www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

3 RECENSIES


Een land van minderheden
Tolerantie: vraagstuk en waagstuk
Dr. ir. J. van der Graaf
Uitg. Groen, Heerenveen 2008
ISBN 9789058298829
255 blz. € 12,50.
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Nederland is een land van minderheden. Eeuwenlang vormden christenen een meerderheid, maar daarvan is al lang geen sprake meer. Onze samenleving is multicultureel en multireligieus geworden. Een land van minderheden is geschreven vanuit de diepgewortelde overtuiging dat God in Christus de wereld regeert en gaat over de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheid in het publieke domein. Van der Graaf doet dit tegen de achtergrond van momenten in de historische ontwikkelingen in West-Europa, vooral ook als het gaat om het vraagstuk van de tolerantie. Hoe tolerant kunnen en mogen christenen zijn in de wereld waarin zij leven?

De auteur stelde enige tijd geleden de vraag naar een theocratisch manifest, als een publieke verantwoording. Gezien de brede respons die daarop kwam, zette hij zich tot het schrijven van dit boek. Het boek sluit af met 24 overwegingen, waarin de inhoud van het boek wordt samengevat en die als handreiking voor zo’n theocratisch manifest kunnen dienen.

Dr.ir. J. van der Graaf bekleedde ruim dertig jaar de functie van algemeen secretaris vanwege de Gereformeerde Bond binnen de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij heeft vele publicaties op zijn naam staan.


3. CV-Koers - 21 mei 2008

Een land van minderheden

Recensie door Tjerk de Reus

Hoe stelt een christelijke minderheid zich op in een seculiere samenleving? Dat is een vraag die de kerk al eeuwen bezighoudt. Enerzijds beoogt de kerk de bekering van allen tot Christus. Zonder meer accepteren dat mensen niets met Christus te maken willen hebben, kan niet. Tegelijk geldt: dwang staat haaks op het christelijk geloof (hoewel de geschiedenis lastige praktijken van christenen toont).

De slotsom van veel politieke denkers van christelijke huize luidt: ieder mens moet in zijn vrijheid gerespecteerd worden, maar de kerk heeft de roeping het Evangelie te verbreiden. Jan van der Graaf, voorheen voorman van de Gereformeerde Bond, is al jaren geïntrigeerd door de vragen rond politiek en geloof. Hij publiceerde een boek, Een land van minderheden, waarin hij op het bovenstaande zijn visie geeft.

Van der Graaf trekt de cirkels wijd: hij bespreekt hoe de spanning tussen geloof en politiek (vanuit het gezichtspunt van de tolerantie) aan de orde was in het vroege christendom, in de Middeleeuwen en in de moderne tijd. Daarbij gaat hij graag in op denkbeelden van theologen en andere denkers. Dit boek is heel kritisch bejegend vanuit de SGP. Van der Graaf zou schipperen. Wat je in elk geval kunt zeggen, is dit: Van der Graaf worstelt tenminste. Hij is een mens van vandaag én een burger van de toekomst. Dat levert een spanning op, waarvan zijn boek verslag doet. 


2. Reformatorisch Dagblad - 2 april 2008 - www.refdag.nl 

Van theocratie naar Bergrede

Recensie door Mr. D. J. H. van Dijk

De grootste fout die de christelijke politiek kan maken, is het sluiten van een wapenstilstand met de neutrale staat om zó te trachten zo veel mogelijk voor het christendom te redden. Met zijn pleidooi voor een godsdienstloze staat stapt dr. ir. J. van der Graaf in deze valkuil. Zijn jongste boek ”Een land van minderheden. Tolerantie: vraagstuk en waagstuk” onderkent onvoldoende dat neutraliteit tegenover de Waarheid vijandschap tegenover God betekent. 

Van der Graaf is zeer betrokken op het vraagstuk van de verantwoordelijkheid van christenen in het publieke domein. Nu de westerse samenleving multicultureel is geworden, is het opnieuw zaak dit thema te doordenken. Daarmee hangt ook samen de kwestie van tolerantie in de samenleving: verdragen en verdragen worden.

Van der Graaf snijdt veel aan. De verhouding van kerk en staat, de roeping van christenen, maar ook van de kerk, het bedrijven van christelijke politiek, de relatie tussen theocratie en tolerantie et cetera. Daarbij gaat hij niet alleen in op het heden, maar begint hij zijn betoog in de Vroege Kerk. In vogelvlucht krijgt de lezer een scala aan onderwerpen voorgeschoteld, maar dit gaat onvermijdelijk ten koste van de diepgang. Met een knipoog zeg ik dat Van der Graaf niet alleen het gedachtegoed van Hoedemaker heeft verwerkt, maar ook het nodige van diens schrijfstijl, die niet overdreven puntig was.

Scherp analyseert Van der Graaf de seculier-liberale aanvallen op het christelijk geloof. Eerst heeft de secularisatie de uitslijting van christelijke waarden en normen bevorderd. Nu tekent zich een ideologische strijd af tegen het beroep op de christelijke wortels van onze cultuur. Tegen deze achtergrond gaat Van der Graaf in op het theocratische gedachtegoed. Hij bepleit om het accent te laten vallen op christocratie: Christus is heer over de politieke machten. In de politiek gaat het om navolging van Hem.




Dit klinkt sympathiek. Toch vraag ik mij af of hier inhoudelijk niet iets verschuift. In gereformeerde kring wordt steeds openlijker beweerd dat we niet meer mogen streven naar een christelijke staat. Ik noem de namen van Stefan Paas en Ad de Bruijne. Christelijk geloof en (staats)macht gaan niet samen, zeggen zij. Het accent valt op christenen, die ook een bijdrage leveren aan het publieke domein. De staat is echter geen neutraal terrein waar óók christenen een bijdrage kunnen leveren. De overheid is Gods dienares. Daarom moet de staat een christelijke staat zijn. Als dit accent verdwijnt, verdampt de Bijbelse claim op de overheid.

Van der Graaf wil het overheidsoptreden binden aan de Bergrede. Ik heb de indruk dat hier de roeping van individuele christenen onvoldoende wordt onderscheiden van de verantwoordelijkheid die de overheid heeft. Van een christen wordt gevraagd dat hij een belager de andere wang toekeert. Voor de overheid geldt dat zij het zwaard niet tevergeefs draagt.

De auteur opteert voor een godsdienstloze, neutrale staat. Dit om te voorkomen dat het een antichristelijke staat wordt. Hij bepleit hierbij royale godsdienstvrijheid. Dat levert een stevig spanningsveld op met de bekende 21 woorden uit artikel 36 NGB, waar de overheid wordt opgeroepen valse godsdiensten te bestrijden.

Zijn betoog schept verwarring. Hij wil een hertaling van artikel 36, die feitelijk neerkomt op het schrappen van de 21 woorden. De hertaling moet duidelijk maken dat kerk en gereformeerde christenheid absoluut niet uit zijn op „uitroeiing van welke godsdienst dan ook.” Artikel 36 wil inderdaad geen burger krenken, maar snijdt wel de invloed van zijn religie op het publieke leven de pas af. De overheid dient valse godsdiensten uit het openbare leven te weren. Van der Graaf wil artikel 36 niet amputeren, omdat een kerkelijke belijdenis van het voorgeslacht niet mag worden verminkt. Dit is zwak. Als hij meent dat de overheid in het licht van de Bijbel niet is geroepen valse godsdiensten te bestrijden, is het zuiverder om te streven naar herziening.

Illusie 
Voor deze aanpassing levert de auteur geen Bijbelse onderbouwing. Zijn wens om te komen tot herinterpretatie van artikel 36 lijkt ingegeven door de omstandigheden. Het is echter een illusie te denken dat christenen met deze tactische manoeuvre er in slagen de seculiere overheid van het lijf te houden. Als de kerk werkelijk kerk is, zal zij altijd agressie oproepen bij een niet-christelijke overheid.

Juist nu is bovendien zichtbaar -zie de islamitische ambities- dat religie een explosief goedje kan zijn. De overheid kán daarom niet neutraal staan tegenover religie. In dat licht zijn de 21 woorden uit artikel 36 actueler dan ooit. De multireligieuze samenleving moet ons als een gruwel in de oren klinken. Het is de christelijke politiek aan te rekenen dat zij zo weinig protest tegen deze ontwikkeling heeft aangetekend.

Van der Graaf schreef een boeiend boek over de verantwoordelijkheid van christenen in het publieke domein. De spanning tussen theocratie en tolerantie is niet opgelost. Dat hindert niet. Christelijke politiek is pas echt ver van huis als het spanningsveld dat inherent is aan het theocratisch beginsel wordt opgeheven. Laat de discussie maar voortgaan.
 

1. Nederlands Dagblad - 28 maart 2008 - www.nd.nl

Theocratisch ideaal in democratisch kader

Boekrecensie door J.P. De Vries

Sinds Pinksteren leven christenen te midden van andersdenkenden, als meerderheid of als minderheid. Als minderheid hadden en hebben ze het niet altijd gemakkelijk: zware vervolging was soms hun deel. Als meerderheid stonden ze voor de vraag, welke ruimte zij aan andersdenkenden konden laten. In de Nederlandse republiek die na de Reformatie ontstond, hadden de gereformeerden een dominante positie, maar in het Nederland van vandaag domineert het libertijnse gedachtegoed en zijn christenen weer een minderheid geworden. Gaat de keus dan tussen aanpassing of isolement, of is er een tussenweg?

Aan deze vragen is het boek gewijd dat dr. ir. Jan van der Graaf, voormalig algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, het licht heeft doen zien. We hebben dit boek met veel interesse en waardering gelezen, zowel vanwege de informatie die hij geeft, als om de visie die hij uitdraagt. Dat het boek op bepaalde punten ook tot discussie uitlokt, doet aan deze waardering niet af. Dat is eigen aan het onderwerp, want goedbeschouwd is het gereformeerde denken nooit tot een algeheel bevredigende oplossing gekomen voor de vragen die hier liggen. Van der Graaf noemt het denken van Calvijn hierover een torso (niet afgerond) en de oplossing die de Nederlandse Republiek hanteerde voor andere kerkgemeenschappen, een spagaat.

Manifest
In de eerste drie hoofdstukken geeft de auteur een historisch overzicht: de eerste eeuwen, die uitmonden in de bekering van keizer Constantijn de Grote; dan de periode van het 'corpus christianum': de kerkelijke en de burgerlijke overheid regeren samen de samenleving; en ten slotte de moderne tijd met scheiding van kerk en staat, begonnen met de Franse Revolutie. Daarna trekt de auteur Bijbelse lijnen, uitgaande van de navolging van Christus en de boodschap dat Jezus Heer is. De laatste hoofdstukken gaan over de roeping van de kerk en de christenen in een pluriforme samenleving. Het boek sluit af met 26 stellingen, aangeduid als handreiking voor een theocratisch manifest.

In het voetspoor van de hervormde theologen Hoedemaker en Van Ruler hecht de auteur aan het woord 'theocratisch'. Bij hem betekent dat de erkenning dat God regeert. Voor de nieuwtestamentische bedeling geeft hij de voorkeur aan de term 'christocratisch'. Een relatie tussen religie en natie, zoals die zich na Constantijn de Grote heeft ontwikkeld in het Romeinse rijk, wijst hij af. Daarentegen citeert hij met instemming Willem van Oranje (1564): “Ik kan niet goedkeuren dat vorsten over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hun de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen". Let wel: Oranje was toen nog rooms! Theocratie betekent dat kerk en christenen in de samenleving getuigen van de ene Naam die mens en wereld tot heil is gegeven. Die roeping verdraagt geen afsnoering van het geheel van het volksleven in een zelfgekozen isolement.
Daarbij past vrijheid van godsdienst voor zover die de rechtsstaat niet ondermijnt. Calvijn en ook de Nederlandse republiek hebben die consequentie nog niet ten volle getrokken, maar we vinden dat al wel bij de gereformeerden in Transsylvanië (1568) en Rhode Island (1663).


De auteur noemt ook Alexandre Viret, vriend van Calvijn (is hier Pierre bedoeld?), die op geloofsgronden, met verwijzing naar de gelijkenis van het onkruid in de akker, voor tolerantie was. Dat is interessant, omdat J.W. Sap in zijn dissertatie Wegbereiders van de revolutie (1988) betoogd heeft dat de calvinisten enkel humanistische gronden voor godsdienstvrijheid aanvoerden, en de Franse revolutie in het verlengde daarvan ziet.

Vooruitziend
Van der Graaf noemt zichzelf meer congeniaal met Van Ruler dan met de hedendaagse anglicaanse theoloog O'Donovan, maar het is de vraag of dat met de inhoud van zijn boek klopt. Van Ruler spreekt (In De vervulling van de wet, op pagina 227) positiever over Constantijn en trekt de lijnen van de oudtestamentische theocratie door. O'Donovan verdisconteert meer de regering door Christus en ziet een christelijke overheid niet als opdracht, maar als iets dat soms geschonken wordt. Daarbij houdt hij wel vast aan de roeping van de christenen om voor hun geloof uit te komen. Van der Graaf noemt Groen van Prinsterers accepteren van een godsdienstloze staat getuigen van een vooruitziende blik. “In het moderne publieke domein zal de theocratische gedachte om zo te zeggen democratisch moeten worden doorvertaald."

Er zitten nog wel Van Rulertrekjes in Van der Graafs betoog, bijvoorbeeld als hij kerk en staat de twee brandpunten van een ellips noemt, maar dit functioneert bij hem niet zo als bij Van Ruler. Stelling 22 betoogt, dat de overheid de kerk van de Reformatie niet zal gelijkschakelen met maatschappelijke organisaties, "maar haar waarderen als van eigen orde, historisch in dit land onderscheiden van andere religies". Afgezien van de vraag wat de overheid moet aanmerken als 'kerk van de Reformatie' in dit land - terecht stelt Van der Graaf dat de toenemende verdeeldheid van de christenheid afbreuk doet aan de theocratische gedachte maakt Van der Graaf niet duidelijk hoe hij dit onderscheid tussen de kerk en andere religies grondwettelijk verankerd zou willen zien. Op blz. 163 lezen we wel: "Maar hoe staat het dan met andere religies?", maar die vraag wordt niet beantwoord.

Uiteraard komt ook art. 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis aan de orde. Van der Graaf verzet zich tegen wijziging: "Een kerkelijke belijdenis van het voorgeslacht moet en mag niet worden verminkt." Daarmee wijkt hij af van Hoedemaker, die benadrukte dat alleen een wettige synode de belijdenis mag herzien. Dat is nodig om de belijdenis te handhaven als getoetst aan Gods Woord. Overigens erkent Van der Graaf wel dat er behoefte is aan een officiële "ondubbelzinnige explicatie" van artikel 36. Dat zou wellicht ook te verkiezen zijn boven het ruwweg schrappen van 21 woorden, zoals de gereformeerde synode in 1905 gedaan heeft, mits die explicatie dan ook confessionele kracht heeft.


www.vergadering.nu