www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu 1 RECENSIE Darwin in domineesland 1. Ellips - mei 2009 - Meer recensies in deze Ellips... `Debat evolutie en schepping is levensbeschouwelijk van aard’
vroeg stadium kennis kon nemen van de evolutietheorie. Leeuwenburgh behandelt 'geleerde Nederlanders’, bewust zeer breed genomen, zowel vakgenoten (geologen, paleontologen, plantkundigen etc.) als filosofen, die vooral ingingen op de metafysische vooronderstellingen van de evolutietheorie en de grondslagen van de kennis. De einddatum van zijn onderzoek is 1877. In dat jaar gaven Darwins Nederlandse bewonderaars hem ter gelegenheid van zijn achtenzestigste verjaardag een rijk met zilver versierd album met 217 portretten. 'Dit moment symboliseert een belangrijke overgang in de geschiedenis van de receptie van Darwins theorie in Nederland. Hoewel het debat over de voors en tegens van zijn theorie weliswaar nog niet was uitgewoed, werden er nauwelijks meer originele argumenten uitgewisseld. Het zwaartepunt was inmiddels verlegd naar een discussie over de consequenties van Darwins theorie: Nauwelijks op gang Het debat naar aanleiding van de publicatie van de Origin of Species kwam in de jaren zestig in Nederland nauwelijks op gang, aldus Leeuwenburgh. 'Darwin was rond 1859 nog niet de beroemde natuurwetenschapper die hij nu is. Bovendien verwoordde hij op behoedzame wijze zijn ideeën. Hij had een hekel aan rumoer en ophef en wilde vooral een empirische wetenschapper zijn. Hij streefde bewust naar accommodatie en was niet uit op een schokeffect. Hij wilde mensen wel overtuigen van het bestaan van natuurlijke selectie, maar vermeed angstvallig de bespreking van de mogelijke filosofische en maatschappelijke consequenties. Over het heetste hangijzer van het latere debat, het vraagstuk van de menselijke afstamming van een gezamenlijke voorouder met de apen en het daarmee in strijd zijnde christelijke scheppingsverhaal, deed hij er in de Origin of Species bewust het zwijgen toe. In de eerste periode was de toon van het debat gematigd. Men wilde ten aanzien van de ideeën van Darwin niet verder gaan dan zijn 'aannemelijke hypothese' het voordeel van de twijfel te gunnen. Geloof en wetenschap hoefden niet tegenstrijdig te zijn. Leeuwenburgh onderscheidt twee gematigde types: de wetenschappelijke agnost, die Darwins theorie vooral op haar wetenschappelijke merites wilde beoordelen, en de naturalistische theoloog, die wetenschap en godsdienst met elkaar wilde verzoenen. In het algemeen stond het wetenschappelijke oordeel voorop; de levensbeschouwelijke consequenties bleven nagenoeg onbesproken. 'De wens om het debat niet op de spits te drijven was deels de vader van de gedachte dat Darwins theorie niet haaks stond op de christelijke levensbeschouwing. Intussen werd steeds meer nagedacht over de implicaties van Darwin ten aanzien van het scheppingsgeloof. De Groningse predikant Anne Tjittes Reitsma boog zich in 1862 over de vraag hoe het principe van de natuurlijke selectie te verenigen was met het bijbelse scheppingsverhaal. Hij bepleitte nog een vredige verhouding tussen het geloof en Darwins theorie, maar Frederik Anthony Hartsen, medicus en filosoof, ging in zijn boek Darwin en de Godsdienst in op het darwinisme als 'stelsel', als levensbeschouwelijk paradigma. Annes Johan Vitringa, onder meer filosoof en theoloog, liet in zijn boek De mensch beschouwd als dierlijk en geestelijk wezen (1873) zien hoe de keuze voor of tegen de theorie van Darwin steeds meer bepaald ging worden door levensbeschouwelijke overwegingen. 'De pogingen van naturalistische theologen tot een daadwerkelijke verzoening tussen Darwins theorie enerzijds en het geloof anderzijds mislukten, aldus Leeuwenburgh. Door de opkomst van het kritische empirisme kwam het standpunt van een strikte scheiding tussen geloof en wetenschap onder druk te staan. Hypothesevorming als zodanig en daarmee ook Darwins principe van natuurlijke selectie werd nu meer gezien als het symbool van vooruitgang in de wetenschap. 'Deze wetenschapsfilosofische omslag vormde een belangrijke factor in de beoordeling van Darwins theorie, aldus Leeuwenburgh. 'Een aantal metafysische en epistemologische (epistèmè = kennis) vooronderstellingen over de levende natuur die voorheen voor velen als "waar" golden, werden aan het wankelen gebracht. Hierdoor kwamen allerlei discussies op gang, onder andere over het mechanisme dat evolutie veroorzaakte, te weten natuurlijke selectie, de afstamming van de mens, de consequenties voor het geloof in God en het denken zelf als resultante van natuurlijke evolutie. Tijdbom Met de komst van de Duitse materialistische atheïst Karl Vogt in Rotterdam in 1868 kwam een tweede, veel heftiger debat op gang, dat sterk afweek van de vredige discussie tussen de wetenschappelijke agnosten en naturalistische theologen uit de voorafgaande periode. Vogt hield in dat jaar in Rotterdam zes lezingen waarin hij een naturalistisch alternatief uiteenzette voor de bijbelse scheppingsleer. 'Qua temperament was Vogt de tegenpool van de gematigde en immer voorzichtige Darwin. Zowel op wetenschappelijk als politiek vlak was hij een radicale man die er niet voor terugdeinsde om controversiële kwesties aan te kaarten. Sterker nog, waar geen controverse was, daar zocht Vogt haar wel op.' Leeuwenburgh vergelijkt Darwins Origin of Species daarom met een tijdbom, die door de komst van Vogt tot ontploffing werd gebracht. Terwijl Darwin in de Origin of Species bewust had gezwegen over het vraagstuk van de afstamming van de mens, had Vogt dit zelfs tot hoofdthema van zijn werk verheven. Hij werd daarom de 'Affen-Vogt' genoemd. Vogt was geestverwant met de materialistische atheïst Thomas Henry Huxley. In 1860 had Huxley tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de British Association for the Advancement of Science in Oxford gedebatteerd met bisschop Samuel Wilberforce, waarbij het debat uitmondde in de vraag naar de afstamming van de mens. Nu leidde dit laatste onderwerp ook in Nederland tot een twistgesprek over de gezagsverhouding tussen de Bijbel en de Origin of Species. Aan de ene kant stelden de orthodoxe theïsten dat de verhalen uit de Bijbel en de natuur elkaar niet slechts aanvulden, maar elkaar bevestigden en versterkten. Zo werd de oneindige soortenrijkdom in de natuur toegeschreven aan Gods almacht en perfectie en werd elke nieuwe vondst in het geologische archief gezien als een gefossiliseerd bewijs van het bijbelse scheppingsverhaal of de zondvloed. Aan de andere kant stonden de materialistische atheïsten, van wie Vogt een illuster voorbeeld was. Vogt gebruikte Darwins theorie om het christelijk geloof beter aan te kunnen vallen. Verontwaardiging Darwins theorie werd nu een concurrerend levensbeschouwlijk paradigma voor het bijbelse scheppingsverhaal, aldus Leeuwenburgh. 'De termen "darwinist" en "darwinisme" werden gebruikt ter stigmatisering en veroordeling van materialistische atheïsten die Darwins theorie als het belangrijkste nieuwe wapen tegen het geloof inzetten.' De golf van verontwaardigde reacties uit orthodox-christelijke hoek, met name van de rooms-katholieken, leidde er ook toe dat sommige 'verdekt opgestelde' wetenschappelijke agnosten nu definitief kleur bekenden. Hartogh Heijs van Zouteveen werd in de jaren 1870, met zijn artikelen in de bekende bladen en in het door hemzelf geredigeerde tijdschrift Isis, de belangrijkste vertegenwoordiger van het darwinisme in Nederland. Vrijdenkers zagen Darwin als bondgenoot in hun strijd tegen het orthodoxe theïsme. De materialistische atheïst zag in Darwin daarentegen een medestander in de strijd tegen het `kinderlijke bijgeloof'. In zijn optiek was het darwinisme een zoveelste bewijs voor het ongelijk van de natuurlijke theologie en het gelijk van de aanhangers van de evolutie-idee. Consequenties Leeuwenburgh benadrukt de consequenties die uit de opvattingen van Darwin volgden, zoals dat de mens ook een zoogdier was en dat de ziel niet bestond. 'Darwin was inderdaad een naturalist en erkende dat er geen bovennatuurlijke oorzaak van de werkelijkheid bestond. Hij noemde zich echter niet een atheïst, maar een deïst, of in het uiterste geval een agnost. Hij had een hekel aan speculatieve denkbeelden en baseerde zich op de grote empirische wetenschappers en natuurfilosofen uit de westerse traditie. Hij was sceptisch ten opzichte van de filosofie en theologie die voor hem eigenlijk geen wetenschap waren. Darwin wilde vakwetenschapper zijn en wenste dat het principe van de natuurlijke selectie serieus werd genomen in de wetenschappelijke wereld. Darwin wilde niet dat 'gewone' mensen de consequenties van zijn opvattingen te weten zouden komen, hoewel hij wist welke de consequenties van zijn evolutiegedachte waren. Mogelijk had dat te maken met zijn eigen kerkelijke achtergrond, zo vermoedt Leeuwenburgh. 'Darwin studeerde ooit theologie en had een gelovige vrouw. Hij was een geheel ander figuur dan Vogt, Heckel, Huxley, die overtuigde atheïsten waren' Is er met Darwin toch een wissel omgegaan? `Gedachten over de evolutie zijn er altijd geweest, tot aan de Griekse filosofie. Darwin keerde zich tegen de gedachte dat God alle soorten tegelijkertijd had geschapen in plaats van dat zij uit elkaar zijn ontstaan. Dat betekent ook dat het onmogelijk was om vast te houden aan een aarde van zesduizend jaar en aan een gebeurtenis als de zondvloed' Staat de evolutieleer haaks op het scheppingsgeloof? `Ja, je kunt niet letterlijk in het bijbelse scheppingsverhaal geloven en tegelijkertijd in Darwins evolutieleer. Je kunt natuurlijk wel in het scheppingsverhaal geloven als je dit symbolisch opvat. Dat is momenteel ook het standpunt van sommige mensen binnen de Evangelische Omroep. Overigens wel een interessant standpunt, omdat het debat dan over meer gaat dan alleen maar over voor of tegen de evolutie. Ik vind het aan de ene kant moedig dat Andries Knevel een letterlijke bijbeluitleg verwerpt, aan de andere kant vraag je je af: wat houdt hij dan nog over? Het gevaar van een glijdende schaal is niet denkbeeldig. Het is interessant om te zien hoe mensen van posities wisselen, zoals blijkt bij Cees Dekker en Andries Knevel. Maar dat gebeurde ook in de negentiende eeuw: er waren mensen die begonnen als verdedigers van de bijbelse scheppingsleer en eindigden als atheïsten, en omgekeerd, atheïstische wetenschappers keerden soms terug in de schoot van de kerk. Darwin was zelf op zijn zestiende jaar diep gelovig, veertig jaar later was hij een agnost.' Cees Dekker stelt dat God ook de hand heeft gehad in de macro-evolutie. Een theistisch evolutionist noemt hij zichzelf. `Ik noem dat een compromis waarvan ik me afvraag of dat steekhoudend is. Voor mij is onomstotelijk waar dat Darwin overtuigende argumenten heeft geleverd ter verklaring van deze wereld.' Toch stelt u dat het darwinisme is gebruikt om zich tegen het godsgeloof te keren. Richard Dawkins is daar een illuster voorbeeld van. `Dawkins is niet het prototype van een darwinist, hoewel hij geheel stoelt op de leer van Darwin. Dawkins houdt momenteel helaas een kruistocht tegen alle religies als het zogenaamde grote kwaad in deze wereld. Hij heeft prachtige werken op het gebied van de evolutiebiologie geschreven, laat hij zich vooral daarmee bezighouden. Wel is het zo dat Darwin in de negentiende eeuw de vrijdenkers wakker geschud heeft en hen aan het denken heeft gezet. Darwin werd plotseling gezien als een held, een bevrijder van het zogenaamde kinderlijke wondergeloof.' Zou Darwin zichzèlf als een held en bevrijder gezien hebben? `Nee, hij had een hekel aan rumoer en discussie. Darwin wilde lang niet zo ver gaan als de materialistische atheïsten. Hij had een diepgelovige vrouw die zeer regelmatig de Bijbel las. Darwin wilde vooral een serieuze wetenschapper zijn' Hoe beoordeelt u de toon van het huidige debat over evolutie in het Darwinjaar? `Ik constateer dat het debat polariserend is. Ik heb weinig begrip voor het propagandisme aan beide zijden. In ieder geval is duidelijk dat het debat tussen evolutie of schepping voor de meeste mensen een levensbeschouwelijk debat is. Het gaat om grondovertuigingen die diametraal tegenover elkaar staan' |