Aan de minste van Mijn broeders:
   
Het werk van 'Tot Heil des Volks' 1855-2005
door O.W. Dubois & K. de Jong,
Amsterdam: Oogstpublicaties
(i.s.m. [Heerenveen:] Barnabas 2005),
ISBN 9789085200444
355 blz., prijs: € 14,50.

3 RECENSIES


3. Reformatorisch Dagblad - 22 februari 2006 - www.refdag.nl 

Een blok turf en een Bijbel 
 
Boekrecensie door Niels van Driel 

In 1855 begeeft de Réveilpredikant Jan de Liefde zich onder het volk met onder zijn ene arm een blok turf en onder zijn andere arm een Bijbel. De vereniging Tot Heil des Volks gebruikt dit optreden als een metafoor om haar manier van werken te illustreren. 

Sinds 150 jaar verleent het Heil praktische hulp en geeft de Bijbelse boodschap door. Het jubileumboek ”Aan de minste van Mijn broeders” vertelt niet alleen de geschiedenis, maar geeft tegelijk een dwarsdoorsnee van de hulpverleningsactiviteiten. 

De vereniging Tot Heil des Volks beweegt zich veelvuldig onder het volk met verslavingshulp, vrouwenwerk en sociale activiteiten. Als het even mogelijk is, geven de medewerkers het Evangelie door. Bekendheid genieten de Amsterdamse jeugdhotels van The Shelter. Hetzelfde geldt voor de seksuele hulpverlening die Different (tot voor kort EHAH) biedt, ook al heeft deze bekendheid in de kringen van tegenstanders de kleur van beruchtheid. 

Maar dit alles getuigt van afstemming op de noden en mogelijkheden die de tegenwoordige tijd biedt. Als de vereniging halverwege de negentiende eeuw ontstaat, heeft het Heil andere prioriteiten. 

De situatie van een groot deel van de Nederlandse bevolking kenmerkt zich in de negentiende eeuw door grote en grauwe ellende. Velen leven in kelders en krotten en hebben nauwelijks te eten. Ziekten als tbc maken talloze slachtoffers. De werkloosheid, vuilheid en ongezelligheid thuis doet menige huisvader de uiterlijke glans van de kroeg verkiezen boven de vaalheid van de eigen woning. 

De Réveilbeweging is in deze tijd niet alleen uiting van een geestelijke opleving in Nederland, maar krijgt ook handen en voeten in hulp aan armen, prostituees en weeskinderen. Behalve dat de vereniging voedsel verstrekt en onderdak verleent, draagt het Heil zorg voor onderwijs. Met jeugdwerk, brei- en naaischolen en vooral zondagscholen zijn in de loop der jaren tienduizenden kinderen bereikt. 

Dansen en kaarten 
In de pogingen om de jeugd van de straat te halen gaat het Heil soms verder dan veel orthodoxe christenen voor wenselijk houden. In de pers legt de directeur er in 1948 verantwoording van af dat in een clubhuis gedanst en gekaart kan worden, al zijn deze aangelegenheden gebonden aan strenge regels. De jeugd die gewend is de avonden in cabarets, bioscopen en dancings door te brengen, laat zich nu eenmaal niet vangen met „voorlezen uit een mooi boek” of het doen van een gezamenlijk spelletje. Deze tegemoetkoming aan de jeugd moest echter worden begrepen tegen de achtergrond van de bewogenheid om Christus’ wil met deze afgedwaalde jongeren. 

Met volkslezingen en kerstvieringen heeft het Heil talloze volwassen Amsterdammers getrokken. Vanaf 1937 geeft het maandblad De Oogst informatie en artikelen over evangelisatie, hulpverlening en een als profetisch omschreven geluid over ontwikkelingen in kerk en wereld. Met zo’n 11.500 abonnees heeft dit gratis verspreide blad een stevige positie in evangelisch-reformatorische kring. De twee-eenheid van redden en getuigen is tot de dag van vandaag kernmerkend voor de vereniging. 

Fijnzinnig 
De historicus O. W. Dubois heeft de eerste tien hoofdstukken van dit jubileumboek voor zijn rekening genomen. Deze bestrijken vooral de periode tot 1967. Heilmedewerker Krijn de Jong, die vanaf 1971 meedraait, geeft een beeld van het tijdvak 1969 tot 2005. Dubois wil met zijn bijdrage liefde bijbrengen voor hen die in woord en daad getuigenis hebben gegeven van het Evangelie. Vol respect, fijnzinnig en met kennis van zaken beschrijft hij de inzet van vele medewerkers. De feiten, citaten en in memoriams zijn overigens opbouwend genoeg; het aantal stichtelijke commentaren van de schrijver had daarom best iets minder gekund. 

De schrijvers zijn tamelijk openhartig over de verschillende crises die het Heil hebben geteisterd. Te denken valt aan de interne conflicten aan het einde van de jaren negentig van de vorige eeuw. Bij Dubois lijkt soms door te schemeren dat hij zich wel heel nauw bij zijn onderwerp betrokken weet. Uit het boek zelf blijkt al dat hij te veel zegt als hij schrijft dat ’het’ Réveil ten volle het gezag van de belijdenisgeschriften van de zestiende en de zeventiende eeuw erkende. 

Het proefschrift ”Menniste Paus. Samuel Muller en zijn netwerken” van Annelies Verbeek tekent het karakter van De Liefde met typeringen als ijveren zonder verstand, ijdelheid, verborgen geestelijke hoogmoed en dergelijke. Nu is het goed te bedenken dat de tijdgenoten die voor een dergelijk beeld verantwoordelijk zijn niet tot De Liefdes geestverwanten behoorden. Maar slaat bij Dubois de weegschaal niet al te ver naar de andere kant door als hij De Liefdes grote sociale vaardigheden roemt en de vermelding van feilen en gebreken wegzet als „liefdeloze kritiek”? 

Uitvoerig 
Elk jubileumboek is rijk aan namen en roept dan toch nog de verbaasde vraag op waarom die en die er niet in voorkomen. De mate waarin de schrijvers deze vraag hebben proberen te ondervangen, is doorgeslagen naar een teveel, waardoor de tekst zich soms wat stroef laat lezen. De motivatie van de medewerkers, de inhoud en de omvang van het werk van de vereniging Tot Heil des Volks komen door deze uitvoerigheid echter wel goed uit de verf.


 

2. Uitdaging - januari 2006

De onveranderde strijd van Het Heil
Boekrecensie door Johan Th. Bos

Niets nieuws onder de zon. Dat bewijst ook de 150 jarige geschiedenis van Tot Heil des Volks. Die is door de historicus O.W. Dubois geboekstaafd in Aan de minste van Mijn broeders en overstijgt het niveau van de notoire jubileumboekjes.

Het is een historisch document over een vooral in Amsterdam tot bloei gekomen, nog springlevende en consequent haar roeping trouw gebleven organisatie. En over het tijdsgewricht waarin zij ontstond. Conclusie: er veranderde sindsdien veel en eigenlijk niets: geestelijk bleven dezelfde krachten actief.

De laatste drie hoofdstukken, over de wegen die sinds 1969 werden ingeslagen, zijn geschreven door adjunct directeur Krijn de Jong in een wat eigentijdser taal dan die van Dubois, maar echt populair wordt de ernstige documentaire vrijwel nergens. Het is een serieuze en waardevolle documentaire. De nogal eens voorkomende taalfouten moeten de auteurs maar worden vergeven.

De wortels van 'Het Heil' lagen via haar stichter, ds. Jan de Liefde, in het Reveil, dat in het doodse kerkelijke leven storm veroorzaakte en op de noodzaak van persoonlijke overgave aan Christus hamerde. Dat bleef tot op de huidige dag ook de missie van de organisatie. Maar de ondubbelzinnige evangelisatie ging hand in hand met sociale hulpverlening aan armen, verslaafden, vernederden. De vormen van zowel bediening als problemen veranderden, de essentie van beide niet.

In 1855, het jaar van oprichting, werden arme gezinnen in de Jordaan geteisterd door drankmisbruik. Ook nu nog maken alcohol en drugs, meer kapot dan je lief is'. Nadat Het Heil eerder de opvang en resocialisatie van verslaafden overdroeg aan De Hoop, startte zij een paar jaar geleden weer het project Waypoint op Urk, waar onder de zware kerkelijke deken een afgrijselijke verslavingstragiek en andere problemen bij vooral jongeren schuil gaan. Een ander vrij recent gestarte is tak is het vrouwencentrum Ruchama. Daarnaast kwam de al bestaande daklozenzorg De Tweede Mijl onder de koepel van Het Heil. De doelgroepen uit de negentiende eeuw ijeugd, verslaafden, prostituees, vrouwen, minder bedeelden) bestaan nog steeds.
Geestelijk lijkt er ook weinig veranderd. Toen en nu beschouwen vrijzinnige theologen degenen die onverkort willen vasthouden aan Gods Woord als naïef. Toen een evangelist van de vereniging rond 1860 twee in zijn ogen ongelovige predikanten wees op Christus als enige Verlosser, verklaarde de eerste hem ronduit voor gek en zei de tweede zich met zulke onnozele dogmatische zaken niet bezig te houden.

Ds. De Liefde was oorspronkelijk doopsgezind, maar stichtte na tot levend geloof te zijn gekomen, de Vrije Evangelische Gemeente. Eigenlijk was hij nogal anti kerkelijk, volgens sommige latere bestuursleden niet altijd even goed voor het imago van de vereniging (tegenwoordig stichting). De Liefde ook bekend geworden als schrijver van boeken, geruchtmakende artikelen en lieddichter van bekende gezangen als Van U zijn alle dingen, Weet gij hoeveel sterren kleven, Klokje Klinkt en vele andere was allergisch voor wettische kerkvormen, waarin officieel Gods Woord als richtsnoer gold, maar de praktijk anders uitpakte. Daar werd geregeerd op basis van "reglementen en statuten, waarbij een beroep op Gods Woord even krachteloos is als bij den Roomschen paus", vond hij. "Alleen Christus is Hoofd van de gemeente, die zich verzamelt rondom de banier van het kruis.” Hij hekelde ook de toenmalige band van de Hervormde Kerk met de staat en noemde haar eens een instituut dat goeddeels meer leugen dan waarheid onder het volk verspreidt en mitsdien meer zielen vermoordt dan behoudt."

/>

Op het eeuwig behoud van mensen en Gods genade in Christus was zijn prediking gericht. Hij leidde om medearbeiders op te leiden, lange tijd een school evangelisten, van wie er enkele ook onder de koepel van Het Heil gingen werken. Zoals Eduard Gerkes, de auteur van het ooit voor een kerstsamenkomst van Het Heil geschreven en wereldwijd bekend geworden Daar ruist langs de wolken.

Nog altijd heeft Het Heil een pand aan de Amsterdamse Willemsstraat, in de negentiende eeuw nog Goudsbloemgracht. Historische grond voor de organisatie. Op een brug over die gracht werd ds. De Liefde in 1849 geraakt door de ellende, vervuiling, armoede en zonde van de Jordaan. Tegenover een metgezel, waarschijnlijk het latere bestuurslid E. Kuyper, vroeg hij zich af wat kon worden gedaan om er het heil in Christus te brengen. Het tweetal liep de brug af, knoopte een gesprek aan met een vrouw in een van de armoedige huisjes en wist haar ertoe te bewegen de voorkamer een keer af te staan voor een bijbellezing. Het werden wekelijkse, druk bezochte bijeenkomsten. Het evangelisatiewerk breidde zich snel uit naar andere locaties, ook buiten Amsterdam: ouverture voor de oprichting van de vereniging in 1855. En voor een veelzijdige bediening, die al anderhalve eeuw heeft stand gehouden. Er kwamen kleuter en later ook lagere scholen, volkssamenkomsten, kerstfeesten, zondagsscholen (zelfs een opleiding voor zondagsschoolonderwijzers), kinderkerken, jeugdkerken, zusterkringen, naaischolen. En veel meer.

Hoewel ook in andere plaatsen zegenrijk werk is gedaan en daar afdelingen zijn geweest, blijkt de vereniging als landelijke organisatie mislukt. Het accent bleef op de hoofdstad liggen. Pas in 1937 terwijl het werk aan uiterst omvangrijk was, met onder meer vijf scholen kwam er voor het eerst een directeur, Frans Stroethof, die onder invloed van Hermann Zaiss op persoonlijke titel ook gebedsbijeenkomsten voor zieken hield. Daarmee kreeg onder meer via het verenigingsorgaan De Oogst (dat destijds de Osborn campagnes volop propageerde) de organisatie een charismatisch tintje. In 1967 werd hij opgevolgd door Johan Frinsel, die 25 jaar aanbleef en de vereniging naar nieuwe werkvormen leidde, zoals een crisiscentrum, een vervolgopvang voor verslaafden, hulp aan homoseksuelen mensen en jeugdhotels. De scholen werden, wegens het wegtrekken van jonge gezinnen uit de binnenstad, gesloten. De panden kregen nieuwe bestemmingen.

Frinsels zoon Hans bleef na hem als directeur maar zeven jaar, eindigde in een burn out en werd ontslagen. Een crisis tussen bestuur en medewerkers ontstond. Daaraan kwam een einde toen het bestuur opstapte. Een nieuwe ploeg bood excuses aan. Hoewel niet meer als directeur keerde Hans Frinsel terug naar Het Heil, als eindredacteur van het tot opinieblad uitgegroeide De Oogst. Onder de huidige driekoppige directie, aangevoerd door Martien Jan de Haan, blijkt het heil aan veerkracht nog niets te hebben verloren. Zij lijkt klaar voor de volgende anderhalve eeuw. Aan de minste van Mijn broeders geeft een boeiend beeld van de veelkleurige zegen die daaraan al vooraf ging.
 


1. Ellips - 8 november 2005

Tot heil des volks' bestaat 150 jaar

Boekrecensie door Prof. dr W.J. Ouweneel

Het 150-jarige bestaan van de Vereniging (thans Stichting) Tot Heil des Volks wordt o.a. gevierd met de uitgave van een fraai boekwerk, geschreven door historicus/ Reveilkenner dr. O.W. Dubois en een van de mannen die al lang mede het gezicht van 'het Heil' bepaalt: Krijn de Jong.

'Tot Heil des Volks' was een uiting van de grote passie van die memorabele figuur uit de vaderlandse kerkgeschiedenis: ds. Jan de Liefde. Hij trok zich het lot aan van de armsten, zoals zijn tijdgenoten van hem getuigden. In zijn voetspoor ziet 'het Heil nu al 150 jaar om naar de mensen aan de zelfkant van de samenleving, zowel met het Evangelie als met praktische hulp. Als je van het Reveil en de vaderlandse kerkgeschiedenis houdt, is dit boek een must.

Het boek is kerkhistorisch o.a. interessant doordat er in de negentiende eeuw allerlei raakvlakken waren tussen de Vereeniging Tot Heil des Volks en het ontstaan van evangelische gemeenten (zie daarover mijn Gij zijt allen broeders, met name hst. II.8). Sommige plaatselijke afdelingen van 'het Heil' vormden zich mettertijd om tot 'Vergaderingen van Gelovigen', Vrije Evangelische of Baptistengemeenten - gewoonlijk trouwens tot verdriet van het hoofdbestuur van 'het Heil' (p. 80v.).

Het boek schenkt veel aandacht aan 'Heil'-evangelist Arie de Raadt (1832-1903), die later een leidende figuur in de 'Vergaderingen' is geworden. Jammer dat er van hem geen foto in het boek staat (ik had die wel kunnen leveren). Jammer ook dat Hollerman in het boek steeds Holleman wordt genoemd. Voor de rest alle lof!

www.vergadering.nu