www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
1
RECENSIE
Van 'verstoten kind' tot belijdende
kerk
De Remonstrantse Broederschap tussen 1850 en 1940
Tj. R. Barnard
Uitg. De Bataafsche Leeuw, Amsterdam 2006.
512 blz. E 29,-
De Remonstrantse Broederschap staat bekend als een moderne en vrijzinnige kerk, ontstaan in de strijd tussen rekkelijken en preciezen aan het begin van de zeventiende eeuw. Dit boek beschrijft de geschiedenis van dit kleine kerkgenootschap tussen 1850 en 1940. Juist in deze periode heeft de Remonstrantse Broederschap zich ontwikkeld tot wat zij nu is, maar wat zij zeker niet altijd was: modern, vrijzinnig en kritisch ten opzichte van bijbel, dogma’s en kerkelijke vormen. Centraal staat in dit onderzoek de vraag naar de kerkopvatting van remonstranten. Hoe heeft zij zich zo kunnen ontwikkelen? - Rond 1850 een ‘verstoten kind’ dat zich onderdeel acht van de Hervormde Kerk - Vanaf 1880 een zeer vrijzinnig genootschap, dat kerkelijke gebruiken als doop, avondmaal en diaconie onbelangrijk lijkt te vinden en soms ook afschaft. - Vanaf de twintiger jaren tot een belijdende kerk die aansluiting zoekt bij de Wereldraad van Kerken in 1948. Aan de hand van vergaderverslagen, preken en toespraken, maar ook persoonlijke correspondenties wordt de geschiedenis van het kerkgenootschap verteld.
1.
Nederlands Dagblad - 16 juni 2006 - www.nd.nl
Prettig leesbaar
boek over de Remonstrantse Broederschap
door Niels van Driel
'Rome bouwt zijn kerkpaleizen en allerlei
gestichten in grooten getale, als met onbeperkte middelen; de Christelijk
Gereformeerden brengen tonnen gouds bijeen tot oprichting en onderhoud van
kerken, pastorieën en tractementen; de Doleerenden doen in den jongsten
tijd voor hen niet onder. Zullen wij
tegenover dezen van onze onmacht doen blijken?'
Zo roepen de remonstranten elkaar aan het einde
van de negentiende eeuw op tot offerbereidheid. Ook hun Remonstrantse
Broederschap is in die tijd een bloeiend gezelschap. Over de geschiedenis
tussen 1850 en 1940 schreef de Rotterdamse predikant Tj.R. Barnard een fraai
proefschrift vanuit het perspectief van het zelfbeeld van de remonstranten.
Rond 1850 is het theologisch klimaat in de Broederschap gestempeld door de
Groninger richting. De Groningers houden er een theologie op na die nogal
eens wordt gekenschetst als gematigd orthodox, een typering die zij slechts
danken aan de radicaliteit van de moderne theologie. Ook daar waar de
Groningers oude theologische begrippen gebruiken, functioneren deze anders.
Naast de hoofdstroom is er in de Broederschap ruimte voor enerzijds Réveilaanhangers
en anderzijds vrijzinnige theologen.
Barnard stelt dat het kerkelijk zelfbeeld van de Broederschap zich in deze
tijd kenmerkt door een 'ballingschapsecclesiologie'. De remonstranten voelen
zich hervormden in ballingschap. Zij noemen zich om die reden nadrukkelijk 'remonstrants-gereformeerd'.
Zij menen dat het wenselijk is terug te keren naar de Nederlandse Hervormde
Kerk, zodra zij daar welkom zijn. Beleidsmatig komt deze wens tot uiting in
het zo mogelijk in stand houden van de bestaande gemeenten, maar af te zien
van pogingen tot uitbreiding.
Aanvaardbaar
Vanaf 1850 komt het modernisme in remonstrantse kringen op. De aanhangers
daarvan willen het christelijk geloof aanvaardbaar maken voor de moderne
mens en cultuur. Diverse ontwikkelingen maken duidelijk dat het modernisme
in de jaren zeventig zo sterk is geworden dat het de koers van de
Broederschap gaat bepalen. Het seminarium, tot dusver in Amsterdam
gevestigd, wordt in 1873 gekoppeld aan de Leidse theologische faculteit, het
bolwerk van de moderne theologie. Deze verplaatsing blijft niet zonder
gevolgen voor het theologisch klimaat. Voorlopig blijft er wel ruimte voor
een orthodoxer geluid, maar het is duidelijk waar de prioriteiten liggen.
Deze prioriteiten komen ook uit in een andere houding ten aanzien van het
voortbestaan van de Broederschap. Met open armen worden groepen en gemeenten
verwelkomd die het in de Hervormde Kerk niet langer uithouden. De
effectuering van het algemeen kiesrecht voor mannelijke leden laat er
namelijk geen twijfel over bestaan dat het grondvlak van de Hervormde Kerk
orthodoxer is gebleven dan de leidinggevenden. In de kerkelijke
stembusstrijd moeten de vrijzinnig-hervormden menigmaal bakzeil halen. Vanaf
1878 stimuleren de remonstranten zelfs de overkomst naar de Broederschap.
Deze nieuwe gemeenten zijn in de eerste plaats modern en daarna pas
remonstrants. De identiteit van de Broederschap krijgt door deze
ontwikkelingen een steeds geprononceerder vrijzinnig karakter. Het sluitstuk
daarvan is reeds in 1879 een nieuwe, puur vrijzinnige beginselverklaring.
Antidogmatisch
Alles wat riekt naar kerkelijkheid wordt vervolgens uitgezuiverd. Zo vervalt
de doop als voorwaarde voor het lidmaatschap. Veel gemeenten schaffen het
avondmaal af. Besturen nemen de plaats in van de kerkenraden. De
remonstranten willen geen kerk vormen, en leggen er dan ook alle nadruk op
een broederschap te zijn, een genootschap voor de bevordering van
godsdienstig leven. Barnard acht hun claim volledig in de lijn van de vroege
remonstranten te theologiseren, een reconstructie van de traditie. De
zeventiende-eeuwse remonstranten waren nu eenmaal niet principieel
antidogmatisch. En de menselijke rede was voor hen niet de maat van alle
dingen.
Vanaf de jaren zeventig verandert ook het zelfbeeld van de Broederschap
sterk. Het gevoel komt op dat, nu de positie van het modernisme in de
Hervormde Kerk precair is geworden, de Broederschap alsnog een belangrijke
taak heeft: de opvang van vrijzinnig-hervormden. De theologische ommezwaai
rechtvaardigt uiteindelijk het voortbestaan. Succes blijft niet uit. Telt de
Broederschap in 1850 nog maar 3.000 leden, vijftig jaar later zijn het er
12.000. Nieuwe 'tempels voor den godsdienst' verrijzen. Omdat vooral de
hogere sociale groepen overstappen, verandert de sociale samenstelling. Tal
van gemeenten houden er niet eens een diaconie op na. Armen zijn er zo goed
als niet. Het ontbreken van ondersteuning vormt tegelijk een belemmering
voor de aansluiting van mensen in minder goede doen. Opvallend is ook dat op
een gegeven moment meer dan de helft van het aantal voorgangers van
hervormde herkomst is. Er komt een tijdschrift dat de vele nieuwe leden
inzicht wil geven in de geschiedenis en het wezen van de Broederschap.
De grenzen van de tolerantie komen in zicht zodra er sprake lijkt te zijn
van orthodoxie. In dit verband merk ik op dat in dit boek het gebruik van
voet- in plaats van eindnoten de voorkeur zou hebben verdiend. Pas uit een
eindnoot die een paar honderd bladzijden verderop staat blijkt duidelijk dat
Barnard vindt dat dr. A.H. Haentjens niet orthodox was geworden, zoals het
bestuur van de Haarlemse gemeente hem verweet.
De Remonstrantse Broederschap is in de laatste decennia van de negentiende
eeuw een vrijzinnig partijgenootschap geworden dat beslist geen kerk wilde
zijn. Barnard typeert de ecclesiologie in deze periode als zeer laag. Naar
mijn indruk is het remonstrantse zelfbeeld in deze decennia met de term 'ecclesiologie'
zelfs al te hoog gekwalificeerd.
Ruischen
Anders wordt het na de eeuwwisseling, maar niet totaal anders. Terecht
constateert Barnard dat seminariehoogleraar G.J. Heering zelfs in zijn boek
Geloof en Openbaring geen eigenlijke ecclesiologie ontwikkelt. Maar het is
duidelijk dat de Remonstrantse Broederschap tussen 1910 en 1940 sterk van
karakter verandert en uitdrukkelijk weer kerk wil zijn. Als reactie op het
individualisme ontstaat er meer gemeenschapszin. Groot is ook de invloed van
de rechts-moderne theologie, die hernieuwde eerbied heeft voor 'het geloof
der vaderen, dat zijn klokketonen zwaar en rytmisch doet ruischen ook door
onze vroomheid'.
De Broederschap beschouwt zich niet meer als een geloofsgemeenschap van
godsdienstige zoekers die met elkaar een verband stichten, maar als een
gemeenschap van door God bij elkaar geroepenen, die Gods eeuwige waarheid
krijgt verkondigd en zelf verkondigt. Her en der wordt de viering van het
avondmaal weer ingevoerd. Nieuwe vergaderruimten hebben een nadrukkelijk
kerkelijke uitstraling. De ontwikkelingen lopen in 1939 uit op het besluit
om weer te gaan spreken van kerkenraad in plaats van bestuur en het jaar
daarop in de formulering van een geloofsbelijdenis. De Broederschap wil een
vrije kerk zijn: wel een belijdende kerk, maar niet gebonden aan een
belijdenis.
Barnard heeft de geschiedschrijving van het Nederlandse protestantisme
verrijkt met zijn goeddeels prettig leesbare boek, dat het overigens heel
goed met wat minder citaten had kunnen doen. Ook al is de Broederschap
getalsmatig inmiddels een randverschijnsel geworden, nog altijd is dit
kerkverband wat het wil zijn: een 'randstaatje' tussen cultuur en
christendom.
|