www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

1 RECENSIE


Jezus, de enige weg tot God
Moet je het evangelie horen om gered te worden?

John Piper

128 blz.
Grace Publishing House, 2011
ISBN 9789077669600
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Is Jezus nog steeds de enige weg?
Moet je het evangelie horen om gered te worden?
Als de kerk ooit te confronterend was in haar manier van evangeliseren, dan is die tijd nu beslist voorbij. In onze steeds kleiner wordende pluralistische wereld wordt de overtuiging dat Jezus de enige weg tot redding is, steeds vaker arrogant en zelfs weerzinwekkend genoemd. Wanneer ze geconfronteerd worden met deze kritiek, deinzen velen ervoor terug om te bevestigen dat het een universele noodzaak is Jezus te kennen en in Hem te geloven.
In 'Jezus, de enige weg tot God– moet je het evangelie horen om gered te worden?', doet John Piper een dringende oproep aan de kerk om te overwegen wat er op het spel staat wanneer we de unieke, universele plaats van Jezus in de redding loslaten. Als je bezorgd bent over de huidige staat van de evangelieverkondiging – en de kerk – moet je dit boek beslist lezen.
Dr. John Piper is als predikant verbonden aan de Bethlehem Baptist Church in Minneapolis in Minnesota (USA), waar hij sinds 1980 dient. Hij is de auteur van meer dan veertig boeken waarvan er meerderen in het Nederlands zijn verschenen. John en zijn vrouw Noël hebben vier zonen, één dochter, en een aantal kleinkinderen.

..


1. Kris Tavenier - december 2016

Jezus, de enige weg tot God

Boekrecensie door Kris Tavenier

Laat ik maar meteen open kaart spelen: met toenemende verontwaardiging heb ik mij geworsteld doorheen het boekje ‘Jezus, de enige weg tot God’ van John Piper, met als ondertitel ‘Moet je het evangelie horen om gered te worden?’. Dat lag niet aan het aantal bladzijden, slechts 128 op klein formaat, maar aan de inhoud van dit boekje. Ik werd er helemaal niet blij van en ik ben het ook helemaal niet eens met de visie die in dit boekje wordt uiteengezet.

De opzet van het boekje
John Piper heeft dit boekje geschreven om de zending en evangelieverspreiding over heel de wereld aan te moedigen (blz. 13, 16, 62, 85, 105, 123, e.a.). Daar kun je natuurlijk niets op tegen hebben. Dan komt er echter de grote ‘maar’ en dat is de motivatie die hij aandraagt voor die wereldwijde zending. Die motivatie is te vinden in de ondertitel van het boekje: ‘Moet je het evangelie horen om gered te worden?’.

Heel het boekje is een motivering van die stelling, en daar komt hij steeds weer op terug, dat er absoluut geen enkele kans op redding mogelijk is voor mensen die (nog) niet bereikt zijn met het evangelie. Dat is de rode draad doorheen heel het boekje. Hij deelt de vraag ‘is Jezus de enige weg tot redding’ daarvoor op in drie subvragen:

1. Zullen mensen een eeuwige, bewuste pijniging ondergaan onder Gods toorn? (Hoofdstuk 2)
2. Is het werk van Christus noodzakelijk voor redding, of zijn er andere gronden? (Hoofdstuk 3)
3. Is bewust geloof in Christus noodzakelijk voor redding? (Hoofdstuk 4-7)

Over deze drie vragen schrijft hij: “Mijn doel met dit boek is te beredeneren dat het onderwijs van de Schrift tot een positief antwoord leidt op elk van deze drie vragen” (blz. 29). De eerste twee vragen leveren niet veel problemen op, hoewel de eerste vraag wel met meer tranen had mogen beantwoord worden. Het probleem komt natuurlijk bij de behandeling van de derde vraag. Die vraag wordt dan ook in meerdere hoofdstukken behandeld.

Nader bekeken
Een eerste van deze hoofdstukken gaat over ‘het geheimenis van Christus en de tijden der onwetendheid’. In de tijden van onwetendheid, toen het geheimenis van Christus nog niet geopenbaard was, vond er geen wereldwijde zending plaats onder de volken. Daarentegen was er een ‘voorbijzien’ door God, wat volgens Piper betekent dat er een soevereine beslissing van God was tot uitstel van een krachtige inspanning om mensen uit de volken tot bekering te brengen (blz. 73). Op dit punt citeert Piper natuurlijk Calvijn, want Pipers visie is door en door calvinistisch op dit punt. Ondanks de duidelijke consequentie voor al die mensen uit de volken laat Piper de vraag of er dan mensen uit de volken gered werden in die tijd in een waas van vaagheid hangen. Kennelijk wil hij de wrede consequentie dat zij allen voor eeuwig verloren zijn toch niet zo uitdrukkelijk neerschrijven als tussen de regels door leesbaar is. Maar het wordt wel duidelijk als hij in de samenvatting van dit hoofdstuk de zin schrijft: ‘Vóór zijn komst berustte het reddend geloof op de vergeving en de ondersteunende genade van God die zichtbaar werden in gebeurtenissen als de uittocht en in de offers en in de profetische beloften zoals Jesaja 53’ (blz. 78).

Met betrekking tot de heidense volken vóór de komst van Jezus Christus schrijft hij: “Vóór deze tijd van het voorrecht van het evangelie waren deze dingen niet mogelijk, want God liet alle volken op hun eigen wegen gaan” (blz. 116) en bedoelt daarmee dat ze allen reddeloos verloren zijn. Redding van mensen uit de volkeren was volgens Piper dus niet mogelijk voor God vóórdat Jezus geweest is. Hij heeft het immers over ‘tot geloof brengen, het hart openen voor het evangelie, bekering schenken en reinigen van het hart door het geloof’ (blz. 115-116). Piper beredeneert het zo, dat God bezig was met zijn eigen volk Israël en dat Hij de andere volken dus in die tijd maar ‘voorbijzag’, met alle consequenties van dien (blz. 73).

Anderzijds kan er sinds de komst van Christus geen mens gered worden, aldus Piper, die het evangelie niet gehoord heeft zoals dat door de apostelen is gepredikt. De evangelisatie kwam voor dezen simpelweg gewoon te laat. In de context van het ontkomen aan de hel en het voor eeuwig bij God zijn schrijft Piper: “Dit alles zal iedereen ontgaan die niet bereikt wordt met het goede nieuws van Jezus” (blz. 15). “Zonder dit geloof – geloof dat bewust rust in Jezus zoals Hij wordt voorgesteld in het evangelie – is er nu geen redding” (blz. 17). In de context waarin hij deze zin schrijft bedoelt hij dat mensen die niet bereikt zijn met het evangelie geen kans op redding hebben. Ja, je zal dus maar dikke pech hebben als je in een volk woont dat niet bijtijds bereikt werd met het evangelie. Alle mensen die voor 12 oktober 1492, de aankomst van Columbus op het Amerikaanse continent, daar leefden zijn volgens Piper dus kansloos verloren. Deze consequentie geldt voor alle volkeren op de aarde, voordat het evangelie hen bereikt heeft. Piper schrijft maar al te gemakkelijk neer: “God heeft zijn soevereine doelen bij het bepalen wie in werkelijkheid het evangelie zullen horen en geloven” (blz. 74). Ik vrees dat Piper een verkeerde visie heeft op Gods soevereiniteit en vooral dat hij tekort doet aan het hart van God voor mensen.

Een volgend hoofdstuk gaat dan over de persoon Cornelius, de heidense centurio, die door de Bijbel ‘een godvruchtig man, een vereerder van God met zijn gehele huis, die vele aalmoezen gaf en geregeld tot God bad’ (Hand. 10:2) genoemd wordt. Eenvoudigweg stelt Piper toch dat deze man desondanks reddeloos verloren was. Hij schrijft letterlijk: ‘Cornelius zou niet gered zijn als niemand [in dit geval Petrus] hem het evangelie had gebracht’ (blz. 94). Mijn vraag aan Piper is hoe hij uit het getuigenis van Petrus zelf in Hand. 10:35 ‘dat in ieder volk degene die Hem vreest en gerechtigheid werkt, Hem welgevallig is’ en de woorden van Hebreeën 11:6 dat ‘zonder geloof is het onmogelijk Hem welgevallig te zijn’ [een vers dat Piper niet citeert in deze context] toch kan concluderen dat deze Cornelius reddeloos verloren was.

Een derde hoofdstuk heeft als subtitel ‘geen andere naam onder de hemel’. Piper concludeert dat je deze naam moet gehoord hebben alvorens gered te kunnen worden. Hij schrijft: ‘Als je gered bent door Jezus incognito, spreek je niet van gered zijn door zijn naam’ (blz. 99). En vervolgens: ‘Dat wil zeggen dat je van Hem gehoord moet hebben en moet weten Wie Hij is als specifieke man die een specifiek reddend werk verricht heeft en is opgestaan uit de doden’ (blz. 99). Natuurlijk wordt ieder mens gered op grond van het offerwerk van Jezus Christus, er is geen andere redding mogelijk! Maar Piper geeft mij geen antwoord op de vraag hoe het dan moet met al die mensen die God zochten maar nooit de kans gehad hebben om over Jezus Christus, zijn offerwerk en zijn opstanding te horen. Of is het vonnis zo simpel en onbarmhartig dat ze brute pech hebben gehad: op de verkeerde plaats op het verkeerde moment. Sorry, zo ken ik God niet.

Met betrekking tot Gods openbaring in de natuur is Pipers visie: “Openbaring in de natuur redt niet” (blz. 11). Hij schrijft verder: ‘Volgens Romeinen 1:18-23 is algemene openbaring door de natuur altijd toereikend geweest om mensen verantwoordelijk te houden voor het verheerlijken en bedanken van God, maar niet efficiënt genoeg om hen zover te brengen dat ze Christus werkelijk verheerlijken op een wijze die tot redding leidt’ (blz. 82). Piper stelt dus samengevat dat iemand die nooit over Christus gehoord heeft, metterdaad geen enkele kans op redding heeft gehad. De openbaring in de natuur is voor deze mensen ontoereikend. Het door God aan de mens geschonken geweten zal voor Piper dan ook wel zinloos zijn.


Het laatste hoofdstuk is getiteld ‘de zendingsopdracht volgens Paulus en Johannes’. Uiteindelijk concludeert Piper: “Het eeuwig leven komt dus alleen tot diegenen die de stem van de Herder horen en Hem volgen” (blz. 119). Al wie het evangelie nooit heeft kunnen horen, is volgens Piper en deze visie per definitie reddeloos verloren en bestemd voor een eeuwig verblijf in de hel. Het lijkt mij dat hij wel al te gemakkelijk spreekt over het verloren gaan van mensen en over de hel.
 
Samengevat stelt Piper dat de mensen uit de volkeren die leefden vóór Jezus reddeloos verloren zijn, omdat God zich van hen niet aangetrokken heeft en dat alle mensen die geleefd hebben (en leven) ná Jezus evenzeer reddeloos verloren zijn indien zij niet op tijd bereikt zijn geworden met het evangelie. Piper heeft er kennelijk geen moeite mee dat al deze miljoenen mensen volgens hem kansloos en voor eeuwig verloren gaan.

Ik dacht een sprankje hoop te vinden in de zin “Buiten het kennen van Hem om zal niemand die in de gelegenheid is om het te weten gered worden” (blz. 79). Om te weten wie er door Piper bedoeld worden met deze ‘die in de gelegenheid is om het te weten’ moeten we naar de voetnoot toe. Er zijn er immers dus, die niet in de gelegenheid zijn. Wie bedoelt Piper? Het antwoord is choquerend: “Ik stel het op deze manier om de redding open te houden voor jonge kinderen en gehandicapte personen die niet de fysieke mogelijkheid hebben om zelfs maar te bevatten dat er een openbaring beschikbaar is” (noot 6, blz. 82). Alsof Pipers manier van iets te stellen al dan niet de mogelijkheid op redding openhoudt?!

Het beeld van God
Ik vraag me af of Piper wel diep genoeg en met zijn hart heeft nagedacht over de consequenties van deze visie die hij aanhangt en promoot.
De ergste consequentie van de visie die Piper neerpoot in dit boek is wel het beeld over God dat erdoor geschetst wordt. Het beeld van een God die er geen enkel probleem mee heeft dat mensen kansloos verloren gaan. Maar zo is God niet! Integendeel, Hij heeft een geweldig passioneel verlangen om mensen te redden en te behouden van het oordeel (1Tim. 2:4). Dat mis ik zo sterk in dit boekje van Piper, namelijk het hart van God, de liefde van God, zijn uitreikende hand van genade naar diegene die dreigt verloren te gaan. Uit de Bijbel begrijp ik het zo, dat God tranen huilt over elk mens die verloren gaat. Daarom kan ik het niet hebben dat er te lichtvaardig gesproken, geschreven of gedacht wordt over de liefde van God en het reddingswerk van onze geliefde Heer Jezus Christus, het Lam van God. Het lijkt mij dat er in dit boekje maar al te licht geschreven wordt over zoiets gewichtigs van belang als de redding van mensen. Laten we in wijsheid het oordeel maar aan God Zelf overlaten.

Besluit
Zoals ik het lees maakt Piper een aantal ernstige denkfouten, kort-door-de-bocht redeneringen, al te eenzijdige interpretaties van Bijbelverzen en trekt hij daardoor pijnlijke conclusies met verstrekkende betekenis tot gevolg. Het is mijn hoop en de motivatie voor het schrijven van deze recensie dat lezers van dit boekje van Piper zich niet laten vangen door de visie die erin uiteengezet wordt. Naar mijn mening doet Piper met zijn uiteenzetting en deze visie onrecht aan zowel de rechtvaardigheid van God als aan Gods liefde en genade voor mensen! Ik ben blij dat ik niet deze visie op Gods hart heb.


BIJLAGE

Kanttekening van Harry Sleijster
Er is een zeer goede analyse die John Pipers overgang van evangelisch naar calvinistisch beschrijft (zie punt C.4). Het is geen mooi verhaal. Hij is een arme huilende jongeman die overruled wordt door twee hoogleraren en daardoor aan het dwalen raakt. Lees:
http://www.hetcalvinismeendebijbel.nl/cal-C-het-nieuwe-calvinisme.pdf

Verder blijkt o.a. ook nog dat Piper geen zekerheid van zijn geloof heeft, maar gelooft in volharden tot het einde en dan maar afwachten (zie punt 12.2.1):
http://www.hetcalvinismeendebijbel.nl/cal-h12-geloofszekerheid.pdf

 

www.vergadering.nu