www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

8 RECENSIES


En God beschikte een worm
Over schepping en evolutie
Auteurs: Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg (redactie) 
Uitgeverij: Ten Have, Kampen, 2006 
ISBN 9789025956448
Pagina’s: 410 
Prijs: € 24,90.
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Het vervolg op de bestseller Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?9025954839
Dit boek gaat nog verder dan Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?, de bestseller over Intelligent Design die voor veel ophef zorgde en waarover de discussie nog steeds gaande is. In dit vervolg gaan de auteurs nader in op de verhouding tussen geloof en wetenschap.
Evolutie en schepping, is dat water en vuur, wetenschap versus geloof, serieus werk tegenover lichtzinnigheid? Veel mensen denken inderdaad vanuit zulke tegenstellingen. In dit boek zetten natuurwetenschappers, theologen en filosofen echter vraagtekens bij dit conflictdenken. Naast veel informatie biedt deze bundel verrassende bijbelse en theologische inzichten, maar ook een scala van openhartige persoonlijke standpunten van gelovig-bevlogen wetenschappers. Dit is een boek voor mensen die niet van struisvogelpolitiek houden. Een boek dat laat zien dat de mens een religieus wezen blijft, ook als hij wetenschap beoefent. 

NB: 7 en 8 - deze twee recensies van het boek En God beschikte een worm (C. Dekker, R. Meester & R. van Woudenberg [red.], Baarn: Ten Have 2006; E 24,90; 405 pag.), vormen samen een tweeluik: twee beoordelingen vanuit twee verschillende gezichtshoeken, één van drs. Klein Haneveld en één van dr. Bos.


8. Ellips – 22 augustus 2006

EN GOD BESCHIKTE EEN WORM

Recensie door Herman Bos

‘Intelligent ontwerp' (ID) vormt ook in creationistische kring een belangrijk argument. Hoewel creationisten in ID geloven, maakt ‘En God beschikte een worm’ duidelijk dat de ID beweging in Nederland zich expliciet distantieert van het creationisme, dat nauwelijks aan bod komt, behalve op een snerende manier.

Zoals Schins (313), die Roth een bekrompen wetenschappelijke houding verwijt, omdat Roth gelooft in een wereldwijde zondvloed, die de oorsprong van de fossielen 'ten koste van de wetenschappelijke autonomie' verklaart door de feitelijkheid van de zondvloed te geloven.

Schins is duidelijk geen geoloog; Roth weet als geoloog dat een wereldwijde zondvloed onuitwisbare, catastrofale geologische sporen heeft nagelaten. Schins noemt Roth ten onrechte een 'exponent van het “Jonge aarde creationisme"'. Roth gelooft weliswaar in recente schepping van alle leven (= ca. 20.000 jaar geleden) in zes gewone dagen, maar hij sluit voor de materie een oude aarde niet uit. Roth doet dat niet op grond van de ‘restitutietheorie', maar op grond van Gen. 1:1,2, waarin hij leest dat de materie 'in den beginne' werd geschapen en dat God pas later (recent dus) het leven schiep op de woeste en duistere aarde. Kortom: oude atomen, maar jonge aardlagen en een recente schepping van alle levensvormen. Niet alle schrijvers vertonen dezelfde misvatting over 'wetenschappelijke autonomie' als Schins.

'Een wereld van wonderen’ van Van Bemmel is een feest om te lezen en een ode aan de Schepper. Ook Nederveen houdt ten aanzien van de idee van macro evolutie een duidelijke slag om de arm, maar hij vindt het, in de lijn van Plantinga, intellectueel zuiver (264) om de mogelijkheid van een door God geleide evolutie open te houden.

Lever doet andermaal de historie geweld aan in zijn bewering dat Kuyper de evolutietheorie zou hebben aangehangen. De uitspraak van Kuyper (137) kan ik geheel voor mijn rekening nemen, maar daarmee ben ik nog geen aanhanger van Darwin. Men leze scherp wat Kuyper poneerde!

De poging van Van den Brink om evolutietheorie, een historische Adam en de zondeval in harmonie te brengen is niet overtuigend. Zijn uitgangspunt is kennelijk te redden wat bijbels onopgeefbaar is. Dat lijkt sympathiek, maar het besluit om een evolutionaire verwantschap tussen Adam en dierenrijk te accepteren is primair een natuurwetenschappelijke afweging, waarvoor Van den Brink de expertise mist. Hij lijkt eerder de zoveelste theoloog die buigt onder het dictaat van de natuurwetenschap. De natuurwetenschappelijke onderbouwing om een evolutionaire verwantschap tussen mens en dier te accepteren ontbreekt, en dat is opmerkelijk, gelet op de verstrekkende theologische en ethische consequenties van een dergelijke keuze.

Schepping en evolutie!?
De pijn en angel van de ‘Worm’ zit hem in het feit dat alle auteurs evolutie niet uitsluiten, maar incorporeren. Het resultaat is een lappendeken van vrijzinnigheid en neo orthodoxie die een beperkte cohesie vertoont. Wetenschappelijk leidt dit tot een 'god van de gaten’ en theologisch tot een gedeeltelijke uitverkoop van wat de Bijbel openbaart.

De hamvraag blijft: Waar zit de drijfveer der auteurs om de evolutietheorie te omarmen, terwijl ze toch de Bijbel als uitgangspunt voor hun leven nemen? Is het dit: 'Wie de evolutietheorie afwijst, telt niet echt mee in wetenschapsland'? Ik besef hoezeer dat een worsteling kan zijn voor een natuurwetenschapper. Persoonlijk is het mij een brug te ver, omdat de scheiding van evolutietheorie van haar atheïstische grondslag, het omvattende evolutionisme, mij te kunstmatig en welhaast onmogelijk voorkomt en tot loslaten van de Bijbel leidt. Van Woudenberg schrijft hierover een boeiend en prikkelend betoog (hst. 8), maar overtuigt niet. Ik acht het christelijk geloof onverenigbaar met de evolutiegedachte omdat die combinatie stukloopt op Gen. 1 9, Ex. 20, Golgotha, en op de empirische werkelijkheid.

Als mensen dit (ten onrechte) als onwetenschappelijk typeren, neem ik dat voor kennisgeving aan; het is een gevolg van mijn geloofsuitgangspunt. Wetenschappelijk vind ik de keuze voor de evolutietheorie een zwaktebod, want de empirische papieren van de evolutietheorie zijn uiterst zwak. De 'bewijzen' voor evolutie betreffen voor 99% voorbeelden van micro evolutie en het restant betreft slechts veronderstellingen en niets meer. De fossielen pleiten ernstig tegen de evolutiegedachte.

Het geloof in een ongeleide macro evolutie getuigt van atheïstische vooringenomenheid. Hiervan zijn de meeste auteurs, Lever uitgezonderd, overigens ook wel overtuigd, en hun compromis is gevonden in de synthese van schepping en evolutie. Dit aangehangen theïstische evolutionisme, met een door God geleide evolutie, is wetenschappelijk gezien vlees noch vis. Bij de atheïstische evolutionisten zullen de auteurs niet scoren. Hun beoogde? wetenschappelijke geloofwaardigheid zal er niet door groeien.

Is de winst van dit boek dat de schepping weer eens op de agenda staat, terwijl de interesse voor het creationisme bij o.a. de EO tanende was? Ik zie hier geen winst, maar veeleer groot verlies. Verlies in het geloof in de historiciteit van de Schrift en zwichten voor onkritisch aanvaarden van de evolutietheorie als 'praktisch bewezen'. Daardoor heb ik het boek met zeer gemengde gevoelens gelezen.

Dr. H. Bos (1946) is afgestudeerd in de scheikunde.


7. Ellips – 22 augustus 2006

EN GOD BESCHIKTE EEN WORM

Recensie door
Drs. J. Klein Haneveld

Vragen rond het ontstaan van de wereld en ik weet het nog goed: ik zat achter de microscoop bij een practicum celbiologie. De jongen vóór me had gehoord dat ik christen was. Hij draaide zich om en vroeg me hoe ik dan dacht over de evolutie. Vol overtuiging verdedigde ik de creationistische visie. Ik gaf hem de voorbeelden die ik had gelezen in Bijbel & Wetenschap: over wormengangen door metersdikke afzettingen en vermeende fouten in de dateringsmethoden.

Mijn medestudent was niet overtuigd. Hij vond het maar vreemd dat iemand voor onderzoeker kon studeren en tegelijk de wetenschappelijke ontdekkingen zo hartgrondig kon tegenspreken. Eerlijk gezegd was mijn bravoure vooral erop gericht mezelf te overtuigen. Ik zag namelijk de grote kloof in mijn denken: de resultaten uit zowel de paleontologie als de moleculaire biologie (de moleculaire klok) waren makkelijker te passen in een model van langzame ontwikkeling dan in het traditionele scheppingsmodel. De voorstanders van het creationisme voerden in mijn ogen een achterhoedegevecht, zich baserend op uitzonderingsgevallen en suggestieve aannames. De ontdekking van een fossiele slang met rudimentaire pootjes, een duidelijke overgangsvorm, was de druppel die de spreekwoordelijke emmer deed overlopen. Ik geraakte in een geloofscrisis: voor mij pasten de wetenschap en de Bijbel niet door dezelfde deur.

Interessante discussie
Als ik in die tijd En God beschikte een worm had kunnen lezen, zou mijn weg terug uit de twijfel heel wat korter zijn geweest. Deze publicatie verschilt wezenlijk van het eerdere boek van dezelfde redacteuren: Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp. Het laatste gaf argumenten voor 'Intelligent ontwerp' vanuit de biologie, natuurkunde en kosmologie. Maar als christen geloof ik al dat onze werkelijkheid ontworpen is. Mijn vraag is: hoe moet ik het ontstaan van het leven zien als ik tegelijk wil vasthouden aan mijn geloof in de Schepper en de ontdekkingen uit de natuurwetenschap? Deze vraag wordt in het tweede boek beantwoord door negentien christenwetenschappers. De titel duidt op hun visie: God gebruikte een materieel middel, de worm, om een wonder te bewerkstelligen. Analoog daaraan gebruikt Hij natuurlijke processen om zijn doel met de schepping te verwezenlijken. Hoewel de meeste auteurs zich dus scharen achter de evolutie als wetenschappelijke hypothese, ontkennen ze dat toeval het drijvend principe en de achterliggende oorzaak is van ons bestaan.

Christenen verdedigen Darwin
Het loslaten van het traditionele creationisme betekent een radicale verschuiving in het denken. Daarover gaat het eerste deel van het boek: 'Schepping in bijbel en theologie'. Het blijkt dat theologen al sinds het begin van de kerkgeschiedenis in Gen. 1 geen letterlijke geschiedschrijving zien. Wel toont dit hoofdstuk ons de aard van onze werkelijkheid. 'Schepping betekent dat de wereld om zichzelf interessant is,' betoogt Cornelis van der Kooi. 'Zij heeft in zichzelf gewicht en waarde, niet ondanks God, maar juist dankzij God.' De leer rond de schepping heeft natuurlijk verreikende consequenties voor christelijke geloofswaarheden. Gijsbert van den Brink geeft overtuigende argumenten voor het geloof in een historische eerste mens en een historische zondeval.

Het tweede deel, 'Scheppingsgeloof en evolutie', onderzoekt of de evolutietheorie in overeenstemming is te brengen met geloof in de schepping. Jan Lever citeert Abraham Kuyper: 'Had het God beliefd niet zelf soorten te scheppen, maar soort uit soort te doen opkomen... de Schepping zou er even wonderbaar om zijn.' Van den Brink vertelt dat Darwins evolutietheorie in de negentiende eeuw ook door christenen werd verdedigd, zolang er ruimte was voor goddelijk ontwerp. Dat was voor mij een eye opener.

Het derde deel, 'Wetenschap en wereldbeeld', gaat in op de levensbeschouwelijke uitgangspunten van de wetenschapsbeoefening. Gerard Nienhuis betoogt dat de keuze tussen 'toeval' en ‘ontwerp' niet met wetenschappelijke argumenten kan worden beslist. Sander van Doorn sluit af met een pleidooi voor een open natuurwetenschappelijk wereldbeeld: 'Doordat God kan werken binnen de grenzen van de natuurwetten is het de vraag of zijn handelen in de natuur onderscheidbaar is van de normale gang der dingen.'

Er is nogal wat overlap tussen de verschillende bijdragen. Dit had door een strengere redactie voorkomen kunnen worden. Tegelijk vormt het boek geen doorlopend betoog: daarvoor lopen de visies van sommige schrijvers te veel uiteen. Taede A. Smedes' woorden kunnen vrijzinnig worden opgevat, hoewel ik het niet zo interpreteerde. Ronald Meesters wereldbeeld blijft in zijn verhaal onduidelijk: hij verwerpt een persoonlijke god, maar zijn argumenten daarvoor zijn kennelijk vooral gevoelsmatig.

Voor mij laat En God beschikte een worm zien dat geloof en wetenschapsbeoefening prima samengaan. Tegelijk roept het christenen op de wetenschap en haar bevindingen serieus te nemen. Mijn crisis acht jaar geleden leidde ertoe dat ik een langere ontstaansgeschiedenis van de aarde en van het leven accepteerde. Maar mijn geloof in een persoonlijke God en in de waarde van de schepping en de mens is daardoor niet minder geworden. En God beschikte een worm liet zien dat ik in die conclusie niet alleen sta.

Drs. J. Klein Haneveld (1976) is afgestudeerd in de biomedische wetenschappen.


6. Ellips – 4 mei 2006

EN GOD BESCHIKTE EEN WORM?

Recensie door Rolie Barth

Vragen rond het ontstaan van de wereld en in het bijzonder van de mens blijven velen interesseren. Na het boek 'Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?' onder redactie van Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg, hebben deze schrijvers opnieuw een boek gepubliceerd. Met de titel 'En God beschikte een worm' proberen negentien verschillende auteurs duidelijk te maken dat de gang van zaken in de natuur niet een kwestie is van puur materiële processen, maar dat de Schepper op een of ander manier betrokken is bij zijn schepping. Kan dit boek behulpzaam zijn bij de zoektocht naar een christelijke levensbeschouwing waarin het mogelijk is het huidige wereldbeeld te integreren in de bijbelse boodschap van schepping, zondeval en verlossing?

Wonderen
De meest boeiende bijdrage van dit boek vind ik het artikel 'Een wereld vol wonderen' van Jan van Bemmel (p.315 e.v.). Vol verwondering schrijft hij over de vleugels van vlinders, de snelle wendbaarheid van fruitvliegen, de ingewikkelde communicatie van bijen en de bloedsomloop van een foetus. Deze voorbeelden leveren in zijn ogen vele aanwijzingen voor ontwerp, vanwege de vele prachtige regelsystemen en de complexe informatieverwerking. Hij schat de kans (p.333) 'dat de besproken communicatie en informatieprocessen gezien hun hoge mate van complexiteit "zomaar" in een lang proces van mutaties en selectie zijn ontstaan, verwaarloosbaar klein. Vraag het maar eens ontwerpers van moderne communicatiesystemen.' Ik deel zijn overtuiging dat zulke ingewikkelde processen niet uitsluitend door toevallige en willekeurige gebeurtenissen ontstaan kunnen zijn.

Toevalsproduct of bedoeld?
In feite is dat de hamvraag waarover bijna alle auteurs van het boek wel iets schrijven. Is het ontstaan van het universum en van het leven op aarde de uitkomst is van een willekeurig, doelloos en puur materialistisch proces dat de mens niet in gedachten had? Een boeiende vraag die echter door weinig schrijvers verbonden wordt met de bijbelse boodschap over schepping, zondeval en genade. Met name Gijsbert van den Brink probeert wel die link te leggen. Accepteren dat de wereld en leven op aarde erg oud zijn, is nog niet zo moeilijk. Anders wordt het wanneer we ons realiseren dat een hoge ouderdom onvermijdelijk betekent dat de dood in de natuur lang heerste lang voordat de mens op het toneel kwam. Van den Brink veronderstelt dat de dood er inderdaad altijd al was, maar na de zondeval van karakter veranderde. Temeer omdat de dood in de bijbel een gelaagd begrip is met een lichamelijk aspect en ook een geestelijke dimensie, namelijk het gescheiden zijn van God. Hij denkt dat de strijd om het bestaan en de dood pas na de zondeval door mens en dier als leed ervaren zijn. Wat mij betreft, een nogal vreemde gedachte. De grootste problemen komen echter in beeld als het gaat om de schepping van de mens. Wanneer we een evolutionair schema hanteren, dan is de mens toch een nakomeling van mensapen? Wanneer moet je dan van de eerste mensen spreken die naar het beeld van God geschapen zijn en die voor de zondeval in harmonie met hun Schepper leefden? Of wijst de beschrijving van de zondeval niet op een historische gebeurtenis maar uitsluitend op een existentiëIe breuk met God in het leven van ieder mens? Met vreugde constateer ik dat Van den BrInk zich distantieert van de moderne theologie, waarin men Genesis 3 reduceert tot een voorbeeldverhaal. Een historische interpretatie van de zondeval betekent echter dat God iets bijzonders heeft gedaan bij het ontstaan van de mens.

Special creation
De schepping van de mens is voor Van de Brink dan ook een sociale daad van God geweest en niet een geleidelijke ontwikkeling van mensaap via hominide (mensachtige) tot mens. Hij verwijst naar de Theory of Special Creation (p.77). Maar hoe moeten we ons dat voorstellen? Was er sprake van een ingreep van God in het evolutieproces waarbij hij uit het 'stof' van een hominde in één stap een mens maakte?1) Had dat dan betrekking op de hele mens of alleen op zijn geest?

Elders in het boek wordt door Everard de Jong ververdedigd dat het lichaam van de mens geëvolueerd is, maar dat de zie! door God geschapen is (p.228).2)  Het is een katholieke visie die uitgaat van een dualistische kijk op de mens. Deze opvatting kan ik niet delen, omdat de bijbel er duidelijk op wijst dat God de mens in zijn totaliteit (geest, ziel en lichaam) geschapen
heeft naar zijn beeld. Dat laatste betekent voor Van den Brink ook dat God de mens vanaf het
allereerste begin heeft toegerust met een moreel bewustzijn. Zou dit morele besef het resultaat geweest zijn van een evolutionaire ontwikkeling, dan was het kwaad niet een zondige keus, maar een onvolkomenheid van de evolutie. In dat geval blijft er alleen een ethiek gebaseerd op toevallige afspraken (p.231).

Uit het voorgaande blijkt hoe moeilijk het is om een volledig evolutionaire achtergrond van de mens te verenigen met het hart van de bijbelse boodschap.

De Theory of Special Creation voor de mens ligt natuurlijk heel dicht bij wat men noemt het oude-aarde creationisme. Daarin wordt de hoge ouderdom van het heelal aanvaardt in combinatie met de aparte schepping van de basistypen van levende wezens. Uiteindelijk draait het in deze discussie om de vraag: geloven wij dat alles wat bestaat puur het product is van natuurlijke processen of is daarin ook ruimte voor het handelen van de Schepper?

Interactie
Een naturalistische georiënteerde wetenschapper zal dat laatste stellig ontkennen, omdat er dan een onvoorspelbaar niet natuurlijk element in het onderzoek komt. Ik schrijf het met opzet zo, want in de gangbare evolutietheorie wordt veelal 'toeval' als dé creatieve factor gezien. Maar men spreekt toch juist dan van toeval wanneer het gaat om onvoorspelbare factoren? Stel dat niet willekeurige omstandigheden, maar een knipoog van de Schepper een ontwikkelingsproces in de richting van de gewervelde dieren stuurde, hoe kunnen we onderscheiden wat er werkelijk gebeurde? Nu lijkt het erop dat ik Gods scheppende hand alleen in die incidentele acties wil zien. Niets is minder waar. God belijden als onze Schepper betekent niet dat Hij af en toe, maar voortdurend betrokken is bij en werkzaam is in zijn schepping. Piet Wesseling werkt deze visie een beetje verder uit op grond van de Reformatorische Wijsbegeerte (p.340 e.v.).'3)  Deze bijdrage vind ik met name interessant omdat de auteur de lezer op eenvoudige wijze bekend maakt met de chaostheorie. Juist deze theorie heeft duidelijk gemaakt dat voorspelbaarheid van natuurlijke processen niet zo vanzelfsprekend is. Zelfs een mechanisch systeem als de rotatie van planeten rond de zon blijkt op de lange termijn niet voorspelbaar te zijn .4)

Mijn denken over Gods scheppende werk gaat steeds meer in deze richting. God is de Ontwerper van de ordening in de natuur. De natuurwetten die wij ontdekken zijn slechts een afschaduwing van die ordening, vol van zijn wijsheid. God werkte en werkt nog steeds scheppend door de wetmatigheden in de natuur. Niet alleen dat. Hij is de Ontwerper en Maker van de magnifieke bouwstenen waaruit ons universum bestaat. Bovendien bestuurt Hij mijns inziens ook de omstandigheden in de natuur zodat bijvoorbeeld de aarde planten voortbracht (Genesis 1:10 12). God sprak en de aarde deed wat Hij gebood. Dit laatste omschrijf ik liever als interactie dan als interventie of ingrijpen.5)

De HEER oefent zijn invloed op de natuur en in de geschiedenis meestal uit zonder dat wij het opmerken. Wie met gelovige ogen kijkt ziet zijn hand, wie een naturalistische bril heeft opgezet, ziet alleen toeval. Daarmee sluit ik mij aan bij Gerard Nienhuis die stelt dat zowel 'ontwerp' als 'toeval' grotendeels levensbeschouwelijke en geen wetenschappelijke begrippen zijn. Het woord 'toeval' wordt volgens hem vooral gebruikt in de betekenis van het onbedoelde, terwijl 'ontwerp' verwijst naar bedoeling (p.275).

Tenslotte
Het boek En God beschikte een worm bevat een aantal lezenswaardige artikelen. Wat mij betreft had het wel de helft dunner kunnen zijn. Bovendien constateer ik een gebrek aan samenhang wat de leesbaarheid vermindert. De hot items zijn slechts summier uitgewerkt. Hier en daar was het voor mij behulpzaam bij het zoeken naar een christelijke levensbeschouwing. Een levensbeschouwing waarin het huidige wereldbeeld op minder gespannen voet staat met de bijbelse boodschap, dan bij een creationistische benadering het geval is.

1. Stof schrijf ik hier tussen aanhalingstekens om te verwijzen naar Genesis 2:7, waar staat dat de HEER de mens maakte uit het stof van de aardbodem.
2. Deze schrijver denkt m.i. vanuit een thomistische filosofie met een nogal dualistische kijk op de mens.
3. Vergelijk hiervoor ook de artikelen van Uko Zylstra in Beweging, jaargang 69, 2005 nr. 3 en 4. 4. Men spreekt dan over een voorspelbaarheidshorizon (p.347).
5. Zie voor meer details opbouw jaargang 43, nummer 17, 19 september 2005, p. 14 15.


5. Ellips – 4 mei 2006

EN GOD BESCHIKTE EEN BOEKENWORM

‘Recensie’ door Henk P. Medema

Een klein, zwart boekje, gevonden op de vloer van een toilet, was bijna door Harry Potter opgepakt, maar zijn vriend Ron hield hem nog net tegen. 'Ben je nou helemaal gek?' zei hij. 'Het zou best gevaarlijk kunnen zijn.' 'Gevaarlijk?' zei Harry lachend. 'Kom nou, hoe zou het nu gevaarlijk kunnen zijn?' 'Je zou verbaasd staan,' zei Ron. 'Mijn vader zei dat er een boek was dat je ogen uitbrandde. En een ander waarvan je, als je het las, de rest van je leven in limericks praatte. En dan dat boek van die oude heks in Bath: je kon gewoon nooit meer ophouden met lezen! Je moest gewoon blijven rondlopen met je neus in dat boek en alles proberen te doen met één hand.' 'Goed, ik snap het,'zei Harry. 'We komen er niet achter als we er niet naar kijken.' En hij dook langs Ron en pakte het op van de vloer.

In deze column zal ik niet de mogelijkheid bespreken dat de Harry Potterboeken gevaarlijk kunnen zijn. Op het EH-symposium van 17 maart hebben we het daar ruimschoots over gehad, en daar had je dan maar moeten zijn. Het is wel duidelijk dat J.K. Howling een beetje tongue-in-cheek humor gebruikt: je moet uitkijken met boeken! Maar kijk uit: als je een boek niet oppakt en gaat lezen, kom je er nooit achter of je ermee moet uitkijken. En zeker, kijk uit: boeken kunnen inderdaad levensgevaarlijk zijn. Harry Potter zal dat ook nog moeten ontdekken.

God beschikte een boekenworm. Dat was niet helemaal precies de titel van het boek dat onder redactie van Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg tot stand gekomen is. Gevaarlijk is het wel, dat boek. Jona had rustigjes in een luie stoel de ondergang van Ninevé willen gadeslaan: mooi niet dus, want de fraaie slagschaduw van z'n boom viel ten prooi aan het beestje.

Wij hadden ook het liefst de ondergang van het ongelovige wetenschapsideaal willen zien, maar God beschikte een boekenworm. En toen was er geen einde meer aan het lezen van de vele hoofdstukken, waarin (helaas) niet steeds hetzelfde staat. Wat wij natuurlijk wel gehoopt hadden en wat het leven een heel stuk makkelijker gemaakt zou hebben. De worm grijnst ons niet eens verbaasd aan, op het omslag waar hij zich over een vingertopje kronkelt. Er valt ook niks te lachen.

Wat moet je met boeken? Lezen. Wat met gevaarlijke boeken? Ook lezen. En je daarbij wapenen voor het gevecht dat daarmee begint, want ze voeren je binnen op een terrein waar het echte leven begint.

Wat moet je met boeken die je niets doen, die je ook niets willen doen, die dat evenmin kunnen doen? Niet lezen! Want ze wekken de indruk en bevestigen de indruk aan je ziel dat er niets gebeurt, dat er ook niets zal gebeuren, en dat dit ook niet erg is omdat er ook helemaal niets aan de hand is. Een boek moet zijn als een bijl waarmee de bevroren zee binnen in ons wordt opengehakt, heeft Kafka ergens gezegd.


4. Nederlands Dagblad – 7 april 2006

ID verhult de verlegenheid

Recensie door WILLEM BOUWMAN


De mens is altijd geboeid geweest door de vraag naar het ontstaan van het leven. In de negentiende eeuw vond Charles Darwin een nieuw antwoord: door mutatie en selectie is de ene soort uit de andere soort ontstaan. Zijn theorie vond veel aanhang en gaf de mensen de indruk dat God bij de wording van de wereld afwezig was geweest. Die indruk werd versterkt door de theorie van de Big Bang. Volgens deze theorie waren ruimte en tijd begonnen met een oerknal, miljarden jaren geleden. Ook nu was God de grote afwezige. Aangemoedigd door zelfbewuste wetenschappers is het grote publiek gaan denken dat geloof en wetenschap elkaar uitsluiten. In 1987 zei de Nederlandse Nobelprijswinnaar Simon van der Meer dat een gelovige wetenschapper wel "schizofreen" moest zijn.

Toch vroeg menigeen zich af, of met de Big Bang en de evolutie de laatste woorden waren gezegd over het ontstaan van de aarde en het leven. De Nederlandse Nobelprijswinnaar Marinus Veltman zei van de evolutietheorie: "Dat is een wondermooie theorie, waar echter naar mijn mening een groot probleem mee is: zij is gewoonweg fantastisch onwaarschijnlijk".

Is er een alternatief voor de oerknal en de evolutie? Orthodoxe christenen hielden altijd vast aan de schepping van de wereld, zoals verteld in de eerste hoofdstukken van Genesis. Ze waren geneigd die tekst letterlijk te lezen. De aarde zou enkele duizenden jaren geleden in zes dagen geschapen zijn. Voor een allegorische uitleg bestond weinig ruimte, zoals de gereformeerde dominee J.G. Geelkerken in 1926 ondervond. Toen de gereformeerde synode hem veroordeelde, schreef het christelijke gereformeerde weekblad De Wekker dat de synode niet ver genoeg was gegaan. Zij moest alle gereformeerde theologen veroordelen die, geloofden dat de scheppingsdagen wellicht langer dan een etmaal hadden geduurd.

Deze inzichten sloten aan bij het creationisme, dat in de jaren zeventig door de EO werd uitgedragen. Het creationisme probeerde wetenschappelijk aannemelijk te maken dat de aarde zesduizend jaar geleden in zes dagen van 24 uur geschapen was. Creationisten gingen uit van de letterlijke waarheid van de Bijbel en meenden dat het scheppingsverhaal een feitelijke weergave was van het ontstaan van de aarde. Ook geloofden ze in een zondvloed die de hele aarde had bedekt. Bekende creationisten waren W.J. Ouweneel, auteur van De ark in de branding en Vraag het de aarde eens, en A.M. Rehwinkel, auteur van De zondvloed. Hun boeken vonden een goed onthaal in christelijke kring.

Zeldzaam

Om redenen die niet meteen duidelijk zijn, heeft het creationisme in Nederland zijn beste tijd gehad. De boeken van Ouweneel en Rehwinkel worden niet meer herdrukt en een verwijzing ernaar is zeldzaam geworden. Geelkerken is alleen historisch nog interessant; een oprechte verdediging van zijn veroordeling hoort men zelden meer. Alternatieve interpretaties van Genesis maken opgang in orthodoxe kring. Intelligent Design, de gedachte dat de aarde en het leven niet bij toeval zijn ontstaan, is erg populair in christelijk Nederland. Het bijbehorende boek, Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp? kreeg zes drukken in tien maanden tijd, en inmiddels is er een aanvullend boek: En God beschikte een worm, dat ook heel goed loopt. De redacteuren van beide boeken, de hoogleraren Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg, maken opgang in de media.

In beide boeken worden de bezwaren tegen de evolutietheorie omstandig en bij herhaling uiteengezet, vaak met verwijzing naar uitspraken van gerenommeerde wetenschappers. Zo schreef Francis Crick, die in 1953 de structuur van het DNA ontdekte, dat "de oorsprong van het leven een wonder schijnt, zo omvangrijk zijn de voorwaarden waaraan voldaan moest worden om het in gang te zetten". Die uitspraak verwoordt de teneur van veel bijdragen, zodat de lezer zich allengs afvraagt hoe serieuze wetenschappers de evolutieleer het eind van alle tegenspraak kunnen vinden. Volgens Cees Dekker is het te wijten aan hun naturalistische wereldbeeld, dat geen realiteit buiten de materiële wereld toestaat. Ze doen alsof hun atheïstische levensbeschouwing de logische uitkomst is van natuurwetenschappelijke bewijsvoering.


Oudheid

Of ze van hun misverstand worden verlost door het lezen van En God beschikte een worm, is de vraag. Het boek poneert de mogelijkheid van Intelligent Design, maar wat dit is, wat er zo bijzonder aan is, en hoe het de wetenschap kan dienen, blijft vaag. De gedachte van Intelligent Design stamt al uit de negentiende eeuw, schrijft bioloog J. Lever, en nieuwtestamenticus Geurt-Henk van Kooten vindt haar zelfs terug in de oudheid. Het roept de vraag op, waarom Intelligent Design nu zoveel aandacht krijgt in Nederland. Aan ID zelf kan het niet liggen, want dat bestaat al zo lang. Evenmin profiteert ID van twijfels onder evolutionisten, want het evolutiegeloof is krachtig als vanouds. Mogelijk is er iets veranderd bij de traditionele tegenstanders van de evolutieleer en schept de afnemende populariteit van het creationisme en de letterlijke interpretatie van Genesis 1 3 ruimte voor ID. Een inhoudelijke afrekening met het creationisme zou dan een plaats hebben verdiend in dit boek. Andries Knevel zou die bijdrage heel goed hebben kunnen schrijven, want hij is nu net zo enthousiast over ID als vroeger over het creationisme.

Toch ligt er een wereld van verschil tussen het creationisme en ID. De redacteuren en medewerkers van En God beschikte een worm benadrukken het keer op keer. Het creationisme is een "extreme positie", meldt de inleiding, net zo extreem als de gedachte dat het leven doelloos is en bij toeval ontstaan. Oudtestamenticus Stefan Paas ziet ruimte voor een metaforische lezing van Genesis 1 en volgens de natuurkundigen A. van den Beukel en G. Nienhuis is de aarde miljarden jaren geleden ontstaan.

Anderen zijn voorzichtiger, zoals dr. G. van den Brink. Hij merkt dat de evolutiegedachte aanhang wint onder orthodoxe christenen en vraagt zich af wat dit betekent voor de christelijke theologie van schepping, zondeval en verlossing. Als de aarde miljarden jaren oud is, als er nooit een 'goede schepping' heeft bestaan en als de mens niet van één voorouder, Adam, afstamt, is het geloof in schepping en zondeval dan nog vol te houden? Van den Brink kan een oude aarde aanvaarden, hij wil de gedachte van de 'goede schepping' laten varen, maar houdt vast aan de afstamming van één mens, de historische Adam, en de historische uitleg van Genesis 3, de zondeval, die 40.000 jaar geleden zou hebben plaatsgevonden. Het geloof in de historische Adam en de historische zondeval is nodig om centrale thema's in het christelijk geloof te behouden: de zondeleer, de heilsleer, de christologie en de godsleer.

Spreekregel

Van den Brink stelt hier de Bijbel of althans de theologie tot norm en wijkt daarmee af van veel andere scribenten, die hun argumentatie ontlenen aan de resultaten van wetenschappelijk onderzoek of persoonlijke gevoelens en inzichten. Dat gaat vrij ver. Volgens Taede Smedes is het woordje 'God' "niet zozeer een beschrijving of een eigennaam", maar in eerste instantie een "spreekregel". Ronald Meester zou God indien daartoe gedwongen omschrijven als "een menselijke verbeelding van het absolute mysterie van ons bestaan".

De ID aanhangers zijn het er onderling dus niet over eens wie hun Intelligent Design ontworpen heeft en of er een ontwerper is. Evenmin is duidelijk hoe de gedachte van een ontwerp de wetenschap verder kan helpen. Ik zie niet dat die term wetenschappelijk iets toevoegt aan de uitspraak van onverklaardheid", meent G. Nienhuis, en volgens Aart Nederveen blijft een ontwerpverklaring binnen naturalistisch vaarwater, omdat ze niet noodzakelijk naar een ontwerper verwijst.

En God beschikte een worm bevat bondige, leerzame, wazige en wijdlopige meningen en beschouwingen, die elkaar soms overlappen, soms tegenspreken en die vaak niet of nauwelijks met elkaar samenhangen; door het ontbreken van een conclusie en een register oogt de potpourri nog groter. Een enkele term, Intelligent Design, suggereert een eenheid die bij nader inzien een wirwar van opinies is. Het is opmerkelijk dat zovelen zich hierdoor laten imponeren. Mogelijk zegt de populariteit van ID niet alleen iets van het wetenschappelijke verzet tegen het evolutionisme, maar ook van de verlegenheid met het creationisme en de bijbehorende bijbelbeschouwing.


3. Reformatorisch Dagblad - 29 maart 2006

Jona’s wonderboom kán 
Cees Dekker: Conflict tussen schepping en evolutie onmogelijk 

Boekrecensie door Jacob Siebelink

Er kan geen conflict bestaan tussen geloof en wetenschap; preciezer geformuleerd: tussen scheppingsgeloof en evolutietheorie. Dat religie en natuurwetenschap elkaar toch regelmatig in de haren vliegen, duidt op een verkeerd begrip van minstens één van beide. „Wanneer ik als gelovige de grenzen ken van de wetenschap, weet ik dat ik bij de wetenschap altijd tevergeefs zal zoeken naar bevestiging of ontkenning van mijn geloof.” 

Jona drie dagen in de buik van een walvis? Niet zelden verwijzen natuurwetenschappers deze Bijbelse geschiedenis naar het rijk der fabelen. In strijd met alle natuurwetenschappelijke regels; voorwerp van geloof voor bekrompen geesten. 

Toch weten de auteurs van ”En God beschikte een worm” -allemaal wetenschappers- wel weg met wonderen. In het vervolg op het spraakmakende boek over Intelligent Design, ”Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?”, gaan ze in op de verhouding tussen religie en natuurwetenschap. Over wonderen schrijft de katholieke filosoof en bisschop Everard de Jong: „God handelt bij wonderen niet tegen Zijn eigen natuurwetten, Hij heft ze niet op, maar Hij handelt erlangs.” 

Theoloog Taede A. Smedes, wijst in dit verband op de beperkingen van het menselijk voorstellingsvermogen. „Wij spreken altijd over God in termen van een persoon. Niet omdat Hij een persoon is, maar omdat het in bepaalde omstandigheden het meest adequaat is om zo over God te spreken.” Hetzelfde geldt voor wonderen. Smedes ziet dat wat volgens de natuurwetten mogelijk is, slechts als een deel van wat werkelijk mogelijk is. Zou het dan niet kunnen, zo redeneert hij, dat God in de wereld handelt buiten de natuurwetten om, zonder de natuurlijke orde te doorbreken? Anders geredeneerd: „Als God alleen zou kunnen handelen volgens de mogelijkheden die de natuurwetten bieden, wordt God ondergeschikt aan Zijn eigen schepping.” 

Bescheidenheid 
De beperktheid van het menselijk denkvermogen én het totaal anders zijn van God, loopt als een rode draad door de bijdragen in ”En God beschikte een worm.” Juist om deze reden noemt bioloog Jan Lever Intelligent Design een „ondoordachte” term. „Intelligentie is een beperkte menselijke eigenschap. (…) God moet veel groter zijn dan wij dachten en kunnen denken.” 

En daarom past bescheidenheid. „Maar al te gemakkelijk wordt de evolutietheorie toegepast op allerlei maatschappelijke en wereldbeschouwelijke problemen”, schrijft Lever. De hele werkelijkheid is dan te reduceren tot blinde, natuurlijke processen, die geen doel of zin hebben en waar geen hogere macht aan te pas komt. Leven is in deze visie niets anders dan een complexe materiële structuur. Intelligentie en de menselijke geest zijn een bijproduct van het centrale zenuwstelsel. 


Ten onrechte wordt deze naturalistische visie volgens natuurkundige Gerard Nienhuis vaak gezien als de enige levensbeschouwing die neutraal en openbaar is. „Andere wereldbeschouwingen, die uitgaan van zin en bedoeling van het bestaan en van een gezag dat boven de mens uitgaat, zouden dan bijzonder zijn en beperkt dienen te blijven tot de persoonlijke levenssfeer.” Wanneer de wetenschap echter een uitspraak doet over doel en ontwerp, of over het ontbreken daarvan, verwijst dat volgens hem overduidelijk naar een wereldbeschouwing die per definitie onwetenschappelijk is. „Het begrip toeval, zoals dat gehanteerd wordt door de darwinistische evolutionisten Dawkins en Gould en vele anderen, is daarom niet meer of minder wetenschappelijk dan het begrip ontwerp dat de aanhangers van ID te berde brengen.” 

Miljarden jaren 
Zolang de evolutietheorie bij haar leest blijft en zich beperkt tot de natuurwetenschap, hebben de meeste auteurs geen enkele moeite met de ontwikkeling binnen de soorten en de gemeenschappelijke afstamming van mens en dier. Wat blijft er dan nog over van Genesis 1? „Het scheppingsgeloof spreekt uit dat God de wereld en de mens, ja ook mij, doelbewust gewild heeft”, schrijft natuurkundige Arie van den Beukel. „Dat is het mooist geformuleerd in de bijbel als die spreekt over God ”uit Wie, door Wie en tot Wie alle dingen zijn.”” 

Een letterlijke lezing van de eerste paar Bijbelhoofdstukken is voor de negentien wetenschappers die in ”En God beschikte een worm” de pen roeren daarom allesbehalve vanzelfsprekend. „De bijbel hecht verschillende betekenissen aan het woord scheppen, die niet allemaal tegelijk waar zijn op een letterlijk-beschrijvend niveau”, aldus theoloog Stefan Paas in het eerste deel van het drie delen tellende boek. „Daarom moeten we voorzichtig zijn om Genesis 1 te bevoordelen boven andere scheppingsteksten in de bijbel. Het eerste hoofdstuk heeft een in hoge mate gestileerd karakter en doet met zijn herhalingen en getalsymboliek poëtisch aan, zonder dat het overigens een gedicht genoemd kan worden.” 

Deze houding, die de auteurs niet zien als een „knieval voor de evolutietheorie” maar als het resultaat van het „eerlijk omgaan met de bijbel”, vraagt om een theologische doordenking. „Stel dat de aarde en het leven op aarde miljarden jaren oud zijn, is dat theologisch een probleem?”, vraagt theoloog Gijsbert van den Brink zich af. Hij meent van niet. „Genesis biedt geen natuurwetenschappelijk relaas; in taal, stijl en structuur is er sprake van vertolkte geschiedenis, waarin ook symboliek voluit meedoet.” 

Het afzonderlijk geschapen zijn van de mens, is voor Van den Brink echter een onopgeefbare, Bijbelse notie. „Interpreteren we het Genesisverhaal over Adam en de zondeval op geheel onhistorische wijze, dan heeft dat verregaande gevolgen voor de zondeleer, de Godsleer, de heilsleer en de christologie - stuk voor stuk centrale thema’s in het christelijke geloof.” 

Vooronderstellingen 
De titel ”En God beschikte een worm” verwijst volgens Cees Dekker naar de „mysterieuze wijze waarop de Eeuwige werkt in en door levende schepselen.” Letterlijke historie? Dat kan, vinden de meeste auteurs. Wonderen en schepping enerzijds en evolutietheorie anderzijds sluiten elkaar niet uit. Over hoe die twee dan samenhangen, lopen de meningen uiteen. „Ze bewegen zich allemaal tussen twee extremen”, schrijft Dekker in de inleiding. „Enerzijds het jonge-aarde creationisme en anderzijds het darwinistische evolutionisme dat het ontstaan van alles wil verklaren door natuurlijke selectie en toevallige mutaties.” 

De auteurs leggen duidelijk de vooronderstellingen achter wetenschappelijke theorieën bloot, maar ook de beperktheid van menselijke kennis. Het boek is overtuigend in het verhelderen van het principiële onderscheid tussen religie in wetenschap, zonder dat ze van elkaar gescheiden zijn. De auteurs roepen echter ook vragen op en zetten de lezer bewust aan het denken, ook over zaken die voor velen misschien vanzelfsprekend zijn. En dat vraagt om een kritische lezing.

Zie ook:


2. CV-Koers – maart 2006

En God beschikte een worm

Recensie door René Fransen

Geloof en wetenschap sluiten elkaar helemaal niet uit. Dat klinkt keer op keer in de twintig hoofdstukken van En God beschikte een worm. Met volle overtuiging, maar niet altijd overtuigend.

Met een tweede bundel geven natuurkundige Cees Dekker, wiskundige Ronald Meester en filosoof René van Woudenberg een nieuwe impuls aan de discussie over geloof en wetenschap. En God beschikte een worm is het vervolg op Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?

Met dit laatste boek, dat vorig jaar uitkwam, zorgden Dekker, Meester en Van Woudenberg voor flink wat opschudding. Vijftien auteurs betoogden toen dat de evolutietheorie wellicht niet volledig is: het mechanisme van toevallige mutaties en selectie kan niet het ontstaan verklaren van bepaalde complexe biologische systemen. Er zouden mogelijk sporen van 'intelligent ontwerp' zichtbaar zijn in de natuur. De wetenschap reageerde deels als door een adder gebeten. Want Intelligent Design, dat was verkapt creationisme, een ontoelaatbare vermenging van geloof en wetenschap.

Ook in christelijk Nederland werd de bundel niet overal met enthousiasme ontvangen. Dat de auteurs in het algemeen geen moeite hadden met het evolutieproces an sich, en zich schaarden achter de gangbare wetenschappelijke visie dat de aarde ruim vier miljard jaar oud is, werd gezien als het loslaten van het bijbelse scheppingsverhaal. Er lag een stevig theologisch probleem: hoe is een evolutionaire oorsprong van de mensheid te rijmen met de zondeval van Adam en Eva als historisch heilsfeit? In een interview met het Nederlands Dagblad erkende Cees Dekker daar nog niet helemaal uit te zijn.

Toch staat de bundel al sinds het verschijnen in de top tien van meest verkochte wetenschapsboeken. Het boek raakt blijkbaar een snaar. Gelovigen die op overtuigende wijze van zich afbijten in de discussie met fel atheïstische wetenschappers als bioloog Ronald Plasterk, kankeronderzoeker Piet Borst of atheïstisch filosoof Herman Philipse, dat was niet eerder vertoond.

Prikkelend

En God beschikte een worm heeft dezelfde opzet als de eerste bundel. Het boek bestaat uit twintig losse opstellen. De auteurs hiervan zijn het op lang niet alle punten met elkaar eens. Er is maar één ding dat hen echt bindt: ze voelen zich aangetrokken tot het christendom en ze zien binnen de huidige wetenschap bepaalde seculiere levensbeschouwelijke elementen opduiken.

Een duidelijk verschil met de eerste bundel is het onderwerp. De term Intelligent Design komt in de meeste hoofdstukken nog wel voor, maar veel aandacht voor het uitdiepen van de theorie is er niet. Wel wordt aangetoond, met name in het artikel van Geurt Henk van Kooten, hoogleraar Nieuw Testament aan de Rijksuniversiteit Groningen, dat het idee van een ontwerp in de natuur al oud is: onder Griekse filosofen werden discussies gevoerd die sterk lijken op de huidige debatten tussen voor en tegenstanders van Intelligent Design.

Het boek behandelt drie hoofdthema's: een analyse van de plaats van de schepping in Bijbel en theologie, de mogelijkheid om schepping en evolutie met elkaar te verzoenen, en de levensbeschouwelijke vooroordelen die ook in het werk van seculiere wetenschappers doordringt.

Het eerste thema is prikkelend uitgewerkt in vijf hoofdstukken. Theoloog Gijsbert van den Brink schrijft hier het meest pakkende deel van het boek: hij analyseert hoe belangrijk Genesis 1, 2 en 3 zijn voor het christelijk geloof, en hoe deze hoofdstukken te rijmen zijn met de huidige wetenschappelijke inzichten. Hij komt ook uit bij de zondeval. Een evolutionair ontstaan van de mens hoeft geen afbreuk te doen aan de heilsfeiten, maar zonder zonde van de eerste mens Adam is (volgens Romeinen 5:17) het offer van de mens Jezus Christus niet te begrijpen. Als mogelijke oplossing geeft Van den Brink de Theory of Special Creation, die stelt dat de mens wel degelijk in een aparte handeling van God geschapen is, ofwel als nieuwe schepping van lichaam en geest, ofwel als de schepping van een onafhankelijke geest in een geëvolueerd lichaam.

Het nadenken over de eerste drie hoofdstukken van Genesis is voor christenen die willen blijven vasthouden aan de bijbelse heilsfeiten als historische gebeurtenissen een stevige uitdaging, maar de hoofdstukken over dit onderwerp zijn sterk geschreven en bieden volop gelegenheid dieper op de materie in te gaan.

Uitsmijter

De uitwerking van de twee volgende thema's is wat wisselender van kwaliteit en aanpak. Naast een literaire verkenning van de botsing tussen evolutie en schepping door bioloog Jan Lever staat een doorwrocht filosofisch betoog van René van Woudenberg. Maar Adam wordt nauwelijks meer genoemd. Genesis 1 en 2 worden breeduit besproken, maar zonder de consequenties voor de christelijke heilsfeiten echt uit te diepen.

Hoe de christelijke levensbeschouwing te rijmen valt met de wetenschappelijke stand van zaken blijft steeds nét buiten bereik. Niet verwonderlijk, de materie houdt theologen en filosofen al een paar eeuwen bezig. Overigens nemen zo'n beetje alle auteurs duidelijk stelling tegen het 'jonge aarde-creationisme', dat ze als wetenschappelijk volstrekt onhoudbaar afwijzen. Na dit boek kan niemand meer zeggen dat mensen die nadenken over de theorie van intelligent Design verkapte creationisten zijn.

Dat ook seculiere wetenschappers zich schuldig maken aan vermenging van wetenschap en levensbeschouwing, wordt wel helder en overtuigend uiteen gezet. De discussie met atheïstische wetenschappers zal hiermee wel weer hevig oplaaien, Een paar auteurs geven dieper inzicht in de relatie tussen geloof en wetenschap door iets van hun eigen hart te laten zien. Ronald Meester die er nooit een geheim van heeft gemaakt dat hij een persoonlijke God afwijst – kiest voor een christelijk mystieke houding waarbij God onkenbaar is. Cees Dekker bekent zich juist wél tot de persoonlijke God die Zich openbaarde in zijn Zoon Jezus Christus. En evolutiebioloog Sander van Doorn geeft de bundel een prachtige uitsmijter, met zijn pleidooi voor een open wereldbeeld, waarin de waarde van de wetenschap volop wordt erkend, maar waarin ook ruimte is voor wonderbaarlijk ingrijpen van God.

De bundel is zo divers, dat eigenlijk ieder hoofdstuk een aparte recensie verdient. Dat is natuurlijk onmogelijk. Daarom tot slot deze aanbeveling: wie echt geïnteresseerd is in de wetenschap en oprecht gelooft in de bijbelse boodschap en bereid is de eigen vooroordelen ter discussie te stellen, moet deze bundel gewoon lezen.

Cees Dekker, Ronald Meester, René van Woudenberg (red.), En God beschikte een worm. Over scheppingen evolutie. Uitgeverij Ten Have, 2006, € 24,90


1. Bode – 12 mei 2006

Het atheïstische bolwerk wankelt

Bespreking door Johan Klein Haneveld

‘Niemand gelooft nog dat God in de werkelijkheid ingrijpt.' Zo luidt het heersende wereldbeeld volgens biochemicus professor Piet Borst. Een wereldbeeld dat in het nieuwe boek 'En God beschikte een worm' openlijk wordt aangevochten. Onderzoekers en theologen bestrijden de idee dat christendom en wetenschap met elkaar in oorlog zijn en schudden aan de grondvesten van de atheïstische levensbeschouwing. Die blijkt niet zo logisch uit de feiten af te leiden als sommige wetenschappers beweren.

'Ik bekijk theïsme en atheïsme als twee modellen en ga dan na welke me het meest overtuigt. Voor mij is dat het theïsme.' Aan het woord is professor Cees Dekker, die het boek op 26 februari 2006 presenteerde in Nieuwspoort, te Den Haag. Hij bekritiseerde de populair wetenschappelijke auteur Richard Dawkins, volgens wie de feiten bewezen dat het heelal zinloos is. 'Dat kon hij helemaal niet uit de biologie concluderen!' Volgens Dekker leven de discussies over toeval en ontwerp en over wetenschap en geloof niet alleen in de academische wereld. Hij hoopt dat En God beschikte een worm ook een maatschappelijk debat zal aanzwengelen.

De heersende levensbeschouwing

Een voorproefje van het maatschappelijk debat werd gegeven door Bert Bakker (lid van de Tweede Kamer voor D'66) en Tineke Huizinga (lid van de Tweede Kamer voor ChristenUnie). De eerste betoogde dat religie niet thuishoort in het openbaar domein.'Religies schrijven voor hoe mensen zich moeten gedragen, ook in het privédomein. Daardoor nemen ze mensen de vrijheid af eigen keuzes te maken. Het christendom is tegenwoordig een minderheidscultuur, naast andere culturen. Dat kan alleen door de verworvenheid van de gewetensvrijheid.' 'Veel mensen zeggen van zichzelf dat ze geen religie hebben,'wierp Huizinga tegen,'maar iedereen heeft een levensbeschouwing die zijn denken en handelen kleurt. Je komt als politicus op voor de waarden die je vanuit je geloof belangrijk vindt.'

Hoewel hij moest toegeven dat voor veel mensen, ook in zijn eigen partij, religie belangrijk is, moet de invloed ervan volgens Bakker beperkt blijven tot het persoonlijke domein: 'Geloven is een persoonlijke zaak. 'Dit moet dan ook gelden voor de heersende seculiere levensbeschouwing, meende Huizinga.' Deze begint tegenwoordig fundamentalistische trekjes te krijgen. Het ultieme doel is dat het individu tot de atheïstische visie toetreedt. De integratienotitie van de VVD stelt dat onderdrukking van een cultuur of religie kan leiden tot de bevrijding van het individu. Het zijn nu niet christenen die anderen de vrijheid ontnemen, eerder andersom.' Volgens haar moet elke levensbeschouwing respect hebben voor andere visies, ook de wetenschap. 'Onderzoekers overschrijden de grenzen van de wetenschap door levensbeschouwelijke uitspraken te doen. Daarmee begeven ze zich op het terrein van de religie.'


Gewetensvrijheid

De maatschappij geeft christenen steeds minder ruimte om volgens de eigen levensbeschouwing te leven, aldus Huizinga. 'Het moet voor een organisatie mogelijk blijven iemand te weigeren als werknemer als die in zijn levensstijl volledig ingaat tegen de levensbeschouwelijke grondslag.' 'In dat geval moet de vrijheid van godsdienst worden afgewogen tegen het verbod op discriminatie,' antwoordde Bakker. 'Een ambtenaar mag weigeren homohuwelijken te voltrekken, maar ook de keuze van twee mannen om met elkaar te trouwen is vrij. Er mag niet gediscrimineerd worden, ook niet door christenen.' Hij is echter geen voorstander van de afschaffing van de vrijheid van onderwijs. 'Ouders mogen zelf bepalen hoe hun kinderen opgevoed moeten worden. De staat moet daar zo ver mogelijk vandaan blijven.' Huizinga onderscheidde discriminatie van het uiting geven aan een levensbeschouwing. 'Discriminatie gebeurt als je ongeoorloofd onderscheid maakt.' Christenen verzetten zich tegen het homohuwelijk en tegen abortus juist vanwege de vrijheid van eventuele kinderen en de ongeboren vrucht. Huizinga: 'We willen de samenleving zo modelleren dat iedereen in vrijheid kan handelen.'

Pleidooi voor bescheidenheid

Het atheïstische wereldbeeld overheerst niet alleen in de maatschappij, maar ook in de natuurwetenschap. Onterecht, verklaarde Antoine Bodar, filosoof en rooms katholiek priester. 'De wetenschap moet God niet bij voorbaat uitsluiten. De wetenschap biedt namelijk slechts een beperkte beschrijving van een beperkt deel van de werkelijkheid. Wetenschappelijk onderzoek, mits eerlijk uitgevoerd, kan nooit in tegenspraak zijn met het geloof.' Zijn opponent, biochemicus professor Piet Borst, was het daar niet mee eens. 'De wetenschap biedt geen aanleiding om aan te nemen dat God tussenbeide komt. Het ingrijpen van God is als werkhypothese niet bruikbaar.' Volgens hem rekenen zelfs christenen in het westen niet meer op een interveniërende God. 'Ze zeggen dan wel dat God medische ontwikkelingen mogelijk heeft gemaakt, maar niemand denkt nog dat bidden in de plaats kan komen van een bloedtransfusie.' De wetenschap heeft de Nederlander sceptisch gemaakt. 'Bijvoorbeeld ten opzichte van homoseksualiteit. Nu we bij deze mensen daadwerkelijk veranderingen in de hersenen kunnen vaststellen, kunnen christenen niet meer stellen dat hun levenswijze een keuze is.' Bodar pleitte voor bescheidenheid. 'Het rationele denken is maar een klein onderdeel van het bestaan. Ervaringen als verliefdheid en ontroering vallen buiten de wetenschap. In de alfawetenschappen leren we rekening te houden met de vooronderstelling achter de hypothese. 'Hij wees Borst erop dat hij leefde in de sfeer van het verlichtingsdenken: 'U gaat ervan uit dat u uiteindelijk overal het antwoord op zult weten. Ik deel die overtuiging niet.' Dezelfde gebeurtenis valt vaak op meer manieren te verklaren. ‘Ik zie toeval als iets wat mij toevalt,' aldus Bodar. De ander leek dit te accepteren. Borst: 'Als een andere wetenschapper zegt dat de natuurwetten die ik onderzoek door God geschapen zijn, heb ik daar geen problemen mee. Het blijven namelijk dezelfde wetten.'

Verandering
De minidebatten tijdens de boekpresentatie maakten het heersende seculiere wereldbeeld zichtbaar op twee vlakken: in de wetenschap en in de maatschappij. De gedachte dat God niet tussenbeide kan treden lijkt algemeen geaccepteerd. Maar tegelijk knaagt een groep christenwetenschappers, de auteurs van En God beschikte een worm, druk aan de wortels van deze levensbeschouwing. Het atheïsme is volgens hen niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. God is wel degelijk bij zijn schepping betrokken. Als wij christenen ook daarnaar gaan leven, zal er iets veranderen, zowel in de wetenschap als in de maatschappij. 

www.vergadering.nu