www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

1 RECENSIE


Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren
Ooggetuigen van de koningen van Nederland, 1813-1890
Dorine Hermans en Daniela Hooghiemstra
Uitg. Bert Bakker, Amsterdam 2007
349 blz. € 18,95 





1. Nederlands Dagblad - 11 januari 2008 - www.nd.nl

Bedrieglijk boek over de Oranjes

Boekrecensie door Menno de Bruyne

Voor een boek over een historisch persoon is het beslist een mooie opzet. Je selecteert uit wat beschikbaar is in archieven en eerdere publicaties een aantal 'ooggetuigenverslagen', plaatst dat bronnenmateriaal in chronologische volgorde en voorziet die stukken van een aantal inleidende, verklarende hoofdstukjes. Het is een wat gemakzuchtige werkmethode, maar het kan een interessant en leerzaam inkijkje opleveren in de geschiedenis. 

Het zal helder zijn dat de waarde van zo'n boek staat of valt met de keuzes die de samensteller van dat boek maakt. Beperkt diens selectie zich tot de documenten die alleen maar de mooie kanten van de hoofdpersoon belichten, dan is het resultaat een hagiografie, puur eenzijdig, een heiligenleven. Het andere uiterste is dat de samensteller slechts bronnen selecteert die alleen de schaduwzijden van de centrale figuur laten zien. In dat geval is de keuze al even eenzijdig en oneerlijk. Karaktermoord ligt dan op de loer - met als bijvangst veel publiciteit en royalty's. En er is natuurlijk ook nog de gulden middenweg, een selectie van stukken die recht doet aan zowel de goede als de slechte eigenschappen die nu eenmaal aan ieder mens zitten. 

De auteurs van Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren hebben duidelijk gekozen voor de tweede, de 'afkraak'-benadering. Dorine Hermans en Daniela Hooghiemstra (die zichzelf beschouwen als journalisten/historici) stelden een boek samen over de koningen Willem I, II en III, met als ondertitel Ooggetuigen van de koningen van Nederland, 1813-1890. De achterflap bevat al een indicatie van hun manier van selecteren, vooral daar waar geschreven wordt wat het boek biedt: ,,een onthullend beeld van de triomfen en nederlagen, de illusies en eigenaardigheden van de drie mannen op de troon. Hun levensverhalen staan bol van samenzweringen, bloedvergieten, machtsstrijd, (hopeloze) liefdes en waanzin.,, Niet veel fraais dus. 

Over de selectiecriteria die de dames hanteerden, schrijven ze zelf in het woord vooraf: ,,We zochten naar passages die niet alleen historisch interessante feiten vermelden, maar die door de schrijfstijl de geschiedenis ook tot leven brengen. Die op een beeldende manier iets laten zien van de karakters van de koningen en hun familieleden, van de worsteling met hun functies en hun privélevens, en van de relatie met hun onderdanen. (...) De meeste teksten in dit boek zijn eerder gepubliceerd, maar door ze in een nieuwe context te plaatsen zijn ze toch onthullend.,, 

Onthullend zijn de passages inderdaad - maar eerst en vooral toch over Hermans en Hooghiemstra zelf, en minder over de Willems I, II en III. De samenstellers (auteurs is een wel erg groot woord) geven het zelf al aan: bijna alles wat ze presenteren, is eerder gepubliceerd. Dat gebeurde in tal van boeken die, hetzij in de vorm van een monografie, hetzij in een breder of ander verband, één of meer aspecten uit de levens van onze eerste drie Oranjekoningen hebben belicht: hun huwelijksperikelen, hun krijgsverrichtingen, hun verwikkelde familierelaties, hun economische en financiële politiek, hun staatsrechtelijke positie en hun houding tegenover de ministers. Het nieuwe van de 'nieuwe context' is dat de meest 'beeldende', lees: sappige, teksten nu in chronologische volgorde achter elkaar zijn geplakt. Het beeld dat daardoor opgeroepen wordt, is ronduit bedrieglijk.


Dat beeld krijgt extra 'kracht' door de inleidingen van de samenstellers, die van a tot z geënt zijn op de door hen geselecteerde ooggetuigenverslagen. Het resultaat is ernaar. Toegegeven, de inleidende schetsen zijn 'beeldend' geschreven, maar het suggestieve taal- en woordgebruik, de gebezigde typeringen en toespelingen, verraden de vooringenomenheid van Hermans en Hooghiemstra. Daarbij grijpen ze ook nog eens ettelijke keren (onnodig) vooruit op of verwijzen terug naar de 'beelden' die ze zelf hebben opgeroepen. 

Liberaal 
'Mooie' staaltjes van naar-een-conclusie-toe-schrijverij zitten in de inleiding op het hoofdstuk over koning Willem II. Slechts twee voorbeelden. Allereerst de beroemde grondwetsherziening van 1848, waarbij de koninklijke onschendbaarheid en ministeriële verantwoordelijkheid werden ingevoerd. De inleiders doen het voorkomen alsof de belangrijkste architect van die herziening, Thorbecke, de rechtvaardiging van zijn plannen om de ministers meer macht te geven vond in het onhandelbare karakter van kroonprins Willem, de latere koning Willem III. Wellicht dat het op enig moment heeft meegespeeld in Thorbeckes overwegingen, maar deze grondwetsherziening was toch echt het logische uitvloeisel van Thorbeckes al veel en veel eerder in Duitsland opgedane, en later in Gent en Leiden uitgewerkte, liberale ideeën. 

In diezelfde inleiding wordt gesteld dat in ons systeem voor erfopvolging, ,,dat nu nog steeds bestaat,,, geschiktheid niet telt: ,,De functie gaat naar de eerstgeboren zoon, ongeacht diens kwaliteiten.,, Nog afgezien van het feit dat het de schrijfsters kennelijk ontgaan is dat in het nu bestaande sys­teem zonen en dochters op één lijn staan, klopt dit ook niet. De huidige Grondwet én haar voorgangers bevatten een bepaling waarmee in ,,bijzondere omstandigheden,, de erfopvolger kan worden gepasseerd door iemand die geschikter wordt geacht. Op zich zijn dit natuurlijk geen grote fouten, maar ze tekenen de aanpak van de 'auteurs': de feiten worden zó gepresenteerd of voorgesteld, dat ze slechts de conclusie ondersteunen. 

Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren trok bij de presentatie extra veel aandacht doordat de Rijksvoorlichtingsdienst er - heel uitzonderlijk - een verklaring over deed uitgaan. Hoofdboodschap van die verklaring was dat de toestemming van de Koningin voor het raadplegen van de archieven en de publicatie ervan, niet wil zeggen ,,dat de Koningin de inhoud van het boek heeft geautoriseerd,,. Ook uit het vervolg van de verklaring was wel helder dat de Koningin wilde laten aantekenen dat het geschetste beeld geen ,,recht doet aan de persoonlijkheden van de koningen en hun verdiensten voor ons land,,. 

Zoals uit het bovenstaande blijkt, is die conclusie volkomen terecht. Of het verstandig was dat zo nadrukkelijk door het Koninklijk Huis zelf naar buiten te brengen, is een andere zaak. Het pleit in ieder geval voor het hof dat men open wil zijn, ook met betrekking tot de stukken die in het 'eigen' archief van de Koningin zitten, inclusief de minder fraaie stukken. Dat die openbaarheid ook tot een evenwichtig en eerlijk resultaat kan leiden, hebben goede en integere schrijvers en kenners van de constitutionele geschiedenis als Cees Fasseur en Harry van Wijnen bewezen. Hopelijk leidt het misbruik dat dit keer van het gegeven vertrouwen is gemaakt er dan ook niet toe, dat men ten paleize kopschuw wordt bij verzoeken de archieven te mogen raadplegen. Want alleen door openheid kan het nu bewust gecreëerde, scheve beeld worden rechtgezet. En dat is hard nodig. 

www.vergadering.nu