www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

6 RECENSIES


Oorspronkelijk
Overwegingen bij schepping en evolutie
Prof. dr. M.J. Paul

Uitgever: Labarum Academic
600 pagina's
Met illustraties
ISBN: 9789402904956 (Paperback)
ISBN: 9789402905205 (E-book)
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Over de oorsprong van het leven bestaan zeer uiteenlopende theorieën, van evolutie tot creationisme. In dit boek wordt zorgvuldig geanalyseerd hoe de Bijbel en de christelijke traditie over onze oorsprong spreken. De vraag naar de oorsprong van het leven is veelomvattend. Zij raakt de uitleg van de Bijbel, de ouderdom van de aarde, de relatie tussen de mens en zijn milieu en de verhouding tussen geloof en wetenschap. Bovendien heeft onze visie op de oorsprong van het leven gevolgen voor onze opvattingen over het kwaad en het lijden in deze wereld, voor ons zicht op de verlossing en onze toekomstverwachting. Oorspronkelijk gaat op deze zaken in en richt zich vooral op de uitleg van de Bijbel en de achtergronden daarvan. Die uitleg is nooit neutraal, maar vindt plaats in wisselwerking met culturele en wetenschappelijke opvattingen.

Prof. dr. Mart-Jan Paul (1955) doceert Oude Testament aan de Christelijke Hogeschool Ede en de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven. Hij is eindredacteur van de twaalfdelige serie Studiebijbel Oude Testament.

Meer op:
http://mjpaul.nl/2017-oorspronkelijk-schepping-en-evolutie/

..


6. FOCUS op de Bijbel - 27 juni 2018 - www.focusopdebijbel.org 

Boeken over oorsprong:
 - Oorspronkelijk
en Adam, waar ben je?

Recensie door Kees Fiegen

[ Deze 'dubbele' recensie is ook geplaatst bij het boek Adam, waar ben je? van W.J. Ouweneel... ]

Inleiding
Het debat over schepping-evolutie gaat door. In het vorige nummer van Focus heb ik de boeken van Gijsbert van den Brink en van William VanDoodewaard besproken... 
Nu wil ik "Oorspronkelijk" van Mart-Jan Paul, en "Adam, waar ben je?" van Willem J. Ouweneel bespreken. Beide auteurs staan op het (mijns inziens terechte) standpunt dat theisti­sche evolutie (evolutionair creationisme) een brug te ver is voor hen die trouw willen blijven aan de Schrift. Op 14 mei schonk Ouweneel een 'eerste exemplaar' van zijn boek aan v.d.Brink - een oud-student van hem. Bij die bijeenkomst bleek opnieuw hoe fundamenteel oneens beiden het zijn over de impact van het aanvaarden van de algemene evo­lutie. V.d.Brink vindt dat hij een constructief, irenisch en hoopvol boek geschreven heeft en niet vooringenomen (volgens mij is dat onmogelijk en dat blijkt ook uit zijn boek). Zijn 'stel dat de evolutie waar is' lijkt de verkeerde vraag - en volgens Ouweneel en Paul hoef je daar ook hele­maal met in te geloven.

OORSPRONKELIJK
Het boek van Paul vind ik veel beter en grondiger dan dat van v.d. Brink. Mart-Jan Paul lijkt veel beter op de hoogte van alle (ook recente) literatuur op dit terrein - er is weinig waar hij niet op ingaat. Hij bespreekt de aard van de (na­tuur)wetenschap, de opkomst en impact van de evolutie­theorie, hoe de kerkvaders over oorsprong en zondvloed dachten, de discussie over de draaiing van de aarde, hoe de Schrift spreekt over de schepping (in Genesis en verder in het OT en NT), over zondvloed-geologie, creationisme en 'intelligent design' en over alternatieve lezingen (die leiden tot theïstisch evolutionisme). In alles is hij de weloverwogen beschouwer van feiten en ideeen, maar hij betoont zich ook een zorgvuldig uitlegger van de Bijbel.

De aard van de wetenschap
Belangrijk is het onderscheid tussen soorten wetenschap. Herhaalbaarheid in het heden is het kenmerk van de obser­verende/experimentele wetenschap, die zoekt naar wetmatighe­den. Per definitie vallen eenmalige wonderen daar niet onder - wat niet wil zeggen dat ze niet hebben plaatsgevonden.

Geschiedenis, archeologie, kosmologie, veel van de geolo­gie, paleontologie en evolutiebiologie (grotendeels) horen tot de historische wetenschap, die het moet doen met interpretatie van de beschikbare bronnen, of dat nu aard­lagen, fossielen, opgegraven aardewerk of schriftelijke bronnen zijn. Paul citeert Ernst Mayer, die o.a. zegt: "De evolutionist tracht gebeurtenissen die reeds hebben plaats­gevonden, te verklaren. Wetten en technieken zijn onge­schikte technieken voor de verklaring ...".

Om die reden is wetenschap achter een smartphone heel wat zekerder dan achter de (mogelijke) afstamming van de mens.

Paul vraagt aandacht voor vier niveaus van discussie over het verleden, die nauw met elkaar samenhangen: feit, theorie, vooronderstelling (filosofie) en geloof. Een theorie zegt altijd meer dan de feiten rechtvaardigen (vandaar dat theorieën soms vervangen worden door andere). Vooronder­stellingen zijn bijvoorbeeld dat alles uit en door materie en materiële processes moet worden verklaard: dat kan niet bewezen worden. Geloofskennis is van een andere aard: je neemt aan wat een ander (Ander) zegt. Deze vier beïnvloe­den elkaar en het is goed om je daarvan bewust te zijn.

Wereldbeeld en accommodatie
De discussies over ons wereldbeeld worden vaak gebruikt in het debat over geloof versus wetenschap, en daarom gaat Paul daar uitgebreid op in. Opmerkelijk genoeg leefde het idee van een platte aarde onder kerkvaders helemaal niet: zij gingen net als de Grieken uit van de aarde als een bol. Dat dat toch vaak wordt aangehaald, is een 'terug-projectie' vanuit de 19e eeuw, zo van: 'die domme christenen geloven niet in evolutie net als ze vroeger dachten dat de aarde plat was'. Tegenwoordig noemen we dat 'fake-news' - de Bijbel leert geen platte aarde. Wat betreft het opgaan van de zon: dat is wat we nog dagelijks waarnemen. Daarom sprak Calvijn over 'accommodatie', waarmee hij bedoelde dat God zich in Zijn spreken en handelen aanpast aan wat alle mensen kunnen begrijpen. Als Hij spreekt over het opgaan van de zon, is dat precies wat we waar kunnen nemen: het is dus geen foute informatie! De Bijbel spreekt in de taal van de toeschouwer en is niet geschreven in wetenschappelijk taal - maar dat maakt wat er staat niet minder waar.

Als Hij zegt dat Hij het scheppingswerk in zes dagen heeft gedaan, dan heeft Hij, 'omdat Hij Zijn werken wilde re­gelen naar de bevatting van de mensen, een tijd van zes dagen voor Zich genomen'. Dat waren volgens Calvijn dus echt zes dagen. Daarom is het onterecht volgens Paul dat theïstisch evolutionisten zich beroepen op Calvijn. Hun accommodatie-begrip is van een heel andere orde en heeft tot gevolg dat we moeten denken dat Bijbellezers duizen­den jaren verkeerde opvattingen hebben gekregen.

Wat zegt de Schrift?
Ook hierin onderscheidt Paul zich duidelijk van v.d.Brink: er wordt in "Oorspronkelijk" echt aan exegese gedaan. Paul gaat in op datering, auteurschap en opbouw van het boek Genesis om duidelijk te maken dat de eerste elf hoofdstukken niet 'los' gelezen kunnen worden en van daaruit gaat hij in op de uitleg van met name Gen.1-3. Hierbij geeft hij heel wat argumenten voor een 'letterlijke' lezing en maakt hij duidelijk dat "het was goed" niet al­leen om functioneel goed gaat - waarmee de Bijbel strijdig blijkt met de evolutiegedachte van de 'survival of the fit­test'. Juist met dit punt worstelt v.d.Brink en daar komt hij niet ongeschonden uit.

Paul bespreekt ook grondig het getuigenis van de rest van het OT en het NT. Zijn conclusie is helder: de hele Schrift geeft hetzelfde getuigenis: God heeft aan het begin alles in korte tijd zeer goed geschapen en de zonde heeft dat bedorven. Ook het perspectief van de profeten van een Koninkrijk Gods en een nieuwe hemel en nieuwe aarde, bevestigen dit beeld.

Alternatieve lezingen
Vooral de visies van John Walton en Denis Alexander komen uitgebreid aan bod (en daarmee ook het gedachtegoed van v.d.Brink). John Walton ziet de schepping als de inwijding van een kosmische tempel: de scheppingsdagen zouden 'tempeldlagen' zijn, maar in de tekst vinden we daarvoor geen aan­wijzingen. Volgens Walton zijn Adam en Eva 'archetypen' en staan ze dus voor een hele groep mensen. Daarmee worden de eerste hoofdstukken a-historisch, wat volgens Paul op z'n minst merkwaardig is in het licht van de geslachtsregisters. Walton gaat ook uit van een regionale vloed, maar dat maakt God in Gen.9:15 tot een onbetrouwbare God: regionale over­stromingen zijn er immers nog wel geweest.

Denis Alexander ziet Adam als een neolithische boer, min of meer in de lijn van v.d.Brink: zo'n achtduizend jaar gele­den koos God Adam en Eva uit - dat worden dus een soort verbondshoofden. Maar waarom koos God er dan voor om ons dat niet in eenvoudige taal mee te delen - zoals Hij dat wel deed met de keuze van Abraham? Ook is de dood er dan al voor Adam, in strijd met bv. Rom. 5:14.

Paul vraagt zich ook af wat het nut is van het aanstellen van de mens als rentmeester als hij zo laat in de geschiede­nis verschijnt - en God heeft Zich pas heel laat laten kennen, wat in tegenspraak is met Rom.1:18-23. En hoe zit dat met de zondeval en het hoofdschap van Adam en Christus (Rom.5:12-21)? Alexander beschouwt de dood als onderdeel van de schepping, volgens Paul wordt de dood daarmee los­gemaakt van Gen.3 - en is de dood dan nog wel een vijand?

Een breed opgezet werk
Paul gaat uitgebreid in op leven, werk en opvattingen van Darwin. Ook hier is hij veel beter op de hoogte dan v.d.Brink (heeft o.a. kennis genomen van zijn brieven) en maakt hij duidelijk dat Darwin afstand nam van de Bijbel en dat hij God of goddelijke interventie niet in rekening wilde brengen. Ook de gevolgen van Darwins evolutietheorie (zoals het sociaal darwinisme) en het verdere vervolg komen aan bod.

Daarnaast besteedt Paul grondig aandacht aan zondvloed­geologie, intelligent design en creationisme, met een goed stukje wetenschapsgeschiedenis op deze punten en verwij­zingen naar allerlei organisaties die op dit terrein werk­zaam. zijn. Ook het debat onder theologen komt aan bod en opnieuw wordt duidelijk hoe vaak mensen als v.d.Brink selectief winkelen in het gedachtegoed van voormannen als Abraham Kuyper.

Conclusie
Darwins leer heeft grote gevolgen en als we niet uitkij­ken ook voor ons geloofsleven. Volgens Paul laat de Bijbel steeds weer zien dat het geloof berust op historische gebeurtenissen. Het geloof in de Bijbel en in de God die Zich daarin openbaart, gaat vooraf aan alle vormen van weten­schap - een vaste grond van de dingen die men hoopt en bewijs van de dingen die men niet ziet (Hebr. 11: 1).

Er valt nog veel meer te zeggen over dit prachtige boek (waar Paul twee jaar aan heeft gewerkt), maar hierbij wil ik het laten. Het is wel een studieboek (dus neem er de tijd voor!), maar van harte aanbevolen voor allen die zich in dit onderwerp willen verdiepen. Paul schrijft niet polemisch en blijft met zijn oordelen mild en (te?) voorzichtig, maar mede daardoor is dit een krachtig en zeer grondig boek.

Er is een dunnere en meer toegankelijke versie verschenen onder de titel "Waar komen wij vandaan?" (184 i.p.v. 528 pagina's; ongeveer de helft van de prijs) - geschreven op het niveau van leerlingen uit de bovenbouw havo-vwo. Dat heb ik niet gelezen.

[ De  onderstaande recensie is ook geplaatst bij het boek Adam, waar ben je? van W.J. Ouweneel... ]

 

Willem J. Ouweneel - ADAM, WAAR BEN JE?

De opzet van het boek van Ouweneel is anders. Goed valt te herkennen wat zijn achtergrond is: achtereenvolgens gepromoveerd in de biologie, filosofie en theologie. In zijn 'Woord vooraf' vertelt hij over zijn eigen gang door het onderwerp schepping-evolutie, markeert hij zijn positie en maakt hij duidelijk dat hij toch niet zo van mening veran­derd is als een poos het geval leek te zijn. Hij schrijft dat zijn ogen weer geopend zijn toen hij de boeken van the­ïstische evolutionisten las en een boek uit 2009 ("Should Christians embrace evolution?" onder redactie van Nevin). Ouweneel heeft zijn boek dan ook niet geschreven als re­actie op v.d.Brink: het idee lag er langer. De Nederlandse uitgave is er eerder dan de Engelse: die komt mogelijk van de zomer uit) en is iets uitgebreider. Ouweneel benadrukt dat hij niet tegen personen maar tegen ideeën schrijft.

Probleemstelling
In het eerste hoofdstuk geeft hij een voorschot op de rest van het boek en zet hij in grote lijnen uiteen waar het pro­bleem van de theïstische evolutie ligt: dat is de focus van het boek. Typerend voor zijn benadering is dat hij begint met een citaat van 2Tim.4:3,4 - dat eindigt met zich tot de fabels (mythen) wenden. In de loop van zijn boek maakt hij duidelijk hoezeer Darwins grote verhaal en zeker ook de diverse alternatieve 'reconstructies' van Gen.1-3 in feite mythen zijn. Dat evangelisch-reformatorische helden als Keller, Stott, Packer en McGrath zich hiertoe hebben gewend, is eigenlijk verbazingwekkend. Met David zegt Ouweneel dan: Hoe zijn de helden gevallen in het midden van de strijd (2Sam.1:25). We kunnen veel waardering hebben voor hun werk, maar ons tegelijk verbazen hoe ze evolutie gewoon accepteren. Een kopje op p.25 laat zien welke weg Ouweneel inslaat: 'Wright moet beter nadenken.' Ook van ande­re alternatieve lezers zegt hij dingen als 'dat ze zich in allerlei bochten moeten wringen' en 'hoe kunnen ze zo voorbijgaan aan war Paulus en de Heer jezus leren in het NT?'

Ouweneel merkt op dat de groep biologen en theologen achter BioLogos nogal uiteenlopende visies hebben - een aanwijzing dat ze het ook niet weten, of gewoon een vals probleem hebben opgeworpen. Volgens Ouweneel moet je als christen altijd beginnen met de openbaring (en van daaruit beoordelen wat de wetenschap eventueel te zeggen heeft), anders raak je uiteindelijk zelfs het evangelie kwijt.

De evolutieleer
Ouweneel laat vooral vanuit de wetenschapsfilosofische vragen zien dat de evolutietheorie niet los te koppelen is van het evolutionisme: nergens in de natuurwetenschap­pen spelen ideologische vooroordelen zo'n sterke rol als bij de evolutieleer. Vanaf het begin hebben Darwin en de zijnen een principieel atheistische koers gevaren.

Ouweneel maakt wel onderscheid tussen de evolutionaire populatie-theorie (de speciale evolutietheorie) en de algemene evolutietheorie. De eerste gaat over de (in feite horizontale) vorming van soorten binnen een bepaald basistype - je kunt dat ook variatie op een thema noemen. Denk aan het uiteenwaaieren van de katachtigen (die alle direct of indirect kruisbaar zijn). De speciale evolutietheorie is goed toetsbaar, al zijn de mechanismen waarschijnlijk vaak anders dan Darwin veronderstelde. Ouweneel zegt terecht dat Linnaeus al zo'n idee was toegedaan, maar jammer genoeg worden de Duitse tegenstrevers van Darwin (zoals zo vaak) niet genoemd: Von Humbold, Gegenbauer en Von Baer vonden eveneens dat verandering mogelijk was, maar alleen binnen een Grundtype. In de huidige tijd kunnen we het grondige werk van Junker en Scherer op dit terrein noemen.

De algemene evolutietheorie gaat over verandering van type, over innovatie: de evolutie van amoebe tot mens. Hier­voor is geen werkend (genetisch) mechanisme bekend, maar het enige alternatief (ontwerp van verschillende basistypen) vraagt geloof in een Schepper. Omdat dat onaanvaardbaar is, blijven de meeste biologen vasthouden aan het geloof (want dat is het!) in algemene evolutie - inclusief het spontaan ontstaan van leven op de een of andere manier.

Theïstisch evolutionisten vallen tussen wal en schip. Gewo­ne evolutionisten vinden het idee van Gods voorzienigheid maar niks (ze hebben dat niet nodig, zeggen ze) en Bijbel­getrouwe christenen willen Genesis niet door de bril van Darwin lezen en vooral Gods scheppingswerk niet vervan­gen door Gods voorzienigheid (werken op de achtergrond).

De derde weg bij het lezen van Genesis
Volgens Ouweneel zijn er bij het lezen van Genesis drie mogelijkheden, maar velen (zoals v.d.Brink) doen alsof er maar twee zijn:
1. Concordisme is de gedachte dat Bijbelse uitspraken over de natuurlijke wereld overeenkomen met de we­tenschappelijke feiten.
2. Perspectivisme is de gedachte dat we de theologische inhoud van de Bijbel moeten onderscheiden van het wereldbeeld waarin dat is opgeschreven.
Beide benaderingen lijden aan hetzelfde euvel, want de Bijbel is niet geschreven in de taal van de wetenschap en dringt ons ook niet een bepaald wereldbeeld op. Ander­zijds is de wetenschap beperkt in haar mogelijkheden en kan zij ons principieel niets vertellen over de oorsprong van alles.
3. De derde optie is veel logischer: de Bijbel openbaart ons geen wetenschap, maar als zij ons iets vertelt over de na­tuur, de kosmos en de geschiedenis, dan is dat feitelijk juist. De Bijbel spreekt daarbij vanuit het perspectief van de waarnemer. Daarom lezen we over zonsopgang e.d., net zoals wij dat nu ook nog steeds doen. Heel Genesis is prin­cipieel historisch volgens Ouweneel, net als volgens Augus­tinus en Calvijn.

De historische Adam
Het boek Genesis heeft een feitelijke stijl: het is niet dichter­lijk. Maar Ouweneel vindt het minder vruchtbaar om over een letterlijke lezing te spreken - want wat bedoelen we dan precies? Heeft God met zijn handen klei genomen om Adam te boetseren - of is dat beeldspraak? Ouweneel denkt het laatste, maar volgens hem wordt de tekst hiermee niet min­der historisch: God heeft echt Adam uit stof gemaakt en ver­volgens tot een levende ziel gemaakt door Zijn Adem (Geest) in hem te blazen. En daarbij schiep Hij iets nieuws, zoals elke keer als het woord scheppen wordt gebruikt (in Gen.1:1,20 en 27) - uit het niets (wat er niet van tevoren was): eerst materie, daarna de ziel (van de dieren) en daarna de mens met een geest. Kort geef ik zeven argumenten van Ouweneel voor een historische Adam en Eva - de eerste mensen:
1. Er is geen breuk tussen H 1-11 en H 12-50.
2. Geslachtsregisters voeren terug naar Adam als eerste, zelfs als zoon van God (Luk.3).
3. Jezus sprak over Adam en Eva als historische figuren en het eerste echtpaar.
4. Zonder Adam geen oorspronkelijk zeer goede mensheid.
5. Paulus noemt Adam de eerste mens.
6. Het huwelijk grondt in Adam en Eva.
7. Adam is een type / antitype van Christus.
Bovendien wordt Gods gebiedend spreken bij de schepping wel heel langzaam van effect als de mens pas na miljoenen jaren op het toneel verschijnt.

Wie is de mens?
Dit is het hart van het boek: biologie, filosofie/psycholo­gie en theologie komen samen in een Bijbelse visie op de mens als een eenheid van lichaam, ziel en geest. De Roomse kerk ziet het lichaam als product van de evolutie en de ziel/geest als geschapen door God: volgens Ouweneel een versmelting van het scholastisch dualisme (onze Griekse erfenis, waarbij het lichaam lager wordt gewaardeerd) en modern evolutie-denken, beide even verwerpelijk. Theïs­tisch evolutionisten bewandelen óf dit pad óf gaan ervan uit dat typisch menselijke eigenschappen kunnen worden herleid tot dierlijke. In het laatste geval wordt het nog lastiger om de zondeval een goede plek te geven, maar in beide gevallen is de dood er al voordat de mens er was en waren de voorouders geen fraaie types - met doodslag, ste­len en hoereren.

De mens is geen 'wat' maar een 'wie' en volkomen uniek t.o.v. de dieren. Ouweneel onderscheidt vijf humaan-structuren, waarvan de eerste vier ook bij de dieren zijn te vinden. Net als de dieren zijn we gemaakt uit materie, hebben we cel­structuren, nemen we waar en hebben we een gevoelsle­ven. Maar bij de mens zijn die aangelegd op het mens-zijn. Een mens kan denken, overwegen, spreken, uitvinden, wilsbeslissingen nemen: dat is de mentale structuurlaag, die wordt gedragen door de andere lagen. Liefhebben kun je beschrijven in termen van hormonen, uitwisseling van ionen door celmembranen en lichamelijke reacties - maar dan beschrijf je alleen wat er gebeurt op de lagere niveaus, je verklaart er niets mee.

Hier steekt Ouweneel een spa dieper dan Paul. Bij elke structuurlaag legt hij uit dat deze niet uit een vorige laag valt te herleiden en dus een Schepper vraagt, en ook hoe bijzonder de mens hierin is. De mens is, anders dan de dieren, een geestelijk (religieus) wezen en zijn zwaarte­punt ligt in feite buiten hemzelf: in relatie tot God (of de afgoden). De mens is zowel immanent als transcendent - geschapen als hij is naar het beeld en de gelijkenis van God. De mens is een eeuwigheidswezen en hij is geschapen om te heersen over de hele schepping. Theïstisch evolutio­nisten staan hier met de mond vol tanden ...

En verder
Ouweneel gaat ook uitgebreid in op alles rond de zondeval en hoe in het Nieuwe Testament over deze zaken wordt gesproken. Zonder een historische eerste mens en een wer­kelijke zondeval (de ene daad met de 'erfzonde' en de dood als gevolgen), gaat de uitleg van Paulus over de ene daad van gerechtigheid (in Rom.5:12-21) en de gevolgen daarvan voor ons, volkomen de mist in. En waarom zouden we wel in de opstanding geloven (waar de natuurwetenschap immers ook geen verklaring voor heeft) en niet in een "Hij sprak en het was er"? In dit verband maakt Paulus in 1Kor.15 de vergelij­king tussen een historische eerste mens (die leven ontving) en een even historische tweede mens (die leven geeft).

Over Paulus durven theïstisch evolutionisten wel te zeggen dat hij een antiek wereldbeeld had (en dat we hem daarom in dat opzicht niet serieus hoeven te nemen), maar hoe zit dat met Jezus zelf? Hij gaat evenzeer uit van de historiciteit van Genesis 1-11.

Condusie
Ouweneel maakt in dit grondige boek duidelijk wat de gevolgen zijn van een niet historische lezing van Genesis 1-11. Hij neemt scherper stelling dan Paul en is in zijn Bijbelse mens-visie grondiger, maar beide auteurs wijzen dezelfde weg (ook in hoe de Bijbel dan wel gelezen moet worden). Het is niet nodig om de algemene evolutie aan te nemen en het is theologisch een schadelijke weg. Ouwe­neel citeert ook orthodoxe rabbijnen en apocriefe boeken. Een enkele vraagteken zet ik slechts, zoals (met Paul) bij de gedachte dat Gen.1:2 wijst op een strijd met chaos­machten: woest en leeg slaat mijns inziens gewoon op on­gevormd. Aan het einde van de zes dagen zegt God immers dat alles zeer goed was? Daarom plaats ik de val de satan daarna (zie ook Ez.28:12-15).

Maar overigens beveel ik dit boek van harte aan: heel veel argumenten van allerlei auteurs worden grondig bespro­ken en de stellingname van Ouweneel is heel helder en goed gefundeerd.


6. - 20 december 2017 - www.uitdaging.nl 

Geen compromis met de evolutietheorie

"Voor mij blijft de Schrift voorop staan en niet de wetenschap", stelt Mart- Jan Paul.
Kunnen de evolutietheorie en het Bijbelse scheppingsgeloof samengaan? Oudtestamenticus Mart-Jan Paul vindt van niet. "Je kunt de evolutietheorie niet geheel ontdoen van de levensbeschouwelijke kant. Het is niet puur biologische wetenschap. In mijn ogen kun je geen compromis sluiten met een benadering die haaks staat op het evangelie."

Interview/recensie door
Jacco Stijkel

Eind augustus verscheen Pauls boek 'Oorspronkelijk, overwegingen bij schepping en evolutie'. Mensen vragen regelmatig hoe lang ik aan het boek heb gewerkt. Eigenlijk twee jaar, maar ik ben al vijftig jaar met dit onderwerp bezig. Ik kom uit een orthodox milieu en op de middelbare school kwam ik voor het eerst echt andere zienswijzen tegen. De vragen rond geloof en wetenschap fascineerden mij. Ik was zeventien toen ik Theologie ging studeren aan de Rijksuniversiteit Leiden. Op die universiteit waren de evolutietheorie en Schriftkritiek volkomen geaccepteerd. Persoonlijk geloof en wetenschap waren strikt gescheiden werelden. lk kwam erdoor in verwarring: als de evolutietheorie waar is, wat zegt dat dan over bijvoorbeeld de betrouwbaarheid van de Bijbel? En: wie is God? Vanwege zulke vragen ben ik mij steeds meer op de Bijbeluitleg gaan richten."

Na zijn studie ging Paul aan de Evangelische Hogeschool werken, om les te geven over de relatie geloof en wetenschap. Na een periode van predikantschap werd Paul docent aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). "In 2009, het Darwinjaar, laaide de discussie rond schepping en evolutie weer helemaal op. "Ik werd veel gevraagd om mijn mening te geven, net als bijvoorbeeld mensen als Gijsbert van den Brink en Cees Dekker. Van het één kwam het ander en twee jaar terug ben ik gevraagd om een boek over schepping en evolutie te schrijven."

Opengebroken
'Oorspronkelijk' kwam net wat later uit dan 'En de aarde bracht voort' van Gijsbert van den Brink. In dit boek verdedigt Van den Brink het zogenoemde theïstisch evolutionisme. "Van den Brink heeft met zijn werk de discussie echt op de kaart gezet. Wat ook meespeelt, is dat zowel de evangelische als reformatorische wereld is opengebroken. Ook in behoudender kringen zie je verschillende meningen. Er is een groeiende groep mensen die zegt: ik geloof volledig in Jezus Christus en wat in de Bijbel staat, maar bij de hoofdstukken Genesis 1 tot 3 weet ik het niet meer. Van
den Brink komt just deze mensen tegemoet: dat ze zowel de evolutietheorie als de Bijbel kunnen omarmen."

Consequenties
Paul ziet in de praktijk drie groepen gelovigen. "Voor de meerderheid van de christenen is de hele discussie een ver-van-mijn-bed-show. Ze hebben zich er niet in verdiept, het heeft geen invloed op het geloofsleven. Ook is er een groep die er wel mee bezig is en evolutie en het Bijbelse scheppingsgeloof probeert te combineren, maar er niet erg over nadenkt. Een laatste groep doet dat wel. Van den Brink behoort daartoe, en zij menen dat Adam en Eva niet het eerste historische mensenpaar waren, maar behoorden tot een groep van zo'n 10.000 mensen die toen leefden. Zij representeerden die mensen. En ook de kosmische zondeval in Genesis 3 kan niet meer. Datzelfde geldt voor een wereldwijde zondvloed. 

Weet je wat het probleem is? Het is niet zo dat je alleen maar Genesis 1 tot 3 wat anders interpreteert. Het gaat om een verschuiving in de hele hermeneutiek. Het gezag van de Bijbel is in het geding en de verschuivingen tasten het fundament van de orthodoxie aan. In mijn boek ben ik de hele Bijbel langs gegaan. In de Schrift wordt op veel meer plaatsen geschreven over de schepping dan alleen in Genesis 1 tot 3. En bovendien: je kunt wel zeggen dat Genesis gaat over het feit dat God de Schepper is en dat de wetenschap vertelt hoe het gebeurd is, feit is wel dat de Bijbel ook informatie geeft over hoe God de schepping heeft gemaakt."

De zogenaamde accommodatieleer is heel belangrijk bij die verschuivingen. Dat is de opvatting dat de Bijbel zich aangepast heeft aan het wereldbeeld van die tijd. De Bijbel is gezaghebbend als het gaat over dat God de Schepper is, maar dit zou verteld worden in een verouderd wereldbeeld omdat de mensen duizenden jaren geleden niet beter wisten. Paul noemt dat problematisch en vraagt: "Wat doe je dan met Paulus die uitgaat van een historische Adam en Eva, de Here Jezus zelf die zich daarop beroept? Waarom heeft God niet met eenvoudige woorden gezegd dat mensen uit dieren zijn ontstaan? Je moet gaan schuiven met heel veel Bijbelteksten. En dan mis ik een grondige exegese van die Bijbelteksten."

Bij elkaar brengen
De kern van 'En de aarde bracht voort' is de vraag van Van den Brink: als de evolutietheorie waar is, wat betekent dat dan voor de theologie? En: zijn deze twee bij elkaar te brengen? Van den Brink meent stellig van wel. "Het is een legitieme vraag. Maar in mijn ogen is het antwoord onbevredigend. Inmiddels zijn we anderhalve eeuw verder na Darwin en ik ben nog steeds geen consequente en overtuigende theologie tegengekomen. Van den Brink neemt een selectie van de evolutietheorie (niet alles) en verbindt dat met de orthodoxe leer (niet met heel de Bijbel). Dit compromis is onbevredigend, zoals ook echte evolutionisten aangeven. Neem bijvoorbeeld het idee dat er een 'homo divinus' is ontstaan. Er waren mensen op aarde en toen God de mens aansprak en de mens Gods beeld werd, werd hij 'homo divinus'. Dat is aardig bedacht, maar erg speculatief en moeilijk in te passen in de evolutietheorie."

Vraagtekens
Van den Brink gaat ervan uit dat de evolutietheorie wetenschappelijk zo waarschijnlijk is, dat je niet omheen kunt. Paul zet daar vraagtekens bij. "De meeste mensen zien het niet, maar er is intern in de wetenschappelijke wereld veel discussie over allerlei aspecten van de evolutietheorie. Bijvoorbeeld als het gaat om nieuwe ontdekkingen in de genetica. Zo stellig als de theorie vaak wordt gepresenteerd, is die niet. Dat was ook al in Darwins tijd zo. Zonder invloedrijke vrienden als Ernst Haeckel en Thomas Huxley had de theorie veel minder invloed gehad. Kijk, Darwin was financieel onafhankelijk. Hij kon volledig hiermee bezig zijn en duizenden brieven schrijven, de pr-machine van die tijd. Voor wetenschappers die los wilden komen van de kerk en het geloof, was de evolutietheorie zeer welkom als seculier ontstaansverhaal."

En het is juist de levensbeschouwelijke kant waarom volgens Paul de Bijbel en de evolutietheorie niet te verenigen zijn. "Je kunt geen compromis sluiten met een mechanisme dat haaks staat op het evangelie. Neem alleen al het idee van opkomen voor het zwakke, de kern van de Bergrede. Hoe is dat te combineren met de 'survival of the fittest' en de wreedheid in de evolutietheorie? Daar komt bij dat de evolutietheorie ontstond in een tijd waarin het vooruitgangsgeloof enorm dominant was. Dat is nu niet meer zo. In plaats van de mens te zien als de soort, die steeds beter wordt, zie we nu de mens die in staat is om alles te vernietigen. Je hoeft alleen maar te kijken naar wat er in de wereld gebeurt."

Bijbel voorop
Hoe staat Mart-Jan Paul nu zelf in deze discussie? "De Bijbel is altijd het uitgangspunt. Het is daarnaast boeiend om te zien wat het wetenschappelijk onderzoek oplevert, maar dat heeft altijd een relatief karakter. De oorsprongswetenschap is veel speculatiever dan de experimentele en herhaalbare wetenschappen. In mijn denken begin ik bij het klassieke scheppingsgeloof. Niet bij het creationisme, al zie ik dat deze stroming volwassener aan het worden is. Het creationisme is een boeiende beweging met theorieën die regelmatig bijgesteld worden. Ik vind Intelligent Design ook een interessante stroming. Al koppelen zij ontwerp niet direct aan een Ontwerper. Ik kan veel met hun kritiek op de evolutietheorie. Ik vind het jammer dat Intelligent Design in Nederland de laatste jaren veronachtzaamd is en ik vraag er opnieuw aandacht voor in mijn boek. Maar voor mij blijft de Schrift voorop staan en niet de wetenschap. Als mensen met goede argumenten komen sta ik daar zeker voor open, maar tot nu toe vind ik de vele pogingen van het theïstisch evolutionisme tot harmonisatie enorm gekunsteld."


5.   indekerk.be Blog - 30 oktober 2017 - indekerk.be...

Oorspronkelijk

Boekrecensie door Maarten Hertoghs

De lezer van Oorspronkelijk mag niet voorbijgaan aan de ondertitel 'Overwegingen bij schepping en evolutie'. Het is geen boek dat te vuur en te zwaard de evolutiegedachte bestrijdt, maar het bevat overwegingen. Mart-Jan Paul is wel gewonnen voor een klassieke scheppingsvisie, maar zijn visie gaat gepaard met de overtuiging dat een eerlijke kennismaking tussen voorstanders van schepping en evolutie nodig is. De overwegingen die Paul uitwerkt kunnen dat gesprek ‘vereerlijken’. Niemand is gebaat bij een gevecht waarin ieder vanuit zijn eigen loopgraaf argumenten afvuurt om de positie van de tegenstander onhoudbaar te maken. Paul pleit voor een debat met open vizier. Zijn boek is dan ook geen poging om christenen die er evolutionistische ideeën op na houden neer te sabelen.

De gedachte dat God Schepper is én dat de schepping een zekere evolutie heeft doorgemaakt, wordt theïstisch evolutionisme genoemd. Het is m.a.w., in al zijn verschillende vormen, de poging om schepping en evolutie te verzoenen. Een steeds weerkerende vraag bij deze verzoeningspoging is of de wetenschap een zelfstandige kennisbron is en of we daar dan de uitleg van de Bijbel aan moeten aanpassen. Wie uitgaat van theïstisch evolutionisme zal hier positief op antwoorden. Paul wijst dit echter van de hand. In dat kader ontkracht hij het veelgebruikte argument dat het Oude Testament vooral geloofswaarheden verkondigt en dat het oudtestamentisch wereldbeeld verouderd zou zijn. Hierbij gaat hij in op het platte-aarde-model dat in de Bijbel zogezegd geleerd wordt (hoofdstuk 4), de vermeende gedachte dat de aarde in het middelpunt van het heelal staat (hoofdstuk 5) en de schepping die verkondigd wordt (hoofdstuk 6). Bij dit laatste geeft de schrijver aan dat er een integrale lezing van Genesis nodig is. Genesis bestaat uit vijftig hoofdstukken, waaruit je er niet zomaar drie mag nemen en die op een heel andere manier opvatten dan de rest.

Door het boek heen toont Paul aan dat het echt niet zo dwaas is om vast te houden aan de schepping. Dat doet hij door dieper in te gaan op de uitleg van Genesis 1 tot 3 en door uit te leggen hoe schepping in de rest van het Oude en Nieuwe Testament voorkomt. Hiermee laat de schrijver zien hoe diepgeworteld de scheppingsovertuiging van de Bijbel is. Vaak wordt er dan gewezen op accomodatie: God past zich in Zijn openbaring aan aan de mens. Ook daar gaat Paul tegenin. Je kan het argument van accommodatie niet eindeloos rekken. Accommodatie kan gezien worden in een tekst waar over ‘zonsopgang’ gesproken wordt. Zoiets is conform de waarnemingen van de mens en gaat over de manier van de openbaring. Dat is echter verschillend aan de kwaliteit van de openbaring. Over schepping spreken, maar evolutie bedoelen, zet de kwaliteit van de openbaring in een zeer bedenkelijk daglicht.

Paul bespreekt niet enkel Bijbelteksten. Hij schetst ook een beeld van de kerkgeschiedenis en hoe er sinds de opkomst van de evolutietheorie binnen de kerk allerlei bewegingen zijn geweest, zowel in de protestantse als in de rooms-katholieke traditie.

M.J. Paul slaagt er mijns inziens in om de (groeiende) houding dat de Bijbeluitleg zich moet plooien naar de wetenschap in vraag te stellen. Er speelt zoveel meer dan een vernieuwde interpretatie van Genesis 1-3. Het gaat over de Bijbel in zijn geheel en over de vraag of de wetenschap die evolutie omarmt op het juiste spoor zit. Paul plaatst veel vraagtekens en dat apprecieer ik. Ik merk in het boek geen dwingende of verketterende houding, maar eerder de voortdurende, vaak onuitgesproken, uitdaging om te zien dat er grote consequenties zijn voor je Bijbeluitleg en voor je mens- en Godsbeeld als je theïstisch evolutionisme omarmt. Wie vanuit een oprecht verlangen de schijnbaar veilige route neemt om klassiek scheppingsdenken en huidige wetenschap te verenigen, moet dit goed begrijpen.

De omvang van het boek, een stevige pil die 525 pagina’s beslaat (inclusief een uitgebreide literatuurlijst en register van personen en onderwerpen), maakt het niet zo toegankelijk. Toch zijn er enkele zaken die de toegankelijkheid verhogen. Het boek is geschreven in vlot leesbare taal. M.J. Paul heeft erop toegezien om de gebruikte termen te duiden. Een ander voordeel van dit werk is dat je veel hoofdstukken apart kunt lezen. Ze worden telkens ingeleid en aan het einde is er een samenvatting. De inleidingen en afsluitingen zijn nodig, omdat ze aantonen hoe de aparte hoofdstukken passen in het grote verhaal.

Ik heb het boek gelezen vanuit mijn theologische achtergrond. Over de wetenschappelijke uitspraken van Paul kan ik niet oordelen, hoewel ze zeker steekhoudend overkomen. Ik kan dit boek van harte aanbevelen.

Slotgedachte

In ‘En de aarde bracht voort’ toont Gijsbert van den Brink zich als iemand die de verzoening van schepping en evolutie een warm hart toedraagt. Raymond R. Hausoul schreef in zijn recensie dat er vaak een ongezonde stille oorlog in de kerk leeft over dit onderwerp, terwijl Gods koninkrijk net de plaats zou moeten zijn waarin er met openheid en respect naar anderen (met andere meningen) wordt gekeken. Ik kan de kritische geesten al horen mompelen dat je daarmee de deur openzet voor allerlei wind van leer en dat de kerk op den duur vis noch vlees zal zijn. Je moet rechte voren trekken, nietwaar? Jawel, maar het toont geestelijke volwassenheid als we erin slagen om elkaar open en eerlijk te benaderen. M.J. Paul toont in ‘Oorspronkelijk’ dat hij schepping en evolutie niet als verenigbaar ziet, maar toont zich evengoed de vragende partij om in gesprek te gaan. Het debat schepping en evolutie is door deze boeken weer stevig aangewakkerd. Het gesprek dient gevoerd te worden, dat is duidelijk, maar laat het geen aanzet zijn om de Kerk te verdelen!


4. Weet-magazine.nl - 30 oktober 2017 - www.weet-magazine.nl 



3. - 20 oktober 2017 - www.logos.nl

Het boek van Dr. Paul is zeer grondig en ik wil het van harte aanbevelen

Boekrecensie door Willem Visscher

Er is in reformatorisch Nederland weer een debat losgebarsten over de evolutietheorie. Deze theorie wil verklaren hoe het leven zich op aarde heeft ontwikkeld. Belangrijk daarbij zijn een heel oude aarde, een gemeenschappelijke afstamming van mens en dier, en natuurlijke selectie. Sommige mensen denken dat je de Bijbelse boodschap met deze theorie kunt verenigen. (Macro)evolutie zou niet in strijd zijn met de boodschap van de schepping. Er wordt wel gesproken over theïstisch evolutionisme, een theorie waarbij de evolutie door God wordt gestuurd. In Amerika is hierover al enige tijd een hele discussie gaande. Het is dus nu overgewaaid naar reformatorisch Nederland.


Dr. M.J. Paul behandelt in zijn boek allerlei vragen die hier van belang zijn. Hij gaat bijvoorbeeld in op de vraag hoe de kerk der eeuwen met deze vragen is omgegaan. Mannen als Augustinus dachten dat de aarde hooguit 6000 jaar oud was. Het is dus bepaald nieuw om uit te gaan van een heel oude aarde. Er is nog veel meer in dit boek te vinden. Stap voor stap en met een belezenheid die bewondering afdwingt, worden de dingen op een rij gezet. Vanuit de Bijbel en de kerkgeschiedenis wordt duidelijk dat macro-evolutie en de Bijbel niet met elkaar zijn te verenigen.

Het zou goed zijn als ieder die daar de gelegenheid voor heeft dit boek zou lezen. Vooral de hoofdstukken 6 (hoe lezen we Genesis 1-3), 7 (hoe komt de schepping aan de orde in de overige delen van het Oude Testament) en 10 (de schepping in het Nieuwe Testamant) zijn heel belangrijk. Rustig en weloverwogen wordt met de hand op de Schrift uitgelegd dat God deze aarde heeft geschapen en dat de evolutietheorie op gespannen voet staat met de boodschap van de Bijbel. Er zijn heel veel vreemde redeneringen nodig om Bijbel en macro-evolutie met elkaar te verzoenen. Onlangs typeerde Dr. W.J. Ouweneel dit niet onaardig met het woord ‘capriolen’.

Het boek van Dr. Paul is zeer grondig en ik wil het van harte aanbevelen. In dit boek gaat de Bijbel open en kunnen we lezen hoe Gods alles heeft gemaakt. Eigenlijk is het jammer dat ik met slechts deze paar woorden dit voortreffelijke en precies op tijd verschenen boek mag aanbevelen. Het zij zo. Van harte aanbevolen!
 


2. WaaromSchepping - 4 september 2017 - https://waaromschepping.wordpress.com...

Oorspronkelijk

Boekrecensie door Gert-Jan van Heugten

Met 650 aanwezigen zat de aula van het Hoornbeeck in Amersfoort vorige week dinsdag afgeladen vol. Mart-Jan Paul kreeg het eerste exemplaar van zijn nieuwe boek Oorspronkelijk overhandigd. Een boek met, zoals de ondertitel luidt, overwegingen bij schepping en evolutie. De volle zaal bewijst dat velen dit onderwerp overwegen.

Twee jaar heeft Paul aan zijn boek gewerkt, en op het eerste gezicht zou dit zomaar eens het nieuwe standaardwerk kunnen worden op het gebied van de schepping. Het is Paul gelukt een toegankelijk, compleet boek te schrijven, waarin allerlei aspecten van het schepping-evolutiedebat evenwichtig worden besproken, maar waarin de auteur ook niet te bang is om duidelijk stelling te nemen.

Opbouw
Paul is theoloog, en dat is duidelijk te merken aan de insteek van dit boek. Hij behandelt uitvoerig de geschiedenis, zowel van het evolutiedenken (h. 2) als van het denken over Genesis (h. 3). Uiteraard komt ook een nauwe analyse van Genesis aan bod (h. 6), waarbij al direct mogelijke tegenwerpingen (zoals licht voor de vierde scheppingsdag) worden weggenomen. De platte-aardemythe wordt omvergeschopt (h. 4), alsmede de gedachte dat het conflict tussen wetenschap en geloof ook maar iets te maken had met Galilei (h. 5).

Na een bespreking van Bijbelverzen in het Oude Testament die de schepping als historisch zien (h. 7), volgen twee hoofdstukken waarin twee theïstische-evolutiemodellen worden bekritiseerd; die van John Walton (auteur van de trilogie The Lost World of Genesis 1, The Lost World of Adam and Eve, The Lost World of Scripture) en van Denis Alexander (Creation or Evolution: do we have to chose?). 

Walton (h. 8) benadert Genesis vooral in het licht van Midden-Oosterse scheppingsmythen, en stelt dat je de Bijbel moet interpreteren met die gegevens in de hand. 

Alexander (h. 9) bestempelt een stel ‘neolithische’ (steentijd) boeren als Adam en Eva, die werden volgens hem niet geschapen, maar geroepen, zoals Abra(ha)m. Paul geeft duidelijk aan waar ze de mist in gaan.

Volgend op dit ‘excurs’ pakt Paul de draad weer op en bespreekt hij de historische schepping zoals die in het Nieuwe Testament wordt aangehaald (h. 10). Daarna gooit hij het over een andere boeg. Na een hoofdstuk over Charles Darwin (h. 11) bespreekt hij de opkomst van het creationisme (h. 12). Niet, zoals velen ten onrechte doen, beginnende bij The Genesis Flood van Morris en Whitcomb (1961), maar al veel eerder, bij de opkomst van de geologie en de ‘scriptural geologists‘.

Dan volgt een hoofdstuk over hoe theologen na Darwin hebben gereageerd op zijn theorieën, ingedeeld naar kerkverband (h. 13).

Het voorlaatste hoofdstuk (h. 14) is een bespreking van hedendaagse wetenschappelijke organisaties die zich met het schepping-evolutiedebat bezighouden. Paul eindigt met een kritische bespreking van het theïstisch evolutionisme (h. 15).

Lichte kritiek
Bij een werk van 500+ pagina’s kan het niet anders dan dat er hier en daar een foutje insluipt. Gelukkig zijn de meeste niet storend, maar ze laten wel zien dat Paul ten diepste geen natuurwetenschapper is – hij spreekt meermaals over het ‘fossiele bestand’ (fossielenbestand) en noemt het chemische element ‘waterstof’ bij de verengelste naam ‘hydrogeen’.

Iets wat de gemiddelde lezer wel op kan vallen heeft te maken met de druk van de tussenkopjes, in mijn exemplaar althans. De blauwe en rode inkt overlappen mekaar niet altijd voor de volle 100%, waardoor de donkerblauwe letters soms een magenta schaduw krijgen. Ook bij sommige afbeeldingen is dit het geval, maar daar is het gelukkig minder storend.
Wat echter wel een zwaarder kritiekpunt is, is dat Paul soms naar Wikipedia verwijst als bron. Niet wanneer het over kernzaken gaat, maar om bepaalde begrippen uit te leggen. Juist omdat iedereen wijzigingen aan kan brengen op Wikipedia is de betrouwbaarheid van deze site twijfelachtig, en had Paul beter naar andere sites of boeken met dezelfde informatie kunnen verwijzen.

Een ‘oneigenlijke’ vergelijking
Na alle heisa die er voor de zomer was over het nieuwe boek van Van den Brink, is het moeilijk om deze twee werken niet met elkaar te vergelijken. Paul geeft aan dat de verschijningsdatum van Oorspronkelijk te dicht op En de aarde bracht voort zat om er uitgebreid op in te gaan, maar hij noemt het wel in zijn boek. Waar Van den Brink de evolutietheorie als een gegeven beschouwt en geen problemen ziet met de Bijbeltekst, stelt Paul de evolutietheorie aan de kaak en laat hij zien dat er onoverkomelijke problemen zijn. Zowel qua thematiek, achtergrond van de auteurs als verschijningsdatum verdienen deze twee boeken het om naast elkaar in de kast te staan. Maar waar Van de Brink een eenzijdig beeld schetst en tot destructieve conclusie komt, is het boek van Paul evenwichtig en weloverwogen, niet kritiekloos naar de wetenschap (zowel christelijk als seculier) maar wél met het juiste respect voor de Bijbel als onfeilbare Woord van God.
 


1. - 28 augustus 2017 - www.logos.nl

Oorspronkelijk. Overwegingen bij schepping en evolutie


Boekrecensie door Logos.nl

Het klassieke scheppingsgeloof van een recente zesdaagse schepping en een historische zondeval ligt onder vuur. Is het in deze tijd nog wel mogelijk om te geloven in deze kernnoties? Heeft de naturalistische natuurfilosofie van universele gemeenschappelijke afstamming over lange perioden dit geloof niet al lang de das om gedaan? Wat zegt de Bijbel hierover? Is het niet beter om een compromis te sluiten en leerstellige revisies toe te passen, zoals bijvoorbeeld de theologen John Walton en Denis Alexander doen?

Morgen is het dan zo ver. Dan zal er een boek verschijnen dat op al deze vragen een antwoord wil geven. De onder ons bekende hoogleraar Oude Testament en CHE-docent prof. dr. Mart-Jan Paul schreef dit boek. Het boek kreeg als titel Oorspronkelijk mee. De ondertitel luidt: Overwegingen bij schepping en evolutie. Over het boek schrijft de uitgever, Labarum Academic (onderdeel van De Banier), dat de vraag naar de oorsprong van leven veelomvattend is. Het raakt een flink aantal vakgebieden.

De omschrijving van het boek op de achterkant:

Over de oorsprong van het leven bestaan zeer uiteenlopende theorieën, van evolutie tot creationisme. In dit boek wordt zorgvuldig geanalyseerd hoe de Bijbel en de christelijke traditie over onze oorsprong spreken. De vraag naar de oorsprong van het leven is veelomvattend. Zij raakt de uitleg van de Bijbel, de ouderdom van de aarde, de relatie tussen de mens en zijn milieu en de verhouding tussen geloof en wetenschap. Bovendien heeft onze visie op de oorsprong van het leven gevolgen voor onze opvattingen over het kwaad en het lijden in deze wereld, voor ons zicht op de verlossing en onze toekomstverwachting. Oorspronkelijk gaat op deze zaken in en richt zich vooral op de uitleg van de Bijbel en de achtergronden daarvan. Die uitleg is nooit neutraal, maar vindt plaats in wisselwerking met culturele en wetenschappelijke opvattingen.

De boekpresentatie zal plaatsvinden op dinsdagavond 29 augustus 2017 in de kapel van het reformatorische Hoornbeeck College te Amersfoort.1 Naast de presentatie van het boek zijn er nog een drietal sprekers uitgenodigd die wat zullen zeggen over de discussie. Patholoog-anatoom prof. dr. Piet Slootweg bijt de spits af door te focussen op argumenten waarom universele gemeenschappelijke afstamming wel waarschijnlijk is. Bioloog en spierfysioloog prof. dr. ir. Hans Degens geeft daarna argumenten waarom universele gemeenschappelijke afstamming juist niet waarschijnlijk is. De predikant en theoloog dr. Maarten Klaassen zal spreken over enkele knelpunten die het theïstisch evolutionisme met zich meedraagt. Als laatste zal de auteur prof. dr. Mart-Jan Paul reageren op het drietal sprekers

Klik hier voor reacties op het boek van prof. Mart-Jan Paul...


www.vergadering.nu