www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

1 RECENSIE


Geest en kracht
William W. Menzies en Robert P. Menzies
Uitgeverij Sjofar (Utrecht), 2005.
ISBN 9068230441
253p., € 19,95

Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl





1. Bode - 12 mei 2006 -

Geest en kracht

Recensie door Raymond R. Hausoul

Exact honderd jaar geleden ontstond er in een koetshuis in Azusa Street in Los Angeles een opwekking. Deze opwekking vormde het begin van de pinksterbeweging, die zich vanuit dit eenvoudige gebouw (dat vroeger een methodistenkerk was) over de gehele aarde verspreidde.

Ter nagedachtenis aan deze geschiedenis en ter ondersteuning voor hun jaarthema ‘Heilige Geest kom met kracht!’ besloot de VPE het boek Geest en Kracht uit te geven waarin de belangrijkste theologie van de pinksterbeweging werd behandeld: het werk van de heilige Geest.

De pinkstertheologie over de doop in de Geest
William W. Menzies en Robert P. Menzies, schrijvers van dit unieke werk, behoren tot de wereldwijde pinkstergroepering ‘The Assemblies of God’, en durven in hun boek de dialoog aan te gaan met de evangelische theologie.

Juist door de groeiende belangstelling in de evangelische theologie voor de gaven en wonderen van de Geest worden de pinkstertheologen uitgedaagd hun specifieke overtuiging over de doop in de Geest bijbels te onderbouwen. De auteurs willen hier dan ook in dit boek ruim aandacht aan schenken, zodat de pinksterbeweging niet weggespoeld wordt in het theologisch debat en haar eigen identiteit verliest (54).

De kernvraag van het boek is: ‘Wat is het belang van de doop in de Geest?’ Diverse vragen die hiermee verband hebben, komen daarbij aan de orde. Welke dogmatische waarde hechten we aan de narratieve teksten in de Bijbel? Wat is de doop in de Geest? Is tongentaal een bewijs voor de doop in de Geest? Is tongentaal voor iedereen toegankelijk? Stierf Christus ook voor mijn lichamelijke genezing? Hoe moeten pinkstergelovigen omgaan met het lijden? Wat zegt de Schrift over het wezen van de geestelijke gaven? In welke verhouding staan de doop in de Geest en de geestelijke gaven met elkaar?

Het onzichtbare en zichtbare van het pinkstergebouw
Het boek is opgebouwd uit twee gedeelten. In het eerste deel wordt vooral ingaan op de vooronderstellingen van de algemene hermeneutiek (d.i. de leer over hoe we de Schrift moeten uitleggen), waarna de twee belangrijke evangelische theologen James Dunn en Max Turner worden besproken. James Dunn betwistte in zijn boek Baptism in the Holy Spirit de klassieke pinkstervisie over de doop in de Geest en Max Turner schreef twee monografieën over de leer van de Geest bij Lukas (Power from High) en de nieuwtestamentische leer van de Geest (The Holy Spirit and Spirtual gifts: Then and Now).

Alhoewel de schrijvers in het algemeen een bekwame schrijfstijl hebben en gestructureerd werken, zijn vooral deze besprekingen (hst. 5 en 6) tamelijk pittig en technisch van karakter. Toch is het boek zo opgezet dat elk hoofdstuk apart kan worden gelezen. Daardoor kan de leek de meer technische gedeelten overslaan. Eveneens verdienen de schrijvers lof voor hun beknopte en duidelijke samenvatting waarmee elk hoofdstuk op een heldere wijze voor de lezer wordt afgesloten. Na deze samenvatting vindt de lezer tevens enkele studievragen ter verdieping.

Als we het eerste deel van dit boek vooral het onzichtbare fundament van de pinkstertheologie kunnen noemen, zouden we kunnen stellen dat het tweede deel vooral het zichtbare gebouw van de pinkstertheologie over de Geest bespreekt. In dit deel proberen de schrijvers een zo goed mogelijk theologisch inzicht over de doop in de Geest volgens de pinkstertheologie te geven. Vooral in dit deel wordt ingegaan op de vragen die we hierboven reeds noemden.

De kracht van de doop in de Geest
De titel van het boek daagt de evangelische beweging uit tot de dialoog. Voor de pinkstertheologie is het een feit dat de doop in de Geest gescheiden moet worden van de bekering. De doop in de Geest is namelijk het ontvangen van Gods kracht om zijn missie op deze aarde te volbrengen. Daardoor krijgt de doop in de Geest een grote missiologische nadruk.

De evangelische theologie kent deze scheiding niet. Volgens haar is de doop in de Geest onlosmakelijk verbonden met de bekering en redding (Gr. sótéria) en zijn alle daarop volgende charismatische ervaringen gelijk aan de ‘vervulling met de Geest’. De doop in de Geest krijgt daardoor voornamelijk een soteriologische nadruk.

De pinkstertheologie verwerpt dit soteriologische belang van de doop in de Geest. De doop in de Geest kan dus later plaatsvinden dan de bekering. De schrijvers stellen dat Lukas ons leert ‘dat we verwachten moeten dat we een gemeenschap van getuigen zijn bekrachtigd door de Geest van Pinksteren. Deze verwachting is missiologisch en niet soteriologisch van aard, omdat zij bepaald wordt door het karakter van de pinkstergave.’ (111).

De geschriften van Lukas en Paulus
Volgens de schrijvers moeten evangelische christenen nog leren om zich niet alleen te richten op de leer van de Geest bij Paulus, maar ook te letten op Lukas’ leer hierover. Zo wordt de evangelische theologie verweten dat ze maar al te vaak de homogeniteit van het Nieuwe Testament benadrukt, zonder te letten op Lukas’ eigen onderscheiden bijdrage (162). Vooral dit onderscheiden karakter van Lukas’ leer over de Geest wordt duidelijk onderstreept.

Aan de andere kant houden de auteurs zich hieraan ook niet zelf. Net zoals de evangelische christenen de geschriften van Lukas door Paulus’ bril lezen, lezen de pinkstergelovigen de geschriften van Paulus door Lukas’ bril. Van de theologie die de schrijvers behandelen is het meeste gebaseerd op de boeken van Lukas. Indien de auteurs geloven dat Paulus een ruimer en vollediger beeld schetst van het werk van de heilige Geest (212), waar is dan de dialoog met de evangelische uitleg van deze Paulusteksten over de heilige Geest? Of moeten we ervan uitgaan dat Paulus’ leer over de Geest geen enkele overlap heeft met Lukas’ leer over de Geest?

Ondanks het feit dat de schrijvers soms summier op deze overlap ingaan, wordt het standpunt aanvaard dat Lukas geen enkele brief van Paulus kende. Reden hiervoor is dat de brieven van Paulus, volgens de auteurs, niet toegankelijk waren of niet erkend werden in de niet-paulinische kringen van de kerk.

Hoe moeten we dan echter omgaan met het feit dat de schrijver van 2 Petrus niet-paulinische christenen naar de brieven van Paulus verwijst (2Pt3:15)? In tegenstelling tot de auteurs willen we dus voorzichtig zijn om vanuit het zwijgen van het boek Handelingen te concluderen dat de theologie van Paulus onbekend was voor Lukas. Met hetzelfde gemak zou men kunnen stellen dat de schrijver van het Johannes-evangelie weinig overeenkomst heeft met de andere Evangeliën en dus niet bekend was met deze Evangeliën of ze zelfs niet erkende.




Uitdagingen voor de schrijvers van het boek
Ondanks dat het boek een duidelijk beeld geeft van de pinkstertheologie aangaande de heilige Geest zou een duidelijkere onderbouwing hier en daar toch van nut kunnen zijn. Zo stellen de auteurs dat de krachteloosheid van Dunn’s argumenten voor de unieke scheiding van de doop in de Geest met de bekering in Hd8:4-25 een ‘bewijs’ is voor hun eigen zicht op deze tekst (61, 65).

Ook de visie dat de tongentaal niet menselijk na te bootsen is vergt meer uitleg. Volgens de schrijvers is de doop in de Geest bij Lukas namelijk nauw verbonden met geïnspireerd spreken, waarvan de tongentaal een prominente vorm is, die een bewijskrachtige karakter heeft (143). De tongentaal is dus het unieke ‘bewijs’ voor de doop in de Geest. Profetische uitspraken kunnen “alleen met veel fijnvoeligheid en bij benadering beoordeeld worden. Het spreken in tongen is, vanwege het ongewone en aanschouwelijke karakter ervan, uitermate geschikt om als ‘bewijs’ te dienen” (139). Dat hiervoor geen expliciete bijbelse uitspraak gevonden kan worden, vinden de auteurs minder problematisch. Net zoals christenen de deductieve leerstelling van een Drie-eenheid onderschrijven, mogen we ook stellen dat de leer van de tongentaal-als-bewijs-voor-de-doop-in-de-Geest deductief uit de Schrift mag worden afgeleid (140).

Ten slotte is het opvallend dat ook de evangelische theologie met haar hermeneutische vraag blijft zitten hoe de pinkstertheologie erkent waar de bijbel spreekt over de privé-tongentaal en waar ze spreekt over de gemeentelijke tongentaal (vgl p.155).

Een uitdaging tot dialoog voor beide bewegingen
Ondanks het feit dat de auteurs zelf zeer enthousiast zijn over hun eigen beweging binnen het christendom, durven ze toch een eigen evaluatie hierover te geven. In het algemeen heerste er een open houding in dit boek, waarin op eerlijke wijze eigen zwakten worden erkend.

Zo wordt bekend dat de pinksterbeweging in het verleden maar al te vaak gebruik maakte van sociale druk bij hun leer over de tongentaal als ‘bewijs’ van de doop in de Geest (133). Ook zijn pinksterchristenen volgens de auteurs sterk in hun daden en zwak in hun reflectie, waardoor er meer nadruk ligt op de ervaring dan op de theologie (229). Eveneens bekennen beide auteurs dat de pinksterbeweging er te vaak vanzelfsprekend vanuit is gegaan dat ze het bij het rechte eind hadden en dat er weinig werd nagedacht over het leed en de omvang van Gods volledige voorzienbare zorg tijdens ons leven (191).

Aan de andere kant wil het boek ook de evangelische lezer oproepen om kritisch naar haar eigen theologisch denkkader te kijken. Beide auteurs zijn daarbij van mening dat het juiste zicht op de doop in Geest de evangelische christenen kan helpen om de bijbelboeken Lukas en Handelingen beter te kunnen begrijpen (58, 72). Daardoor doet het boek een duidelijk appél naar de evangelische beweging om meer na te denken over de bijbelse betekenis van de doop in de Geest. Door deze evenwichtige kritische houding vormt dit boek een uitstekende uitdaging aan het adres van de theologen, predikanten en de gewone kerkgangers die meer inzicht willen krijgen in de pinkstertheologie over de heilige Geest.

www.vergadering.nu