www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
1 RECENSIE
De vernietiging van de Europese Joden.
Deel I, deel II en deel III
Raul Hilberg
Uitg. Verbum, Laren 2008
1564 blz. € 69,50 (voor 1 juni € 49,-)
Professor Raul Hilberg heeft zijn hele werkzame leven gewijd aan wetenschappelijk onderzoek van de Holocaust. Zijn magnum opus, De
vernietiging van de Europese Joden, verscheen voor het eerst in 1962. Tot aan zijn dood in augustus 2007 heeft Hilberg zijn monumentale
studie bijgewerkt en uitgebreid. De Nederlandse uitgave is daarmee de meest complete versie van zijn onvolprezen werk. De vernietiging
van de Europese Joden is geen boek over de slachtoffers, maar een studie van de daders. Hilberg concentreerde zich op de Duitse
politieke en de administratieve systemen. Het lijden van de Joden speelde in zijn werk geen grote rol. In ruim 45 jaar is Raul Hilberg
uitgegroeid van grondlegger en pionier van het onderzoek naar de Jodenvervolging tot hoogste autoriteit op het gebied van onderzoek naar
de Shoah. Raul Hilberg ontving op 22 januari 2004 in Amsterdam van het Nederlands Auschwitz Comité de Annetje
Fels-Kuperschmidtonderscheiding.
1. Nederlands
Dagblad - 16 mei 2008 - www.nd.nl
De massa spuwde de Joden uit
Boekrecensie door Wim Berkelaar
Het kan verkeren: de politicoloog Raul Hilberg (1926-2007) wordt tegenwoordig geëerd als een van de
voornaamste auteurs over de Holocaust, met afstand de belangrijkste gebeurtenis van de twintigste eeuw. Hilberg dankt zijn faam aan zijn
in 1961 verschenen studie The Destruction of the European Jews, die destijds in één kloeke band verscheen.
Hilberg had jaren aan het boek gewerkt in een tijd waarin wel veel over de Tweede Wereldoorlog werd geschreven, maar studies over de
moord op de Europese Joden nog maar mondjesmaat verschenen. Tot in de jaren zestig domineerden boeken over de ‘gewone’ wereldoorlog
nog het debat: die gingen voornamelijk over de diplomatieke strijd die eind jaren dertig tot de uitbraak van de oorlog leidde en de
frontenoorlog tussen 1939 en 1945. Ook in Nederland vonden boeken als die van de Engelse historicus A.J.P. Taylor (De oorsprongen van de
Tweede Wereldoorlog, 1961) en de Duitse historicus Walther Hofer (De ontketening van de Tweede Wereldoorlog, 1965) hun weg naar de
lezers.
De weinige studies die in de jaren vijftig over de Jodenvervolging verschenen, gaven wel uitdrukking aan de ontzetting over wat er
gebeurd was, maar bevatten geen echte analyse. Dat was ook een opgave: systematisch alle Duitse bronnen lezen over de instanties die
betrokken waren bij deze gruwelijke misdaad. Iemand moest wel zeer betrokken bij het onderwerp zijn om zich aan die analyse te wagen.
Hilberg leek ervoor bestemd. De Weens-Joodse familie Hilberg was in 1939, een jaar nadat Adolf Hitler de ‘aansluiting’ van zijn
geboorteland Oostenrijk bij het Derde Rijk had geproclameerd, ontkomen naar de Verenigde Staten. Hilberg was toen dertien jaar. Hij werd
volwassen tijdens de Tweede Wereldoorlog, trad in dienst van het Amerikaanse leger en nam deel aan de bevrijding van Europa. Spoedig
kwam hij te werken bij de documentatiedienst van het Amerikaanse leger, die tot doel had naziarchieven veilig te stellen voor naoorlogs
onderzoek. In München ontdekte Hilberg een deel van de privébibliotheek van Hitler, een vondst die zijn interesse aanwakkerde voor de
nazitijd.
Een bijzonder voorval deed de rest. Na terugkeer uit Europa, ging Hilberg politicologie studeren. Hij
bezocht eind jaren veertig een lezing van de befaamde politicoloog Hans Rosenberg, over de bureaucratie van Europa in de negentiende
eeuw. Rosenberg, zelf als Duitse Jood gevlucht voor de nazi’s, sprak uitvoerig over de misdaden van de Napoleontische en Pruisische
bureaucratie, maar weigerde in te gaan op de Holocaust, waaraan hijzelf ternauwernood was ontkomen. Volgens Rosenberg moest
geschiedschrijving zich beperken tot het verre verleden en zich onthouden van onderzoek naar de eigen tijd, die voor historici (nog)
niet te overzien en te doorgronden was. Hilberg was verbijsterd over deze houding en besloot van de massamoord op de Joden zijn
levenswerk te maken.
Verbluffend
Hij bezocht in de jaren vijftig alle mogelijke nazi-archieven. Toen The Destruction of the European Jews in 1961 verscheen, bleek
tot welk verbluffend en pijnlijk resultaat Hilbergs speurzin had geleid. Het was verbluffend om te zien hoe Hilberg als eerste aantoonde
dat alle verantwoordelijke instanties (partij, ambtelijke bureaucratie, leger en politie) tot over hun oren betrokken waren bij de
massamoord. Miljoenen gewone Duitsers waren betrokken bij de discriminatie, deportatie en vernietiging van de Europese Joden – van
Adolf Hitler, die het bevel gaf, via ambtenaren die wetten uitvaardigden waarin stond of iemand een ‘kwartjood’, een ‘halfjood’
of een ‘volle jood’ was, politiemensen die tienduizenden Joden achter het front doodschoten, spoorwegpersoneel dat de treinen op
tijd naar de gaskamer liet rijden, tot aan SS’ers die het dodelijke gas Zyklon B deponeerden in de schachten van de gaskamers van
Auschwitz, Sobibor, Treblinka en andere vernietigingskampen waarin miljoenen Joden omkwamen.
Verbluffend was ook dat de vernietiging van de Joden van een Duits project spoedig uitgroeide tot een Europees project: Esten, Letten,
Litouwers, Oekraďners en niet te vergeten Nederlanders leverden een gretig aandeel in de massamoord. Het was behalve verbluffend ook
pijnlijk. Niet minder pijnlijk was Hilbergs harde kritiek op de opstelling van de Joden in het vernietigingsproces: zij zouden te
passief zijn geweest en via de door de Duitsers ingestelde Joodse raden, die het contact tussen vervolgers en vervolgden moesten
onderhouden, hier en daar zelfs gecollaboreerd hebben. Dat was een uitermate pijnlijke conclusie, die Hilberg vooral door Joden niet in
dank werd afgenomen. Zijn manuscript werd aanvankelijk dan ook afgewezen door het Israëlische onderzoeks- en herinneringscentrum Yad
Vashem, dat van oordeel was dat het Joodse verzet onvoldoende belicht was. Bovendien zou Hilberg, door zich te concentreren op de Duitse
vernietigingsmachinerie, te weinig aandacht hebben besteed aan de Joodse slachtoffers.
Dominee Biberstein
De eigenzinnige Hilberg heeft zich wel iets, maar niet veel van de kritiek aangetrokken. Na de eerste publicatie bleef hij schaven
aan het boek, dat hij tot drie delen uitbreidde met nieuw onderzoek. Hij gaf de slachtoffers meer plaats, maar hield staande dat de
Joden door tweeduizend jaar antisemitisme murw gebeukt waren en er een gewoonte van gemaakt hadden zich meegaand op te stellen in een
poging erger onheil te voorkomen. En al blijft de dramatische periode tussen 1933 en 1945 hoofdmoot van dit nu eindelijk in het
Nederlands vertaalde standaardwerk, ook Hilberg kan niet heen om het zaad van Jodenhaat dat in de eeuwen voor Hitler is gezaaid. Daaraan
maakten zich vrijdenkers als de Franse verlichtingsfilosoof Voltaire schuldig, die zijn gal spuide over het uitverkoren volk. Maar
vooral christenen, zo toont Hilberg aan. In een tabel vergelijkt hij de anti-Joodse maatregelen van de nazi’s met de maatregelen die
het ‘kerkelijk recht’ door de eeuwen heen tegen de Joden voorstelde. De overeenkomst tussen de maatregelen is treffend, om niet te
zeggen schokkend. Wie van de schrik bekomt, verbaast zich niet dat veel van de moordenaars zich overtuigd christen noemden. De
rooms-katholiek opgevoede Hitler zelf schreef in Mein Kampf: ,,Door mij te verweren tegen de Jood strijd ik voor het werk des Heren.’’
Hier is een echo te beluisteren van kerkhervormer Maarten Luther, die in Over de joden en hun leugens in 1543 schreef dat de wraak van
God op de Joden ,,een uitweg zoekt als een onblusbaar vuur’’.
De oude en nieuwe haat maakte de weg vrij voor kleine ambtenaren, niet zelden van protestantse signatuur. Hilberg voert in zijn werk de
figuur op van de protestantse dominee Ernst Biberstein, die na de Eerste Wereldoorlog theologie studeerde. Na elf jaar op de kansel te
hebben gestaan, trad Biberstein in 1935 in dienst van het ministerie dat zich met kerkelijke aangelegenheden bezighield. In 1940 kwam
hij in contact met Reinhard Heydrich, na Heinrich Himmler de tweede man van de SS en in die hoedanigheid de architect van de Holocaust.
Twee jaar later werd Biberstein lid van een zogeheten Einsatzgruppe, een commando-eenheid van paramilitairen die uitsluitend en alleen
de opdracht hadden om achter het front Joden te vermoorden. De gewezen predikant, nog altijd overtuigd gelovig, was direct betrokken bij
de moord op twee- tot drieduizend Joden tussen 1942 en 1945.
Hilberg laat zich niet uit over de vraag wat het optreden van Biberstein en veel van zijn medeplichtigen zegt over de verhouding tussen
christendom en jodendom. De politicoloog is een koel analysator van de misdaden, die hij zonder veel oordelen toont. Juist daardoor
maakt dit meesterwerk indruk.
|