www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

De boeken van W.J. Ouweneel

8 RECENSIES


Het Godsgetal (roman)
Willem Ouweneel
Uitgave Aspekt, Soesterberg 2002
286 blz., euro 19,98
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...
of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Een driedubbele raamvertelling: de auteur heeft beslag gelegd op het manuscript van de psychotherapeute Olga de Vreugd. Binnen het raamwerk van een door haar geschreven in- en uitleiding, die de sleutel tot het verhaal biedt, geeft zij het rapport weer van haar patiënt Edwin Achtel. Edwin beschrijft in dit therapeutisch verslag zijn belevenissen met zijn vriend, de sekteleider Winfried Kohn. De geniale Kohn heeft via zijn gegoochel met 'het Godsgetal' berekend dat de wederkomst van Christus zal plaatsvinden in het najaar van 2002. Hij verzamelt een grote menigte mensen om zich heen op zijn boerderij in Maartensdijk, geheel volgens de beginselen van 'het Godsgetal.' Die massa weet hij volstrekt aan zich te binden en haar geleidelijk toe te leiden naar de uiteindelijke, onverwachte catastrofe. Door het verhaal heen, waarin de muziek een grote rol speelt, loopt de draad van de ontluikende liefde tussen Edwin en Winfrieds vrouw, de 'Messiaanse' positie van Winfrieds dochter, en de verborgen rollen van de verschillende, hoofdpersonen. Die rollen komen pas aan het eind van het boek aan het licht, in de ontknoping van deze beklemmende 'theologisch-mathematische thriller'.
 

8 RECENSIES


8. Biblion - 2012 - www.deboekensalon.nl 

Boekrecensie door Biblion

In een rapport aan zijn psychotherapeute doet Edwin Achtel verslag van zijn belevenissen met zijn vriend Winfried Kohn. Deze is een cijfer-fetisjist, bezeten van getallensymboliek. Hij gebruikt die bij zijn (al te) letterlijke uitleg van de Bijbel. Op grond van zijn gegoochel met 'het Godsgetal' meent hij te kunnen vaststellen dat de wederkomst van Christus zal plaats vinden in het najaar van 2002. Winfried, die zich ontpopt als een zelotische sekteleider, verzamelt enige honderden aanhangers op zijn boerderij in Maartensdijk. Daar ontwikkelen zich extatische toestanden, waarbij klassieke religieus-vocale muziek een belangrijke rol speelt. Edwin volgt zijn vriend met toenemende twijfel en ontspringt ternauwernood de dans wanneer Winfrieds actie in een catastrofe eindigt. 

Het boek wordt wel terecht aangekondigd als een theologisch-mathematische thriller, maar laat de lezer enigszins verdwaasd achter wanneer hij zich door de veelheid van woorden en cijfers heeft heengeworsteld. 

Dit is de tweede roman van de met name in EO-kring bekende bioloog/theoloog (1944), na 'De kleine kudde' uit 1989*. Paperback; kleine druk, volle bladspiegel. 


7.  Reformatorisch Dagblad - 27-7-2010 - www.refdag.nl




door Rudy Ligtenberg

Nieuws rond sekte inspireert tot schrijven roman

Een boek komt nooit uit de lucht vallen. Het kost schrijvers vaak veel zoek- en denkwerk om tot een mooi resultaat te komen. Waar halen ze het vandaan? In een vierdelige zomerserie komen schrijvers aan het woord over hun inspiratiebronnen. Vandaag deel 2: Willem Ouweneel over ”Het Godsgetal”.

Meer dan 130 boektitels staan er op zijn naam. Theologische studies, boeken over psychologie, biologie, geschiedenis, filosofie, noem maar op. En, een beetje verdwaald daartussen, een paar romans. „Waarom zou een schoenmaker zich bij zijn leest moeten houden?” lacht dr. Willem Ouweneel op het zonovergoten terras van een uitspanning net buiten Maartensdijk. „De filosoof K. J. Popma schreef ook romans, Simon Vestdijk was arts en de Italiaanse schrijver Umbert Eco is eigenlijk taalkundige.”

Ouweneels eerste fictieboek was een historische roman over de hugenoten. ”De kleine kudde” verscheen in 1989. Het vervolg daarop, ”Een veldhoen op de bergen”, kwam in 2005 uit. Het verhaal speelt in St. Vincent de Durfort in de Vivarais – tegenwoordig de Ardèche. „Ik kende de streek omdat we daar vaak op vakantie waren. De geschiedenis boeide me en ik dacht: Laat ik die eens in verhaalvorm vertellen. Een historische roman schrijven is relatief gemakkelijk, omdat het raamwerk er al is.”

In 2006 schreef Ouweneel een roman in dagboekvorm. In het spoor van tienduizenden andere mensen liep hij de Camino, de pelgrimsweg naar Santiago de Compostella, waar de beenderen van de apostel Jakobus zouden liggen, en deed daar verslag van. Een sterk autobiografisch boek dus.

Daartussenin verscheen, als een bliksemflits bij heldere hemel, ”Het Godsgetal”, een roman die onmogelijk ”historisch” kan zijn omdat het boek zich afspeelt in het jaar van verschijnen, 2002, en zelfs de grens van de toekomst passeert. Ouweneel waagde zich aan onvervalste fictie.

Hoewel. „Rond het jaar 2000 speelde de zaak rond het Efraimgenootschap. Sekteleider Van Geene verkondigde dat op 1 januari 2002 de wereld zou vergaan. In Heinenoord verzamelde hij een groep  volgelingen die met hem de jongste dag afwachtte. Daardoor begon ik belangstelling te krijgen voor het fenomeen sekte en werd ik geïnspireerd om een roman over dit onderwerp te schrijven. De hoofdpersoon in ”Het Godsgetal” is Winfried Kohn, een begaafde persoonlijkheid met een grote belangstelling voor getallensymboliek in de muziek en in de Bijbel. Op grond van het Bijbelboek Daniël berekent hij ongeveer het moment waarop Jezus zou terugkomen.”

”Het Godsgetal” speelt zich af bij Maartensdijk. Waarom? „Een juwelier presenteert zijn ringen op zwart fluweel. Maartensdijk is een van de plaatsen in Nederland met een standvastige, orthodoxe bevolking, met maar één plaatselijke hervormde kerk. Het verhaal van Winfried Kohn en zijn sekte heb ik bewust tegen deze achtergrond geplaatst om het des te sterker te laten uitkomen. Bovendien ken ik de omgeving hier goed.”

Winfrieds Bijbeluitleg komt heel overtuigend over. Geloofde u heimelijk zelf in zijn berekening van het einde der tijden? „Winfried geloofde dat Jezus in september van 2002 zou terugkomen. ”Het Godsgetal” verscheen een paar maanden daarvoor. Ik heb echter geen seconde geloofd dat in september de wereld zou vergaan. Het verhaal is geraffineerde nep. Mijn bedoeling was juist om te laten zien dat je door met getallen te goochelen vrijwel alles kunt ‘bewijzen’. Dat mensen verbaasd zijn als ze horen dat ik geen waarde hecht aan Winfrieds Bijbeluitleg, geeft aan hoe suggestief zijn berekeningen zijn. Het pleit voor de kracht van de argumenten die hij gebruikt. Voor mij is het een bevestiging dat je mensen heel gemakkelijk gek kunt maken met een sterk verhaal.”

Ik moest tijdens het lezen wel denken aan uw metahistorische trilogie (”De negende koning”, ”De zevende koningin” en ”De zesde kanteling”) waarin u Bijbelse profetieën op een enigszins vergelijkbare manier uitlegt. 
„In mijn metahistorische boeken gaat het over de interpretatie van historische gebeurtenissen. Ik zoek als het ware de geschiedenis achter de geschiedenis. Het gaat niet om een toekomstvoorspelling. Natuurlijk zitten er autobiografische elementen in deze roman. De symboliek van getallen intrigeert mij. Ik ben er heel trots op dat ik drie verschillende manieren heb ontdekt om op grond van Bijbelse gegevens de wederkomst van Christus te berekenen. Dat gegeven heb ik in ”Het Godsgetal” verwerkt. Het verschil met Winfried is dat ik het jaar 2002 als uitgangspunt nam en van daaruit terugrekende. Ik had ook het jaar 2010 of 2012 kunnen nemen. Door met getallen te spelen kun je elke gewenste uitkomst krijgen.”

Waar maakt Winfried bijvoorbeeld een rekenfout? „Het gaat al mis als hij stelt dat de dagen die Daniël in het laatste hoofdstuk noemt eigenlijk jaren zijn. Dat is een interpretatie die theologen over het algemeen niet serieus nemen. Daarnaast gaat hij uit van ”profetische jaren” van 360 dagen. Neem je gewoon zonnejaren, dan krijg je een heel andere uitkomst.”

Wat wilde u met dit boek bereiken? „Ik maak me zorgen over sektevorming in christelijke kring. Die komt ook in zowel evangelische als in reformatorische hoek voor: selfmade leiders die met een opzienbarend verhaal een groep volgelingen om zich heen verzamelen. Niet voor niets is Winfried uit mijn verhaal van huis uit hervormd. In het zojuist verschenen deel over ”De kerk van God” van de Evangelisch-Dogmatische Reeks besteed ik twee hoofdstukken aan sekten. Sektevorming zit in het hart van ieder mens. Daar wil ik voor waarschuwen.”

Dat doet u door de lezer op het verkeerde been te zetten? „Het gespeel met getallen heeft een functie. Ik laat zien dat dat heel overtuigend kan zijn. Je kunt mensen er maar al te gemakkelijk mee bij de neus nemen. Bovendien is het niet alléén maar onzin. Sekteleiders vertellen niet uitsluitend leugens. Ze hebben een buitenissige boodschap, maar die zit verpakt in flarden waarheid.”

Waar moeten kerkmensen alert op zijn? „Het christendom bestaat al bijna 2000 jaar. Mijn stelregel is dat iets wat niemand eerder op theologisch gebied heeft bedacht per definitie fout is. En verder moet je altijd oppassen als mensen geen theologische argumenten gebruiken, maar zich beroepen op een rechtstreekse openbaring van God. Dan houdt het gesprek op. ”

Sekteleiders zijn bedriegers... „Sekteleiders zijn altijd overtuigd van hun verhaal. Als dat niet zo zou zijn, dan zouden ze hun volgelingen bewust misleiden. Ze geloven echt dat ze het licht hebben gezien.”

(Lachend:) „Eigenlijk ben ik als schrijver de echte bedrieger.”

----------------------------
Ongelovigen gaan niet naar de hemel

Winfried liet niet al te lang op zich wachten. Dit keer kwam hij niet bij me op bezoek, maar hij nodigde me uit met hem mee te rijden naar een spreekbeurt die hij in Balk voor een groep adepten zou verzorgen. Begin september begon het preek- en lezingenseizoen weer. Hij hield niet erg van autorijden. Als hij me meenam, zou ik kunnen rijden en zou hij zijn verhaal doen. Ik werd heen en weer geslingerd tussen mijn ongerustheid en mijn nieuwsgierigheid, maar zei toch zonder te aarzelen ja.

Hij haalde me aan het begin van de avond af en liet me achter het stuur van zijn auto plaatsnemen. Het eerste stukje van de reis mocht ik niets zeggen, want hij wilde eerst het radionieuws horen. Het was me vaker opgevallen dat hij sinds kort aan het nieuws verslaafd leek. Alsof hij op een of andere gebeurtenis zat te wachten. Ik vroeg hem er niet naar, maar luisterde ook nauwelijks mee. Na het nieuws schakelde hij over op Radio 4, luisterde even of de muziek hem beviel. Het was een mis van Joseph Haydn, wat hem wel leek te bevallen. Hij begon te praten. Ik had verwacht dat hij weer met de deur in huis zou vallen, maar dat deed hij niet.

(...) „OK, laat maar zitten. Wat ik veel belangrijker vind, Winfried, is dat, als jij gelijk hebt, wij het komende jaar 2002 met angst en beven tegemoet moeten zien.” „Hoezo? Christus komt!” „Maar vóór die tijd? Ga je het de gemeenschap vertellen? Ga je het aan de grote klok hangen? Moeten we alle journalisten van het Reformatorisch, het Nederlands en het Fries Dagblad over ons heenkrijgen? Om nog maar te zwijgen van Trouw en De Telegraaf. Naarmate de grote dag nadert, zal ons leven steeds gespannener worden. Kun je dat onze mensen wel aandoen?” „Doe je nou mee, Edwin, of niet?” „Wat kan ik anders?” „Inderdaad. En laat dan de rest met een gerust hart aan mij over. Tegenvraag: kunnen we het onze mensen niet aandoen? Is dat een optie? Moeten we het niet wereldkundig maken, zodat zoveel mogelijk mensen zich gaan voorbereiden op de komst van Christus? Zodat nog zoveel mogelijk Joden en niet-Joden tot geloof in Jezus komen?” „De Joden? Als Christus terugkomt, wordt ”gans Israël” toch behouden?” „Hoe kom je daar nu bij!? Dat is Romeinen 11 uit z’n voegen rukken. Niemand wordt behouden tenzij hij wakend en biddend heeft uitgezien naar de
komst van Christus. En dat kan alleen als de mensen weten dat Jezus najaar 2002 Zijn rijk op aarde komt vestigen. En dus moeten ze het weten.” „En als ze jouw berekeningen niet geloven?” „Des te erger voor hen. De kans dat mijn berekeningen fout zijn, is minder dan één op de miljoen, schat ik. Dus als mensen er niet aan willen, is dat niet bij gebrek aan bewijs. Er is licht genoeg voor hen die willen zien, zei Blaise Pascal. Nee, de oorzaak zal gebrek aan geloof zijn. En ongelovigen gaan niet naar de hemel, zo simpel is dat.” „Maar je wilt toch niet vertellen dat alleen degenen die zich bij ons aansluiten, gered zullen worden?” „Luister eens naar die mis van Haydn! Weet je dat de getalswaarde van de naam Haydn 52 is, dus 2 maal 26? En de getalswaarde van de voornamen Franz Joseph is 136, dat is 8 maal 17. Ach, laat maar. Andere vraag: weet je hoeveel Hebreeuwse woorden er in de Latijnse misteksten voorkomen?” „Winfried, ik vroeg jou wat!” „Ik jou ook. Als je mij nu eerst antwoord geeft op mijn vraag, zul je zien dat ik vanzelf bij jouw vraag kom. Hoeveel Hebreeuwse woorden komen er in de Latijnse misteksten voor?” „Geen idee... eh... Amen zeker?” „Heel goed. Verder niet eens Halleluja, maar wel twee andere woorden. Het ene is Sabaoth, in Nederlandse bijbels Zebaoth, een verbastering van het Hebreeuwse Tsebaot, dat is ”heerscharen”. Deus Sabaoth, ”God der heerscharen”. Het andere Hebreeuwse woord is Osanna, in Nederlandse bijbels Hosanna, via het Grieks een verbastering van het Aramese Hosja na of het Hebreeuwse Hosjiah na, dat betekent ”Red toch”. De tekst zegt: Osanna in excelsis, ”Red toch in de hoge hemelen”, want alleen daar kan de redding vandaan komen. Daar heb je het antwoord, Edwin. Een mens wordt niet gered door zich ”bij ons” te voegen, maar vanuit de hemel. Dan moet zo’n mens echter wel de reddende boodschap uit de hemel aannemen. Wel, ik heb nog niemand anders gevonden die de hemelse boodschap heeft aanvaard dat Christus in het najaar van 2002 het rijk van Satan komt vernietigen. Dus zij die deze waarheid zullen leren inzien, zullen zich vanzelf bij ons aansluiten, want er is tot dusver voor hen geen andere optie beschikbaar. Dus, ja, in die zin heb je gelijk: alleen zij die zich ”bij ons” aansluiten, worden behouden. Maar onze redding ligt in excelsis, en wij zullen dan ook wakend en biddend uitzien naar de komst van Christus vanuit de hoge en dus gered worden.” „Maar hoeveel sekten hebben datzelfde al niet beweerd.” „Hou op, Edwin! Wat een onzin. Wat kunnen mij die sekten schelen? Ze hebben toch allemaal ongelijk gehad? En kijk eens wat een neuzelaars daar gewoonlijk aan het hoofd gestaan hebben. Rekenen konden ze in elk geval niet.”

Uit: ”Het Godsgetal”, uitg. Aspekt, Soesterberg, 2002. Het boek wordt inmiddels aangeboden bij De Slegte.


6. CV-Koers - november 2002
Boekbespreking door Aad Kamsteeg

Het Godsgetal

Willem Ouweneel (1944) is een veelzijdig mens. Hij is een voorman van de Vergadering van Gelovigen, schrijver van talloze godsdienstige boeken en traktaatjes en als intellectueel is hij bezig met het duiden van de geschiedenis en met het voorspellen van de toekomst. In de afgelopen jaren publiceerde hij boeken over de geschiedenis van de mensheid, waarin hij lijnen aanwees die zouden samenhangen met bijbelse gegevens en profetieën. Ouweneel is beslist speculatief, maar van zijn gedocumenteerde uiteenzettingen gaat ook een fascinerende werking uit. 

Onlangs verscheen van Ouweneels hand de roman Het Godsgetal. Hierin staat de toekomst van de wereld centraal, specifiek de wederkomst van Christus. Maar het gaat ook over de vraag hoe die verwachting kan leven bij mensen. Hoofdpersoon in dit boek is Edwin Achtel, die nauw betrokken is geweest bij de sektarische groep rond zijn vriend Winfried Kohn. 

De roman bestaat goeddeels uit een verslag van Edwins vriendschap met Winfried, dat Edwin schreef voor zijn psychiater. Edwin behandelt de periode voorafgaand aan de ongeveer anderhalf jaar dat de sekte actief was, maar vooral schenkt hij aandacht aan de sektejaren (2001-2002), met name voor de periode waarin het hele zaakje escaleerde (september 2002). 

Het verhaal komt kort gezegd hierop neer: Winfried heeft een bijzondere gave om getallensymboliek in de Bijbel te ontdekken. Zijn uitleg heeft een fascinerende werking op anderen, die hem hoe langer hoe meer gaan zien als leider. Op een gegeven moment heeft Winfried ontdekt dat in september 2002 Christus zal terugkeren. Hij geeft zijn volgelingen de opdracht hun baan op te zeggen en hun huizen te verkopen. De hele groep bivakkeert vanaf dat moment op een soort camping bij Maartensdijk. Winfrieds inzichten schrijden echter voort: zijn ‘leer’ wordt steeds joodser, men viert het loofhuttenfeest met takken en al, daar op dat veldje in Maartensdijk. Maar de sfeer wordt grimmiger en er vallen zelfs doden. Aan het slot vindt er een ramp plaats die de hele groep uit elkaar slingert, terug de gewone wereld in.

Dit boek van Ouweneel gaat door voor een roman en het is de vraag in hoeverre het als roman geslaagd is. Er staan ontzettend veel redeneringen in het boek, waardoor het soms meer weg heeft van een rekenkundig of exegetisch instructieboekje dan van een roman. Toch zit er een psychologische ontwikkeling in het boek. De spanning tussen de verschillende personages en de groei naar totalitair leiderschap geeft het boek beslist meerwaarde en zelfs de allure van een roman. 

Ouweneel laat binnen de vormgeving van fictie zien dat sektarische uitleg van de Bijbel gedoemd is op een mislukking uit te lopen. Het is echter de vraag in hoeverre Ouweneel deze mislukking op rekening wil schrijven van de spitsvondige getallenexegese. Zou het exegetische gegoochel hem daarvoor niet veel te dierbaar zijn? (TjdR)



5. Recensie in Uitdaging...



4. Reformatorisch Dagblad - 18-9-2002
      Recensie door Rudy Ligtenberg

In "Het Godsgetal" van dr. Willem Ouweneel berekent sekteleider Winfried Kohn aan de hand van bijbelse gegevens het -globale- tijdstip van Christus' wederkomst

Oordeelsdag in september 2002
Dr. Ouweneel worstelt in romanvorm met de wederkomst van Christus

Wanneer Jezus op aarde terugkomt, weet niemand. De dag en het uur zijn alleen bij  God de Vader bekend. Maar geeft de Bijbel geen concrete aanwijzingen over het tijdstip van Christus’ wederkomst? In de evangeliën, in de profetieën, in het boek Openbaring? De hoofdpersoon uit de roman ”Het Godsgetal” van dr. Willem J. Ouweneel combineert bijbelse gegevens tot een verbluffend nauwkeurige voorspelling.

”Het Godsgetal” bevat het verslag dat een zekere Edwin Achtel aan zijn psychotherapeut Olga de Vreugd heeft toegestuurd. Ouweneel heeft dit manuscript in handen gekregen en het, voorzien van het commentaar van Olga en een eigen voorwoord, uitgegeven.

Het verhaal draait om Edwins vriend Winfried Kohn, een intelligente, wat vreemde jongeman met een buitengewone belangstelling voor de wereld van de getallen. Cijfers en getallen weerspiegelen volgens hem goddelijke ordening. Wie ermee gaat stoeien, stuit voortdurend op wonderlijke eigenschappen van bepaalde getallen. Zo zouden 17 en 26 heel speciaal zijn: Godsgetallen. Dat heeft te maken met de getalswaarde die aan de letters van het alfabet (Latijns, Grieks, Hebreeuws)
wordt toegekend.

Via zijn wiskundige inzichten raakt Winfried meer en meer geïnteresseerd in de Bijbel, waarin getallen immers ook een belangrijke rol spelen. Hij ontpopt zich als een religieus leider en weet een schare volgelingen achter zich te krijgen. Edwin geeft kritisch tegengas, maar kan zich niet onttrekken aan zijn charisma.

Winfried laat zijn berekeningen los op alle mogelijke bijbelteksten en preekt erover. Op een dag, ergens in 2001, doet hij zijn grote ontdekking: met de getallen uit Daniël 12 (1290 en 1335 dagen) becijfert hij ongeveer het tijdstip van Christus’ wederkomst. Die zou in het najaar van 2002 plaatshebben.

Waanzin
Bij zijn boerderij in Maartensdijk verzamelt Winfried nu zijn aanhang om zich heen. In tenten en caravans wachten ze de grote dag af. In deze tijd maakt Winfried een ontwikkeling in negatieve zin door. Meer en meer wordt hij de sekteleider die zijn volgelingen in een ijzeren greep houdt en geen tegenspraak duldt. De waanzin slaat toe en uiteindelijk blijkt alles zinsbegoocheling te zijn geweest. Op een gruwelijke manier komt er ten slotte een einde aan het bizarre kamp bij Maartensdijk.

Op het eerste gezicht lijkt ”Het Godsgetal” een ferme waarschuwing tegen het gevaar van hypergodsdienstige sektelijders en tegen het goochelen met (bijbelse) getallen. Ouweneel neemt zelfs in fysieke zin afstand van de beschreven gebeurtenissen: tussen Winfried en zichzelf plaatst hij maar liefst twee mensen: Edwin en Olga. Hij heeft het verhaal slechts uit de derde hand.

Het lijdt echter geen twijfel dat Ouweneel zelf buitengewoon geboeid is door de wonderlijke getallenwereld. Hij weet er verbijsterend veel van af en Winfried is in zekere zin zijn alter ego. Probeert Ouweneel zichzelf tot de orde te roepen met deze roman? Wil hij laten zien hoe gemakkelijk bijbelgetrouwe christenen tot excessen komen en zo zichzelf en anderen waarschuwen? Wellicht. Maar is dat de „duidelijke boodschap van het boek” die de lezer volgens Ouweneel kan oppakken?

Metahistorie
We kennen Ouweneel als een historicus die achter het wereldgebeuren graag zoekt naar de hand van God. Geschiedenis is voor hem vooral metahistorie: gewone, aardse gebeurtenissen maken deel uit van Gods plan met de wereld. Daarom herinterpreteert Ouweneel de geschiedenis en laat hij licht vallen op jaartallen en gebeurtenissen die historici onbetekenend vinden, maar die in zijn optiek diepere, goddelijke verbanden blootleggen.

Het jaar 586 voor Chr. is voor Ouweneel bijvoorbeeld erg belangrijk. De verwoesting van de tempel in Jeruzalem in dat jaar betekende het einde van de ”Sjechina”, van het wonen van God op aarde. Op dat moment trok Hij zich terug in de hemel en nam de mens op aarde het leven in eigen handen. Vandaar, zo meent Ouweneel, het ontstaan van zelfverlossingsreligies als het boeddhisme en het confucianisme. Zie hiervoor zijn boek ”De zesde kanteling”.

Deze opvatting komen we ook tegen in ”Het Godsgetal” bij Winfried. Hij spreekt van „de geweldige wereldwijde betekenis van dat jaar 586 voor Christus.” Op grond van Daniël 12 berekent hij vervolgens het tijdstip van Christus’ wederkomst.

Griezelig
Opvallend is dat juist deze berekening niets te maken heeft met het getallengegoochel waarmee Winfried verder tot vervelens toe bezig is. Het griezelige is dat de redenering van Winfried bijbels en metahistorisch gezien heel overtuigend is. Maar waarom maakt Ouweneel niet duidelijk dat Winfried hier exegetisch de plank misslaat? Waar blijven de tegenargumenten? Het enkele feit dat het met Winfried uiteindelijk helemaal verkeerd afloopt, legt niet voldoende gewicht in de schaal.

Het zal toch niet zo zijn dat Ouweneel probeert onder de dekmantel van een roman het tijdstip van Christus’ komst te voorspellen? En dat hij dat niet openlijk durft zeggen, om zich de schande die het Efraïmgenootschap en prof. F.W. Rutten ten deel viel te besparen wanneer zou blijken dat hij de plank missloeg? Het feit dat Ouweneel kiest voor een seculiere uitgever als Aspekt versterkt de argwaan. Hij hoeft de ’wereld’ toch niet zo nodig te waarschuwen voor mensen die aan godsdienstwaan lijden?

Blijft staan dat de Bijbel vol zit met betekenisvolle getallen. In Openbaring klinkt zelfs een oproep tot rekenen: „Hier is de wijsheid: Die verstand heeft, rekene het getal van het beest; want het is een getal eens mensen, en zijn getal is zeshonderdzesenzestig.”

De vraag of de jongste dag zich laat berekenen, is echter niet zinvol. Christus Zelf zei dat niemand de dag en het uur van Zijn wederkomst kent, behalve de Vader. Belangrijk is het evenmin om te weten wanneer Christus terugkeert. In de eerste plaats kan aan elk menselijk leven plotseling een einde komen. Uitrekenen wanneer de oordeelsdag is, is even nuttig als de dag van onze dood proberen te achterhalen. Daarbij komt dat het leven op aarde tot stilstand zal komen wanneer mensen daadwerkelijk geloven dat de datum van het einde bekend is. Luther mag dan gezegd hebben dat hij nog een boom zou planten wanneer hij wist dat morgen de wereld zou vergaan, het merendeel van de mensheid zal vermoedelijk reageren als de verdwaalde en misleide kudde in Ouweneels boek: het zal werkeloos en apathisch wachten op de wederkomst.

Elk uur
Voor de gelovigen geldt daarentegen dat zij Christus elke dag en elk uur met groot verlangen tegemoet zien. Het is jammer dat Ouweneel dat aspect niet met veel meer kracht voor het voetlicht brengt.


3. Nederlands Dagblad - zaterdag 20 juli 2002

De Jongste Dag was aanstaand najaar
door Rien van den Berg

De hoofdpersoon in de roman Het Godsgetal van Willem Ouweneel is een zeer intelligente man, iemand met het vermogen zich snel en grondig in te lezen, en uit wat hij leest duizelingwekkende conclusies te trekken. Een man die het vermogen heeft om mensen aan zich te binden, te verpletteren met inzichten, en geniet van de erkenning die hij zich daarmee verschaft, als leider.

Willem Ouweneel is een zeer intelligente man (gepromoveerd in de biologie, de filosofie en de theologie), iemand met het vermogen zich snel en grondig in te lezen, en uit wat hij leest duizelingwekkende conclusies te trekken. Een man die het vermogen heeft om mensen aan zich te binden en die, bekende hij in een interview in deze krant, geniet van de erkenning die hij zich daarmee verschaft.

De hoofdpersoon in de roman Het Godsgetal glijdt op de meest gruwelijke wijze uit over zijn eigen intellect. Hij wordt gaandeweg een sekteleider die letterlijk over lijken gaat. Willem Ouweneel vertelde in hetzelfde interview dat hij in zijn tomeloze ambitie gebroken is - door God. Het is verleidelijk om deze roman te lezen als Ouweneels nachtmerrie voor wat er zonder die breuk gebeurd zou kunnen zijn. Schrijvers doen dat vaker. Désanne van Brederode zegt ergens dat ze haar personages voor zich uitstuurt op het pad der zonde, dat ze de romanfiguren laat uitglijden, zodat ze met de gevolgen van hun zonde geconfronteerd worden - en zodat de schrijfster in haar eigen leven bepaalde fouten niet maakt, omdat ze in haar romanfiguren heeft gezien wat de vreselijke consequenties zijn.

Het lijkt me wijs deze verleiding te weerstaan, al was het maar om niet tot kouwegrondpsychologie te vervallen. Als Winfried K. een alter ego is, moet Ouweneel zelf daarmee maar op de proppen komen.

Anti-Bijbel

De roman an sich dus maar. Ouweneel schreef er al eerder een, De kleine kudde, een historische roman over de vervolging van de hugenoten. Het Godsgetal is het tegenovergestelde van een historische roman: hij speelt in de toekomst. Willem Ouweneel presenteert zich als de bezorger van een manuscript van een psychologe, die op haar beurt weer de memoires van een sektelid wilde bezorgen. Dat sektelid, Edwin, de boezemvriend van sekteleider Winfried, voltooide zijn memoires in november 2003, een paar dagen voor zijn plotselinge overlijden (een ongeluk?). Zijn psychologe, door Ouweneel verstopt achter de schuilnaam Olga de Vreugd, schreef haar voor- en naschrift bij de memoires in maart 2004.

Ouweneel heeft het boek weer van haar gekregen, vertelt hij in het voorwoord. Als we de productietijd van een roman (van uitgever naar drukker naar boekhandel) op vier maanden zetten, ligt de verschijningsdatum van Het Godsgetal dus in de nazomer van het jaar 2004. Over twee jaar dus. Laten we zeggen dat we mooi op tijd zijn met de recensie. Die goocheltruc met tijdlagen en overleveringen haalt Ouweneel niet voor niks uit. Die doorvertelling geeft het boek een Bijbelse dimensie. Het doet denken aan wat Paulus schrijft: "Want zelf heb ik bij overlevering ontvangen wat ik u weer overgeleverd heb, namelijk..." Alleen heeft Paulus het hier over iets waarvan hij rotsvast overtuigd is. Ed win aarzelt bij het overleveren, De Vreugd twijfelt aan de inzichten van Edwin, en Ouweneel op zijn beurt roept zijn lezers op de inzichten van De Vreugd te wantrouwen. Het boek wordt daarmee een soort anti-Bijbel, en Winfried een anti-Messias.

Ook het spel met de tijdlagen is belangrijker dan je eerst denkt. De tijd lijkt van een ijzeren onaantastbaarheid, maar in de literatuur is tijd een zeer manipuleerbaar gegeven. Een schrijver kan bijvoorbeeld zijn eigen dood beschrijven. De zin 'Drie dagen na mijn begrafenis stond mijn moordenaar bij mijn graf is naar de maatstaf van de werkelijkheid belachelijk, maar in een roman is het slechts een kwestie van vertelperspectief. Ouweneel schrijft in2001 en 2002 een boek dat hij volgens de tekst van het boek pas in maart 2004 schrijft.

Die manipuleerbaarheid van de tijd is het hart van het boek. Winfried K. is een briljante man, die een zeldzaam gevoel voor getallen heeft. Hij speelt met de meest ingewikkelde rekensommen. Dan gaat hij ineens met de Bijbel aan de haal. Uiteindelijk berekent hij de dag van de wederkomst. Het najaar van 2002 moet dat geschieden, ontdekt hij in het voorjaar van 2001. Ook uit de Bijbel berekent hij dat er een jaar voor de wederkomst een groot teken zal worden gezien, dat onmiskenbaar op de wederkomst duidt. Op 11 september 2001 kan hij niet anders dan de waarheid van zijn eigen berekeningen inzien. Hij sticht een geloofsgemeenschap die op boerderij De Barnebeek de Dag des Oordeels afwacht.

Onvoldoende aandacht

Er is op deze roman van alles aan te merken. Uitgeverij Aspekt moet zich werkelijk rot schamen. Waar is de voormalige kwaliteitsuitgever Martin Ros gebleven? De omslagillustratie slaat nergens op. Het boek staat vol met stijl- en typfouten, met zinnen die letterlijk uit het Grote Boek van Streekromanclichés komen ('Er was een snik in mijn hart, terwijl ik schaterde met Wijnanda', 'Zo wandelde ik de bewolkte zomeravond in, terwijl er een dik wolkendek over mijn eigen hart lag').

Zoals gezegd: Ouweneel is een slimme man. Hij is ook een slimme schrijver. Hij laat Edwin ergens schrijven dat hij besloten heeft om niks van wat hij geschreven heeft te schrappen -alsof zijn boek currente calamo, voor de vuist weg is opgeschreven. Het is alsof Ouweneel zichzelf en zijn uitgever daarmee een excuus verschaft, een zomeravondsmoes om allerlei stilistisch onkruid niet te wieden.

Zo doet hij het ook met de berekeningen. Olga de Vreugd tekent bij het manuscript van Edwin aan dat de laatste geen groot wiskundige is, en dat er in zijn weergave van de berekeningen van Winfried K. dus wel eens wat foutjes geslopen kunnen zijn. Ook dat lijkt een flauwe uitvlucht, een excuus voor een boek waaraan domweg onvoldoende aandacht besteed is. Dat Winfried, de geniale wiskundige Winfried, een rekenmachine nodig zou hebben om de eerste zes cijfers achter de komma van het getal pi te berekenen, is een ongeloofwaardigheid van de eerste orde - op tal van dergelijke punten heeft het boek een incapabele redactie gehad.

Maar behalve irritatie wekt het boek ook bewondering. Want als analyse van het sektarische denken is het overtuigend. Subtiel wordt de uiteindelijke catastrofe aangekondigd in opmerkingen als dat Edwin erop leerde te vertrouwen dat Winfried gelijk heeft met zijn rekensommen - en ze dus niet meer narekent. Dat hoeft op dat moment nog geen argwaan te wekken, omdat Winfried dan nog volstrekt integer is, en zijn conclusies nog lang niet zo vergaand, maar achteraf zie je dat Edwin daarmee de overtuigingskracht van Winfried tussen hemzelf en de Bijbel schuift. Hij heeft de verantwoordelijkheid voor zijn denken in handen van Winfried gelegd.

Op dezelfde manier meldt de schrijver haast tussen neus en lippen door dat de berekeningen van Winfried niet zo wiskundig en zuiver zijn als ze lijken. De uitkomst ervan is beïnvloedbaar. Eerst ogenschijnlijk legitiem (als Winfried zich meer op het jodendom gaat richten, ontdekt hij nieuwe samenhangen), later hangt de uitkomst van de rekensommen af van zijn luimen, en ten slotte ronduit van zijn slechte bedoelingen. Toch - waarschijnlijk omdat niemand dan nog narekent of nadenkt - blijft iedereen geloven.

Wat Ouweneel goed doet, is dat hij allerlei vragen die zijn christelijke lezers ongetwijfeld hebben, maar gewoon in het midden laat. Wie in een sekte kruipt om de jongste Dag af te wachten, slaat namelijk een paar vragen over. Bijvoorbeeld of het überhaupt mogelijk is om in die dingen een blik te slaan. En zo ja: wat zo'n datum dan betekent voor je leven. Volgens Luther betekende het hoegenaamd niets. Waarom gingen die mensen niet vol vertrouwen gewoon door met appelboompjes planten? Juist doordat Ouweneel deze vragen niet aan de orde stelt, zit je met stijgende verbazing te lezen. Waarschijnlijk werkt dat ook zo: dat mensen onder invloed van een sterke, charismatische leider snel geneigd zijn allerlei logische vragen over te slaan. Dat maakt het juist zo eng.

Winfried heeft een dochter, die hij Wijnanda noemde. Alleen al in die namen gaat de afloop schuil. Winfried betekent 'vriend van de vrede', Wijnanda betekent 'dapper in de strijd'. Winfried wordt een sekteleider die het Ieven van zijn volgelingen minacht. Een moordenaar dus, uiteindelijk de moordenaar van zijn eigen dochter, en van zichzelf. Het zicht op de vrede ging in de strijd verloren.
 


2. De Fakkel-E-Nieuws - juli 2002

NIEUW: ROMAN VAN WILLEM J. OUWENEEL

Het Godsgetal
Roman van Willem J. Ouweneel

Voor veel klanten van De Fakkel is Ouweneel geen onbekende. De bioloog/filosoof/theoloog Ouweneel heeft een omvangrijk oevre bij elkaar geschreven. De meeste van zijn boeken zijn in elke evangelische boekhandel te vinden. Sommige ervan zijn bestsellers.

Dertien jaar na zijn eerste roman (De kleine kudde, over de vervolging van de Franse hugenoten) verschijnt nu zijn tweede: Het Godsgetal. Volgens de uitgever: "Een beklemmende theologisch-mathematische thriller, een protest tegen elke vorm van fundamentalisme, hetzij godsdienstig, politiek of ideologisch". We wachten vol spanning af.


1. Ouweneel bestrijdt via roman fundamentalisme

www.vergadering.nu