www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

1 RECENSIE


In antwoord op uw vragen
Augustinus’ brieven aan Januarius
Aurelius Augustinus
Vertaald, ingeleid en van aantekeningen voorzien door
   Ben Bongers, Joost van Neer, Martijn Schrama O.S.A. en Anke Tigchelaar
Budel 2009
176 pagina (gebonden met stofomslag)
Prijs: 19,90 euro  


1. Friesch Dagblad - 9 april 2009 - www.frieschdagblad.nl

Brieven aan Januarius voor het eerst in het Nederlands vertaald 
Liturgische adviezen van Augustinus voor Witte Donderdag 

Augustinus was bisschop van Hippo en schreef vanuit deze havenstad in Noord Afrika talloze brieven binnen het Romeinse Rijk. Uit ongeveer 400 dateren twee brieven waarin Augustinus zich tamelijk uitvoerig uitlaat over liturgische zeden en gewoonten. Deze brieven zijn recentelijk voor het eerst in het Nederlands vertaald en uitgebracht. 

Boekrecensie door Wessel ten Boom




De brieven van Augustinus van Hippo (354-430) wilden nogal eens, zoals gebruikelijk in zijn dagen, uitgroeien tot hele tractaten. Zo komt het dat we van zijn hand twee brieven bezitten die een goede inkijk geven in zijn opvattingen over een onderwerp dat de harten nog steeds in beweging zet. Wel zo belangwekkend, omdat hij aan liturgie geen apart geschrift gewijd heeft.

De brieven, een korte en een lange, zijn een antwoord op vragen van een zekere Januarius van wie we verder niets weten. Hij had Augustinus een reeks concrete vragen gesteld over gebruiken in de week vóór Pasen, die in de verschillende kerken op uiteenlopende manieren werden onderhouden. 

Korzelig 
Maar je krijgt de indruk dat deze Januarius Augustinus als ‘allesweter’ vereert en raadpleegt, wat de bisschop wat korzelig maakt. ‘Tot mijn verbazing ontgaat het u dat mij bij talloze onderwerpen heel veel ontgaat, en dat ik juist bij de Heilige Schrift veel meer niet weet dan wel’, schrijft hij aan het einde van zijn tweede brief. Die algemene trek van een meer niet-weten dan wel-weten, die zo typerend is voor de wijze waarop Augustinus preekte en theologie bedreef, lijkt ook ten grondslag te liggen aan de wijze waarop hij met liturgie omgaat. 

In al zijn werken verantwoordt Augustinus zijn opvattingen theologisch, en zo zien we hoe hij in zijn antwoord aan Januarius zijn uitgangspunt neemt in de ‘sacramenten’, waaronder hij alle ‘heilige tekens’ in de kerk(dienst) verstaat die verwijzen naar Christus’ heil. Hij noemt dan doop en avondmaal en andere tekenen die in de bijbel worden aanbevolen (denk aan het Onze Vader). Het ligt duidelijk allemaal nog niet zo vast, maar de kern voor Augustinus ligt in hun door Christus zelf ingestelde karakter. 

Naast deze sacramenten zijn er ook tekenen die we in acht nemen vanuit de traditie. Augustinus doelt dan op de grote feesten van Pasen, Hemelvaart en Pinksteren, als ook andere gebruiken waar de ‘universele kerk’ - het is opvallend dat Augustinus de term ‘katholiek’ hier vermijdt - zich aan houdt. Ja, u leest het goed: Kerstmis ontbreekt! Het feest van de menswording was voor Augustinus namelijk, anders dan Pasen, geen ‘sacrament’ dat verwijst naar ons heil, maar een historische herinnering. Weer wordt duidelijk hoezeer voor Augustinus Gods heil geestelijk was, en hij als ‘platonist’ de vleeswording van het Woord wel als een middel, maar niet als een doel kon denken. 

Weer anders zijn de tekenen ‘die van plaats tot plaats en van streek tot streek verschillen’. De een vast op zaterdag, de ander niet. Sommigen hebben elke dag deel aan lichaam en bloed, anderen veel minder. Wat direct opvalt is dat Augustinus hier niet wil doorstoten tot de ene ‘juiste’ liturgie (bijvoorbeeld in aansluiting bij de ‘oerliturgie’ van de kerk), maar het advies geeft om je juist te conformeren aan de plaatselijke gebruiken. Ben je in Rome, vast dan vooral ook op zaterdag zoals daar de gewoonte is; ben je in Milaan, doe het dan niet. En laat vooral niemand die terugkomt van een verre reis in zijn eigen kerk gaan pleiten voor gebruiken die hem elders zeer bevielen! Nee, ‘Richt u maar naar het gebruik van de kerk waar u op dat moment bent. Dan kunt u aan niemand aanstoot geven, en kan ook niemand aanstoot nemen aan u.’ 

Respect 
Dat zijn wijze en milde woorden die elke rigide opvatting van ware liturgie de kop indrukken: de deemoedige houding je te kunnen voegen in de plaatselijke kerk(gewoonte) is bepalend voor de eredienst, niet de ‘juiste liturgische vorm’ - zolang die paar centrale tekenen maar worden bewaard. Zowel wie meent dat er een vaste liturgie van ‘de’ oude kerk bestaat, als wie denkt dat plaatselijk gegroeide liturgische gebruiken moeten worden afgeschaft, kan dus bij Augustinus de praktische wijsheid vinden dat hier het evangelie in het gedrang komt. Respect voor de plaatselijke kerkgemeenschap gaat hand in hand met de deemoed zich te kunnen voegen. 

De verdere stof uit deze brieven laat zich afleiden vanuit dit gezichtspunt. Augustinus gaat in op Januarius’ vraag waarom Pasen geen vaste datum in het jaar heeft en houdt een pleidooi voor de viering van de paasnacht als de zevende dag, die verwijst naar de sabbatsrust van de Joden, en paasmorgen als de achtste dag die verwijst naar het eeuwige leven. 

Opvallend is de uitvoerige wijze waarop Augustinus stilstaat bij Witte Donderdag, de laatste dag van de goede week, voordat het ‘triduum paschale’ van Goede Vrijdag, Stille Zaterdag en Paasmorgen begint. Het is duidelijk dat Januarius vol vragen zit over het karakter van Witte Donderdag, en die vragen zijn eigenlijk altijd gebleven. 

Hoe zit dat nu, vraagt Januarius zich af, moet je de hele dag vasten en vier je dus ’s avonds de eucharistie (avondmaal)? Maar hoe zit dat dan met hen die een bad willen nemen en niet tegelijk vasten, mogen die eten vóór de eucharistie? Of vier je ’s morgens eucharistie voor wie niet meer vast en een bad neemt, en ’s avonds voor wie de hele dag heeft gevast? Dit gaat in feite om de vraag naar de verhouding van alledaagsheid en heiligheid, zo vlak voor het begin van Pasen. Het is interessant om te lezen dat Augustinus het nemen van een alledaags bad voordat je de feestelijke Pasen ingaat belangrijker vindt dan zolang mogelijk vasten; dat hij elk idee dat je de bijbel moet ‘naspelen’ verwerpt en nuchter zegt: Ach, vier de eucharistie maar tegen het einde van de middag, want dat tijdstip past de meeste mensen het beste. 

Heilzame regel 
De kerkvader komt telkens weer in zijn antwoord aan Januarius uit bij het volgende: ‘Ik vraag me af waarom u zo graag wilt dat ik u iets schrijf over dingen die op allerlei plaatsen op verschillende manieren worden gedaan. Waarvoor is dat nodig? Houdt u zich maar aan deze ene heilzame regel: wat niet tegen het geloof of de goede zeden ingaat, maar ons wel tot een beter leven kan aanzetten, mogen we niet afkeuren wanneer we zien dat het ergens een vast gebruik aan het worden is, of al is. (..) als er maar geen zwakke mensen zijn die zich erg gaan verzetten. Want dan is er meer verloren dan gewonnen’ (II,34). 

Dat de vraag van Januarius op enige ergernis stuit, komt mijns inziens dan ook niet voort uit het feit dat Augustinus hem een ‘muggenzifter’ vond, zoals de inleiders en vertalers stellen, maar omdat Januarius hem aansprak op een gezag dat hem helemaal niet toekwam. Als er een recept is voor liturgie dan dit: bewaar de bijbelse inzettingen, houd de universele kerk voor ogen en de plaatselijke gebruiken in ere, en doe verder wat je goeddunkt. Zoals zo vaak zegt de leraar en pastor uit Hippo dus eigenlijk: maak onderscheid tussen hoofdzaken en bijzaken en sta in je christelijke vrijheid. Liturgieën komen en liturgieën gaan, maar deze wijsheid lijkt de eeuwen te doorstaan. 

Dr. W.H. ten Boom is theoloog in Didam. 

www.vergadering.nu