www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu 2 RECENSIES Christenen voor Israël?
2 RECENSIES 2. Reformatorisch Dagblad - 7 januari 2009 - www.refdag.nl Beloften voor het beloofde land Verbreding 1. Nederlands Dagblad - 2 januari 2009 - www.nd.nl De staat Israël is geen volk van God
Ook christenen hebben daaraan meegedaan. Opvallend afwezig in het eerste hoofdstuk zijn allerlei Bijbelteksten waarom christenen Israël zouden moeten steunen. Daaruit blijkt meteen Douma’s aarzeling die hij later in het boek uiteenzet: christenen kunnen weliswaar een bijzondere band met Israël hebben, maar ze mogen van die staat nooit Gods oogappel maken. Douma gaat in tegen een visie die onder orthodoxe christenen een groeiende populariteit geniet en die hij kortweg samenvat als het ‘christelijk zionisme’. Hij herleidt deze manier van denken tot het negentiende-eeuwse ‘premillennialisme’. Daarin is sprake van twee ‘volken van God’ met twee afzonderlijke heilsgeschiedenissen: de gemeente, die voor de grote verdrukking in de hemel zal worden opgenomen en het oude verbondsvolk Israël dat zich vervolgens tot Christus zal bekeren. Israëls handelen, is de gedachte, brengt de komst van Christus dichterbij. Christelijke zionisten wijzen de rechten af van Arabieren op een eigen land in Palestina, en staan zeer positief tegenover de (vroegere) Israëlische nederzettingenpolitiek vanwege ,,een Goddelijk recht op het land’’. Vooral tegen een mogelijke deling van de hoofdstad Jeruzalem zijn ze fel gekant. In de Verenigde Staten vormen de christelijke zionisten de trouwste bondgenoot van (politiek rechts) Israël. Als extreem voorbeeld noemt Douma de gedetailleerde toekomstbeschrijvingen van de Amerikaanse auteur Hal Lindsey. Dat volgens het christelijk zionisme iedere kritiek op Israël wordt gezien als vijandigheid tegen God mag volgens Douma een karikatuur zijn, christenen meten in de internationale politiek niet zelden met twee maten. Rest De emeritus hoogleraar formuleert zijn eigen positie vooral op basis van de overtuiging dat Gods beloften in Jezus Christus hun ultieme vervulling vinden. Niet dat buiten Christus geen vervulling van beloften mogelijk is, maar ruimte om aan de hand van allerlei oudtestamentische voorzeggingen een ,,aparte Joodse eindgeschiedenis te ontwerpen’’ is er niet meer. Douma verwerpt iedere scheiding tussen kerk en Israël als twee ‘volken van God’ waarmee God een eigen weg gaat. De kerk is niet het ware Israël, het oude volk van God wordt niet vervangen, haast Douma zich te zeggen. Want vervangingstheologie – de technische term van deze opvatting – wordt vandaag ,,ongeveer als het grootste vergrijp beschouwd dat men tegen Israël kan begaan’’. Douma spreekt liever van ‘verbreding’. Hij laat zien hoe het in het Oude Testament telkens om een ‘rest’ draait in Israël: een minderheid die wél gelooft, wél terugkeert. Het is deze rest – vanaf Jezus zijn dat zijn volgelingen en de eerste gemeente in Jeruzalem – waar de gelovigen uit de heidenen zich bij aansluiten. Christus breekt de scheidingsmuur tussen Jood en heiden af. Het gaat nu om geloof. Douma sluit op grond van Romeinen 9-11 niet uit dat ooit het hele volk Israël Jezus als de Messias zal erkennen. Maar stellig formuleren dat het hier om een uitstaande belofte gaat, doet hij niet. Douma’s opvatting over Israël – die trouwens aansluit bij de brede gereformeerde traditie – heeft duidelijke politieke consequenties. De staat Israël is niet op bijzondere wijze ‘volk van God’. Dat is en blijft volgens Douma de kerk: de Joodse ‘rest’ verbreed met heidense gelovigen. Israël valt daarom, evenzeer als alle andere landen, onder het volkenrecht. Zo is het pleiten voor Jeruzalem als ongedeelde hoofdstad van Israël niet vol te houden. De ChristenUnie heeft dit in haar verkiezingsprogramma staan, maar bezint zich op dit moment op de passage. Met zijn boek levert Douma een zinvolle bijdrage aan die bezinning. Twee maten Opzet en stijl van het boek zijn helder. Vooral de ontrafeling van de theologische achtergronden van het christelijk zionisme is erg verhelderend. Voor tegenstanders, maar wellicht nog meer voor sympathisanten. Douma noemt eenmaal de stichting Christenen voor Israël. De vraag is wel of werkelijk iedere theologisch gefundeerde steun aan de staat Israël terug te voeren is op ‘premillennialistische’ tendensen. Voor veel mensen is wellicht een verwijzing naar de belofte van God aan Abraham en zijn nazaten al genoeg. Bovendien is theologisch gezien te discussiëren over de aanname dat in Christus alle oudtestamentische beloften zijn vervuld. Het sterkste onderdeel van het boek is Douma’s ‘aanklacht’ tegen de neiging van christenen om politiek gezien met twee maten te meten: een voor Israël en een voor de rest. Het is geen vraag die Douma systematisch uitwerkt, maar: hoe zou God de Algoede, Vader van Jezus Christus die tot het bittere einde toe de meest zuivere vorm van liefde uitdroeg, mensen kunnen opdragen – zelfs al zouden ze tot zijn volk behoren – om het kwade te doen? Dat is onmogelijk. God gaat één geschiedenis met mensen, is daarvoor ‘klein begonnen’ (Berkhof) om zijn heil te verbreden naar alle windstreken. Je kunt met het land Israël ‘om der vaderen wil’ een innige band voelen, maar juist daarom is voortrekken onmogelijk. Douma’s boek biedt een realistische, gereformeerde kijk op het volk en de staat Israël. |