Nederlands Dagblad - 29 november 2003
Gereformeerd, charismatisch en daartussenin
Ook Henk Medema, uitgever en publicist, wil een brug slaan tussen gereformeerden en charismatici. Hij gaat vooral in op de
genezingswonderen. Henk Medema is lid van de Vergadering van Gelovigen.
VRIJPLAATS
door Henk P. Medema
We zijn het oneens, blijkbaar, gereformeerde en charismatische gelovigen, over het 'extra' dat ons in en door de Geest
geschonken kan worden. Dat mag best, maar het gesprek daarover wil niet zo goed vlotten. Impliciet of zelfs expliciet maken we
elkaar verwijten. Charismatische christenen zeggen of denken misschien: hunnie zijn bang om zich open te stellen voor de kracht
van God. Gereformeerden (of althans: niet charismarische christenen) zeggen of denken soms: zullie willen alleen maar een kick.
Waar (gereformeerde) rook is, daar is geen (pinkster) vuur.
Dat schiet niet op. Terecht zegt Hans Burger in de krant van 27 november dat we er zo makkelijk niet vanaf komen. Als het waar
is, dan is het waar, en dan kunnen we niet zeggen dat het nu eenmaal niet in ons pakket zit, en dat we onze charismatische
geloofsgenoten daarmee alle zegen wensen. Het 'voorschot' van de Geest (zo spreekt Efeziërs 1:13 daar inderdaad over) kan niet
een pakketje zijn dat niet past bij de aan ons allen geschonken geestelijke zegeningen. Zo'n 'voorschot' kun je niet naar
believen laten liggen, als dat beter uitkomt.
Relatief zit, denk ik, nog de minste pijn in andere vormen van lofprijzing, tongentaal (zeker als die alleen in de binnenkamer
wordt uitgeoefend) en gebedsvormen. Veel moeilijker te verteren zijn de wonderen, en met name de wondergenezingen. Laten we nog
eens proberen elkaar goed te begrijpen.
Beeld van God
Het denken over wonderen en tekenen en manifestaties van macht wordt zeker ook bepaald door het
beeld dat wij van God hebben. Een statisch beeld, dat van de Onbewogen Beweger, de Klokkenmaker die het uurwerk vervaardigt en
Zich dan terugtrekt? Of het beeld van een dynamische, bewegende en bewogen God, die Zich het lot van alles en iedereen in de
wereld aantrekt?
Dwars daar doorheen speelt de vraag waar wij het centrum van onze theologie situeren: aan de voet van het kruis, of aan de
rechterhand van de Majesteit in de Hoge? Kruistheologie, of opstandingstheologie, theologia crucis of theologia gloriae. Of mág
hier eigenlijk zelfs geen keus gemaakt worden? Is Jezus alleen de Zoon des Mensen (Lucas), of is Hij ook de Zoon van God
(Johannes)? Zien we Hem alleen als Koning (Matteüs) of ook als Knecht (Marcus)? De vraag stellen is haar beantwoorden: God de
Heilige Geest openbaart de volheid van de Drie enige God in het brede spectrum van vernedering en verhoging, majesteit en
knechtsgestalte.
Wie iets betekenisvols wil zeggen over wonderen en tekenen en macht, moet ook iets betekenisvols zeggen over machteloosheid en
zwijgen en lijden.
Als het gaat over de werkzaamheid van de Geest in wonderen en tekenen, dan gaat het niet over de vraag wie God is in Zichzelf,
voorzover wij daar al in abstracto iets over kunnen zeggen, maar over de vraag Wie God is voor mensen. Want hoe we dat ook
allemaal begrijpen moeten met die tekenen en wonderen, in ieder geval gaat het er om óf en hóe God tot ons komt.
Het gaat hier om a. een priesterlijke bediening die ons invoert in de werkelijkheid en de waarheid van God, waardoor wij een
beter inzicht verkrijgen in de geloofsinhoud van het christendom. Maar ook om b. een koninklijke bediening, die ons dichter
brengt bij Gods zorg voor zijn volk, en waardoor wij komen tot een betere kwaliteit in samen delen van Gods liefde in zijn
gemeente. Op dat punt (en meestal niet zozeer op theologisch gebied) rapporteren zeer velen zegeningen, maar zeer vele anderen
ventileren hun zorgen: wat gebeurt er met de mensen? En dan niet met hun geloofsinhoud, maar met hun geloofsrelatie tot God.
Gemeenten raken er verdeeld over, weten niet wat ze er mee aan moeten.
We mogen dit niet versimpelen, zoals evangelisten in de campagnes van genezingsbediening nogal eens te horen krijgen: jullie
prediken wonderen, en wij zitten met de brokken. De brokken waren er natuurlijk al: ziekte, handicaps, invaliditeit, psychische
problemen, demonische belasting. De vraag is: hoe wordt in de poging tot het ruimen van brokken het beeld van God bij de mensen
gevormd?
Niet of, maar hoe
En dus gaat het toch weer over God. Als je zegt: ga tot Jezus, ga tot het wonder wat zeg je dan
over God? Let op: het gaat niet om de vraag of God soeverein is, ik ben althans nog nooit iemand tegengekomen die ontkent dat
Hij dat is. Maar het punt is: hoe is God in zijn soevereiniteit? En: hoe moeten mensen daarbij gehoorzaam en gelovig aansluiting
zoeken?
De twee makkelijkste antwoorden worden gegeven door de werkelijkheid van de wonderen weg te strepen tegen de realiteit van het
lijden, of door de realiteit van het lijden weg te strepen tegen de werkelijkheid van de wonderen. Dat is in ieder geval fout.
De raadsels dringen zich aan ons op naarmate wij met ontschoeide voeten, want dit is heilige grond dichter naderen tot Gods
wezen en zijn handelen. Hoe is God in dat alles? Hoe handelt Hij? Wat is zijn doel 'achter dat handelen? Hoe kan ik Hem
begrijpen; of hoe kunnen wij, daar waar wij Hem niet begrijpen, aansluiting zoeken bij zijn raad en bij zijn doen?
Daarom mag de prediker niet alles roepen wat hij gevonden heeft aangaande God, zelfs al is het waar, maar moet hij tevens samen
met de herder, en de evangelist zorgen dat het kan landen in de goede aarde van gelovige harten. Of het gewenste wonder
geschiedt of niet, het belangrijkste is dat God in zijn handelen niet altijd begrepen, maar gekend wordt.
|