www.vergadering.nu De Leesmap www.vergadering.nu
Bode - 1 september 2005

Ouweneel heeft vragen over ziekte en genezing

door Willem J. Ouweneel

Mijn boek Geneest de zieken! (Vaassen 2003) mocht zich verheugen in (tot dusver) drie drukken, een behoorlijk aantal recensies en verscheidene debatten. Die wil ik hier als zodanig niet bespreken; ik vermeld alleen dat ik van die reacties wel wijzer geworden ben. Niet zozeer doordat zij mij veel antwoorden gaven op vragen die ik nog had, als wel doordat zij mij hielpen voor mijzelf te formuleren waar m.i. de moeilijkste vragen liggen. Ik wil die vragen hier kort de revue laten passeren, niet omdat ik niet bepaalde ideeën over de antwoorden zou hebben, maar meer om de discussie in christelijk Nederland over deze kwesties te bevorderen. Ik zeg bij voorbaat dat de vragen elkaar nogal overlappen (het is moeilijk ze precies te scheiden), en dat dat dus ook voor de antwoorden geldt:


1. Mogen we zeggen dat er situaties zijn waarin God een bepaalde zieke, ook als die met geloofsvertrouwen om genezing bidt, op een bepaald ogenblik (nog) niet wil genezen? Of moet je zeggen dat God principieel altijd de genezing wil van de zieke die tot Hem roept (als tenminste aan bepaalde geestelijke voorwaarden is voldaan, zoals het wegnemen van blokkades)?

Velen zullen hier naar Paulus' doorn in het vlees (2Kor.12) verwijzen, maar de vraag is dan wel eerst of het bij die 'doorn' om een ziekte gaat. In mijn boek heb ik nogal wat redenen genoemd waarom bij die 'doorn' eerder aan menselijke tegenstand en vervolging moet worden gedacht. Als we deze passage terzijde laten, ken ik geen enkel bijbels voorbeeld waarin een gelovige te horen krijgt dat de genezing niet voor hem/haar is weggelegd (niet Gods plan voor zijn/haar leven is). Anderzijds: mag je dan zeggen dat de Heer iedere zieke die daarom bidt, in principe wil genezen (als de blokkades daartoe althans zijn weggenomen)? In Bethesda genas de Heer maar één zieke (die er niet eens om had gevraagd); waarom niet allemaal? Daar staat weer tegenover dat de Heer elke zieke genas die tot Hem kwam. Niemand kreeg ooit te horen dat voor hém of háár de genezing helaas niet was weggelegd, omdat God voor de betrokkene iets anders wilde (zie volgende vraag). Maar kun je uit het zwijgen van de Schrift wel zulke vergaande conclusies trekken?


2. Kun je ooit van een zieke zeggen dat God in zijn regering wil dat die zieke zijn/haar hele leven lang ziek blijft (bijv. tot opvoeding van die zieke, of om Zichze!f daarin te verheerlijken, of om de betrokkene dichter in zijn gemeenschap te brengen, of wat dan ook)? Zo ja, zijn daar dan bijbelse voorbeelden van?

Het heeft m.i. weinig zin erop te wijzen dat het lijden 'nu eenmaal' bij het christenleven hoort. Dat is een deel van de vraag zelf, denk ik. Dat vervolging en verdrukking bij het christenleven horen, is zeker - maar kunnen we dat van ziekte evenzeer zeggen? Waar blijkt dat dan uit de Schrift (afgezien van ouderdomskwalen)? Er zijn wel voorbeelden (heel weinig trouwens) van zieke gelovigen in het Nieuwe Testament, maar er is geen bewijs dat die ook ziek gebleven zijn. Paulus kwam 'in lichamelijke zwakheid' naar Galatië, maar dat was alleen 'de eerste maal' geweest (Gl.4:13). Epafroditus kwam doodziek bij de apostel aan, maar genas (Fp.2:25-28). Alleen van Timotheüs (1Tm.5:23) en Trofimus (2Tm.4:20) weten we niet of ze naderhand hersteld zijn. Nergens vinden we in de Bijbel een gelovige die ziek was en te horen kreeg dat hij/zij zich maar bij die ziekte moest neerleggen, omdat dit Gods plan voor zijn/haar leven was. Maar ik voeg daar direct weer aan toe dat wij voorzichtig moeten zijn om conclusies te trekken uit het zwijgen van de Schrift.


3. Horen ziekten bij de omstandigheden die sinds de zondeval onvermijdelijk deel uitmaken van ons leven als schepselen, en die door God worden aangewend ten goede van hen die Hem liefhebben?


De tot nu toe genoemde drie vragen zijn zowel leerstellig als in de pastorale ervaring en de praktische genezingsbediening heel fundamenteel. Kunnen we met zekerheid zeggen dat ook ziekten inbegrepen zijn bij Rm.8:18-23? Wat zijn de argumenten daarvoor? Ziekten horen bij het gebroken menselijk bestaan, maar niet bij het specifieke lijden dat karakteristiek is voor het christenleven. Anderzijds delen ook christenen in de gebrokenheid van de wereld die door de zondeval ontstaan is. Daarom zullen, als de Heer niet voordien terugkomt, uiteindelijk ook alle gelovigen sterven. En als ze sterven is dat altijd aan een falend lichaam. Daarom heb ik moeite met mensen die beweren dat geen enkele gelovige ooit ziek zou hoeven te zijn en dat, als een gelovige toch ziek is, dat altijd zijn/haar eigen schuld is. Maar ik heb ook moeite met mensen die al te gemakkelijk, al te vanzelfsprekend over ziekte bij gelovigen spreken, alsof dat er 'nu eenmaal' bij hoort. Daarin klinkt meer onze dagelijkse ervaring door dan het bijbelse spreken (zie ook vraag 5!). Of zie ik dat verkeerd?


4. Op welke manier is de 'zalving' (de Aanwezigheid, de Kracht, de Dynamis) in fysieke objecten of plaatsen merkbaar, wanneer Hij Zich op aarde de Machtige betoont? Denk aan de wind en het vuur in Hd.2, het speeksel van Jezus, de zweetdoeken van Paulus, de beenderen van Elia.

Dit zijn bekende bijbelse situaties:Jezus gebruikte speeksel in zijn genezingsdienst (Mk.7:33; 8:23; Jh.9:6). Van Paulus lezen we: 'En buitengewone krachten deed God door de handen van Paulus, zodat zelfs zweetdoeken en gordeldoeken van zijn lichaam op de zieken werden gelegd en de ziekten van hen weken en de boze geesten uitgingen' (Hd.19:11v). En van Elisa: 'Terwijl men eens bezig was iemand te begraven, zie, daar zagen zij een bende: toen wierpen zij de man in het graf van Elisa en liepen weg. En toen de man met het gebeente van Elisa in aanraking kwam, werd hij levend, en rees overeind op zijn voeten' (2Kn.13:21). Er zijn uit de magie talloze gevallen bekend van voorwerpen die op een of andere manier met 'magische' (bovennatuurlijke) kracht geladen zijn. We weten van de duivel dat hij graag het werk van God imiteert (zie een treffend voorbeeld in Ex.7:10-12). Betekent dit dat voorwerpen (inclusief speeksel en beenderen) met positieve kracht van God geladen kunnen zijn? Die vraag komt ook op als de bloedvloeiende vrouw het kleed van Jezus aanraakt: 'terstond onderkende Jezus in Zichzelf de kracht die van Hem was uitgegaan, keerde Zich om in de menigte en zei: "Wie heeft mijn kleren aangeraakt?" ' (Mk5:30). Hoe moeten wij deze kracht duiden? Kunnen we zeggen dat ook kleren, speeksel, beenderen, doeken (enzovoort) 'geïmpregneerd' kunnen zijn met de kracht van de Heilige Geest? Wat houdt dat concreet in? Op welke wijze zouden wij dat ook vandaag kunnen ervaren?

5. Op welke wijze en tot op welke hoogte is in de verzoening niet alleen de vergeving van onze zonden, maar ook de genezing van al onze ziekten begrepen (vgl. Js.53:4)?


Js.53:4 zegt: 'onze ziekten heeft Hij op Zich genomen, en onze smarten gedragen'. Dit 'dragen' is een belangrijke 'technische term' uit de offerterminologie en betekent zoveel als 'plaatsvervangend dragen', oftewel verzoenen, uitdelgen (vgl. hetzelfde woord naça in Lv.16:22). Door Mt.8:16v. weten we dat Jezus onze letterlijke ziekten op Zich heeft genomen. Het Hebreeuws kent twéé werkwoorden, naça en sabal, die beide met 'dragen' vertaald worden. Het eerste betekent 'plaatsvervangend dragen', het tweede 'wegdragen'. Js.53 gebruikt beide werkwoorden zowel voor zonden als voor ziekten: 'Nochtans, onze ziekten heeft hij op zich genomen (naça), en onze smarten gedragen (sabal); ( ... ) hun ongerechtigheden zal hij dragen (sabal) ( ... ) terwijl hij toch veler zonden gedragen (naça) heeft' (vs4,11v.). Js.53 maakt dus geen enkel onderscheid tussen de wegneming van zonden en die van ziekten. Dit zien we ook op andere plaatsen. Js.53:4 spreekt van het 'dragen' (uitdelgen) van 'ziekten' en Mt.8:16v. past dit op letterlijke ziekten toe. Dat betekent concreet dat elke wondergenezing - maar trouwens ook elke 'natuurlijke' genezing, en elke genezing door middel van medische ingrepen! - te danken is aan het kruis van Christus. De vraag is nu wat dit voor de concrete christelijke prediking betekent. In mijn boek toonde ikzelf nogal aarzeling om ronduit te zeggen dat wij in het evangelie naast volledige vergeving van de zonden principieel ook volledige genezing van de ziekten mogen aanbieden. Maar als ik zie hoe stelig Js.53 spreekt, vraag ik me nu af of ik niet te aarzelend ben geweest. Eigenlijk vind ik dat je je bij de uitleg van de Schrift niet moet laten leiden door je eigen ervaring, maar door de uitspraken van de Schrift zelf. Dus was ik niet te laf? Maar anderzijds: is de Schrift hier echt stellig genoeg om in concrete gevallen daarop het onwankelbare geloof te baseren: ik bid voor jou, en je zult genezen worden? Is hier de spanning tussen een mogelijke Schriftinterpretatie en een onloochenbare realiteit niet al te groot? Of is ook dat weer ongeloof?

De Leesmap-index


 

www.vergadering.nu