www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

7 RECENSIES


Adam waar ben je?
(En wat doet het ertoe?)
Willem J. Ouweneel
Gebonden boek, 384 pag.
Prijs € 29,90
ISBN: 9789058819741
Uitgever: Buijten en Schipperheijn
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Waren Adam en Eva nu de eerste mensen op aarde? Hadden ze gewoon beiden twee ouders of is Adam door God geformeerd uit het stof van de aarde en Eva uit zijn zijde? Waren zij de eerste mensen die zondigden en de eerste mensen die stierven? Was er een zondeval en was de wereld daarna anders dan daarvoor?
Weinig Nederlandse wetenschappers hebben zo bekwaam en indringend evolutionistisch denken weersproken als Willem J. Ouweneel. In de loop van de jaren is over dit onderwerp veel geschreven, ook vanuit christelijk standpunt, en heeft Ouweneels denken over vragen van schepping en evolutie zich ontwikkeld. Maar nog steeds heeft hij grote bezwaren, biologische zowel als theologische, tegen de idee van een algemene evolutie, van amoebe tot mens.
Dit boek gaat over theologische bezwaren. Veel christelijke theologen hebben hun oorspronkelijke bezwaren overboord gezet. Ouweneel betoogt daartegenover in dit boek dat als wij aannemen dat er een menselijke evolutie was, we dan toch onmogelijk de Bijbelse boodschap van Genesis 1-3, van Romeinen 5 en van 1 Korinthiërs 15 kunnen vasthouden.
Het thema van dit boek is niet de evolutieleer op zichzelf. Veeleer gaat het om de vraag of, als wij de menselijke evolutie aannemen, het orthodoxe christendom overeind gehouden kan worden.

Lees ook:
  1-8-2018 Engels Interview over Adam, where are you?
24-5-2018 Reactie Jan van Meerten op "evolutionisten vs WJO"
22-5-2018 CIP: Boze brief van de christelijke evolutionisten tegen WJO
15-5-2018 RD: Willem Ouweneel in broederlijke strijd met Van den Brink over evolutieleer

..


7. - 29 september 2018 - waaromschepping.wordpress.com...

Adam, waar ben je? (recensie)

Boekrecensie door Gert-Jan van Heugten

Willem Ouweneel is terug in het evolutiedebat. Aanleiding? Het boek van Gijsbert van den Brink... Want de stellingname van Van den Brink en de Amerikaanse theďstisch evolutionistische organisatie BioLogos, daar kan Ouweneel het niet mee eens zijn…

In Adam, waar ben je? onderzoekt Ouweneel eenzelfde soort vraag als Van den Brink deed in En de aarde bracht voort: als de evolutietheorie waar is, wat blijft er dan nog over van het (orthodoxe) christendom? Waar Van den Brink concludeert dat het allemaal wel meevalt, ziet Ouweneel grote, onoverkomelijke problemen met theďstische evolutie, waar hij (en ik meen terecht) theďstisch evolutionisten op ter verantwoording roept.

Besef van zwakheden
In zijn probleemstelling (hoofdstuk 1) merkt Ouweneel op dat veel theologen helemaal geen weet hebben van de zwakke punten van de evolutietheorie:

[I]n het algemeen zijn biologen meer bereid om naar tegenargumenten [betreffende de evolutieleer, -GJH] te luisteren en te debatteren dan theologen. De eenvoudige reden daarvoor is dat biologische generalisten op z’n minst enig besef hebben van de zwakheden van de evolutieleer, maar theologen meestal niet. (P. 17, nadruk in origineel)

Theologen zien de evolutieleer dus vaak als een gegeven, waar men wat mee moet. Ouweneel bespreekt verschillende standpunten, inclusief die vertegenwoordigd door thevo’s als Van den Brink en de BioLogos-medewerkers Denis Lamoureux en Peter Enns. Hun standpunten vat Ouweneel collectief samen als de AGH-hypothese, waarbij ‘AGH’ staat voor ‘Adam als Geëvolueerde Hominide’. Wie die AGH-Adam was (een individu of een groep) en wanneer hij evolueerde, verschilt nogal. Iedere AGH’er geeft er zijn eigen invulling aan.

Evolutionisme
Het interessante aan Ouweneel is dat hij zowel biologie, theologie als filosofie heeft gestudeerd. Hoewel dit boek een duidelijke theologische insteek heeft, schemeren ook de andere twee vakgebieden door. Bijvoorbeeld in hoofdstuk 2, waar hij verdedigt dat de evolutieleer (de wetenschappelijke theorie) niet los te zien is van het evolutionisme (de filosofische overtuiging die logisch voortvloeit uit de evolutiegedachte). Zelfs de meest overtuigde theďstisch evolutionist zal zeggen van het evolutionisme afstand te nemen.

Zondeval
De val van Adam neemt een centrale plek in in het boek. Maar liefst drie hoofdstukken (7, 8 en 9) handelen over de thematiek rond de zondeval. Hiervoor heeft Ouweneel al vastgesteld dat Genesis, hoewel het geen wetenschappelijk of journalistiek verslag is, toch geschiedkundige feiten weergeeft. Dat hij zo lang stil blijft staan bij de zondeval is niet vreemd: dit is een kernpunt van de orthodox christelijke leer, dat door de AGH-hypothese wordt ondermijnd. 

Het NT over Genesis
Ouweneel eindigt zijn boek met een overzicht van hoe met name Jezus, Petrus en Paulus over Genesis spraken en schreven. Het deed me deugd hierin een aantal van mijn 95 stellingen tegen revisionisme terug te zien. De Bijbel is één geheel, en je kunt niet zomaar Paulus wel geloven als hij het over Jezus heeft, en niet als het over Adam gaat:

Het is niet een kwestie van ‘kies maar uit’. Hetzelfde hoofdstuk dat Paulus’ geloof in de opstanding van Christus beschrijft, beschrijft ook de historische Adam (1 Kor. 15). (P. 280, nadruk in origineel)

Des Ouweneels
Toen ik in het schepping-evolutiedebat instapte, hield Ouweneel zich al wat meer op de achtergrond. Hij was, zo heb ik me laten vertellen, afgeknapt op bepaald creationistisch werk. Daar is wel iets van te herkennen, want Ouweneel noemt regelmatig Henry Morris, en geeft aan waar hij het met hem oneens is. Maar ook een aanduiding als ‘proto-evangelie’ voor Genesis 3:15, die je al bij de kerkvaders terugvindt, is volgens Ouweneel onjuist. Hij trekt duidelijk zijn eigen lijn, hier en daar met wat herhalingen en soms interessante ‘omslachtigheden’. Zo laat hij hier en daar wat van zijn talenkennis zien:

‘Erfzonde’ is de Nederlandse term (zoals Erbsünde de Duitse term is) voor wat de westerse kerkvaders peccatum originale (‘oorspronkelijke zonde’) noemden; vandaar de Engelse term original sin. (P. 281, cursivering in origineel)

Alles bij elkaar heeft Ouweneel een mooi werkje afgeleverd, wat hopelijk Nederlandstalige christenen weer wat meer geloofszekerheid geeft als ze aan het twijfelen zijn geraakt na het lezen van Van den Brink.


6. Toets alles -  A.P. Geelhoed - 17 augustus 2018 - www.toetsalles.nl...

W.J. Ouweneel en zijn boek “Adam waar ben je?

Recensie door A.P. Geelhoed

Willem Ouweneel heeft een boek geschreven over Adam. De titel van het boek is: “Adam waar ben je?”. In het boek verdedigt hij dat Adam een historische persoon is. Hij neemt ook stelling tegen het theďstische evolutionisme. Daar kunnen we dankbaar voor zijn. Maar helaas moeten er toch een aantal belangrijke kritische kanttekeningen bij het boek worden gemaakt.  Lees verder...


5. FOCUS op de Bijbel - 27 juni 2018 - www.focusopdebijbel.org 

Boeken over oorsprong (2):
 - Oorspronkelijk
(M.J.Paul) en Adam, waar ben je? (W.J.Ouweneel)

Recensie door Kees Fiegen

[ Deze 'dubbele' recensie is ook geplaatst bij het boek Oorspronkelijk van M.J. Paul... ]

Inleiding
Het debat over schepping-evolutie gaat door. In het vorige nummer van Focus heb ik de boeken van Gijsbert van den Brink en van William VanDoodewaard besproken... 
Nu wil ik "Oorspronkelijk" van Mart-Jan Paul, en "Adam, waar ben je?" van Willem J. Ouweneel bespreken. Beide auteurs staan op het (mijns inziens terechte) standpunt dat theisti­sche evolutie (evolutionair creationisme) een brug te ver is voor hen die trouw willen blijven aan de Schrift. Op 14 mei schonk Ouweneel een 'eerste exemplaar' van zijn boek aan v.d.Brink - een oud-student van hem. Bij die bijeenkomst bleek opnieuw hoe fundamenteel oneens beiden het zijn over de impact van het aanvaarden van de algemene evo­lutie. V.d.Brink vindt dat hij een constructief, irenisch en hoopvol boek geschreven heeft en niet vooringenomen (volgens mij is dat onmogelijk en dat blijkt ook uit zijn boek). Zijn 'stel dat de evolutie waar is' lijkt de verkeerde vraag - en volgens Ouweneel en Paul hoef je daar ook hele­maal met in te geloven.

OORSPRONKELIJK
Het boek van Paul vind ik veel beter en grondiger dan dat van v.d. Brink. Mart-Jan Paul lijkt veel beter op de hoogte van alle (ook recente) literatuur op dit terrein - er is weinig waar hij niet op ingaat. Hij bespreekt de aard van de (na­tuur)wetenschap, de opkomst en impact van de evolutie­theorie, hoe de kerkvaders over oorsprong en zondvloed dachten, de discussie over de draaiing van de aarde, hoe de Schrift spreekt over de schepping (in Genesis en verder in het OT en NT), over zondvloed-geologie, creationisme en 'intelligent design' en over alternatieve lezingen (die leiden tot theďstisch evolutionisme). In alles is hij de weloverwogen beschouwer van feiten en ideeen, maar hij betoont zich ook een zorgvuldig uitlegger van de Bijbel.

De aard van de wetenschap
Belangrijk is het onderscheid tussen soorten wetenschap. Herhaalbaarheid in het heden is het kenmerk van de obser­verende/experimentele wetenschap, die zoekt naar wetmatighe­den. Per definitie vallen eenmalige wonderen daar niet onder - wat niet wil zeggen dat ze niet hebben plaatsgevonden.

Geschiedenis, archeologie, kosmologie, veel van de geolo­gie, paleontologie en evolutiebiologie (grotendeels) horen tot de historische wetenschap, die het moet doen met interpretatie van de beschikbare bronnen, of dat nu aard­lagen, fossielen, opgegraven aardewerk of schriftelijke bronnen zijn. Paul citeert Ernst Mayer, die o.a. zegt: "De evolutionist tracht gebeurtenissen die reeds hebben plaats­gevonden, te verklaren. Wetten en technieken zijn onge­schikte technieken voor de verklaring ...".

Om die reden is wetenschap achter een smartphone heel wat zekerder dan achter de (mogelijke) afstamming van de mens.

Paul vraagt aandacht voor vier niveaus van discussie over het verleden, die nauw met elkaar samenhangen: feit, theorie, vooronderstelling (filosofie) en geloof. Een theorie zegt altijd meer dan de feiten rechtvaardigen (vandaar dat theorieën soms vervangen worden door andere). Vooronder­stellingen zijn bijvoorbeeld dat alles uit en door materie en materiële processes moet worden verklaard: dat kan niet bewezen worden. Geloofskennis is van een andere aard: je neemt aan wat een ander (Ander) zegt. Deze vier beďnvloe­den elkaar en het is goed om je daarvan bewust te zijn.

Wereldbeeld en accommodatie
De discussies over ons wereldbeeld worden vaak gebruikt in het debat over geloof versus wetenschap, en daarom gaat Paul daar uitgebreid op in. Opmerkelijk genoeg leefde het idee van een platte aarde onder kerkvaders helemaal niet: zij gingen net als de Grieken uit van de aarde als een bol. Dat dat toch vaak wordt aangehaald, is een 'terug-projectie' vanuit de 19e eeuw, zo van: 'die domme christenen geloven niet in evolutie net als ze vroeger dachten dat de aarde plat was'. Tegenwoordig noemen we dat 'fake-news' - de Bijbel leert geen platte aarde. Wat betreft het opgaan van de zon: dat is wat we nog dagelijks waarnemen. Daarom sprak Calvijn over 'accommodatie', waarmee hij bedoelde dat God zich in Zijn spreken en handelen aanpast aan wat alle mensen kunnen begrijpen. Als Hij spreekt over het opgaan van de zon, is dat precies wat we waar kunnen nemen: het is dus geen foute informatie! De Bijbel spreekt in de taal van de toeschouwer en is niet geschreven in wetenschappelijk taal - maar dat maakt wat er staat niet minder waar.

Als Hij zegt dat Hij het scheppingswerk in zes dagen heeft gedaan, dan heeft Hij, 'omdat Hij Zijn werken wilde re­gelen naar de bevatting van de mensen, een tijd van zes dagen voor Zich genomen'. Dat waren volgens Calvijn dus echt zes dagen. Daarom is het onterecht volgens Paul dat theďstisch evolutionisten zich beroepen op Calvijn. Hun accommodatie-begrip is van een heel andere orde en heeft tot gevolg dat we moeten denken dat Bijbellezers duizen­den jaren verkeerde opvattingen hebben gekregen.

Wat zegt de Schrift?
Ook hierin onderscheidt Paul zich duidelijk van v.d.Brink: er wordt in "Oorspronkelijk" echt aan exegese gedaan. Paul gaat in op datering, auteurschap en opbouw van het boek Genesis om duidelijk te maken dat de eerste elf hoofdstukken niet 'los' gelezen kunnen worden en van daaruit gaat hij in op de uitleg van met name Gen.1-3. Hierbij geeft hij heel wat argumenten voor een 'letterlijke' lezing en maakt hij duidelijk dat "het was goed" niet al­leen om functioneel goed gaat - waarmee de Bijbel strijdig blijkt met de evolutiegedachte van de 'survival of the fit­test'. Juist met dit punt worstelt v.d.Brink en daar komt hij niet ongeschonden uit.

Paul bespreekt ook grondig het getuigenis van de rest van het OT en het NT. Zijn conclusie is helder: de hele Schrift geeft hetzelfde getuigenis: God heeft aan het begin alles in korte tijd zeer goed geschapen en de zonde heeft dat bedorven. Ook het perspectief van de profeten van een Koninkrijk Gods en een nieuwe hemel en nieuwe aarde, bevestigen dit beeld.

Alternatieve lezingen
Vooral de visies van John Walton en Denis Alexander komen uitgebreid aan bod (en daarmee ook het gedachtegoed van v.d.Brink). John Walton ziet de schepping als de inwijding van een kosmische tempel: de scheppingsdagen zouden 'tempeldlagen' zijn, maar in de tekst vinden we daarvoor geen aan­wijzingen. Volgens Walton zijn Adam en Eva 'archetypen' en staan ze dus voor een hele groep mensen. Daarmee worden de eerste hoofdstukken a-historisch, wat volgens Paul op z'n minst merkwaardig is in het licht van de geslachtsregisters. Walton gaat ook uit van een regionale vloed, maar dat maakt God in Gen.9:15 tot een onbetrouwbare God: regionale over­stromingen zijn er immers nog wel geweest.

Denis Alexander ziet Adam als een neolithische boer, min of meer in de lijn van v.d.Brink: zo'n achtduizend jaar gele­den koos God Adam en Eva uit - dat worden dus een soort verbondshoofden. Maar waarom koos God er dan voor om ons dat niet in eenvoudige taal mee te delen - zoals Hij dat wel deed met de keuze van Abraham? Ook is de dood er dan al voor Adam, in strijd met bv. Rom. 5:14.

Paul vraagt zich ook af wat het nut is van het aanstellen van de mens als rentmeester als hij zo laat in de geschiede­nis verschijnt - en God heeft Zich pas heel laat laten kennen, wat in tegenspraak is met Rom.1:18-23. En hoe zit dat met de zondeval en het hoofdschap van Adam en Christus (Rom.5:12-21)? Alexander beschouwt de dood als onderdeel van de schepping, volgens Paul wordt de dood daarmee los­gemaakt van Gen.3 - en is de dood dan nog wel een vijand?

Een breed opgezet werk
Paul gaat uitgebreid in op leven, werk en opvattingen van Darwin. Ook hier is hij veel beter op de hoogte dan v.d.Brink (heeft o.a. kennis genomen van zijn brieven) en maakt hij duidelijk dat Darwin afstand nam van de Bijbel en dat hij God of goddelijke interventie niet in rekening wilde brengen. Ook de gevolgen van Darwins evolutietheorie (zoals het sociaal darwinisme) en het verdere vervolg komen aan bod.

Daarnaast besteedt Paul grondig aandacht aan zondvloed­geologie, intelligent design en creationisme, met een goed stukje wetenschapsgeschiedenis op deze punten en verwij­zingen naar allerlei organisaties die op dit terrein werk­zaam. zijn. Ook het debat onder theologen komt aan bod en opnieuw wordt duidelijk hoe vaak mensen als v.d.Brink selectief winkelen in het gedachtegoed van voormannen als Abraham Kuyper.

Conclusie
Darwins leer heeft grote gevolgen en als we niet uitkij­ken ook voor ons geloofsleven. Volgens Paul laat de Bijbel steeds weer zien dat het geloof berust op historische gebeurtenissen. Het geloof in de Bijbel en in de God die Zich daarin openbaart, gaat vooraf aan alle vormen van weten­schap - een vaste grond van de dingen die men hoopt en bewijs van de dingen die men niet ziet (Hebr. 11: 1).

Er valt nog veel meer te zeggen over dit prachtige boek (waar Paul twee jaar aan heeft gewerkt), maar hierbij wil ik het laten. Het is wel een studieboek (dus neem er de tijd voor!), maar van harte aanbevolen voor allen die zich in dit onderwerp willen verdiepen. Paul schrijft niet polemisch en blijft met zijn oordelen mild en (te?) voorzichtig, maar mede daardoor is dit een krachtig en zeer grondig boek.

Er is een dunnere en meer toegankelijke versie verschenen onder de titel "Waar komen wij vandaan?" (184 i.p.v. 528 pagina's; ongeveer de helft van de prijs) - geschreven op het niveau van leerlingen uit de bovenbouw havo-vwo. Dat heb ik niet gelezen.

[ Deze recensie is ook geplaatst bij het boek Oorspronkelijk van M.J. Paul... ]

 

Willem J. Ouweneel - ADAM WAAR BEN JE?

De opzet van het boek van Ouweneel is anders. Goed valt te herkennen wat zijn achtergrond is: achtereenvolgens gepromoveerd in de biologie, filosofie en theologie. In zijn 'Woord vooraf' vertelt hij over zijn eigen gang door het onderwerp schepping-evolutie, markeert hij zijn positie en maakt hij duidelijk dat hij toch niet zo van mening veran­derd is als een poos het geval leek te zijn. Hij schrijft dat zijn ogen weer geopend zijn toen hij de boeken van the­ďstische evolutionisten las en een boek uit 2009 ("Should Christians embrace evolution?" onder redactie van Nevin). Ouweneel heeft zijn boek dan ook niet geschreven als re­actie op v.d.Brink: het idee lag er langer. De Nederlandse uitgave is er eerder dan de Engelse: die komt mogelijk van de zomer uit) en is iets uitgebreider. Ouweneel benadrukt dat hij niet tegen personen maar tegen ideeën schrijft.

Probleemstelling
In het eerste hoofdstuk geeft hij een voorschot op de rest van het boek en zet hij in grote lijnen uiteen waar het pro­bleem van de theďstische evolutie ligt: dat is de focus van het boek. Typerend voor zijn benadering is dat hij begint met een citaat van 2Tim.4:3,4 - dat eindigt met zich tot de fabels (mythen) wenden. In de loop van zijn boek maakt hij duidelijk hoezeer Darwins grote verhaal en zeker ook de diverse alternatieve 'reconstructies' van Gen.1-3 in feite mythen zijn. Dat evangelisch-reformatorische helden als Keller, Stott, Packer en McGrath zich hiertoe hebben gewend, is eigenlijk verbazingwekkend. Met David zegt Ouweneel dan: Hoe zijn de helden gevallen in het midden van de strijd (2Sam.1:25). We kunnen veel waardering hebben voor hun werk, maar ons tegelijk verbazen hoe ze evolutie gewoon accepteren. Een kopje op p.25 laat zien welke weg Ouweneel inslaat: 'Wright moet beter nadenken.' Ook van ande­re alternatieve lezers zegt hij dingen als 'dat ze zich in allerlei bochten moeten wringen' en 'hoe kunnen ze zo voorbijgaan aan war Paulus en de Heer jezus leren in het NT?'

Ouweneel merkt op dat de groep biologen en theologen achter BioLogos nogal uiteenlopende visies hebben - een aanwijzing dat ze het ook niet weten, of gewoon een vals probleem hebben opgeworpen. Volgens Ouweneel moet je als christen altijd beginnen met de openbaring (en van daaruit beoordelen wat de wetenschap eventueel te zeggen heeft), anders raak je uiteindelijk zelfs het evangelie kwijt.

De evolutieleer
Ouweneel laat vooral vanuit de wetenschapsfilosofische vragen zien dat de evolutietheorie niet los te koppelen is van het evolutionisme: nergens in de natuurwetenschap­pen spelen ideologische vooroordelen zo'n sterke rol als bij de evolutieleer. Vanaf het begin hebben Darwin en de zijnen een principieel atheistische koers gevaren.

Ouweneel maakt wel onderscheid tussen de evolutionaire populatie-theorie (de speciale evolutietheorie) en de algemene evolutietheorie. De eerste gaat over de (in feite horizontale) vorming van soorten binnen een bepaald basistype - je kunt dat ook variatie op een thema noemen. Denk aan het uiteenwaaieren van de katachtigen (die alle direct of indirect kruisbaar zijn). De speciale evolutietheorie is goed toetsbaar, al zijn de mechanismen waarschijnlijk vaak anders dan Darwin veronderstelde. Ouweneel zegt terecht dat Linnaeus al zo'n idee was toegedaan, maar jammer genoeg worden de Duitse tegenstrevers van Darwin (zoals zo vaak) niet genoemd: Von Humbold, Gegenbauer en Von Baer vonden eveneens dat verandering mogelijk was, maar alleen binnen een Grundtype. In de huidige tijd kunnen we het grondige werk van Junker en Scherer op dit terrein noemen.

De algemene evolutietheorie gaat over verandering van type, over innovatie: de evolutie van amoebe tot mens. Hier­voor is geen werkend (genetisch) mechanisme bekend, maar het enige alternatief (ontwerp van verschillende basistypen) vraagt geloof in een Schepper. Omdat dat onaanvaardbaar is, blijven de meeste biologen vasthouden aan het geloof (want dat is het!) in algemene evolutie - inclusief het spontaan ontstaan van leven op de een of andere manier.

Theďstisch evolutionisten vallen tussen wal en schip. Gewo­ne evolutionisten vinden het idee van Gods voorzienigheid maar niks (ze hebben dat niet nodig, zeggen ze) en Bijbel­getrouwe christenen willen Genesis niet door de bril van Darwin lezen en vooral Gods scheppingswerk niet vervan­gen door Gods voorzienigheid (werken op de achtergrond).

De derde weg bij het lezen van Genesis
Volgens Ouweneel zijn er bij het lezen van Genesis drie mogelijkheden, maar velen (zoals v.d.Brink) doen alsof er maar twee zijn:
1. Concordisme is de gedachte dat Bijbelse uitspraken over de natuurlijke wereld overeenkomen met de we­tenschappelijke feiten.
2. Perspectivisme is de gedachte dat we de theologische inhoud van de Bijbel moeten onderscheiden van het wereldbeeld waarin dat is opgeschreven.
Beide benaderingen lijden aan hetzelfde euvel, want de Bijbel is niet geschreven in de taal van de wetenschap en dringt ons ook niet een bepaald wereldbeeld op. Ander­zijds is de wetenschap beperkt in haar mogelijkheden en kan zij ons principieel niets vertellen over de oorsprong van alles.
3. De derde optie is veel logischer: de Bijbel openbaart ons geen wetenschap, maar als zij ons iets vertelt over de na­tuur, de kosmos en de geschiedenis, dan is dat feitelijk juist. De Bijbel spreekt daarbij vanuit het perspectief van de waarnemer. Daarom lezen we over zonsopgang e.d., net zoals wij dat nu ook nog steeds doen. Heel Genesis is prin­cipieel historisch volgens Ouweneel, net als volgens Augus­tinus en Calvijn.

De historische Adam
Het boek Genesis heeft een feitelijke stijl: het is niet dichter­lijk. Maar Ouweneel vindt het minder vruchtbaar om over een letterlijke lezing te spreken - want wat bedoelen we dan precies? Heeft God met zijn handen klei genomen om Adam te boetseren - of is dat beeldspraak? Ouweneel denkt het laatste, maar volgens hem wordt de tekst hiermee niet min­der historisch: God heeft echt Adam uit stof gemaakt en ver­volgens tot een levende ziel gemaakt door Zijn Adem (Geest) in hem te blazen. En daarbij schiep Hij iets nieuws, zoals elke keer als het woord scheppen wordt gebruikt (in Gen.1:1,20 en 27) - uit het niets (wat er niet van tevoren was): eerst materie, daarna de ziel (van de dieren) en daarna de mens met een geest. Kort geef ik zeven argumenten van Ouweneel voor een historische Adam en Eva - de eerste mensen:
1. Er is geen breuk tussen H 1-11 en H 12-50.
2. Geslachtsregisters voeren terug naar Adam als eerste, zelfs als zoon van God (Luk.3).
3. Jezus sprak over Adam en Eva als historische figuren en het eerste echtpaar.
4. Zonder Adam geen oorspronkelijk zeer goede mensheid.
5. Paulus noemt Adam de eerste mens.
6. Het huwelijk grondt in Adam en Eva.
7. Adam is een type / antitype van Christus.
Bovendien wordt Gods gebiedend spreken bij de schepping wel heel langzaam van effect als de mens pas na miljoenen jaren op het toneel verschijnt.

Wie is de mens?
Dit is het hart van het boek: biologie, filosofie/psycholo­gie en theologie komen samen in een Bijbelse visie op de mens als een eenheid van lichaam, ziel en geest. De Roomse kerk ziet het lichaam als product van de evolutie en de ziel/geest als geschapen door God: volgens Ouweneel een versmelting van het scholastisch dualisme (onze Griekse erfenis, waarbij het lichaam lager wordt gewaardeerd) en modern evolutie-denken, beide even verwerpelijk. Theďs­tisch evolutionisten bewandelen óf dit pad óf gaan ervan uit dat typisch menselijke eigenschappen kunnen worden herleid tot dierlijke. In het laatste geval wordt het nog lastiger om de zondeval een goede plek te geven, maar in beide gevallen is de dood er al voordat de mens er was en waren de voorouders geen fraaie types - met doodslag, ste­len en hoereren.

De mens is geen 'wat' maar een 'wie' en volkomen uniek t.o.v. de dieren. Ouweneel onderscheidt vijf humaan-structuren, waarvan de eerste vier ook bij de dieren zijn te vinden. Net als de dieren zijn we gemaakt uit materie, hebben we cel­structuren, nemen we waar en hebben we een gevoelsle­ven. Maar bij de mens zijn die aangelegd op het mens-zijn. Een mens kan denken, overwegen, spreken, uitvinden, wilsbeslissingen nemen: dat is de mentale structuurlaag, die wordt gedragen door de andere lagen. Liefhebben kun je beschrijven in termen van hormonen, uitwisseling van ionen door celmembranen en lichamelijke reacties - maar dan beschrijf je alleen wat er gebeurt op de lagere niveaus, je verklaart er niets mee.

Hier steekt Ouweneel een spa dieper dan Paul. Bij elke structuurlaag legt hij uit dat deze niet uit een vorige laag valt te herleiden en dus een Schepper vraagt, en ook hoe bijzonder de mens hierin is. De mens is, anders dan de dieren, een geestelijk (religieus) wezen en zijn zwaarte­punt ligt in feite buiten hemzelf: in relatie tot God (of de afgoden). De mens is zowel immanent als transcendent - geschapen als hij is naar het beeld en de gelijkenis van God. De mens is een eeuwigheidswezen en hij is geschapen om te heersen over de hele schepping. Theďstisch evolutio­nisten staan hier met de mond vol tanden ...

En verder
Ouweneel gaat ook uitgebreid in op alles rond de zondeval en hoe in het Nieuwe Testament over deze zaken wordt gesproken. Zonder een historische eerste mens en een wer­kelijke zondeval (de ene daad met de 'erfzonde' en de dood als gevolgen), gaat de uitleg van Paulus over de ene daad van gerechtigheid (in Rom.5:12-21) en de gevolgen daarvan voor ons, volkomen de mist in. En waarom zouden we wel in de opstanding geloven (waar de natuurwetenschap immers ook geen verklaring voor heeft) en niet in een "Hij sprak en het was er"? In dit verband maakt Paulus in 1Kor.15 de vergelij­king tussen een historische eerste mens (die leven ontving) en een even historische tweede mens (die leven geeft).

Over Paulus durven theďstisch evolutionisten wel te zeggen dat hij een antiek wereldbeeld had (en dat we hem daarom in dat opzicht niet serieus hoeven te nemen), maar hoe zit dat met Jezus zelf? Hij gaat evenzeer uit van de historiciteit van Genesis 1-11.

Condusie
Ouweneel maakt in dit grondige boek duidelijk wat de gevolgen zijn van een niet historische lezing van Genesis 1-11. Hij neemt scherper stelling dan Paul en is in zijn Bijbelse mens-visie grondiger, maar beide auteurs wijzen dezelfde weg (ook in hoe de Bijbel dan wel gelezen moet worden). Het is niet nodig om de algemene evolutie aan te nemen en het is theologisch een schadelijke weg. Ouwe­neel citeert ook orthodoxe rabbijnen en apocriefe boeken. Een enkele vraagteken zet ik slechts, zoals (met Paul) bij de gedachte dat Gen.1:2 wijst op een strijd met chaos­machten: woest en leeg slaat mijns inziens gewoon op on­gevormd. Aan het einde van de zes dagen zegt God immers dat alles zeer goed was? Daarom plaats ik de val de satan daarna (zie ook Ez.28:12-15).

Maar overigens beveel ik dit boek van harte aan: heel veel argumenten van allerlei auteurs worden grondig bespro­ken en de stellingname van Ouweneel is heel helder en goed gefundeerd.


4. LEESTAFEL.info - 25 mei 2018 - www.leestafel.info/willem-j-ouweneel...

ADAM WAAR BEN JE? En wat doet het ertoe?
Een theologische evaluatie van de nieuwe evolutionistische hermeneutiek

Recensie door Henk Hofman

Adam, waar ben je? Dat is de vraag die God stelde nadat Adam en Eva van de verboden vrucht hadden gegeten en zich uit angst voor de gevolgen verborgen hielden in de Hof van Eden.

Is Adam een historische persoon? Volgens Ouweneel wel. Hij kant zich tegen elke poging om het christelijk geloof in overeenstemming te brengen met de evolutietheorie (die de historiciteit van Adam miskent). Vorig jaar schreef G. van den Brink, hoogleraar Theologie en Wetenschap aan de Vrije Universiteit te Amsterdam in zijn boek En de aarde bracht voort dat de evolutietheorie weliswaar niet bewezen was, maar wel over sterke papieren beschikte. Van den Brink probeerde vast te stellen op welke punten evolutie en christelijk geloof samen kunnen gaan. Volgens Ouweneel zal deze aanpak onherroepelijk uitlopen op vrijzinnigheid, is het niet bij Van den Brink, dan bij zijn volgelingen. Van den Brink zelf beweert dat hij ‘gereformeerd’ wil blijven.

Ouweneel lijkt me wel bij uitstek de geschikte gesprekspartner voor Van den Brink en zijn geestverwanten. De schrijver is namelijk driemaal gepromoveerd. Eerst in de biologie, vervolgens in de filosofie en tot slot in de theologie. De vragen die ontstaan op het snijvlak van biologie, evolutie en theologie met filosofie moeten bij uitstek liggen op het terrein van deze breed gevormde wetenschapper. In evangelische en protestantse kringen geniet hij grote bekendheid als publicist en spreker.

Het is boeiend om de methodiek en de argumentatie van deze twee deskundigen te volgen en te beoordelen op hun steekhoudendheid.
Van den Brink zegt: stel dat de evolutie waar is, wat zijn dan de gevolgen voor het christelijk geloof in schepping en zondeval?
Ouweneel volgt eigenlijk de omgekeerde route. Hij laat zien op welke punten evolutie botst met de Bijbelse verkondiging van schepping en zondeval.
Van den Brink gaat meer uit van het gewicht van wetenschap. Ouweneel neemt het gezag van de Bijbel serieus en stelt dat voorop.
Van den Brink toetst de Bijbel aan de wetenschap. Ouweneel toets de evolutie aan de Bijbel. Is voor de eerste de wetenschap het uitgangspunt, voor de ander is dat de Bijbel.

Nu is het boek van Ouweneel meer dan een tweestrijd met Van den Brink. Het gaat Ouweneel om een internationale stroming van theďstische evolutionisten. Dat zijn wetenschappers, schrijvers en christenen die menen dat God door middel van evolutie heeft geschapen. In Nederland is Van den Brink nu de representant geworden van deze stroming.

Ouweneel is duidelijk in zijn stellingname. Het is hem als bioloog onmogelijk om te geloven in een algemene evolutie van amoebe tot mens. En als theoloog stelt hij dat de opvattingen van de theďstische evolutionisten niet te verzoenen zijn met Bijbelse uitspraken over schepping – zondeval – opstanding – en voleinding. De Bijbelse eenheid van spreken over dit kwartet van kernzaken wordt doorbroken als de Bijbel het al in Genesis mis heeft over schepping en zondeval.

Het is onmogelijk om in het korte bestek van een recensie de argumentatie van Ouweneel op de voet te volgen en te beoordelen. Kort gezegd vind ik zijn betoog doorwrocht en zeer overtuigend. De schrijver beschikt over een indrukwekkende Bijbelkennis, onderbouwt alles wat hij zegt met verwijzingen naar Bijbelteksten en komt heel gezaghebbend over. Uit alles blijkt dat de schrijver zich nauw betrokken voelt bij dit onderwerp. De meer polemische hoofdstukken zijn dan ook gloedvol en met passie geschreven.

De behandeling van dit onderwerp is zo uitputtend dat je gerust kunt stellen dat Van den Brink in zijn boek onvoldoende in kaart heeft gebracht welke prijs hij betaalt voor zijn theorie. Ouweneel stelt klip en klaar dat evolutie niet te verzoenen valt met schepping (volgens Genesis). Het is het een of het ander. Je moet kiezen. Ik ben dan ook erg benieuwd of Van den Brink in staat is de argumenten van Ouweneel te weerleggen. Het lijkt mij dat hij er niet omheen kan om serieus op dit boek in te gaan.

In tien hoofdstukken breekt Ouweneel het bouwwerk van de theďstische evolutionisten steen voor steen af. Soms lijkt de schrijver zichzelf te verstrikken in de stortvloed van gegevens. Ouweneel overtuigt mij niet als hij schrijft dat de opstellers van het rapport over de vrouw in het ambt binnen de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt er geen andere hermeneutiek op na houden (blz. 99). Het rapport zelf formuleert namelijk wel degelijk een eigen hermeneutische sleutel (Rapport Deputaten m/v in de kerk. Mannen en vrouwen in dienst van het Evangelie, blz. 7). De opmerkingen over literalisme en biblicisme in relatie tot historiciteit lijken wat spitsvondig in hun uitwerking (blz. 126).

Het boek wordt afgerond met vijf aanhangsels, een bibliografie en een zeer uitgebreide inhoudsopgave (ter vervanging van een register). Het boek is in een mooie stevige band gebonden. Het fraaie omslag is geënt op een gravure van Albrecht Dürer.

Ouweneel heeft een heel waardevolle studie toegevoegd aan het debat over de oorsprong van de mens en het leven.


3. FACEBOOK - 13 mei 2018 - https://www.facebook.com/janwillemgrievink

ADAM WAAR BEN JE? En wat doet het ertoe?

Recensie door Jan-Willem Grievink

Het boek is een ‘must-read’ voor iedereen die als christen te maken heeft met de evolutietheorie en het toenemend aantal christenen die deze (gevaarlijke) theorie omarmen.

Een vlammend betoog met vele honderden uitvoerige citaten van al die wetenschappers die de Bijbel proberen te verbinden met evolutie. WJO toont aan hoezeer ze daarmee vast gaan lopen en hoe gevaarlijk hun standpunten zijn.

In mijn woorden samengevat: als je de schepping, de zondeval en de eerste Adam niet gelooft, waarom zou je dan wel de laatste Adam geloven, de wedergeboorte, de wonderen, de wederkomst en straks de nieuwe hemel en de nieuwe aarde...? want dat is dan toch ook symboliek; het wordt dan ook evolutie en het is een kwestie van gewoon de tijd zijn werk laten doen....  Je kunt dan net zo goed de hele Bijbel weggooien, dat is dan consequenter en eerlijker.

WJO schreef een prachtig boek. Niet gemakkelijk te lezen, maar het is dan ook een theologisch wetenschappelijk ‘weerwoord’ tegen de nieuwe lichting christen-wetenschappers die het vergif van de evolutietheorie zijn gaan omarmen.


2. - 7 april 2018 - www.rd.nl 

Willem Ouweneel: In theďstische evolutionisme gaat het niet om onschuldige zaken

Recensie door prof. dr. M. J. de Vries

Het lijdt geen twijfel dat velen zullen willen weten hoe prof. Willem Ouweneel staat in de huidige discussie over schepping en evolutie, na het verschijnen van de boeken van onder meer prof. Gijsbert van den Brink en prof. Mart-Jan Paul.

Ouweneel begon ooit als overtuigd creationist, maar lijkt die weg later verlaten te hebben, al heeft hij nooit gekozen voor theďstisch evolutionisme.

In ”Adam, waar ben je?” neemt hij heel nadrukkelijk stelling tegen het theďstisch evolutionisme. Zoals we dat van Ouweneel gewend zijn, doet hij dat met stevige bewoordingen. Ik citeer uit het Woord vooraf: „Maar in mijn optiek is hun manier (dat wil zeggen die van de theďstische evolutionisten, MJdV) om te proberen Genesis 1-3 te lezen door de bril van de evolutieleer een ramp.” En even verderop: „Ik probeer de motieven van deze auteurs niet te beoordelen; ik zeg alleen dat ik hun resultaten als rampzalig beschouw.”

Waarom rampzalig? „Het is mijn vaste overtuiging dat zij niet alleen een Bijbelse visie op de mens en op de zonde verliezen, maar uiteindelijk ook op de Schrift, op het heil en op Christus zelf.”

Schuiven
Daarmee is de toon voor het boek gezet. Ouweneel laat zien dat het in het theďstisch evolutionisme niet om onschuldige zaken gaat....

Lees verder...


1. CIP - 6 april 2018 - www.cip.nl

Wil de juiste Adam opstaan alsjeblieft?

CIP-artikel door Willem J. Ouweneel

Dankbaar mag ik schrijven dat mijn boek over Adam uit is, mét de vraag die God hem ooit stelde: ‘Waar ben je?’ In het Hebreeuws zijn deze drie woorden slechts één woord: ajjÄ“kah? In de antieke Griekse en Syrische vertalingen is de eigennaam aan deze vraag toegevoegd: ‘Adam, waar ben je?’ De vraag kan letterlijk opgevat worden: ‘Waar heb je jezelf verborgen?’, maar ook figuurlijk: ‘In welke toestand verkeer je?’ Uiteraard waren de antwoorden op beide vragen al aan God bekend. Maar Hij wilde dat de eerste mens zelf met de antwoorden zou komen.


In de titel van mijn boek heeft Gods vraag zowel een figuurlijke als een uitgebreide betekenis: Adam, waar kunnen we je vandaag vinden? Ben je verdwenen in de ‘bosschages’ van mythe, sage en archetype? Ben je verdwenen in een ‘bosschage’ dat zwaar beďnvloed is door het evolutiedenken, waarin je misschien nog wel ‘historisch’ bent, maar waarin je nauwelijks nog lijkt op het bijbelse plaatje? Of ben je nog steeds waar je duizenden jaren geweest bent: in de feitelijke wereld van de echte geschiedenis? Kunnen wij nog steeds vertrouwen wat Mozes, Jezus en Paulus ons over jou verteld hebben, of moeten we vandaag luisteren naar de stemmen van de ‘moderne wetenschap’ om te begrijpen wat zij bedoelden? Ben jij direct geschapen door God, misschien 6.000-10.000 jaar geleden, of ben je het product van miljoenen jaren evolutie?

Wil de juiste Adam opstaan alsjeblieft? Het is een beetje als het oude tv-spelletje: ‘Wie van de drie?’ Je kunt vandaag inderdaad kiezen uit (minstens) drie Adams:
(A) De Adam van de ‘vrijzinnige’ theologen; dat is de Adam die al vóór de opkomst van het moderne evolutionisme ontworpen werd: de mythische Adam, eventueel afgeleid van de oude Soemerische of Babylonische mythologie....

(B) De Adam van theologen die, als het om de hoofdpunten van het christelijk geloof gaat, ‘orthodox’ zijn, maar als het om Genesis 1-3 (of 1-11) gaat ‘vrijzinnig’. De meest progressieve leden van deze groep geven eigenlijk al helemaal niet meer om een of andere ‘historische’ Adam of een ‘historische’ zondeval. De meest behoudende leden van deze groep willen nog wel graag vasthouden aan een ‘historische’ Adam of ‘historische’ zondeval, alleen lijken die twee bitter weinig op de historische Adam en de historische zondeval zoals we die uit de Bijbel kennen.

(C) De Adam van orthodoxe theologen die niet alleen vasthouden aan de hoofdpunten van het christelijk geloof, maar ook aan de historiciteit van Genesis 1-3 (of 1-11). Dat begrip ‘historisch’ is nog best lastig; daar besteed ik in mijn boek dan ook een heel hoofdstuk aan. Maar het betekent op z’n minst dat men Genesis 1-11 leest ongeveer zoals Jezus en Paulus dat lazen.........

Lees verder...

www.vergadering.nu