www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

1 RECENSIE


Joodse feesten en vasten
Een reis over de zee van de Talmoed naar de wereld van het Nieuwe Testament
Dr. G.H. Cohen Stuart
Uitgeverij Ten Have (Baarn), 4e druk, 2006
ISBN
9789025953560
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

De mondelinge joodse traditie die vanaf het einde van de 2e eeuw door de rabbijnen op schrift is gesteld, heeft grote invloed gehad op Jezus en de schrijvers van het Nieuwe Testament. Maar het christendom vervreemdde snel van zijn joodse oorsprong. Het juiste verstaan van Jezus en het Nieuwe Testament is daarom niet aan christenen toevertrouwd, tenzij men zich vertrouwd weet te maken met de rabbijnse geschriften.
In dit boek laat Cohen Stuart zien hoe de feesten die we kennen uit het Nieuwe Testament en die in het christelijke Westen worden gevierd op veel punten aansluiten bij elementen en motieven uit de joodse traditie. Het boek behandelt overzichtelijk de complexe joodse kalender. Achtereenvolgens worden de verschillende hoogtijdagen belicht: Sjabbat, Pesach, Sjavoeot, Tisja be-Av, Rosj Hasjana, Jom Kippoer, Soekkot, Chanoeka en Poerim. Tevens bevat het boek een overzicht van het joodse jaar, een woordenlijst van de in het boek gebruikte joodse terminologie, een lijst van joodse geleerden met hun jaartallen en een register van passages uit het Oude en Nieuwe Testament en de rabbijnse literatuur.


1. Visie – 14 april 2006

Van Pesach naar Pasen
Interview met dr. G.H. Cohen Stuart

door Gert-Jan Schaap

Sinds de exodus uit Egypte hebben de Joden jaar in jaar uit Pesach (Pascha) gevierd. Beslissende gebeurtenissen in Jezus’ leven vonden plaats rond dit aloude feest. Daarmee is Pasen onlosmakelijk verbonden met de Joodse Pesachtraditie, al heeft de kerk hier – zwak uitgedrukt – niet altijd oog voor gehad.

Rond Pasen was het bepaald niet allemaal pais en vree in de Vroege Kerk. In de tweede eeuw na Christus heeft zelfs een heuse paasstrijd gewoed. Tussen de kerken in het Oosten (Klein-Azië en Syrië) en het Westen bestond grote verdeeldheid over de vraag op welke datum het feest gevierd moest worden.

Feller
In aansluiting op het Joodse Pesach vierden de kerkgemeenschappen in het Oosten Pasen elk jaar op de veertiende dag Nisan, op welke dag van de week die ook mocht vallen. Maar in Rome koos men expres voor een andere datum, om ook op dit punt de band met het jodendom door te snijden. Daar ontstond een nieuw feest, dat was bestemd voor christenen van niet-Joodse afkomst: het latere paasfeest, dat altijd op zondag werd gevierd. 
De discussies tussen bisschoppen uit beide kampen werden steeds feller. Uiteindelijk bepaalde het concilie van Nicea (325 na Christus) dat overal op dezelfde datum Pasen moest worden gevierd, en wel op de eerste zondag na de 14e van de eerste Joodse vastenmand Nisan. Dit is de eerste zondag na de eerste volle maan van de lente. Daarmee was het paaspleit beslecht. De kerken in het Oosten werden in het ongelijk gesteld. Hiermee was de band tussen Pesach en Pasen officieel doorgesneden (zie kader onderaan).

Ondragelijke gedachte
De Nederlandse theoloog dr. G.H. Cohen Stuart (1938) was onder meer twaalf jaar adviseur van de Nederlandse Hervormde Kerk te Jeruzalem en is auteur van het fascinerende boek Joodse Feesten en vasten. Een reis over de zee van de Talmoed naar de wereld van het Nieuwe Testament (Uitgeverij Ten Have, 2003). Daarin belicht hij de verschillende Joodse feestdagen, waaronder Pesach. 

Dr. Cohen Stuart betreurt het dat de Vroege Kerk besloot om de band tussen Pesach en Pasen te verbreken. “Het is overigens wel te begrijpen,” licht hij toe. “Destijds werd de paasdatum ieder jaar opnieuw vastgesteld door het sanhedrin. De kerk was al bezig zich los te maken van het jodendom. Zou zij zich houden aan de door het sanhedrin vastgestelde paasdatum, dan zou dit impliciet betekenen dat zij het sanhedrin als een hogere autoriteit beschouwde dan haar eigen bisschoppen. Dat was voor de zich ontwikkelende christelijke kerk een ondragelijke gedachte. Er waren in het Oosten groeperingen die zich hielden aan de Joodse paasdagen, maar hun stem is uiteindelijk overschreeuwd door het Westen. Zij zijn zelfs als ketters vervolgd.”

Intimiteit
Op uitnodiging van Joodse vrienden woonde dr. Cohen Stuart in 1965 de eerste sederavond - de avond waarmee de viering van Pesach begint - in zijn leven bij. Wat is hem van dat moment, inmiddels ruim veertig jaar geleden, vooral bijgebleven? “De combinatie van de intimiteit – ik was als buitenstaander te gast in een Joods gezin – en de speciale liturgie van de sederavond, de Hagadda, die mij nog altijd fascineert.”

Pesach is, zoals bijna alle Joodse feesten, een echt gezinsfeest. Volgens Cohen Stuart is dat een kenmerkend verschil tussen jodendom en christendom. “In de kerk ligt de nadruk bijna altijd op wat er in de dienst gebeurt, terwijl in het jodendom het accent meestal valt op wat je thuis – als gezin – doet.”

In uw boek ‘Joodse feesten en vasten’ benadrukt u dat kennis en begrip van Pesach onmisbaar zijn voor een goed begrip van het Nieuwe Testament en het ontstaan van de christelijke liturgie. Waarom is dat zo?
“Om drie redenen,” reageert hij. “Om te beginnen is het Heilig Avondmaal ingesteld op de sederavond. Het Heilig Avondmaal heeft z’n wortels dus in de viering van de verlossing uit Egypte. Dat is de Joodse setting waarin Jezus Zijn bekende inzettingswoorden heeft gesproken. Het Heilig Avondmaal is en blijft het centrale punt in de christelijke liturgie. De tweede reden is dat de doop door Paulus in Romeinen 6 duidelijk is verbonden aan de doortocht door de Schelfzee, die altijd op de laatste dag van het Pesachfeest wordt herdacht. Het derde belangrijke punt is de profetenlezing op de sjabbat tijdens het Pesachfeest. Dan wordt Ezechiël 37:1-14 gelezen: het visioen van het dal van dorre doodsbeenderen die tot leven worden gewekt. Naar dit beeld van de opstanding verwijst Matteüs (27:51-53, red.). Kortom: drie kernpunten uit het christendom – Avondmaal, doop en opstanding – hebben stuk voor stuk een relatie met Pesach.”

Hoe beoordeelt u, in het licht van wat u weet over Pesach, het gebruik om op Goede Vrijdag Avondmaal te vieren?
“Ik heb er zelf nooit een probleem van gemaakt. Een gevaar is wel dat hierdoor teveel de nadruk komt te liggen op de dood, terwijl in feite het Avondmaal zoals Jezus het gevierd heeft, het vieren is van de opstanding vóór de kruisiging. Zoals de Israëlieten de uittocht vierden terwijl ze nog in Egypte zaten, vieren wij in het Avondmaal de overwinning van het leven op de dood. Dat is een mooie parallel tussen Pesach en Pasen.”

U noemde het al: op de sjabbat halverwege het feest wordt sinds oude tijden Ezechiël 37 gelezen, het visioen van de opstanding. Wat heeft die verbondenheid tussen Pesach en de opstanding voor ons als christenen te zeggen?
“Dat de opstanding een veel minder geďsoleerd begrip is dan wij vaak denken. De opstanding heeft óók te maken met het herstel van Israël. De opstanding van Christus staat niet los van de toekomst van Israël. Hoe dat precies zit, weet ik ook niet, maar het heeft met elkaar te maken. Het herstel van Israël heeft omgekeerd misschien ook weer te maken met de opstanding van Christus, al moet u me niet naar alle ins en outs vragen: dat wordt speculatie en daar ben ik huiverig voor.”

U schrijft ergens: “Het paaslam zou je Gods offergave voor Israël kunnen noemen. Daarop zinspeelt Jezus als Hij aan het laatste avondmaal zegt: Dit is Mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt.” Wat bedoelt u daar precies mee?
“Bijna alle offers zijn offers die wij aan God brengen, waarmee wij onszelf als het ware symbolisch in Gods dienst stellen. In Exodus lees je echter dat God het paaslam geeft opdat de eerstgeborenen zullen overleven. Het gehele, op vuur gebraden paaslam werd in de paasnacht gegeten. Het is een levenreddend teken van God voor de mens. Jezus’ woorden sluiten daarop aan: het gaat niet om wat wij aan God geven, maar om wat Hij aan ons heeft. Hij geeft Zélf dit offer.”




Als christenen staan wij rond Pasen stil bij de opstanding van Jezus. Is uw kennis van Pesach van invloed op de manier waarop u nu zelf Pasen viert?

“Ja. Ik ben gaan beseffen dat opstanding niet beperkt blijft tot Jezus; zij heeft óók te maken met de toekomst van Israël en dus met de toekomst van de wereld. Discussies over de manier waarop Jezus’ opstanding plaatsvond, zijn niet onbelangrijk. Maar vanuit de Joodse traditie leer je opstanding tevens zien als een manier waarop je tegen het leven aankijkt. Het leven lijkt wel eindig, maar wat het einde lijkt, is niet het einde. Daarnaast heeft die toekomst alles te maken met deze aarde; het is niet alleen een toekomst in de hemel. Dat zijn we in de kerk nog wel eens vergeten!”


Visie – 14 april 2006
Pesach, Pascha en Pasen

Ons woord Pasen is, via het Aramese Pascha, afgeleid van het Hebreeuwse woord Pesach. Pesach komt van een Hebreeuwse wortel die ‘voorbijgaan’, ‘overslaan’ betekent: in de nacht van de uittocht ging de doodsengel voorbij aan de huizen waar het bloed van het lam aan de deurpost was gesmeerd. Pascha en Pesach duiden niet alleen het Joodse paasfeest aan, maar worden ook gebruikt voor het paaslam dat tijdens dit feest werd geslacht.


Visie – 14 april 2006
Een anti-Joodse brief

Direct na het concilie van Nicea (325 na Chr.) klom keizer Constantijn de Grote in de pen. Hij wilde alle bisschoppen – in het bijzonder die uit het Oosten – erop wijzen dat het concilie het juiste besluit had genomen: de datum van het christelijke paasfeest mocht niet aansluiten op het Joodse Pesach. Helaas is Constantijns toon fel anti-Joods.

Een fragment: “Omdat er ook een onderzoek over het hoogheilige paasfeest werd ingesteld, is het eenstemmige besluit genomen dat het goed zou zijn als allen het feest overal op dezelfde dag zouden vieren. Want wat zou er beter voor ons kunnen zijn dan dat de datum van dit feest, dat ons de hoop op de onsterfelijkheid heeft gegeven, zo wordt vastgesteld, dat er in de berekeningen geen fouten meer kunnen worden gemaakt? In de eerste plaats bleek het onwaardig te zijn dit hoogheilige feest volgens het gebruik van de Joden te vieren, die hun handen door hun goddeloze misdaad (bedoeld is de kruisiging van Christus, red.) hebben bezoedeld en daarom terecht als mensen op wie een bloedschuld rust, met geestelijke blindheid geslagen zijn. Als wij hun gebruik van de hand wijzen, kunnen wij de Romeinse traditie om het paasfeest op een zondag te vieren ook voor de toekomst veilig stellen. Wij moeten niets gemeen hebben met het gehate volk van de Joden. (-) zou uw scherpzinnige geest toch moeten inzien dat de zuiverheid van uw zielen vraagt dat wij christenen in niets op Joden, die door en door slechte lieden zijn, mogen lijken. Dit laatste is echter het geval als wij Pasen op dezelfde dag vieren als zij.”

www.vergadering.nu