www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
1
RECENSIE
Echt & onecht
De geesten onderscheiden
C.G. Geluk
Uitg. Voorhoeve, Kampen 2008
158 blz. € 13, 50 Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
De geesten onderscheiden. Hoe kun je het werk van Gods Geest herkennen? Wat wil Hij in ons leven uitwerken? Mag alles wat bovennatuurlijk is op kerkelijk erf aan Hem worden toegeschreven? Het is meer dan ooit noodzakelijk om te weten hoe we Hem en zijn werk kunnen herkennen. En wat de Bijbel ons vertelt over de imitaties van Gods tegenstander.
Echt & onecht biedt een schat aan bijbelse informatie en geeft stof tot nadenken en gesprek. Door de opgenomen vragen is het uitermate geschikt voor behandeling in kringen.
1.
Nedelands
Dagblad
- 6 februari 2009 - www.nd.nl
De geesten onderscheiden
Recensie door Kees van der Kooi
In hoeverre zijn charismatische en gereformeerde invloeden met elkaar te combineren? In ieder geval is de evangelische liedcultuur ook binnen gereformeerde kerkdiensten bekend geworden.
Het debat over de vraag in hoeverre een grotere of andere aandacht voor het werk van de Geest met een gereformeerde theologie en spiritualiteit te verenigen is, is in volle gang. Voorstanders en tegenstanders van een grotere openheid hebben zich in woord en geschrifte gemeld. Kennelijk is er reden toe. De zaken die aan de orde zijn, spelen zich niet ver
weg van de praktijk van het geloof af. Ze raken de praktijk van het geloofsleven, de samenkomsten waarheen men trekt, de conferenties die men bezoekt, de liederen die men graag zingt of niet meer zingt en het grensverkeer tussen kerken en gemeentes. Kortom, er is genoeg reden voor debat in kerk en theologie en noodzaak van voorlichting en afweging.
Het onlangs verschenen boek van dr. C.G. Geluk met de titel ‘Echt en onecht. De geesten onderscheiden’ is een boek dat wil wapenen en waarschuwen. Het is een geschrift dat bedoeld is voor een breed publiek, dat door de inhoud van dit boek toegerust moet worden tegen allerlei wildgroei op het geestelijk erf. De praktische bedoeling komt onder meer tot uiting in korte samenvatting `om vast te houden' en vragen waar men verder over kan nadenken. In korte samenvatting komt het boek erop neer dat 1) in de gereformeerde theologische traditie op afdoende wijze het werk van de Geest aan de orde komt en dat 2) hoewel de recentere aandacht voor het werk van de Geest zich beroept op de Bijbel, deze in hoofdzaak met de grootst mogelijke kritische zin benaderd en afgewezen moet worden. De hedendaagse belangstelling voor geestelijke vernieuwing heeft meer te maken met subjectivisme en inviduele emoties dan met het Woord van God.
Het zijn de mensen in de kerk, vooral de jonge mensen, die worden aangesproken en vermaand voorzichtig te zijn. We moeten leren onderscheiden. Er is immers veel kaf onder het koren; veel van wat zich aandient als echt van God is onecht. Laat ik om te beginnen dr. Geluk bijvallen. Hij heeft groot gelijk als hij stelt dat we moeten een leren onderscheiden. Er is inderdaad een groot verschil tussen echt en onecht, al krijg ik de indruk dat hij in de beoordeling of iets echt of onecht is, aanmerkelijk vlotter is dan ik raadzaam acht. Maar goed, in een aantal zaken die hij als kaf onder het koren noemt, val ik hem graag bij. Er wordt hier en daar onzin verkondigd. Als het gaat om de gaven van de Geest of genezing die wij op afroep zouden kunnen bewerken, brengt hij zinnige tegenargumenten naar voren.
Maar dat is niet voldoende om alles wat zich onder de vlag van charismatisch of levensvernieuwing aandient over één kant te scheren. En die afwijzende teneur heeft het boek wel. Als recensent vind ik dat lastig, zeker als de schrijver zich van een argumentatie
bedient die even biblicistisch is als ik bij sommige evangelische en pentecostale pleitbezorgers aantref. Het hoofdstukje over spreken in tongen is daarvan een voorbeeld. De auteur beweert op grond van 1 Kor. 12-14 dat het spreken in tongen alleen geoorloofd is en echt kan zijn wanneer er ongelovige Joden aanwezig zijn. Hun geldt dit getuigenis in een vreemde taal. De auteur maakt van de manier waarop Paulus de gaven van de Geest in dit hoofdstuk bespreekt, een eeuwigdurende norm. Dat deden de oudere pinksterbroeders ook en die hebben inmiddels bijgeleerd. Het is een vorm van biblicisme die de oudere gereformeerde theologie vreemd is. En Geluk kent die theologie heel goed.
In feite wordt zo van de tongentaal zoals ze op tal van plaatsen in de christenheid voorkomt, dikwijls in marginale situaties van vervolging en getuigenis, gezegd dat het vuur is van een ander altaar en geen werk van God. Volgens Geluk is wat zich bij ons aandient als spreken in tongen meestal een vorm van extase die met christelijk geloof weinig of zelfs helemaal niets te maken heeft.
Bijverschijnsel
Ik wil de auteur graag toegeven dat het werk van de Geest in het vaarwater kan komen van privégebruik, subjectivisme en ongecontroleerde emotionaliteit. Wat hij echter suggereert, is dat het hier altijd wel op zal of moet uitdraaien. In feite is zijn boek één grote waarschuwing tegen een verlies van gerichtheid op het Woord van God in naam van de Geest. Ik vraag mij af of gelovige gerichtheid op het 'Woord’ in dit boek niet te zeer vereenzelvigd wordt met verstandelijke omgang. Hij schrijft in verband met tongentaal: „De Geest leert ons juist alles bewust, dus met ons verstand te doen. Hij leert ons onszelf te beheersen. Het verstand uitschakelen is zonde". Allereerst zou ik willen tegenwerpen dat bij tongentaal verstand noch bewustzijn wordt uitgeschakeld. Worden in een dergelijke benadering gereformeerde theologie en geloofspraktijk niet vastgelegd op verstandelijke controle? Is dat reformatorisch, laat staan Bijbels?
Ik vraag me af wat dit betekent voor andere bewegingen van het menselijk hart, bijvoorbeeld als wij psalmen zingen of bidden? Zijn emoties en affecten alleen een bijverschijnsel? Is dat niet een te povere opvatting van de middelen waarmee God ons heeft toegerust? Ons verstand is één van de middelen waarmee wij de Here moeten dienen, het is niet aanvoerder die al de andere vermogens in gevangenschap neemt.
Soms komt de auteur tot een verrassende uitspraak die laat zien waar hij eigenlijk heen wil. Aan het eind van het genoemde hoofdstukje over tongentaal schrijft hij: „Maar - eerlijk gezegd - vraag ik me af of wij in de huidige context van ons gemeente-zijn in onze westerse cultuur kunnen verwachten dat wij deze gave nodig hebben". Kortom, als het aan Geluk ligt, zal van enige integratie tussen charismatische en gereformeerde spiritualiteit geen sprake zijn. Ik denk dat er juist in gerichtheid op het Woord ook een ander verhaal mogelijk is. En geboden.
Prof dr. C. van der Kooi is hoogleraar westerse systematische theologie aan de VU te Amsterdam
|