www.vergadering.nu De Leesmap www.vergadering.nu

Nederlands Dagblad - 19 maart 2011 - www.nd.nl 

www.nd.nl/images/library/PDF/110323_G3RB3N.pdf

Simon Streuper • evangelist
‘Gij zijt altijd bij mij’ mag nog steeds


…Verbree’s ‘Kruimeldief’ in het ND van 5 maart beloofde ons uit te leggen waarom we niet kunnen zingen dat ‘God altijd bij ons is’. Het antwoord in de krant van 19 maart geeft mij geen aanleiding dit lied niet langer met overtuiging te blijven zingen. 
Verbree haalt Bijbelgedeelten aan met mensen die er onterecht van uitgaan dat God bij hen is. Hij doet daarmee echter een slag in de lucht. Wie de aangehaalde geschiedenis van Pelatja en Jaäzanja leest, kan een kijkje in hun hart nemen. De laatste is de verdorven teleurstellende zoon van Safan. In plaats van in de tempel voor Gods aangezicht te zingen, introduceerde dit sinistere tweetal de gruwelijkste afgodendiensten in de tempel van Jehova. 

Zij waren de bedenkers van alle ongerechtigheden die in de tempel plaatsvonden. (Ezechiël 11:2). Tot zeker zes 
keer toe worden ook zij opgeroepen zich te bekeren, omdat God geen behagen heeft in de dood van de zondaar, maar dat die zich bekeert en leeft.
Dan citeert Verbree Openbaring 3 en wel de brief aan de lauwe gemeente Laodicea. Vergelijkbaar is dat evenals in Ezechiël God de tempel al verlaten had. Daar staat de Heer namelijk ook buiten te kloppen aan de deur van de harten om binnengelaten te worden bij hen, die zo ingenomen zijn met hun eigen ‘ding’.
 
Zij rekenen zich rijk en verrijkt maar zijn arm en ziende blind. Maar ook daar klinkt de oproep tot bekering. Een goed verstaander die zich bekeerd heeft, vertrouwt zonder meer op God en zijn Woord. Hij laat dat geloof niet ondermijnen door een falende uitleg en geeft inbrekers geen kans zijn rijkdom en geloofszekerheid te ontvreemden. 

Een goed verstaander redeneert net als de schrijver van de Hebreeënbrief: ‘omdat hij gezegd heeft: ik zal u niet begeven noch verlaten, durf ik vrijmoedig te zeggen wat zal een mens mij doen’ (en te zingen: Gij zijt altijd bij mij). Je hebt alleen een groot probleem wanneer je net als Pelatja en Jaäzanja en de lauwe Laodiceeërs, je niet bekeert en 
ongerechtigheid blijft bedenken en doen. 


http://www.nd.nl/images/library/PDF/ND110322_o45fs.pdf

ingezonden Kor Mollema, Ede
Altijd bij mij

Laatst zong ik het nog uit volle borst: Heer U bent altijd bij mij. U legt uw handen op mij. Heerlijk. Maar wat lees ik in de krant van afgelopen zaterdag: God is niet altijd bij je. Opwekking 518 heeft een contragewicht nodig. Adrian Verbree geeft het lied de volle laag via Ezechiël: de kopstukken Jaäzanja en Palatja worden ten tonele gevoerd. Zij achtten zich van de steun van God verzekerd, maar vinden de dood. Daar gaat mijn onwankelbaar geloof. God is niet altijd bij me, omdat mijn levensstijl tekort schiet. Laten we niet al te opgewekt doen. Hoe kan ik nog opgewekt zijn als ik niet weet of God bij me wil zijn? Dus ga ik – vertwijfeld - maar bidden. Dan komt het antwoord: je moet niet alles geloven wat Adrian schrijft, al is-ie vaak raak. Net als Pelatja ben ik een zondig mens. Maar daarvoor heeft mijn Heiland al een hoge prijs betaald. 
Het enige waar hij nog naar vraagt, is de gesteldheid van mijn hart. De vraag is niet of hij er altijd is, maar of ik hem wil toelaten in mijn hart. 


http://www.nd.nl/images/library/PDF/110319z_060511.pdf

kruimeldief
Adrian Verbree
U omsluit mij, van achter en van voren, 
u legt uw hand op mij. 
Psalm 139 : 5

Altijd bij mij

Van kinderen wil je dat ze blij zijn wanneer ze aan de Here denken. Maar zou het niet verstandig zijn voor wat meer evenwicht te zorgen? Ik bedenk een nieuw lied ter voorkoming van al te blije hartjes: ‘Bang, bang, mij hart is wel eens bang, want Jezus die let scherp op mij, daarom is mijn jonge hartje niet altijd blij, blij, blij.’  
Onzin – laat ze vooral onbevangen blij zijn. Nuances komen vanzelf, dat wil zeggen wanneer kinderen genuanceerde ouders hebben. Vorige keer besloot ik de Kruimeldief naar aanleiding van de in de Opwekkingsbundel gestripte psalm 139 met de stelling: En nee, God is niet altijd bij je. Liederen als Opwekking 518 hebben een contragewicht nodig. Als we blijven steken in deze ‘zoete melk’, dan wordt het uiteindelijk ‘zoete melk met brokken’. Gelukkig zijn contragewichten de Bijbel door op vrijwel elke straathoek te vinden. We stappen op het magisch tapijt van de profeet Ezechiël en vliegen van Babel naar Jeruzalem.
Bij de oostpoort van de tempel staan vijfentwintig mannen. In hun midden twee van de kopstukken van het volk: Jaäzanja en Pelatja. Om hen heen ligt een deel van de stad in puin. Niet erg, vinden deze mannen, want waarom zou je herbouwen waar toch geen nieuwe bewoners zich zullen aandienen? Nieuwe bewoners zouden terugkerende ballingen uit Babel moeten zijn en daar zou het volgens de heren niet van komen: wat God heeft weggespoeld stroomt heus niet terug. Ze voelden zich in Jeruzalem thuis als karbonades in een juspan (Ezechiël 11:3). Ze achtten zich van Gods steun verzekerd. Maar God kon hen wel schieten. En dat ging Hij doen ook. Ezechiël moet het hun vertellen: ‘Jullie denken hier veilig te zijn? Je denkt dat Ik met je ben, omdat je hier nog steeds woont? Vergeet het. Hier, ín Israël, hier, ín Jeruzalem zal ik jullie doden, want jullie zijn inslecht. 
Ezechiël is nog aan het woord als Pelatja – zijn naam betekent: De Here behoudt – ter plekke dood neervalt. Ezechiël schreeuwt het uit: ‘Ach, HEER, mijn God, gaat u nu ook de rest van het volk nog vernietigen?’ Het was nog steeds niet tot hem doorgedrongen wie hij voor zich had, en hoe de kaarten door God waren geschud. God was niet met Jaäzanja en Pelatja. ‘Heer u bent altijd bij mij’, zongen ze in koor. Maar het koor valt stil.
Wat heb ik daarmee te maken? Ik ben een zondig mens, zeker, maar ik ben geen Pelatja. Prima, stap nog even weer op het wonderlijke tapijt en vlieg mee door de tijd naar de laatste bladzijde van de Bijbel. We strijken neer op Patmos, net op tijd om de engel tegen Johannes te horen zeggen: ‘… nu u lauw bent in plaats van warm of koud, zal ik u uitspuwen.’ Geen afpersers of moordenaars daar in Laodicea. Wel lauwe gelovigen. ‘Heer u bent altijd bij mij’, zongen ze op zondagavond. Maar het was niet waar. 
Een genuanceerd boek, de Bijbel. Ik mag best zingen: Heer u bent altijd bij mij. Maar alleen als het lied harmonieert met mijn levensstijl. Is dit niet het geval, dan vergis ik me gruwelijk. Deze scherpe kant van het evangelie, de Pelatja-, Safira-, Laodiceakant, is niet populair. Het christendom is in grote delen soft geworden. Maar de Bijbel liegt niet. Daarom: laten we niet al te ‘opgewekt’ doen
.

De Leesmap-index


 

www.vergadering.nu