Reformatorisch Dagblad - 12 juli 2002
„Verzoening
moet persoonlijk zijn”
Pastoor Berger, prof. Ouweneel en ds. Van Kooten in forum op zomerconferentie CSFR
HENGELO - Kennis van verzoening met God moet niet alleen algemeen, maar ook
persoonlijk zijn. Daarover waren alledrie de forumleden het donderdagmiddag eens op de
zomerconferentie van de reformatorische studentenvereniging CSFR die deze week werd
gehouden in Hengelo (Gelderland) rond het thema ”Schuld, vergeving en vergelding”.
.
In het forum zaten prof. dr. W. J. Ouweneel, ds. M. van Kooten, hervormd predikant te
Montfoort, en pastoor L. Berger uit Kijkduin, rooms-katholiek priester en voormalig
biechtvader van dr. W. S. P. (Pim) Fortuyn. In een korte inleiding aan het begin
konden de forumleden hun licht laten schijnen op het thema. Pastoor Berger betoogde
dat de mens, in Adam gevallen, sterfelijk is. „De mens heeft het pad gemist, een
scheve schaats gereden. Er is verzoening en genade in Christus. Verzoening is nodig om
terug te komen op de weg tot God.” Hij citeerde daarbij een Syrische dichter: „Als
een schaap, zoek mij, leg mij op Uw schouders, breng mij terug bij U.”
.
Prof. Ouweneel ging in op de twee woorden die in de Statenvertaling beide met ”verzoening”
worden vertaald. „Het woord dat wordt gebruikt in 1 Johannes 2:2 duidt op uitdelging
van de zonden. Dat zoenoffer is nodig omdat het de zonde wegdoet van het aangezicht
van God. Het woord dat onder andere te vinden is in Romeinen 5:10 wijst vooral op het
herstel van de mens in zijn verhouding met God. De twee woorden werpen een breder
licht op de term verzoening”, aldus prof. Ouweneel. „Voor beide termen is het
offer van de Heere Jezus nodig. Niet God hoeft verzoend te worden met ons, maar wij,
als Gods vijanden, moeten verzoend worden met Hem.”
.
Ds. Van Kooten zei veel dingen te herkennen in de sprekers. Hij vulde aan: „Wij
liggen verdoemelijk voor God. Maar al in Genesis 3:15 volgde de belofte van Christus’
komst. De toorn van God is door Hem gestild. Maar wie het Evangelie verwerpt, wacht de
eeuwige toorn van God.” Een objectieve kennis van die verzoening is volgens de
predikant echter niet genoeg. „Het moet subjectief, persoonlijk worden. De kennis
van de zonde brengt tot droefheid en doet vragen naar de verzoening met God.”
.
Pastoor Berger typeerde de inleidingen als „drie muziekjes op hetzelfde thema.”
Prof. Ouweneel zag overeenkomst op het meest elementaire punt: geen verzoening buiten
Christus. Beiden stemden met ds. Van Kooten in dat het van groot belang is dat die
kennis van verzoening ook persoonlijk wordt.
.
Conferentiepreses mr. Cor Verkade stelde het forum een vervolgvraag: Hoe krijg ik een
genadig God? Ds. Van Kooten: „Wij mogen mensen erop wijzen om de toevlucht te nemen
tot Christus. Dan mag er houvast gevonden worden in de belofte van het Evangelie.”
Verkade: „En dan?” Ds. Van Kooten: „Als het Woord van God wordt toegepast door
de Heilige Geest, dan mag ik weten de Zijne te zijn. Dan wordt Zijn rust ervaren.”
.
Pastoor Berger beantwoordde de vraag over het krijgen van een genadig God aan de hand
van het verhaal over een oude generaal die hem op zijn sterfbed zijn zonden
opbiechtte. „Hij toonde berouw en ik heb hem ontslagen van zijn zonden. De Bijbel
spreekt immers: Wiens zonden gij zult vergeven, die zijn ze vergeven. Namens Christus
mag ik vrijspraak van zonden verlenen. Hij is in alle rust heengegaan.”
.
Ds. Van Kooten: „Maar was hij bemoedigd door uw woorden, of was hij geborgen in
Christus?” Pastoor Berger: Hij biechtte zijn leven op, het werd hem te veel. Hij
vroeg om door de Heer weer in genade te worden aanvaard.” Verkade: „En dan doet ú
dat?” Pastoor Berger: „Nee, ik mag het doen uit naam van de Heer. Een zondaar moet
eerst zijn zonden belijden. Om te belijden is genade van de Geest nodig.” Ds. Van
Kooten was het er niet mee eens: „Ik kan zeggen: „Zie het Lam Gods”, maar ik kan
Hem niemand geven.”
.
Conferentiepreses Verkade las het forum paragraaf 12 van hoofdstuk 3 en 4 van de
Dordtse Leerregels voor, over de wedergeboorte. Pastoor Berger zei deze „voor
honderd procent” te kunnen onderschrijven. Prof. Ouweneel gaf aan het „ondanks
zijn schroom” aangaande de Dordtse Leerregels het „toch wel mooi” te vinden.
.
De vraag werd ten slotte gesteld in hoeverre de forumleden zich met elkaar verbonden
wisten. Ds. Van Kooten sprak met waardering over zijn medeforumlid pastoor Berger: „We
hebben voor aanvang al stevig met elkaar gesproken. Maar als ik zie hoe Berger denkt
over de val, de opstanding, het eeuwige leven en zelfs de mogelijkheid om verdoemd te
worden, dan voel ik daarin met hem meer verbondenheid dan met vele hervormde dominees. |
|