Gouda - Peperstraat
Peperstraat 20 - 2801 RE Gouda - kaartje


Ontstaansgeschiedenis

Gedeelte uit het boek: ‘Gij zijt allen broeders’ van Willem J. Ouweneel
Uit hoofdstuk 8 over Arie de Raadt:


Een jong colporteur
(pagina 251)

In -Klein Bethanië", de evangelistenschool van Hollerman in Leeuwarden, hebben verschillende jongemannen hun opleiding ontvangen. Hun leefwijze was zeer eenvoudig. Zij bewerkten zelf de tuin waarin de nodige groenten werden gekweekt, zij maakten zelf hun bedden op en zij voerden om de beurt het werk van huisbewaarder uit. Zij hadden met z'n vieren één leerkamer en kregen les in Nederlands, aardrijkskunde, hermeneutiek en een beetje Grieks en Latijn. Verder moesten zij zo vroeg mogelijk praktische ervaring opdoen door colportagewerk in de omliggende plaatsen.

Eén van de leerlingen was Arie de Raadt. Deze al niet meer zo jonge man was op 6 juni 1832 te IJsselmonde geboren als zoon van Leendert de Raadt en Aaltje Visser. Hij kreeg op jonge leeftijd het verlangen in het evangelie werkzaam te worden. Zoals hijzelf heeft beschreven, begon hij zijn arbeid op dit gebied als hulpje van een oudere colporteur: „.... voor de eerste maal zou ik met mijn meester, die een oud colporteur was, medegaan om zijn tasch, voorzien van Bijbels en traktaten, te dragen. Als ik het werk eenige weken of maanden had afgezien, dacht ik, zou ik ook wel als colporteur kunnen uitgaan...


De „vergadering" in Gouda
(pagina 264-267)

Het is niet duidelijk of De Raadt inderdaad is afgetreden als voorzitter van de Goudse afdeling [van de Vereeniging Tot Heil des Volks]; in ieder geval is hij hoofdbestuurslid gebleven, en ook de leden Ketel en Toen van de Goudse afdeling van wie wij weten dat zij tot de „Broeders" zijn overgegaan, hebben nog jarenlang in de Vereeniging tot Heil des Volks meegewerkt blijkens haar archieven. Deze twee moeten wij nu leren kennen.

Marinus Ketel was op 31 december 1828 te Gouda geboren als zoon van Marinus Ketel en Neeltje Binnendijk. Hij was eerst gehuwd met Hillegonde Oudijk (1833-1890), later met Geertruij Alida van Oudshoorn (1839-1891). Hij was huis- en rijtuigschilder van beroep en woonde eerste aan de Turfmarkt 79, later aan de Gouwe 103a.

Hendrik Adrianus Toen was op 25 maart 1846 te Gouda geboren als zoon van Sijbrand Toen en Catharina Grendel. Zijn vader was een dronkaard die zijn gezin verwaarloosde en tenslotte door een ongeluk om het leven kwam. De jonge Toen kwam daardoor in het weeshuis. In die tijd kwam hij in aanraking met een eenvoudige, jonge christen, die het middel was om hem tot het geloof in Christus te leiden; hij was toen vijftien jaar. Hij begon nu samen met zijn vriend te bidden dat ook anderen in Gouda tot geloof mochten komen. Dat gebed werd verhoord, en de kring breidde zich allengs uit. Eén zaak waar zij in het bijzonder voor baden, was dat God hun een evangelist zou zenden die het evangelie in Gouda zou kunnen prediken. Op een keer dat zij juist deze bede tot God opzonden, belde Arie de Raadt bij het huis aan, en bleek de evangelist te zijn die zich in Gouda kwam vestigen! De jonge Toen werd één van zijn ijverigste helpers. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat uit de gebedskring van Toen in 1866 de Goudse afdeling van de Vereeniging Tot Heil des Volks ontstond.

Hendrik Toen was heel vrijmoedig in het getuigenis afleggen van zijn geloof, eerst als schrijnwerker onder zijn kameraden, later als amanuensis van de Goudse H.B.S. onder de leraren en leerlingen, hoewel deze meest tot de moderne richting behoorden. Hij trouwde in 1870 met de jonge weduwe Fijtje Tiepen, waarbij „koopman" Arie de Raadt en „verwer" Marinus Ketel getuigen waren. Zij woonden aan de Boelekade 141 (later 185). Ketel en Toen hadden kinderen, maar het huwelijk van Arie de Raadt (die aan de Westhaven 200 woonde) is kinderloos gebleven.

Zoals gezegd kwam in 1872 ook Arie's broer Pieter de Raadt in Gouda wonen; ook hij werd een „Broeder" met een zeer gewaardeerde dienst. Deze trouwde eerst met Johanna Antoinette Cramer, bij wie hij vier kinderen kreeg, die behalve de oudste allen jong gestorven zijn. In 1896 hertrouwde hij met een aanzienlijke dame, Anna Agneta Crommelin, in 1851 geboren in Wilp (Gld.) op huize de Lathmer, als elfde kind van Gulian Cornelis Crommelin, chef van het handelshuis Daniel Crommelin & Soonen en geboortig uit een Amsterdams patriciersgeslacht (oorspronkelijk kwam de familie uit Vlaanderen en heette toen nog Crommelinck). Het verhaal gaat dat het bestaande lokaal van de „Broeders" in Gouda voor deze aanzienlijke dame wat te armzalig was. Haar man had toen met diens broer Gerrit de Raadt een meubelzaak in de Peperstraat te Gouda en liet daaraan grenzend het nog tegenwoordig in gebruik zijnde lokaal bouwen naar het model van een Lutherse kerk.

Ds. Gunning heeft uit zijn Goudse tijd (1887-1891) een aardige herinnering aan de „Broeders" bewaard: In Gouda was eene vrij talrijke kring „Darbisten," leden der „Vergadering". Dien eersten naam verfoeien zij, al eeren zij Darby ook als een der grootste en gezegendste Bijbelverklaarders ( ... ) In Gouda waren het vooral de gebroeders Ary en Piet de Raadt, die de ziel der „Vergadering" waren, en daar ik altoos ieder heb liefgehad, die den Heiland volgt, was ik spoedig zeer met hen bevriend en zagen de streng-kerkelijke Gouwenaars mij meer dan eens met deze onkerkelijkste aller Christenen verkeeren. Hoe vaak ben ik op „de Haven" [Westhaven 200] de winkel van broeder Ary doorgegaan, om in zijn ruime, zonnige huiskamer met hem en zijn lieve vrouw te spreken over de dingen van Gods Koninkrijk! Met hen en den afgescheiden dominee Van den Berg - een echt oecumenisch Christen - en met mijn eigen ambtgenooten ( ... ) hebben wij in een kermisweek rijkgezegende samenkomsten gehad. Er zijn toen verscheidene zielen tot bekeering gekomen en nog 30 jaren later heb ik uit Amerika een brief gekregen van een man, die op deze samenkomsten den Heiland gevonden had. De vrome afgescheiden v.d. Berg en de ,,Darbysten" de Raadt, Toen en Ketel hoorden van sommigen wel eens berispingen over dit samenwerken met zulke „afwijkende elementen," maar zij stoorden er zich even weinig aan als wij, die er óók wel over hooren moesten — en de naam des Heeren werd groot gemaakt.

„Die lieve broeder Ary de Raadt zoo'n echte Johannesfiguur Mede door den omgang met den vromen Ary de Raadt, die zijn Bijbel van a tot z kende en altijd weer overdacht, ben ik vaste gewoonte gaan maken van het cursorisch Bijbellezen zonder de geleerdheid, die wij. theologen, er zoo dikwijls bij halen…"

Na zijn overlijden op 11 augustus 1903 te Renkum (hij was in Oosterbeek geweest om aan te sterken) schreef J. N. Voorhoeve van hem o.a.: ,,Hoe bleek ons uit elk gesprek [opgetekend in „Ervaringen van een jong colporteur"] en uit elke ontmoeting de groote menschenkennis, en de uitgebreide levenswijsheid van dezen man. Hoe genoten wij, als wij zijn gesprekken afluisterden ... met de menschen, die de tale Kanaäns bij voorkeur bezigen, met de verontruste en bekommerde zielen, met ongeloovigen en modernen, met oude vrouwen in het werkhuis, met ouderwetsche oefenaars en dorpssmeden! Hoe weenden wij met den schrijver, als hij de buurten der ellende bezocht en kennis maakte met de verongelukten onzer maatschappij, met arme blinden, met een dronken dansmeester, met een goddeloozen kastelein, een ruwen matroos, met een woeste, dreigende dorpsmenigte! ( ... ) Hoe menig kostelijk woord van hem is tot zegen der geloovigen, tot heil van zondaren geweest! Hoe vele kinderen en grooten heeft hij tot Jezus geleid! Hoeveel lafenis, hulp en waarachtige vertroosting heeft hij verleend. Gode van dit alles de eer! Want wat Arie de Raadt deed, dat deed hij door Gods genade ... Mogen zijn bescheidenheid, zijn ijver en zijn hartelijke liefde, tot een voorbeeld zijn van allen, die, evenals de bekende evangelist van Gouda, in Jezus Christus gelooven tot zaligheid!”

Vergaderingen in Gouda...


www.vergadering.nu