab-so-luut geen traan gelaten. 

Gevlucht 
Daarna heb ik zo veel ellende gezien, dat is gewoon met geen pen te beschrijven. Kleine kinderen lagen in het van de regen natte gras. Het onweer raasde boven onze hoofden. De politieagenten sloegen en schoten, het was afschuwelijk. Ik heb daar tot 1 uur ’s nachts gezeten, toen ben ik gevlucht. Mijn hart klopte als een hamer. Ik ben van een klein bijgebouwtje van de eerste verdieping gesprongen en ik had niks, er kwam alleen bloed uit mijn kapotgebeten lip, ik zat helemaal onder het bloed, eenmaal op straat viel ik regelrecht in de armen van een of ander ‘uniform’, ik voelde dat ik mijn beheersing zou verliezen. Alles tolde in mijn hoofd, ik was er zeker van dat hij me ervan langs zou geven... Maar hij was dronken, want hij zag mijn Judenstern niet en liet me gaan. 

Om mij heen was het pikkedonker, alleen verscheurde van tijd tot tijd de bliksem de duisternis en rommelde de donder. De weg waar je normaal een half uur over doet liep ik nu in 10 minuten. Iedereen was thuis behalve oma, die heeft vader de volgende dag opgehaald. Dat was alles, o ja, het belangrijkste ben ik nog vergeten, ik heb met eigen ogen gezien hoe een soldaat een baby van een paar maanden uit de handen van zijn moeder rukte en met alle macht zijn hoofdje tegen een lantaarnpaal sloeg. De hersenen spatten uiteen op het hout, en de moeder kreeg een aanval, ik schrijf het op alsof het niets voorstelt, alsof ik een in wreedheden getraind leger ben, terwijl ik nog maar heel jong ben, ik ben veertien en ik heb in mijn leven nog niet veel gezien, en toch ben ik al zo onverschillig. Ik voel [...] nu alleen zo’n vreselijke angst, als ik een ‘uniform’ zie word ik verdrietig voor al die massa’s die op de dood wachten. Ha ha, om gek van te worden, als je het allemaal voor de geest haalt. 

Lokale kwesties 
Nu de lokale kwesties: Janek was vanmiddag bij me. We moesten in de keuken zitten. Ik werkte op zijn zenuwen en zei dat ik al mijn foto’s had weggegeven, hij was ontzettend kwaad. We hebben grapjes gemaakt. We hadden het over ‘Nica en co...’. Tijdens het gesprek komt hij opeens aanzetten met dat hij het heel fijn zou vinden als hij me zou mogen zoenen. Ik zei ‘zou kunnen’ en ga verder. Hij raakte een beetje in de mineur, hij dacht zeker dat ik een of andere Tusia was of Hala Zelinger. Ik zou me alleen kunnen laten zoenen door degene van wie ik hou en hij laat me volkomen koud. 
Toen stuurde vader mij op pad, ik moest naar beneden. Janek liep met me mee. Op de trap vraag ik hem of dat zoenen nu echt zo fijn is en vervolgens dat ik benieuwd ben hoe het smaakt (dat vroeg ik echt). Toen begon hij te lachen (hij lacht erg mooi, dat moet ik toegeven) en zegt dat hij ook benieuwd is. Mogelijk. Maar ik laat me niet zoenen. Ik ben bang [dat] ik op die manier iets moois, iets zuivers kapotmaak... Ik ben bang dat het nog best eens kan tegenvallen. 

www.vergadering.nu