www.vergadering.nu De Leesmap www.vergadering.nu

Nederlands Dagblad - 22 december 2007

door onze redacteur Reina Wiskerke

Vrouw

Ellips, het maandblad van de Evangelische Hogeschool, gaat over ‘de plaats van de vrouw in de kerk’. Waar de strijd om gelijkberechtiging van man en vrouw de hele samenleving beroert, kan de kerk er niet gevrijwaard van blijven, stelt hoofdredacteur Willem J. Ouweneel vast. ,,En daarmee barsten de discussies los!’’ In het nummer komen vooral mensen aan het woord die vóór gelijke rollen en taken van man en vrouw zijn. ,,Als u vindt dat het contra-standpunt te weinig aan bod komt, weet dan dat wij ons best hebben gedaan’’, aldus Ouweneel. ,,Maar liefst drie theologieprofessoren van meer conservatieve huize gaven te kennen aan dit nummer niet te kunnen of willen meedoen – terwijl sommige aanhangers van het pro-standpunt tamelijk gretig waren.’’

De vrouwelijke predikant ds. A. Haasnoot, tevens vicevoorzitter van de Protestantse Kerk in Nederland, legt uit hoe zij tegen de vrouw in het ambt aankijkt. Ze komt uit een ,,traditioneel gereformeerd (synodaal) gezin in Katwijk aan Zee’’. Een innerlijke drang om het evangelie te verkondigen en om Gods Woord uit te leggen heeft haar bewogen predikant te worden, zegt zij tegen interviewer Klaas van der Zwaag. Teksten in de Bijbel die het spreken van de vrouw in de gemeente verbieden, riepen bij haar wel bezwaren op. ,,Het heeft lange tijd geduurd voordat ik me kon overgeven aan de innerlijke roeping tot het predikantschap. Mijn directe omgeving maakte deze worsteling mee en zag wat God aan het doen was. Ook de kerk waarin ik ben opgegroeid zag met blijdschap de ontwikkelingen.’’

,,De apostel Paulus heeft met zijn oproep tot zwijgen een duidelijke bedoeling gehad’’, aldus Haasnoot. ,,Hij roept op tot een ordelijke gang van zaken in gemeente en in gezin. Ook speelt mee dat het niet de bedoeling is zomaar wat in het rond te roepen of te schreeuwen, maar je te onderwerpen aan de leiding. Dit sluit dan ook niet uit – zeker gezien de vrouwen die in de Bijbel ingeschakeld worden – dat de roeping en de leiding van de Heer ook voor vrouwen geldt.’’

Geheimenis
De hersteld-hervormde dr. W. van Vlastuin benadrukt op zijn beurt in Ellips dat er een orde bestaat tussen Adam en Eva, analoog aan de verhouding tussen Christus en zijn bruidsgemeente. ,,Vanuit dit geheimenis trekt Paulus consequenties voor de positie van de vrouw in de gemeente. Haar positie is een andere dan de positie van de man. Dit gaat niet terug op toegeeflijkheid ten aanzien van culturele verhoudingen, maar dit is ontleend aan het geweldige geheimenis van Christus. Er is blijkbaar een geestelijke samenhang tussen huwelijk, ambt, Christus en de gemeente. We treden hier Gods werkelijkheid binnen en dat vervult ons met eerbiedige schroom. Als we de eerbied voor Gods orde verliezen, zouden we wel eens het ambt, het huwelijk, Christus en zijn gemeente kunnen verliezen.’’


Ellips - 20 december 2007 - Themanummer

De plaats van de vrouw in de kerk

Ellips van december 2007 is een themanummer over: ‘De plaats van de vrouw in de kerk’.
Deelnemende auteurs zijn:
Prof. W.J. Ouweneel
Dr. K. van der Zwaag
Ds. W.Smouter
Dr. P.J. en dr. H. Lalleman
Dr. W. van Vlastuin
Prof. M.J. Verkerk
Gerry Velema Drenth
Mr. H.P. Medema
: Redactioneel... & De vrouw in het ambt, wat zijn de voorvragen...
: Interview met mw. ds. A. Haasnoot
: De vrouw in de kerk
: De vrouw moet niet in het ambt, de man moet eruit
: Vrouw en ambt
: Over zondeval en vernieuwing
: Corry ten Booms en Billy Grahams
: Zakdoekje leggen, niemand zeggen - Vragen

Neem een abonnement op  Ellips - het tijdschrift van de Evangelische Hogeschool...
 


Neem een abonnement op Ellips. Klik voor meer informatie...Redactioneel
Willem J. Ouweneel
DE PLAATS VAN DE VROUW IN DE KERK

Vroeg het ene kerklid aan het andere: 'Wat vind jij van een vrouw op de preekstoel?' De ander keek een tijdje peinzend voor zich uit en merkte ten slotte bedachtzaam op: 'Ja, hoor es, íemand zal dat ding toch moeten schoonmaken...'

Nou ja, is dat een goede introductie tot een zo serieus onderwerp als 'de plaats van de vrouw in de kerk', waaraan dit themanummer is gewijd!? Zouden er inderdaad nog zulke mannen bestaan als dat tweede kerklid, die bij de vraag van het eerste lid niet eens dácht aan de mogelijkheid van een predikante?

Laat de lezer gerust zijn: het kan nog vele malen erger. De vrouw tot schoonmaakster reduceren mag dan min zijn, maar wat dacht u van deze woorden van de kerkvader Hiëronymus: 'De vrouw is de poort van de duivel, de weg van het kwaad, de gifstekel van de schorpioen, in één woord, een gevaarlijke zaak.'

Kerkelijke leiders hebben honderden malen de vrouwen ingewreven dat niet Adam door de slang verleid was, maar Eva (l Tm2:14). Hun suggestie was natuurlijk dat Eva dus de slechtere was, terwijl het mij eerder andersom dunkt: Eva werd verleid, maar Adam volgde haar bewust in het kwaad.

Sommigen suggereerden zelfs dat iedere vrouw zich zou moeten schamen bij de gedachte dat ze een vrouw is. (De (ultra?)orthodoxe Jood dankt God nog elke dag dat hij geen vrouw is!).

Odo van Cluny schreef in de twaalfde eeuw dat een vrouw omhelzen hetzelfde is als een zak mest omhelzen, vanwege haar vuile en mysterieuze binnenste met haar verzwelgende schoot.

In de Middeleeuwen schreef een Franse bisschop dat alle vrouwen hoeren waren, die net als Eva de oorzaak waren van alle kwaad in de wereld. De grondtoon was steeds: elke vrouw is een Eva. Maar al deze klachten kwamen van mannen die zich blijkbaar niet realiseerden dat hun klachten meer zeiden over hun eigen verdrongen en misvormde seksualiteit dan over de vrouw.

De Reformatie
Ook de Reformatie betekende wat dit betreft vaak nog geen echte verbetering.

Luther zag het huwelijk als een puur zakelijke overeenkomst, iets wat een mens vanwege zijn lusten nu eenmaal nodig had, net als eten, kleren en onderdak. In zijn Genesiscommentaar betoogde hij dat er geen huwelijkse plicht is zonder zonde. In navolging van de Griekse filosofie beschreef hij de vrouw als een ‘mislukte man' (mas occasionatus). Net als Augustinus vond hij dat de enige roeping van de vrouw was zo veel mogelijk kinderen te baren, zodat zo veel mogelijk mensen het evangelie konden horen. Als ze daarbij uitgeput zouden raken of zelfs sterven, deed dat er niet toe, daarvoor waren ze nu eenmaal. Van Luther stamt ook de typisch protestantse idee dat de plaats van de vrouw 'thuis' is. Het behoort volgens hem zelfs tot de straf van Eva dat de vrouw haar bezigheden geheel thuis vindt en buitenshuis niets te zoeken heeft.

Net als generaties voor hen bogen ook de lutherse theologen in Wittenberg zich in alle ernst over de vraag of en in hoeverre vrouwen beelddragers van God waren. Het verleden had trouwens nog wel sterkere staaltjes gekend; een synode te Mâcon (in het jaar 585) kwam met slechts één stem meerderheid uiteindelijk tot de conclusie dat ook vrouwen een ziel hadden... De hervormers, en na hen vooral de puriteinen, volgden eenvoudig het oude spoor. Sterker nog: door de afschaffing van de vrouwelijke heiligen, met name van de Mariaverering, werd het protestantisme nog meer een masculiene godsdienst dan het rooms katholicisme al was.
Calvijn schreef weliswaar heel positief over het huwelijk en over de vrouw als metgezellin van de man, en dat was nieuw en hoopgevend. Maar ook bij hem komt de seksualiteit er niet best af.

En vandaag?
Vandaag beleven we de tijd dat gevochten is en wordt voor de gelijkwaardigheid van de vrouw, onder andere haar gelijkberechtiging (ook al verdienen zij in exact dezelfde functies nog steeds niet overal in Nederland hetzelfde als mannen l). Waar die strijd de hele samenleving beroert, is het duidelijk dat kerken en gemeenten daarvan niet gevrijwaard kunnen blijven.

En daarmee barsten de discussies los! Wie hebben er gelijk? De spraakmakers die zeggen dat de vrouw in het Nieuwe Testament dezelfde rechten heeft als de man en dat het daarom hoog tijd wordt dat zij ook in de kerk precies dezelfde rechten als de man ontvangt? Of hebben juist die spraakmakers gelijk die betogen dat al dat gepraat over gelijkberechtiging van de vrouw in de kerk tegen de Schrift is en alleen maar is ingegeven door het eigentijdse feministische denken?
Hebben de eersten gelijk dat zij een eeuwenoude wantoestand eindelijk willen corrigeren? Of hebben de laatsten gelijk dat sommigen juist bezig zijn een wantoestand in te voeren?

Gáát de discussie trouwens wel echt over bijbelse argumenten? Of meer over de brillen waardoor wij de Schrift bezien? Heeft de één een traditionalistische bril op en kan hij/zij daardoor 'de waarheid' aangaande de plaats van de vrouw niet zien? Of heeft de ander een feministische bril op en kan/zij daardoor 'de waarheid' niet zien?

Ik hoop dat de auteurs (m/v) in dit nummer u in uw denken over deze materie een beetje van dienst zullen zijn. Als u vindt dat het contra standpunt te weinig aan bod komt, weet dan dat wij ons best hebben gedaan. Maar liefst drie theologieprofessoren van meer conservatieve huize gaven te kennen aan dit nummer niet te kunnen of willen meedoen terwijl sommige aanhangers van het pro standpunt tamelijk gretig waren. We hadden voor dat standpunt gemakkelijk nog meer auteurs kunnen krijgen. Nu ja, kijk maar wat u van het eindresultaat vindt. Veel genoegen ermee!


Neem een abonnement op Ellips. Klik voor meer informatie...WILLEM J. OUWENEEL

'DE VROUW IN HET AMBT - WAT ZIJN DE VOORVRAGEN?

Worden in de discussie rond de plaats van de vrouw in de kerk wel altijd de juiste voorvragen gesteld? vraagt prof. Ouweneel. Hij denkt aan verscheidene cultuurfilosofischel psychologische, ecclesiologische en hermeneutische aspecten. Het gaat lang niet altijd alleen om de Bijbel, maar ook om de tijdgeest, de kerkstructuur, de leesbril waardoor wij de Bijbel bezien.

Het is niet mijn bedoeling in dit artikel een eigen mening te geven over het onderwerp 'de vrouw in het ambt' (althans niet al te nadrukkelijk). Liever concentreer ik mij op de voorvragen die in de discussie over dit thema een rol spelen, maar waar mijns inziens vaak niet of te weinig op wordt ingegaan. Ik denk hier vooral aan cultuurfilosofische, ecclesiologische en hermeneutische aspecten.

Cultuurfilosofische (of eerder psychologische!?) aspecten
Er zijn weinig thema's onder christenen te bedenken waar sterkere en belangrijker cultuurfilosofische kanten aan zitten dan de discussie over de plaats van de vrouw. In het Redactioneel noemde ik enkele verschrikkelijke voorbeelden van vroegere opvattingen van kerkvaders en andere christelijke auteurs over de vrouw. Het is absoluut onmogelijk te beweren dat hun visie op de vrouw Bijbels geïnspireerd was, integendeel.

Hoe kwamen zij daar dan toch aan? Daarbij moet de tijdgeest een belangrijke rol gespeeld hebben. Maar wat is de 'tijdgeest'? Dat is de geest van een bepaalde cultuur zoals die door de smaakmakers van die cultuur bepaald wordt. Het is wel opmerkelijk dat meer dan duizend (!) jaar lang die smaakmakers van de westerse cultuur ongehuwde mannen zijn geweest, dus per definitie mannen met een verdrongen, zeg maar een (in veel gevallen) misvormde seksualiteit.

Bij heel veel theologisch filosofische onderwerpen die in de Middeleeuwen in de mode waren, zal dat vermoedelijk niet zo'n grote rol gespeeld hebben. Hoewel wie zal zeggen hoe die denkgeschiedenis eruitgezien zou hebben als zij door ongehuwde vróuwen zou zijn bepaald? Of door gehúwde mannen en/of vrouwen? Vaak weten we te weinig van zulke geleerden af om na te gaan in hoeverre hun seksualiteit in hun denken een rol heeft gespeeld. We weten hoogstens dat Petrus Abaelardus verliefd was op Héloïse, maar door haar oom werd gecastreerd. Zou dat geen invloed op zijn verdere denkontwikkeling hebben gehad? Om dichter bij huis te blijven: wat heeft het betekend dat filosofen als Immanuel Kant, Soren Kierkegaard, Arthur Schopenhauer en Friedrich Nietzsche ongehuwd waren? Kierkegaard leed zijn hele leven onder zijn verbroken verloving, Schopenhauer onder zijn ongezonde moederbinding en Nietzsche misschien wel onder zijn moeder én zusterbinding.

En hoe is dat vandaag, waar we het omgekeerde beleven van wat er in de Middeleeuwen speelde, te weten een overdreven nadruk op de seksualiteit? Een tijd waarin vrijwillige maagdelijkheid slechts hoongelach kan oproepen? Een tijd waarin alle relaties tussen mannen en vrouwen op een of andere manier verseksualiseerd lijken? In zo'n tijd proberen christen-theologen (m/v), die ook allemaal hun seksuele gevoelens kennen en een min of meer (on)gezonde houding tegenover het andere geslacht hebben, hun houding te bepalen inzake de 'plaats van de vrouw in de kerk'. Wie gelooft werkelijk dat zulke discussies zuiver theologisch, geheel los van de tijdgeest én van de eigen houding tegenover het andere geslacht, gevoerd kunnen worden? Het zijn zogenaamd altijd 'de anderen' die door een bepaald isme geleid worden, of dat nu conservatisme of progressivisme, masculinisme of feminisme is. Maar in werkelijkheid worden we allemaal door alle mogelijke ismen tegelijk aangestuurd, doordat die ons met de moedermelk zijn ingegoten of doordat we die constant opsnuiven uit de ons omringende cultuur. Het zijn ismen waarvan we ons deels bewust, en deels helemaal niet bewust zijn. De ergsten zijn misschien nog wel de biblicisten, die roepen: 'Laten we nu eens eenvoudig kijken wat de Schrift zegt' en dan met hun eigen selectie favoriete Bijbelplaatsen komen aanzetten. Bijvoorbeeld: 'in Christus is noch man, noch vrouw!' of juist: 'De vrouw moet zwijgen in de gemeente!'



Ecclesiologische aspecten
De hele discussie over 'de vrouw in het ambt' wordt voorafgegaan door deze vraag: over wat voor ambt hebben we het eigenlijk? In de traditionele kerken is de afstand tussen de ambtsdragers (predikanten, ouderlingen, diakenen) en de gewone kerkleden véél groter dan in de evangelische gemeenten. Daardoor is het begrijpelijk dat velen er in traditionele kerken voor terugschrikken de vrouw toe te laten tot het 'hoge' ambt, waarmee zij een eind boven de mannen in de kerk zou komen te staan. De hele situatie rond het ambt is hier gewoonlijk ook heel vormelijk.

In de evangelische gemeenten ligt het heel anders. In de eerste plaats is daar een groot deel van het gemeentewerk helemaal niet verambtelijkt; het woord 'ambt' wordt er zelfs nooit gebruikt, net als in het Nieuwe Testament. Daardoor zijn vrouwen daar geleidelijk en als vanzelf toegelaten tot evangeliserende, diaconale en pastorale taken.

Waar het pastoraat in veel traditionele kerken samenvalt met de ouderlingen, kunnen vrouwen daar niet pastoraal werken, althans niet officieel. Maar waar men afzonderlijke pastorale teams ontwikkelt, los van de oudsten c.q. ouderlingen, worden vrouwen in zulke teams niet alleen 'geduld', maar juist actief aangezocht, omdat zij voor allerlei pastorale taken beter geschikt zijn dan mannen. Het is waar dat in veel evangelische gemeenten vrouwen (nog) geen oudsten kunnen zijn. In de praktijk lost men dit vaak op door oudstenechtparen aan te trekken, waarbij mannen en vrouwen op voet van gelijkheid in het oudstenteam samenwerken, al treden de mannen veelal wel meer op de voorgrond. Een eerste nadeel van dit 'systeem' is dat op deze manier alleen gehuwde mannen en vrouwen in het oudstenteam kunnen functioneren. Een 'tweede' nadeel is dat vaak minder geschikte mannen en vrouwen op deze wijze in teams meewerken alleen maar doordat hun partner zo bijzonder geschikt is voor dit werk.

Doordat het ambt in evangelische gemeenten veel dichter bij de gewone gemeenteleden staat, is het veel gemakkelijker ook vrouwen daar in de gelegenheid te stellen met het Woord te dienen. Ze hoeven er geen academisch diploma te hebben en geen kerkelijke aanstelling, er hoeven geen discussies over 'de vrouw in het ambt' aan vooraf te gaan. Ook vrouwen bidden en profeteren in de gemeente, laat 1Ko11:5 zien, en 1Ko14:3 zegt dat wie profeteert, spreekt tot opbouwing, vermaning en vertroosting. Dus is het de zusters geoorloofd opbouwende, vermanende en vertroostende woorden in de gemeente te spreken. Zo simpel is het in een gemeentelijke situatie waar geen kerkelijke aanstellingen vereist zijn en geen ingewikkelde, onaantastbare kerkelijke structuren bestaan.

Hermeneutische aspecten
'Hermeneutiek' is uitlegkunde; zij bestudeert wat goede en slechte uitleg van een tekst is, oftewel wat de regels zijn die bij het uitleggen in acht moeten worden genomen. Wat de kwestie van 'de plaats van de vrouw in de kerk' betreft denk ik daarbij vooral aan twee kwesties. De eerste is deze: in hoeverre spelen losse Bijbelplaatsen een (te?) grote rol in de discussie, en in hoeverre houdt men ook rekening met de grote, doorgaande lijnen in de Schrift, in dit geval vooral in het Nieuwe Testament? Het is heel gemakkelijk elke discussie over de plaats van de vrouw in de kerk meteen dood te slaan door te roepen: 'In 1Ko14:34v. staat dat de vrouwen moeten zwijgen in de gemeente, en zwijgen is zwijgen.' Of: 'In 1Tm2:11v. staat dat een vrouw niet mag "onderwijzen" of "gezag over mannen" mag uitoefenen, dus dat is duidelijk.' Zulk geroep heeft weinig zin omdat er van de andere kant net zo hard geroepen wordt: 'In Gl3:28 staat dat er in Christus geen onderscheid meer is tussen man en vrouw, dus mogen wij hun ook geen onderscheiden posities toemeten.' Of: 'In 1Ko11:5 staat dat ook vrouwen profeteren in de gemeente. Dus gemeenten waar dat niet mogelijk is, zijn niet Bijbels.'

In werkelijkheid functioneren zulke Bijbelplaatsen natuurlijk altijd in een brede context, ja, in de grotere samenhang van een heel Bijbelboek of zelfs van het hele Nieuwe Testament. Om een voorbeeld te geven: Paulus kan zichzelf binnen één brief toch niet tegenspreken? Als hij in 1Ko11 spreekt over biddende en profeterende, en in 1Ko14 over zwijgende vrouwen, hoe moeten we dit dan met elkaar rijmen? Daar is gedegen theologische arbeid voor nodig terwijl de discussie helaas maar al te vaak daarin bestaat dat men elkaar losse Bijbelteksten naar het hoofd werpt. Hoe men zulke teksten ook uitlegt, ze kunnen nooit strijdig zijn met de doorgaande lijn van het Nieuwe Testament. De vraag is echter wat die 'doorgaande lijn' is, want die zal men toch alleen kunnen vaststellen op basis van de exegese van de afzonderlijke Bijbelgedeelten. De delen verklaren het geheel, en het geheel verklaart de delen. Ook hier is gedegener theologisch werk voor nodig dan vaak geleverd is.

De tweede kwestie die ik hier nog wil noemen betreft wat wij de 'scheppingsorde' noemen. Calvinisten belijden in artikel 2 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat wij God ten eerste kennen 'door de schepping, onderhouding en regering der gehele wereld', en ten tweede 'nog klaarder en volkomener' door zijn Woord. Hier wordt de scheppingsorde uitdrukkelijk tot bron van kennis van God verklaard, en dat volkomen terecht. Toch wordt er in de praktijk weinig naar de scheppingsorde verwezen als argument in de discussie. Ik vraag slechts: moet het ons niet aanspreken dat God aan sommige vrouwen blijkbaar voortreffelijke leiders en sprekersgaven, ja, theologische gaven heeft geschonken? En zou God dan tegelijkertijd verbieden dat die gaven in de gemeente gebruikt worden?

En voor zover men daarvoor in het gemeenteleven in brede zin ruimte laat: op grond van welke Bijbelse principes zouden vrouwen die talenten dan wel buiten, maar niet binnen de gemeentelijke samenkomsten mogen gebruiken? Waar maakt de Schrift een dergelijk onderscheid? En als wij het maken, op basis van welke argumenten gebeurt dat dan? Ik beweer niet dat er op deze vragen misschien niet heel verstandige antwoorden te geven zouden zijn. Ik heb er alleen moeite mee dat deze vragen zo weinig ter tafel komen. Ik meen zoveel biblicisme en litteralisme te bespeuren, maar zo weinig oog voor de brede lijnen in de Schrift en zelfs daarbuiten: in de scheppingsorde, die toch eveneens openbaring van God is.

Kortom: ik vind dat zo vaak niet de goede vrágen gesteld worden laat staan dat ik blij zou kunnen zijn met de antwoorden. Ik schrijf dit voordat ik de bijdragen van de andere auteurs in dit nummer heb gelezen en hoop van harte er veel in aan te treffen dat mijn droefheid zal beschamen...

Neem een abonnement op Ellips - het tijdschrift van de Evangelische Hogeschool...

De Leesmap-index


 

www.vergadering.nu