www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

3 RECENSIES


Theologie van het Oude Testament
De blijvende boodschap van de Hebreeuwse Bijbel
Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul (red.)

Uitgave Boekencentrum, Zoetermeer 2013
438 blz., € 39,50, Geb.
ISBN: 9789023926580
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Dit handboek over het Oude Testament biedt een heldere kijk op de hoofdlijnen van Gods openbaring en maakt de samenhang tussen en de strekking van de bijbelboeken duidelijk.
Het eerste deel geeft een overzicht van de wetenschappelijke stand van zaken, deel 2 reikt een eigen methodiek aan om deze boodschap te ontwikkelen, waarbij de opbouw van de Hebreeuwse Bijbel het uitgangspunt is. Het vertrekpunt ligt in de thema’s die in Genesis al aanwezig zijn en die in de gehele canon terugkomen. Deel 3 bevat een uitwerking van deze thema’s, waaronder schepping, zonde, genade, verbond, Gods wil, eredienst en de relatie tussen Israël en de volken. Deel 4 trekt de lijnen door naar de intertestamentaire periode en het Nieuwe Testament.

Aan dit Nederlandstalige handboek werkten negen oudtestamentici uit Nederland, België, Duitsland en de Verenigde Staten mee. Naast de redacteuren Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul zijn dat Walter Hilbrands, Herbert Klement, Geert Lorein, Creig Marlowe, Siegbert Riecker, Eveline van Staalduine en Julius Steinberg.
 


3. Profetisch Perspectief - oktober 2013 - www.profetischperspectief.nl

Theologie van het Oude Testament

Boekrecensie door Hette Abma

Een uniek gebeuren: recent verscheen een ‘Theologie van het Oude Testament’. Graag vestigen we in ons blad de aandacht op deze publicatie. Het gaat namelijk om een boek waarin de auteurs — gelet op wat we lezen in de ondertitel - wijzen op 'de blijvende betekenis van de Hebreeuwse Bijbel.'

Wekt het niet meteen onze interesse als we om te beginnen een 'korte geschiedenis van de discipline van de theologie van het Oude Testament' voorgeschoteld krijgen? Er zijn benaderingen die op thema's georienteerd zijn. In dat geval gebruiken de theologen de teksten in de eerste plaats als hulpmateriaal. Terecht signaleert Julius Steinberg het gevaar dat daarmee zowel de historische ontwikkeling alsook de literaire samenhang ondergesneeuwd raken. Hij bepleit daarom een duale benadering, waarbij een eerste historische of canonieke rondgang het materiaal aanlevert voor een thematische rondgang (pag.49).

De historisch-kritische methode
Naar mijn besef zullen veel lezers bij de daaropvolgende hoofdstukken de verzuchting slaken dat het allemaal wel wat korter en bondiger had gekund. Dit betreft de bijdrage over de methodiek voor een theologie van het Oude Testament en het gedeelte over de literair-theologische benadering. Overigens komen we daarin wel waardevolle opmerkingen tegen als het gaat over de historisch-kritische methode. Deze noemt de auteur een ideologie. Filosofisch gezien vertrekt deze benadering vanuit een drie-mensionale werkelijkheidsopvatting binnen een gesloten systeem. 'Een mens kan daar nooit uit, en God kan daar nooit in. Een dergelijke historische kritiek is daarom een ongeschikte benadering voor bijbelwetenschap.' In de universitaire wereld klinkt zo'n oordeel gegarandeerd als een openbaring!

Treffend is de verwijzing naar Herbert Klement. Deze oudtestamenticus vergelijkt de geschiedenis van de historisch-kritische methode van het OT met een passage uit de bekende roman 1984 van George Orwell. ‘De totalitaire staat heeft een ministerie van Waarheid. Telkens wordt de geschiedenis van het verleden aangepast aan de nieuwe situaties, gebeurtenissen en besluiten, en herschreven. De vorige edities worden vernietigd. Een leger van ambtenaren staat ter beschikking om dat uit te voeren. De Graf-Wellhausensynthese uit de negentiende eeuw betekende een fundamentele herschrijving van de geschiedenis van het OT. Daardoor veranderde niet alleen de identiteit van Israël, maar ook van de God die in de geschiedenis handelde. 
Om de vergelijking met 1984 voort te zetten: in de twintigste en eenentwintigste eeuw kwamen nieuwe ideeën en het geschiedenisbeeld werd telkens weer aangepast. Vorige presentaties van het verleden werden weliswaar niet uitgewist, maar wel ingehaald en voorbijgestreefd' (pag.74).

De historisch-canonieke benadering
Zelf voert Hendrik J. Koorevaar in deze polyfonie een pleidooi voor de historisch-canonieke benadering. Daarbij gaat hij in op de vraag of het OT als boek uit een ver verleden geestelijke realiteit van nu kan zijn. Heel bekend is de uitspraak van Lessing — schrijver uit de tijd van de Verlichting van de achttiende eeuw — over 'der garsige, breite Garben' (de lelijke, brede kloof). Hij zag geen mogelijkheid die te overbruggen. De postmoderne mens heeft het nog moeilijker dan Lessing met de traditie van Israël als onderdeel van de beschaving van de oude wereld van het Midden-Oosten, zoals het OT die betuigt. Daarbij is de lastige vraag: waarom zou die cultuur voor ons normatief zijn? De auteur stelt terecht: 'Het is echter niet die cultuur
die normatief is, maar het getuigenis over het handelen en de wil van God, zoals Hij zich binnen die cultuur geopenbaard heeft' (pag.81).

De blijvende positie van Israël in Gods plan
Helaas legt hij in zijn beschouwingen niet het accent op de unieke positie van Israël. Het lijkt of het gaat om een voorbije fase in het verkiezend handelen van God. Bij de overdracht van de traditie schrijft hij over de betekenis van Gods geboden: `De vader moest Gods Woord van buiten leren. Hij zei dit zelf verscheidene keren per dag op. Hij kon dit daardoor zijn zoon inprenten, dat wil zeggen telkens herhalen. Door tekens aan zijn hand en op zijn voorhoofd kon hij zich telkens het bestaan van Gods Woord herinneren. Israël kreeg de opdracht dat Woord in de poorten van de stad en op de deurposten te schrijven. Dat Woord leerde hij van buiten. Als hij dit Woord ging memoriseren en daarna uitvoeren, was God met hem' (pag.83). De cursivering in de tekst heb ik aangebracht. Mijn vraag is namelijk: Beseft de auteur niet dat gelovige Joden nog altijd de 'mezoeza' (kokertje) aan de deurpost bevestigen en de 'tefillin' (gebedsriemen) op het hoofd en de linkerarm leggen? Ook al zullen christenen met pijn in hun hart constateren dat die Joden voor het merendeel Jezus niet als hun Messias erkennen, toch mogen ze ervan overtuigd zijn dat God niet alleen vroeger met hen was, maar ook nu met hen is! Met verlangen mogen ze uitzien naar het moment waarop tien mannen uit de gojiem (niet-joden) de tsitsit ('schouwdraden'), vaak vertaald als slip van de mantel van een Joodse man, zullen vastgrijpen en zeggen: `Wij gaan met u mee, want wij hebben gehoord dat God met u is.' Als er een volgende druk van de ‘Theologie van het Onde Testament’ komt, zou dit mooi gecorrigeerd kunnen worden: `Als een zoon van Israël het Woord gaat memoriseren en daarna uitvoeren, is God met hem.'

Thematisch-theologische benadering
Het meest spannend zijn de gedeelten waar het gaat over de schepping van God, de wegen van God (zijn wil, geboden en Wet), de zonde (oorsprong, genezing en overwinning), de belofte van het zaad van de vrouw en de roeping van Abraham tot zegen voor alle volken, de eredienst voor God en ‘last but not least’ het bezit van de aarde en het land Kanaän.

Uiteraard blijft de behandeling van de vragen globaal. Dit kan onbevredigend zijn. Met enkele voorbeelden wil ik dat illustreren.

Walter Hilbrands merkt op, dat het OT met verschillende antropologische begrippen de aspecten van de mens beschrijft: ziel (nefesh), vlees (basaar) en geest (riiah). Het is een misvatting om de mens op te delen in verschillende bestanddelen, zo schrijft hij. De mens is een psychosomatische eenheid. `De mens ontvangt geen onsterfelijkheid. De eeuwigheid is alleen aan God voorbehouden. De Grieks-platonische opvatting van een onsterfelijke ziel is vreemd aan de Bijbel' (pag. 166). Als we aan de weet willen komen in hoeverre de mens blijft leven na de dood, verwijst hij ons naar een andere bijdrage. Daar lezen we dat Abraham tot zijn voorgeslacht werd vergaderd (Gen.25:8). Met die uitdrukking kan niet het graf bedoeld zijn, omdat het voorgeslacht elders begraven lag. Zo werpt de auteur de vraag op: is er dan een voortbestaan na de dood? Het lijkt me dat er meer gezegd kan worden. Opmerkelijk genoeg staat er naar aanleiding van teksten uit Prediker (3:21 en 12:7) 'dat de levensgeest van de mens na de dood terugkeert tot God (al is dat niet waarneembaar). Dat suggereert dat de dood niet het einde is'. Er is naar mijn besef op dit punt in de studie onduidelijkheid - om niet te zeggen een zekere tegenstrijdigheid.

Belangwekkend is de vraag in hoeverre Israël in staat is Gods geboden te houden. 'Dit kunnen we weer verbinden met de systematisch-theologische vraag over zondeloosheid en erfzonde. Het menselijk falen, ook als iemand niet wil falen, laten we hier buiten beschouwing' (pag.236). Dit is toch voor mijn gevoel wat onbevredigend. Wel komt aan de orde `dat God de ongerechtigheid van de vaders bestraft op zonen en op kleinzonen, op derdelingen en vierdelingen' (gedeeltelijk eigen vertaling die de auteur geeft van Ex.34:5-6). Dit is een verdieping van het laatste gedeelte van het tweede gebod (Ex.20:5b-6). Kan het werkwoord ‘pakah’ niet beter vertaald worden met `bezoeken'? Dan gaat het om de zware opgave voor de volgende generaties om God weer oprecht te dienen.

Vervangingstheologie?
Onduidelijk is wat er staat over het nieuwe verbond (Jer.31:31-34). Is hier sprake van de vervangingstheologie of is dat niet het geval? De lezer moet zelf maar oordelen: 'Het verleden toonde dat Israël als etnisch volk ongeschikt was in het verbond met JHWH te leven. De spanning tussen gelovig en ongelovig werd onhoudbaar, daar de meerderheid niet in Gods wegen wandelde. Alleen zij die Gods wet in hun hart lieten schrijven, behoorden tot het nieuwe verbond' (pag.240). Maar we lezen toch dat God met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten en ook dat de HERE nadrukkelijk verklaart hoe Hij zijn wetten in hun hart zal schrijven (Jer.31:31-33 en Hebr.8:10)?

Op nog een andere passage wil ik wijzen, waarin ik iets van de vervangingstheorie bespeur: `Israël was bestemd om Gods eigendom, een koninkrijk van priesters en een heilig volk te zijn’ (Ex. 19:5-6). ‘Petrus gebruikt die woorden om de gemeente te typeren, met de verwijzing dat de leden ervan Gods deugden zullen verkondigen (1 Petr.2:9)' (pag.404). In dit verband moeten we ons afvragen aan wie Petrus in eerste instantie zijn brief heeft geadresseerd. Waren die vreemdelingen in de verstrooiing (diaspora) Joden of 'gojiem'? Er staat verderop een antwoord, dat mij niet zo bevredigt: 'De nieuwe gelovigen hoeven niet naar het beloofde land te gaan, maar kunnen in hun eigen omgeving Christus dienen. Daardoor ligt de nadruk op de vreemdelingschap van de gelovigen (1 Petr. 1: l), ze behoren niet meer tot een enkel land. Hun burgerschap is in de hemel (Fil.3:20). Er is uitzicht op de nieuwe hemel en de nieuwe aarde' (pag.410).

Landbelofte
Waardevol is het uitgebreide hoofdstuk over 'Het bezit van de aarde en het land Kanaän'. Op dit moment staat de landbelofte ter discussie. Evenwichtig oordeelt Mart-Jan Paul: 'In bepaalde opzichten lijkt het wonen van Israël in het land Kanaan een tijdelijke maatregel, omdat het God te doen is om de gehele wereld. Toch is het opvallend dat in de eschatologische teksten het land nooit veralgemeniseerd wordt tot de aarde, maar steeds een eigen plaats blijft behouden' (pag.352). Hij neemt terecht stelling tegen auteurs die het beloofde land typologisch beschouwen voor de ‘koinonia’ van de kerk of het land met melk en honing als metafoor zien voor het leven in Christus en het verblijf in de hemel (pag.356). Concrete oudtestamentische beelden kunnen in het Nieuwe Testament een geestelijke of symbolische betekenis krijgen. Maar dan stelt Paul de retorische vraag of daarmee de eerste betekenis vervalt. Het beloofde herstel van Israël is niet mogelijk zonder het land!

Al met al is het boeiend om deze `theologie van het Oude Testament' te bestuderen. Voor geïnteresseerde gemeenteleden vormt het een uitdaging om daarmee bezig te zijn en voor de theologen onder de predikanten is het een verplichting deze studie ter hand te nemen. Sinds Th.C.Vriezen zijn ‘Hoofdlijnen der theologie van het Oude Testament’ in 1966 het licht deed zien, is er in ons taalgebied niet meer een dergelijk globaal overzicht verschenen. Wel in de Angelsaksische wereld, maar daar is weinig zicht op Israël. Wie mijn recensie heeft gelezen voelt aan dat er in dit opzicht best nog wel een royale schep bij had gekund, maar toch ben ik dankbaar voor wat ons wordt aangereikt. Graag wil ik dan ook aanbevelen dit boek aan te schaffen en er de tijd voor te nemen het te bestuderen.


2. Indekerk Blog - mei 2013 - http://indekerk.be

Theologie van het Oude Testament

Boekrecensie door Maarten Hertoghs

“Het is de grote kunst het Oude Testament zo te laten spreken, zoals het Oude Testament het zelf wil.” (Theologie van het Oude Testament, p.85)

Onder redactie van Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul schreven negen oudtestamentici de Theologie van het Oude Testament. Het doel van het boek wordt beschreven in het ‘woord vooraf’. Ik geef het in eigen woorden weer: ‘Predikanten, studenten theologie en geïnteresseerde gemeenteleden moeten hier terecht kunnen voor een overzicht van de hoofdlijnen van het Oude Testament en voor de verbindende lijnen tussen de verschillende boeken.’

Een geheel
Hoofdstuk 1 bevat een overzicht van hoe men vanaf de 16e eeuw aan theologie van het Oude Testament gedaan heeft. Dit heeft zeker waarde als ‘naslaghoofdstuk’. In het tweede hoofdstuk wordt op zoek gegaan naar een methode om de inhoud van het Oude Testament te verbinden en als een geheel te tonen. De schrijvers kiezen om te werken met een combinatie van de literaire en de thematische methode.

Deze eerste hoofdstukken zijn stevige ‘kuitenbijters’. Het uitleggen van een methode om het Oude Testament als eenheid te bekijken, is natuurlijk geen lichte kost. Anderzijds zijn het wel hoofdstukken die uitdagen om na te denken over het oudtestamentische geheel.

Literair-thematische methode
In de twee volgende hoofdstukken wordt de literaire methode uitgewerkt. De plaats van de oudtestamentische boeken is hierbij erg belangrijk, omdat die de boodschap van het Oude Testament bepalen. Het is van belang hier te vermelden dat er doorheen de Theologie van het OT gekozen wordt voor de Hebreeuwse indeling van de canon. Er wordt ook ingezoomd op de boeken Exodus-Leviticus-Numeri. Zij worden gezien als één boek. Een heel interessante, maar ook een te bediscussiëren invalshoek.

In de hoofdstukken 5-10 komt de thematische methode aan bod. Het Oude Testament wordt in zijn geheel bekeken vanuit thema’s. Het boek behandelt, in zes hoofdstukken, zes thema’s: schepping door God, wegen van God, zonde, belofte van het zaad, eredienst voor God, bezit van de aarde en het land Kanaän. Van elk onderwerp wordt beschreven hoe ze voorkomen in wet, profeten en geschriften. Naar mijn mening zijn dit waardevolle hoofdstukken, omdat de eenheid van het Oude Testament hierdoor erg zichtbaar wordt.

Naar het Nieuwe Testament
De laatste hoofdstukken van het boek trekken de lijn door naar het Nieuwe Testament. In het elfde hoofdstuk wordt de situatie in de periode tussen het Oude en Nieuwe Testament bekeken. Dit is nuttig voor mensen die nog niet veel weten over de intertestamentaire periode of het kan dienen als opfrissing van eerder opgedane kennis. In het laatste hoofdstuk wordt een poging gedaan om de oudtestamentische opbouw van wet-profeten-geschriften terug te vinden in het Nieuwe Testament. Die poging kon mij niet echt overtuigen. Verder komen de thema’s, die in de hoofdstukken 5-10 beschreven werden, terug en wordt nu gekeken naar hun invulling in het Nieuwe Testament. Het resultaat is dat thematische lijnen doorlopen van Genesis tot de brieven van Paulus of Openbaring.

De hoofdstukken 5-12, goed voor zo’n 250 bladzijden, zijn eerder praktische hoofdstukken die vlotter lezen dan de eerste vier hoofdstukken. De lezer die zich door de eerste hoofdstukken geworsteld heeft, krijgt het daarna gemakkelijker.

Voer voor meer dan theologen
Naar mijn mening slaagt de Theologie van het OT in haar opzet. Het is leesbaar voor mensen die oprecht geïnteresseerd zijn in het onderwerp. Op vrij praktische wijze wordt een oudtestamentisch geheel geschetst, met verbindingen tussen de verschillende boeken. Hierbij komt dat de aangehaalde theologische begrippen consequent uitgelegd worden. Ik wil niet zeggen dat het 400 bladzijden ontspannende lectuur is, maar wel dat er duidelijk moeite is gedaan om het voor een breder publiek toegankelijk te maken. Daarenboven kunt u het boek, na gelezen te hebben, nog gebruiken als naslagwerk.

Bij het lezen werd ik regelmatig uitgedaagd om na te gaan hoe ik zelf naar het Oude Testament kijk. Vaak lezen we het Oude Testament en, bij uitbreiding het Nieuwe Testament, heel fragmentarisch en vergeten we dat alles een eenheid vormt. Dit boek geeft een helikopterbeeld. Mensen die meer zicht willen krijgen op het geheel, zullen veel aan dit boek hebben. Of de schrijvers het Oude Testament weergeven, zoals het Oude Testament het zelf wil, laat ik aan uw oordeel over.

Deze bespreking verscheen eerder op de Blog van Maarten Hertoghs:
http://maartenhertoghs.wordpress.com/2013/03/09/recensie-theologie-van-het-oude-testament/


1. Issuu website Raymond R. Hausoul - 2012 - http://issuu.com/raymond_hausoul

Theologie van het Oude Testament

Boekrecensie door Raymond R. Hausoul

Meer dan veertig jaar na het verschijnen van Hoofdlijnen der Theologie van het Oude Testament (Th.C. Vriezen), verschijnt er in het Nederlands taalgebied een oudtestamentische theologie die zich met dit vroegere werk kan meten. Hendrik Koorevaar en Mart-Jan Paul schreven als redacteurs samen met zeven oudtestamentische wetenschappers het monumentale werk Theologie van het Oude Testament.

De grote kracht in dit werk vormt de balans tussen de drie delen van de Hebreeuwse Bijbel: Thora, Profeten en Geschriften. Te vaak negeren oudtestamentische theologieën die balans, door geen recht te doen aan de boodschap van de Geschriften. Enkel Thora en Profeten staan dan op de voorgrond. Theologie van het Oude Testament herkent die gebrekkigheid bij anderen en typeert de Geschriften als ‘Wijsheidsboeken’. De wijsheid daarin ‘is op zich geen theologisch onderwerp, maar een bepaalde benadering om met het leven om te gaan’ (64). Voor die ‘bepaalde benadering’ heeft dit werk voldoende oog.
Inhoudelijk bestaat het werk uit vier delen: Deel 1 bevat een geschiedkundig overzicht van het vakgebied en wijst een methodiek aan (67 pgs.). Deel 2 presenteert een literair-theologische benadering (69 pgs.). Deel 3 bevat zes hoofdthema’s die in het OT naar voren komen (200 pgs.). En deel 4 richt zich op de beweging van het Oude naar het Nieuwe Testament (52 pgs.).


Deel 3 bevat met zijn 200 pagina’s duidelijk de hoofdinhoud van het boek. Zes thema’s worden er uitvoerig uitgewerkt: Gods schepping, Gods wegen, de zonde, de belofte van het zaad, de eredienst voor God en het bezit van de aarde. Telkens vertrekken de auteurs daarbij vanuit Genesis om van daaruit deze onderwerpen doorheen de Hebreeuwse canon te volgen. Ondanks dat oudtestamentici Genesis aanduidden als het ‘zaadbed’ van de oudtestamentische theologie, verscheen er nog geen wetenschappelijk werk dat de thema’s vanuit Genesis ook daadwerkelijk op deze manier als basisgetuigenis doorheen de volledige Hebreeuwse Bijbel doortrok. Wat dat betreft hing de oudtestamentische theologie vaak in de lucht en miste ze een basis voor haar keuzen. Door de gekozen thema’s te laten uitspruiten uit Genesis, biedt dit werk een unieke benadering die zorgt voor een verrijking van het Bijbelse getuigenis over God, de mens en de schepping.
Deze laatste trits: God, mens en schepping, komt uitvoerig aan de orde. Meerdere keren benadrukken de auteurs het belang van het land of de aarde in Gods heilsplan. Vooral in evangelische kringen is dat laatste minder bekend. Vanuit dat oogpunt en vanuit de hedendaagse ecologische problematiek kan ik de aandacht die het werk hiervoor kent enkel toejuichen.

Vanaf de eerste pagina’s tot de laatste biedt het werk een omvangrijk repertoire aan rijke inzichten in het Oude Testament en blijft het boeien. Hoewel het boek een wetenschappelijk karakter kent, is het toegankelijk geschreven en ook verstaanbaar voor de vlijtige student die zich wil verdiepen in de schatten van de Bijbel. De moeilijkere hoofdstukken in het eerste en tweede deel kun je natuurlijk ook bewaren voor een later tijdstip. Bij deze dus: Van harte aanbevolen! 

Raymond R. Hausoul werkte voor de Evangelische Christengemeente Vlaanderen (ECV), is als docent verbonden aan de Evangelische Toerustingsschool Vlaanderen, het Instituut voor Bijbelse Vorming en Bijbelschool C7.
- Meer artikelen op zijn issuu-website: http://issuu.com/raymond_hausoul


www.vergadering.nu