www.vergadering.nu De Leermap www.vergadering.nu

Bode - oktober 2006

De spade regen 

Willem J. Ouweneel 

Dikwijls wordt de vraag gesteld: welke bijbelse gronden hebben wij om voor de eindtijd nog een bijzondere opwekking te verwachten? Vaak wijst men op Lk18:8 als ‘tegenbewijs’: ‘Als evenwel de Zoon des mensen komt, zal Hij dan het geloof vinden op de aarde?’ Dat is echter een open vraag, waarop we zelf het antwoord zullen moeten ‘invullen’. Bovendien gaat het in dat vers niet om het christelijk geloof in het algemeen, maar juist om het geloof waar het in de voorgaande verzen om ging: het geloof dat grote dingen van God verwacht! En die verwacht ik voor de eindtijd. 
Het is waar, er zal in de eindtijd een vreselijk verval zijn, met name onder christenen (2Th2:1-12; 1Tm4:1-5; 2Tm3:1-5; 2Pt3:3-10). Dat valt helaas niet te ontkennen. Maar dat sluit niet uit dat een ander deel van de christenen juist tot intense Geestelijke vernieuwing zal komen. We stuiten hier op een belangrijk bijbels beginsel voor de eindtijd: ‘Laat hij die onrecht doet, nog meer onrecht doen; en die vuil is, zich nog vuiler maken; en die rechtvaardig is, nog meer gerechtigheid doen; en die heilig is, zich nog meer heiligen’ (Op22:11). 

Wij hebben geleerd om de profetieën met betrekking tot Israël letterlijk te nemen. En dat is terecht. Maar wij hebben ook geleerd dat zij tevens een morele betekenis voor de christenen hebben. Dat is ook terecht. Zo geloof ik dat er niet alleen voor Israël, maar ook voor de Gemeente zowel een ‘vroege’ als een ‘late regen’ is. 
De belangrijkste schriftplaatsen die hierover handelen zijn: 

   • Hs6:3, ‘Ja, wij willen de HERE kennen, ernaar jagen Hem te kennen. Zo zeker als de dageraad is zijn opgang. Dan komt Hij tot ons als de regen, als de late regen, die het land besproeit’; 

   • Jl2:23, ‘gij, kinderen van Sion, juicht en verheugt u in de HERE, uw God, want Hij geeft u de leraar ter gerechtigheid; ja, regenstromen laat Hij voor u nederdalen, vroege regen en late regen, zoals voorheen’; 

   • Zc10:1, ‘Vraagt van de HERE regen ten tijde van de late regen. De HERE maakt de bliksemschichten; een stortregen zal Hij hun geven, voor iedereen gewas op het veld’. 

Ik heb als titel van dit artikel maar even die goeie ouwe Statenvertaling gekozen, die van ‘spade (= late) regen’ spreekt. 

Beeldspraak 
Wat betekenen die vroege en die late regen? In niet-profetische zin wordt er verder nog over gesproken in Dt11:14; Jb29:23; Sp16:15; Jr3:3; 5:24. De vroege regen valt in Israël in oktober/november en is nodig om het land bouwrijp te kunnen maken. De late regen valt in maart/april en geeft het graan voldoende vocht om de lentewarmte te kunnen doorstaan en dus tot rijping te komen. Aan het eind van het Loofhuttenfeest bidden de joden traditioneel om de vroege regen; maar als het voorjaar nadert, gaan zij bidden om de late regen, die heel wat onzekerder is dan de vroeger regen. 

Om het beeld te begrijpen moeten we bedenken dat regen, net als water in ruimere zin, een beeld is van de Heilige Geest. De Geest wordt op Gods volk ‘uitgestort’ als water, waardoor de woestijn gaat bloeien, dus net als na een flinke regenbui (Js32:15).
Let ook op het dichterlijke parallellisme in Js44:3v.: 
     Want Ik zal water gieten op het dorstige 
     en beken op het droge; 
     Ik zal mijn Geest uitgieten op uw nakroost 
     en mijn zegen op uw nakomelingen. 

De idee van het ‘uitgieten/uitstorten’ van de Geest vinden we ook in Ez39:29 (vgl. 36:25-27); Jl2:28v. (vgl. Hd2:17v.); Zc12:10, en vandaar ook in het Nieuwe Testament (Hd2:33; 10:45; Tt3:5v.; vgl. ook Rm5:5). Opmerkelijk is ook het woord van de Heer op de laatste dag van het Loofhuttenfeest, waar ik net al op zinspeelde, de dag van het ‘waterscheppen’: ‘En op de laatste, de grote dag van het feest, stond Jezus daar en riep aldus: “Als iemand dorst heeft, laat hij bij Mij komen en drinken! Wie in Mij gelooft, zoals de Schrift zegt: ‘Stromen van levend water zullen uit zijn binnenste vloeien’.” Dit nu zei Hij van de Geest, die zij die in Hem geloven, zouden ontvangen; want de Geest was er nog niet, omdat Jezus nog niet was verheerlijkt’ (Jh7:37-39). Hier gaat het om water als een bron, een fontein (vgl. Jh4:14). 

In het Oude Testament is water soms een teken van Gods heilige aanwezigheid: ‘Als [de cherubs] gingen, hoorde ik het geruis hunner vleugels als het gebruis van vele wateren, als de stem des Almachtigen’ (Ez1:24). ‘Zie, de heerlijkheid van de God van Israël kwam uit oostelijke richting, er was een geluid als het gedruis van vele wateren en de aarde straalde vanwege zijn heerlijkheid’ (43:2). 

In Hs6:3 is de Here Zélf de ‘late regen’; het gaat immers om God de Heilige Geest. In Jl2:23 kunnen we vertalen ‘leraar der gerechigheid’ (dat zou dan op de Messias slaan), maar ook ‘regen om je te verkwikken’ (NBV) (het gaat hier om een Hebreeuwse woordspeling). Als hier aan de Messias gedacht is, zullen we ook die vroege en late regen figuurlijk mogen nemen als de zegen van de Geest die God op zijn volk uitstort. In Zc10:1 wordt het volk, als de tijd van de late regen is aangebroken, opgeroepen om te bidden om die late regen. We denken daarbij vanzelf aan Lk11:13: ‘... hoeveel te meer zal de Vader die van de hemel is, de Heilige Geest geven aan hen die er Hem om bidden’ – dat is niet bidden om de inwoning van de persoon van de Geest (want die woont al in ons vanaf dat we tot geloof kwamen; Ef1:13), maar bidden dat de kracht van de Heilige Geest in onze levens zichtbaar mag worden; oftewel: bidden om de vervulling met de Heilige Geest (vgl. Ef5:18, waar datzelfde als een opdracht tot ons komt). 

Handelingen 
Israël heeft in zijn geschiedenis de periode van de ‘vroege regen’ gekend in de tijd van Mozes en Jozua, dus aan het begin van zijn volksbestaan. Nooit heeft het zulke wonderbare tekenen en zegeningen van Gods kant meegemaakt. Maar het zal in de eindtijd ook de ‘late regen’ ontvangen, waardoor een gelovig ‘overblijfsel’ straks de zegeningen van het Messiaanse vrederijk zal kunnen binnengaan. 

Wat de Gemeente betreft viel de ‘vroege regen’ van God ten tijde van het boek Handelingen. Het was de tijd van de uitstorting van de Heilige Geest op de gelovigen uit Israël (Hd2) en later op anderen: de Samaritanen (Hd8) en de niet-Joden (Hd10). Het was een tijd van bijzondere wonderen en tekenen. Het was ook een tijd waarin de ‘staat’ Israël nog bestond (zij het onder heerschappij van de Romeinen) en waarin men van een Massiasbelijdend jodendom kan spreken. Er is al vaak op gewezen dat wij vandaag weer opnieuw een dergelijke tijd beleven, als het ware ‘achterstevoren’. Er is weer een staat Israël sinds 1948, er is weer een Massiasbelijdend jodendom sinds enkele decennia, er is weer een machtige beweging van de Geest wereldwijd, gepaard gaande met vele wonderen en tekenen. Niet alles daarin is even kosjer, maar dat was in Hd ook al het geval. Over het geheel genomen spreken we toch van een opmerkelijke ontwikkeling. Van alle ca. honderdduizend mensen die elke dag tot geloof komen, heeft 85-90 % dit mede gedaan op grond van wonderen en tekenen. 

We beleven bijzondere tijden! Het is geen wonder dat veel christenen daarbij aan deze profetieën over de ‘late regen’ denken. Wat in Hd voor Israël bestemd was, daar kregen ook de gelovigen aan de volken deel aan. En wat in de eindtijd voor Israël bestemd is, daar krijgen opnieuw de gelovigen uit de volken deel aan. Vroeger dachten veel christenen dat dat allemaal pas na de opname van de Gemeente in vervulling zou gaan. Maar dat dacht men ook van de oprichting van de staat Israël en de vorming van het joodse gelovige ‘overblijfsel’. Vandaag beleven wij echter hoe dat alles al werkelijkheid geworden is vóór de opname van de Gemeente! Waarom zouden we dan niet evenzo mogen hopen op de ‘late regen’, niet alleen op dat joodse overblijfsel, maar op alle gelovigen op aarde? 

De Leermap-index


 

www.vergadering.nu