www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

1 RECENSIE


De rechtvaardigmaking
serie ”De heilsorde”
C. Harinck
Uitgeverij: Den Hertog, Houten, 2007
ISBN 9789033120770
Pagina’s: 239
Prijs: € 16,90.
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
 
Hoewel er heden ten dage meer belangstelling is voor bijvoorbeeld opwekking, en de gaven van de Heilige Geest, blijft de vraag hoe een schuldig zondaar rechtvaardig kan zijn voor God de belangrijkste vraag. In de leer van de rechtvaardiging door het geloof klopt het hart van het Evangelie. Het is een leer waarmee alles staat of valt. Wie hier dwaalt, dwaalt in alles. Het is daarom voor de kerk, de theologie en het geloofsleven van het grootste belang deze leer bijbels en gezond te bewaren.
De schrijver wil bij het licht van de schrift, de Reformatie en de Nadere Reformatie zoeken naar een juist verstaan van de rechtvaardiging van de zondaar voor God.
 


1. Nederlands Dagblad - 4 april 2008 - www.nd.nl 

Kundige gids bij gecompliceerd vraagstuk

Boekrecensie door Jan Hoek

Ds. C. Harinck, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten, bespreekt in dit
boek de leer van de rechtvaardiging door het geloof als het hart van de christelijke leer en de gereformeerde theologie. Een herleving van deze leer zou naar zijn overtuiging een herleving van de kerk tot gevolg hebben. De gezondheid en vitaliteit van de kerk zijn ten nauwste met dit leerstuk verbonden.

Harinck constateert somber dat de Bijbelse leer van de rechtvaardiging door het geloof in Jezus Christus uit vele kerken is verdwenen. In plaats van Luthers vraag "Hoe krijg ik een genadig God?", zijn vragen gekomen als "Bestaat God wel? En als God bestaat, waar is Hij dan? Is Hij wel almachtig? En zo ja, is Hij wel rechtvaardig? Is er een betere wereld mogelijk met minder lijden en minder zinloos geweld?"

De mens is echter zo geschapen dat zijn geluk afhankelijk is van zijn relatie met God. De belangrijkste vraag voor de mens die coram Deo, voor Gods aangezicht, schuldig staat, is en blijft of er een weg is waarin hij Gods genade kan verkrijgen en verlost kan worden van de dreigende vloek en straf. Geestelijke opwekking en herleving is alleen te verwachten wanneer de kerken door middel van de prediking de mensen weer plaatsen in de hoogspanning van zonde en genade, oordeel en behoud. De heiligheid van God, de doemwaardigheid van de zondaar en de onmisbaarheid van Christus als Middelaar en Verlosser moeten juist in onze tijd weer krachtig gepreekt worden.

Met deze analyse en therapie ben ik het eens, al zou ik sterker willen accentueren dat de grote woorden van Schrift en traditie vragen om eigentijdse en doorleefde vertolking voor de mens van hier en nu. Dat kan door datgene wat de dogmatische termen bedoelen uit te drukken via de Bijbelse teksten en verhalen zelf te laten oplichten. Zo voorkomen we dat we met onze boodschap niet verder komen dan een bepaalde incrowd.

Opbouw
De opbouw van het boek is overzichtelijk. Kort wordt stilgestaan bij de rechtvaardigmaking in de Schrift. De grond van de rechtvaardiging is het verzoenend lijden en sterven van Christus. De rechtvaardigmaking houdt in dat God de schuldige zondaar rechtvaardig verklaart op grond van Christus' gehoorzaamheid en genoegdoening aan het kruis. Het geloof in Christus is dus niet de grond van onze rechtvaardiging, maar wel het enige middel waardoor wij deze gerechtigheid verkrijgen. Er bestaat in dit opzicht geen werkelijke tegenstelling tussen Paulus en Jacobus. Paulus beantwoordt de vraag hoe een zondaar rechtvaardig kan zijn voor God. Jacobus geeft antwoord op de vraag wat een waar en levend geloof is. Calvijn formuleert: "Het is daarom het geloof alleen dat ons rechtvaardigt en toch is het geloof dat rechtvaardigt niet alleen. Het brengt goede werken voort".

In het hoofdstuk over de Reformatie wordt aan de hand van bekende, maar altijd weer treffende citaten aangetoond hoe Luther en Calvijn de zuivere, paulinische rechtvaardigingsleer weer aan het licht hebben gebracht. De zondaar die zichzelf hartgrondig veroordeelt, klampt zich in geloof vast aan Gods belofte van schuldvergeving en vindt zo de zekerheid van de vreemde vrijspraak. De gelovige maakt een schild van Gods beloften en stelt dit tegenover alle verzoekingen van de duivel. De gereformeerde belijdenissen zijn met dit reformatorische spreken geheel in overeenstemming. Dat het bij de hervormers om een theologische en niet strikt chronologische orde van zonde en genade gaat, komt in deze weergave onvoldoende tot uiting.

Oude schrijvers
Het grote middengedeelte van het boek is gewijd aan 'de rechtvaardigmaking bij de Nadere Reformatie'. Hier gaat de schrijver in op de opvattingen van Wilhelmus á Brakel, Alexander Comrie en Theodorus van der Groe. Daarop volgt een terugblik met actuele toepassing.

In de rechterflank van de gereformeerde gezindte genieten de mannen van de Nadere Reformatie als 'oude schrijvers' groot gezag. Meer dan eens worden door hen verwoorde visies op 'de orde des heils' (de weg die de Geest met de gelovigen gaat in de toepassing van de door Christus' verworven zaligheid) nog boven die van de reformatoren gesteld. Het geeft dan enige verwarring wanneer blijkt dat onder hen op een fundamenteel punt als de rechtvaardigmaking meningsverschillen hebben bestaan en dat zij elkaar zelfs in woord en geschrift bestreden hebben.

Harinck geeft instructieve citaten om de posities van het genoemde drietal helder te tekenen. Brakel legt volle nadruk op de werkzaamheden van het geloof (zoals het toevlucht nemen tot en aannemen van Christus) en geeft aan dat de rechtvaardigmaking volgt op dit geloof. Eerst komt de aan eigen schuld ontdekte mens tot het ware geloof en dan wordt de gerechtigheid van Christus hem toegerekend. Het geschenk wordt pas eigendom van de bedelaar wanneer deze het metterdaad aanneemt. Comrie bespeurt hier het gevaar van een verfijnd remonstrantisme en betoogt, in navolging van zijn vriend Nic. Holtius, dat de uitverkorenen al van eeuwigheid gerechtvaardigd zijn door de toegerekende gerechtigheid van Christus en dat het geloof in de zin van het geloofsvermogen (habitus fidei of 'de hebbelijkheid des geloofs') deze reeds toegerekende gerechtigheid passief aanvaardt, waardoor het dan tot de 'rechtvaardigmaking in de vierschaar van de consciëntie' komt. In dit verband maakt Comrie onderscheid tussen het passieve 'rechtvaardigend geloof’ en het actieve 'zaligmakend geloof’.

Van der Groe zoekt in zijn heroriëntatie op de Reformatie naar een middenweg tussen Brakel en Comrie. De rechtvaardiging gaat niet aan het geloof vooraf (Comrie) en volgt er ook niet op (Brakel), maar er is een 'samenbestaanlijkheid' van toerekening en aanneming. Van der Groe wijst de idee van een rechtvaardigmaking van eeuwigheid af en wil ook niet weten van een onmiddellijke toerekening zonder het geloof in Jezus Christus. Wij worden niet vóór het geloof of ná het geloof, maar dóór en uit het geloof gerechtvaardigd.

Harinck evalueert de discussie voorzichtig, maar plaatst duidelijk bij Comrie de meeste vraagtekens. Inderdaad lijkt mij de positie van Comrie ingegeven te zijn door een fobie voor remonstrantisme en een daarmee samenhangende overheersing van de predestinatie, die hem leidt op een weg van speculatie ten koste van de reformatorische helderheid. De leer van een rechtvaardigmaking van eeuwigheid of een rechtvaardiging door de 'hebbelijkheid van het geloof is Bijbels noch confessioneel. Toch geeft Harinck ook aan dat tussen Brakel, Comrie en Van der Groe de overeenstemming overheerst, met name als het gaat om de bevindelijke doorleving van de rechtvaardiging van de goddeloze.

Misvattingen afgewezen
Positief vind ik dat Harinck in het slothoofdstuk van zijn boek er niet voor terugschrikt misvattingen die in zijn eigen kerkelijke omgeving door gezaghebbende woordvoerders worden voorgestaan scherp aan te wijzen en op goede gronden te bestrijden. Dit betreft het steunen op bevindingen in plaats van op Christus' gerechtigheid alleen en met name de opvatting dat iemand die oprecht gelooft in Christus toch nog niet gerechtvaardigd is wanneer hij de geestelijke ervaring van een 'rechtvaardigmaking in de vierschaar van de consciëntie' nog niet meegemaakt heeft. Ook de opvatting dat de mens Gods eer zo moet gaan liefhebben dat hij verloren wil gaan en zelfs niet meer vraagt om behoud, wijst hij duidelijk af. Die gedachte is indertijd door ds. I. Kievit terecht 'onmenselijk' genoemd.

Met recht geeft Harinck aan dat er geen trappen zijn in de rechtvaardigmaking, maar wel in de zekerheid omtrent de rechtvaardiging. Het beginnende en nog aangevochten geloof leidt tot een volkomen rechtvaardiging. Allen die in Christus geloven, hebben deel aan de weldaad van een volkomen kwijtschelding van schuld en straf.

Harinck biedt ons in dit boek een waardevol getuigenis aangaande het artikel waarmee de kerk staat of valt. Het is wat merkwaardig dat op de omslag een serieaanduiding staat vermeld ('de heilsorde'), terwijl verder nergens wordt aangegeven waaruit die serie bestaat en wat de plaats van dit boek in deze serie is. De uitgever heeft trouwens het boek zo ingenaaid dat het bij lezing nauwelijks open blijft liggen. Dat de schrijver nogal eens in herhalingen vervalt en in zijn orientatie in de dogmageschiedenis een smalle focus kiest (vergelijk bijv. het boek van J. van Genderen, Gerechtigheid als geschenk, met in kort bestek toch veel bredere uitwerking) zij hem vergeven. Dat hangt ongetwijfeld samen met het door hem beoogde lezerspubliek.


1. Reformatorisch Dagblad - 13 februari 2008 - www.refdag.nl 

Kundige gids bij gecompliceerd vraagstuk

Boekrecensie door Ds. P. den Ouden

Bij het spreken over de rechtvaardiging door het geloof werden in het verleden de accenten nogal eens verschillend gelegd. Ds. C. Harinck leidt in ”De rechtvaardigmaking” als een kundige gids de lezer door het theologische landschap. Maar dat niet alleen. Hij wil ook onjuiste opvattingen rond geloof en rechtvaardiging corrigeren. 

Enige tijd geleden is ds. C. Harinck, emeritus predikant van de Gereformeerde Gemeenten, een serie studies gestart over de heilsorde. Het nieuwste deel handelt over de rechtvaardigmaking. Het boek heeft de gebruikelijke opzet: allereerst een verkenning van de Schriftgegevens, vervolgens een uitvoerige tocht langs de traditie, om af te sluiten met een terugblik.

De auteur is goed thuis in de onderhavige materie en weet precies waar de theologische voetangels en klemmen liggen. Eerlijk toont hij aan dat in het verleden bij het spreken over de rechtvaardiging de accenten verschillend gelegd werden en dat die accenten vaak werden bepaald door het front waartegen gestreden werd. Met name wordt dit duidelijk in de achttiende eeuw, toen de theologische discussie werd beheerst door de vraag over de verhouding van geloof en rechtvaardiging.

Comrie plaatste de rechtvaardiging nadrukkelijk voor het geloof, om zo iedere vorm van remonstrantisme uit te sluiten. Brakel liet de rechtvaardiging volgen op het geloof, in reactie op het antinomianisme, waarbij het gevaar dreigde van een rechtvaardiging zonder geloofswerkzaamheden. Van der Groe had een scherp oog voor de zwakke kanten van beide posities en nam een soort middenpositie in: de rechtvaardiging door of uit het geloof. Naar zijn overtuiging waren beide onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Hij verweet zijn ambtsbroeders dat zij zich te veel door de filosofie en de rede lieten leiden, in plaats van zich te houden aan de klare bewoordingen van de Schrift.

Evenwichtig en objectief 
Ik heb het boek met hartelijke instemming gelezen. Wie geïnteresseerd is in dit onderwerp, kan hier zeker zijn hart ophalen. Als een kundige gids leidt ds. Harinck ons door het theologische landschap. Hij illustreert met welgekozen citaten en weet ook duidelijk te maken wat iemand tot een bepaalde stellingname dreef. Hier en daar staat een kleine onzorgvuldigheid (Spanheim moet zijn: Spenlein) en men kan over een bepaalde interpretatie van mening verschillen (de chronologie van wet en Evangelie ontvangt bij Calvijn minder nadruk dan hier wordt gesteld). Maar voor een breed publiek wordt hier een gecompliceerd theologisch vraagstuk evenwichtig en objectief uiteengezet.




Natuurlijk heeft Harinck met zijn studie meer voor ogen dan alleen maar een historisch overzicht te presenteren. Het geboden overzicht levert hem de bouwstenen aan om in het laatste hoofdstuk zijn eigen positie in te nemen. Een van de paragrafen is getiteld: ”Een noodzakelijke correctie”, en dat is precies wat de schrijver met zijn studie beoogt: hij wil onjuiste opvattingen rond geloof en rechtvaardiging corrigeren. Hij waarschuwt tegen het oprukkende arminianisme vanuit de evangelische beweging. Maar zijn aandacht richt zich vooral op allerlei on-Bijbelse, soms zelfs bizarre opvattingen rond de beleving van de rechtvaardiging zoals die vigeren in de rechtervleugel van de gereformeerde gezindte. Inderdaad zijn correcties hier dringend nodig en de correcties die de schrijver hier voorstelt, kan ik alleen maar voluit onderschrijven.

De auteur wil met zijn boek leidinggeven aan de discussie zoals die al lange jaren in de gereformeerde gezindte woedt over de toe-eigening van het heil. Op zichzelf gaat het om een aangelegen punt. S. van der Linde schreef ooit dat het in de Reformatie ten diepste ging om de toe-eigening van het heil. Soms wordt er wel eens meewarig gedaan over die vragen, alsof het een achterhaalde discussie zou zijn. Dat is het zeker niet, het raakt de vitale delen van de theologie en verdient daarom nauwgezette en voortgaande bezinning.

In andere sectoren van de kerk kan met deze studie trouwens ook winst worden gedaan. Daar lijkt de rechtvaardiging min of meer verondersteld te worden en wordt ze opgezogen in een heiliging in maatschappijkritische of methodistische trant. Uiteindelijk raken dan de uitersten elkaar en staat niet Christus, maar de christen centraal. En als er geen tollenaars meer zijn, blijven er farizeeërs over.

Treurnis 
Toch moet ik eerlijk bekennen dat het lezen van dit boek me enigszins treurig heeft gestemd en een beklemmend gevoel achterlaat. Ik wil dat uitleggen aan de hand van de inhoudsopgave van het boek. Het boek bestaat uit ongeveer 240 pagina’s, waarvan er slechts 20 worden gewijd aan de Schriftgegevens en 50 aan een terugblik. Van de overige pagina’s wordt de helft door de Nadere Reformatie in beslag genomen. Dit gegeven is veelzeggend.

Ik wil de schrijver hierover geen verwijten maken; de manier waarop in de gereformeerde gezindte de discussie wordt gevoerd, laat hem bijna geen andere keuze. En dat is de oorzaak van mijn treurnis: het is blijkbaar niet meer mogelijk om elkaar bij de Schrift te ontmoeten. De benadering van de Schrift wordt zo gedomineerd door theologische fronten, dat we niet meer in staat zijn om vrij en onbevangen naar de Schrift te luisteren. Allerlei theologische formuleringen die niet in de Schrift zijn terug te vinden, zijn een eigen leven gaan leiden en overwoekeren de Bijbel en het geloofsleven.

Daarbij is het onderlinge wantrouwen zo diep, dat een open gesprek niet meer mogelijk is. We kunnen alleen nog maar met elkaar discussiëren via autoriteiten. De eenvoudige woorden van de Schrift hebben blijkbaar niet genoeg gewicht. De Schrift wordt niet meer met de Schrift vergeleken, maar met geautoriseerde schrijvers, en dan zijn de laatsten beslissend. Dat de situatie inderdaad zo is, komt pijnlijk aan het licht in de verhoudingen in deze studie. Slechts 10 procent is gewijd aan het spreken van de Schrift en de grootste helft is toebedeeld aan de traditie.

Zo dreigt het geestelijk leven zich ongemerkt meer te baseren op de traditie dan op de Schrift. Dat doet denken aan de opmerking die Antoine Bodar onlangs maakte, dat niet alleen de rooms-katholieken, maar ook de protestanten gebogen gaan onder hun tradities en commentaren en dat het leergezag de Schriftuitleg bepaalt.

Een echte protestant gelooft graag in gemeenschap met de kerk, maar niet op gezag van de kerk. Ik heb waardering en achting voor Brakel, Comrie en Van der Groe. Hun lectuur geeft de nodige diepgang en behoedt voor al te exclusieve uitspraken. Desondanks werd ik bij het lezen van deze studie op ’t laatst wel erg moe van al die onderscheidingen, die meer met denken dan met geloven te maken hebben.

Van harte hoop ik dat dit boek over de rechtvaardiging ons terugbrengt naar de eenvoudigheid van McCheyne: „Ik boog me en geloofde en mijn God sprak mij vrij.”

www.vergadering.nu