www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

2 RECENSIES


Een stem uit de hemel
Gods spreken in de Bijbel en in onze tijd
Dr. Mart-Jan Paul en Dr. Jan Hoek
Labarum Academic, Apeldoorn 2021
ISBN 9789087185770
Verschenen 01-10-2021
Paperback, 1e druk
416 blz., € 26,95
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Dr. Mart-Jan Paul is hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven en eindredacteur van de twaalfdelige serie Studiebijbel Oude Testament. Dr. Jan Hoek is emeritus hoogleraar systematische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven en emeritus hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit Groningen.In de Bijbel staat honderden keren dat God sprak tot mensen. Hoe sprak Hij, gebeurde dat letterlijk en welke middelen gebruikte Hij daarbij? En spreekt Hij nu nog, bijvoorbeeld door dromen en visioenen? Kunnen wij in onze tijd ook nog de stem van God horen? Een stem uit de hemel gaat in op de betekenis van Gods spreken voor het gezag en de uitleg van de Bijbel. Het behandelt eveneens Gods spreken tot mensen nadat de Bijbel is afgerond. In de loop van de geschiedenis hebben allerlei personen zich beroepen op de leiding van Gods Geest en op dromen en visioenen. Predikanten leggen het Woord van God uit, maar in welke mate kunnen zij namens God spreken, vooral in concrete situaties? Dit boek moedigt aan tot verwondering over het spreken van de Schepper van hemel en aarde tot mensen.

..


1. - september 2022 - focusopdebijbel.org...

Een stem uit de hemel
Gods spreken in de Bijbel en in onze tijd

Boekrecensie door Gerard Kramer

Het boek met deze titel verscheen in 2021 bij Uitgeverij Labarum Academie, en is geschreven door dr. Mart-Jan Paul en dr. Jan Hoek. Eerstgenoemde auteur is hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven (ETF) en eindredacteur van de twaalfdelige serie Studiebijbel Oude Testament; de tweede auteur is emeritus hoogleraar systematische theologie aan de ETF en emeritus hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit Groningen.

Beide auteurs schrijven aan het eind van het Voorwoord dat zij 'hopen en bidden dat dit boek bijdraagt aan een grotere verwondering over het spreken van de Schepper van hemel en aarde tot en met mensen. Hij heeft voorheen ‘vele malen en op velerlei wijzen gesproken' door de profeten en in het bijzonder door de Zoon (Hebr.1:1). Hij blijft doorgaan met zich bekend te maken aan mensen' (13).

Het boek is in twee gedeelten verdeeld, deel A en deel B. Deel A, getiteld 'Gods spreken in de Bijbel', is door Paul geschreven, en geeft een uitvoerige inventarisatie van de Bijbelteksten die gaan over het spreken van God; deel B, ‘Geloven in de God die spreekt, is van de hand van Hoek, die met name de vraag naar het Schriftgezag behandelt. Ook stelt hij de vraag aan de orde hoe God is blijven spreken nadat de canon van de Schrift is afgerond. Kunnen mensen ook in onze tijd namens God spreken, of lijden zij die dat van zichzelf zeggen aan zelfoverschatting?

Paul begint deel A met een Inleiding waarin hij diverse auteurs met verschillende opvattingen over het spreken van God aan het woord laat. Deze opvattingen variëren van een voluit accepteren dat God gesproken heeft en Zijn wil aan mensen bekendgemaakt heeft, tot een afwijzing daarvan. In de daarop volgende hoofdstukken (2 t/m19) inventariseert Paul de Schriftgegevens uit het Oude en het Nieuwe Testament. Hij schrijft in heldere, korte zinnen en heeft een heldere betoogtrant. Het is fijn te zien dat hij de Schrift voluit serieus neemt. Zo schrijft hij bijv. over Gods spreken in Genesis: 'Terwijl diverse uitleggers het spreken van God willen beperken tot het geven van een innerlijke overtuiging van een gelovige, zijn er in Genesis veel voorbeelden dat aan een concrete, hoorbare stem gedacht moet worden' (47). En n.a.v. het verschil tussen ware en valse profeten laat Paul de Schriftgegevens en niet de moderne opvattingen - die hij ook bespreekt - overeind. Hij schrijft: 'Het zal duidelijk zijn dat enige van deze moderne opvattingen geen of weinig waarde hechten aan het spreken van God zelf en de beoordeling vooral laten afhangen van de latere (subjectieve) samenstelling van de canon. Vanuit het geloof in de inspiratie van de profeten door God en de betrouwbaarheid van de Schrift valt de beoordeling van ware versus valse profetie uiteraard anders uit' (84).
Interessant is het onderscheid dat Paul maakt tussen de, wat hij noemt, Schriftprofeten van het Oude Testament en de Nieuwtestamentische 'gemeenteprofetie' in 1Kor.12 en 14. Die laatste typeert hij als 'niet algemeen en leerstellig, maar specifiek en praktisch van aard, vooral gericht op de levenspraktijk van de gelovigen' (85); deze moet bovendien getoetst worden (123-124).
Verder komen ook dromen en visioenen aan bod. In hoofdstuk 8 komt het 'spreken door de Geest' aan de orde. Interessant is dat ook Paul meent dat op de Pinksterdag in Hand.2 de profetie van Joël niet volledig is vervuld: 'Petrus maakt een vergelijking tussen Joël en de Pinksterdag en een concrete toepassing: dezelfde Geest is aan het werk' (119).

In deel B komt, zoals gezegd, de aard van het Schriftgezag aan de orde. Hoek benadrukt dat het erkennen van het Schriftgezag niet los kan worden gezien van de erkenning van Christus als Verlosser. Hij schrijft: 'Dat de Bijbel uniek is, weten we in het geloof omdat we Christus kennen als onze unieke Verlosser. Dat God zich betrouwbaar geopenbaard heeft, weten we vooral omdat we Christus als de getrouwe Getuige hebben leren kennen. Andere argumenten zijn niet zonder waarde, maar blijven hieraan ondergeschikt' (241).

Ook Hoek bespreekt een aantal auteurs - theologen - die het spreken van God niet als een realiteit zien. Daarbij schetst hij ook de trieste ontwikkeling van Harry Kuitert (1924-2017), die ten slotte ontkende dat er überhaupt openbaring, spreken van God is. De Bijbel is bij hem ook niet het toetsingscriterium. Alles wat de mens over God beweert, typeert hij als menselijke duiding. Volgens Kuitert was er eerst de mens, en daarna pas God als verbeelding van de mens (244). Je huivert met Hoek mee als je dit leest! Interessant is Hoeks betoog dat Gods openbaring `tijdbediend' of 'tijdbetrokken' is, maar niet tijdgebonden. Hij gebruikt zelfs de aanduiding 'bedelingen', en onderscheidt zo voor en na de zondeval, voor en na de wetgeving op de Sinaï, voor en na de komst van Christus, en merkt daarbij op: 'Bij deze verschillende bedelingen horen ook verschillende omgangsvormen en voorschriften. Zo gelden veel voorschriften voor de Israëlieten in het land Kanaan en in de tempeldienst niet meer voor de gelovigen uit de volken in de bedeling die met Christus' komst is aangebroken (Hand. 15). Die wetten zijn dus, tenminste wat de verplichting om ze letterlijk uit te voeren betreft, tijdbetrokken en tijdbediend. We noemen ze uitdrukkelijk niet 'tijdgebonden', omdat die aanduiding zou impliceren dat ze geen enkele betekenis meer hebben voor hedendaagse gelovigen. Dat is echter onjuist' (264-265). Wat in het door Hoek geschreven deel van dit boek opvalt, zijn de frequente verwijzingen naar de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) en de Heidelbergse Catechismus. Kerkhistorisch zijn deze geschriften interessant, maar niet gezaghebbend en zeker niet doorslaggevend - al staat er uiteraard veel goeds in. Gelukkig stelt Hoek, grappig genoeg toch weer met een beroep op de NGB: “Toch blijft de Schrift als kritische instantie op eenzame hoogte tegenover de traditie staan' (283). Terecht verzet Hoek zich tegen de opvatting van een 'open canon', een 'Nieuwer Testament', waarin allerlei uitingen vanuit twintig eeuwen kerkgeschiedenis en vanuit de actualiteit een plaats kunnen krijgen. Hij stelt dat God nog steeds op allerlei wijzen spreekt, maar dat het specifieke spreken zoals God dit in de Bijbel heeft vastgelegd, is opgehouden. Geen enkel geschrift mag op hetzelfde niveau van gezag aanspraak maken (284). Verderop zegt hij het zo: 'Dezelfde God die gesproken heeft, heeft er ook voor gezorgd dat de gesproken woorden geboekstaafd zijn en zo voor de Kerk der eeuwen bewaard zijn gebleven' (287). En aan het eind van een gedeelte over de canonvorming merkt hij op: 'Samenvattend stellen we: de canonvorming is een historisch proces geweest waarin de Geest leiding gaf. De rol van de Kerk bleef receptief. Wanneer de Kerk aan de rand meer bepalend optrad, deed zij dat vanuit het gegrepen zijn door de kern van de openbaring. Zo ontving zij Gods Woord: ontvángen openbaring' (289).
Terecht verzet Hoek zich dan ook uitvoerig tegen de stelling van oudtestamenticus Cees Houtman (1945), die schreef: 'Niet de Schrift, maar de interpretatie geniet gezag' (289). Wat zouden we stuurloos zijn als Houtman gelijk had!

Hoek gaat uitvoerig in op inspiratietheorieën en bespreekt ze op een evenwichtige manier. Daarna probeert hij te komen tot een aantal ijkpunten - 8 stuks - voor een Bijbelgetrouwe hermeneutiek, d.i. de manier om de Bijbel uit te leggen (319-326). Hoek onderkent dat juist de verschillende manieren van Schriftuitleg tot verdeeldheid leiden onder kerken en christenen. Ook verdiept hij zich in de vraag hoe het komt dat we bij het lezen van de Bijbel lang niet altijd Gods stem vernemen. Hij noemt en bespreekt drie mogelijke oorzaken, die ik in eigen woorden weergeef. 1) Onvoldoende besef Wie in de Schriften tot ons spreekt; 2) onvoldoende tijd om de Schrift indringend en zorgvuldig te lezen; 3) onvoldoende besef dat de Auteur bij ons Bijbellezen zelf aanwezig is (338-343). Hij sluit dit gedeelte af met een achttal concrete leesadviezen (355-357).

Pas in het laatste hoofdstuk gaat Hoek in op de vraag of God behalve via de Bijbeltekst en via ons geweten nog op andere wijzen spreekt (358). Hoek bespreekt de volgende manieren van spreken door God: door de prediking, door Hoek ook 'de ambtelijke verkondiging van het
Woord' genoemd, oftewel de preek. Vervolgens noemt hij de 'hedendaagse profetie', als de Geest gelovigen met profetische kracht laat spreken. Dit zijn ‘toespitsingen op heel specifieke situaties en veelal gericht op specifieke personen', oftewel 'tijdwoorden vanuit de hemel' (366). Hier waarschuwt Hoek voor 'naïviteit en onkritische openheid voor het charismatische denken', 'voor het optreden van verleidende geesten'; immers 'De Heilige Geest maakt zich in Zijn actuele openbaringswijzen nooit los van het gegeven Woord', d.i. de 'gesloten' canon van de Schrift. Hoek raadt aan voorzichtig te zijn niet uitspraken als 'De Heere zegt', en adviseert uitdrukkingen te gebruiken als 'Ik heb het idee dat God tot me zegt...' ( ... ) 'zodat de mogelijkheid om kritisch te toetsen nadrukkelijk wordt opengelaten'(369). Een volgende manier waarop God volgens Hoek ook nu nog spreekt, is via dromen, visioenen en ingevingen - en hij signaleert dat we dit opvallend vaak horen 'uit de mond van ex-moslims'. Hoek geeft daarvan enkele interessante voorbeelden. Maar Hoek acht het ook mogelijk dat dit voorkomt bij mensen 'die bij de Bijbel zijn opgevoed. Wanneer zo'n droom of visioen echt afkomstig is van de Heilige Geest zal de ontvanger ervan altijd bij het Woord uitkomen om zo God beter te leren kennen. Iedere verschijning of ingeving die afleidt van Jezus als het Woord van God is letterlijk uit den boze' (376). Als laatst mogelijk van het spreken van God noemt Hoek 'via het wereldgebeuren'. Hier verwijst hij naar¬ Lewis, die in Gods megafoon betoogt dat God door het lijden hard roept tot mensen, en door zegeningen fluistert. Zo'n oproep van God beluistert Hoek ook in de coronacrisis, die hij een wake up call noemt - al erkent Hoek dat wij lang niet altijd weten wat God ons precies wil zeggen.

Hoek eindigt niet een indrukwekkend stukje over Gods zwijgen. Hij citeert enkele Schriftplaatsen, en eindigt met Golgotha: 'Het meest beklemmende en intense zwijgen van God was er echter tijdens het dieptepunt van Christus' lijden aan het kruis' ( ... ) 'God heeft toen gezwegen, opdat Hij tot ieder die Hem aanroept in geloof, spreken zou van genade en ontferming' (383). Een veelzeggend slot van een boek dat ik met interesse en instemming heb gelezen. De beide auteurs hebben een boek geschreven dat ik veel lezers toewens!


1. -  20 december 2021 - www.logos.nl

Een stem uit de hemel

Boekrecensie door Ton Verdam

Dr. Mart-Jan Paul is hoogleraar Oude Testament aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven en eindredacteur van de twaalfdelige serie Studiebijbel Oude Testament.
Dr. Jan Hoek is emeritus hoogleraar systematische theologie aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven en emeritus hoogleraar gereformeerde spiritualiteit aan de Protestantse Theologische Universiteit Groningen.

Het boek Een stem uit de hemel bevat twee delen. Hiervan neemt Mart-Jan Paul het eerste deel voor zijn rekening (inventarisatie van de betreffende Bijbelteksten) en Jan Hoek het tweede (bezinning op Gods spreken in de hedendaagse systematische theologie). Ik behandel hier eerst dat eerste deel van Paul. Samen met de korte woordstudies aan het begin vormt het een mooi gedegen geheel waarin de Schrift, de diverse standpunten rond het onderwerp, het verstand en de ervaring alle een plek krijgen.

Aanleiding
Volgens de auteur lag de directe aanleiding tot het schrijven van dit boek in de presentatie van het boek ‘En God zag dat het goed was’, zie par. 19.2. (blz. 220-223). Theïstische evolutionisten hebben geen goed antwoord op de daar genoemde problemen.


In nog geen tien bladzijden worden de standpunten over dit onderwerp geschetst van Berkhof (de relatie tussen openbaring en ervaring), Augustinus (Paul gaat niet in op de stem die A. op 31 jarige leeftijd hoorde die zei: “neem en lees”, waardoor A. tot bekering is gekomen), Maimonides, de Wette, Kuenen, Kuyper en Bavinck. De consequenties van de verschillende visies komen aan het eind aan de orde. Uiteraard komen in het boek ook anderen, zoals Ridderbos en Spurgeon maar ook Jung, ter sprake. Er is een beknopt personenregister opgenomen, naast het onderwerp- en tekstregister en de literatuurverwijzing. Voetnoten completeren het geheel.

Degelijk
Paul maakt in dit boek veelvuldig gebruik van enkele van zijn eerdere boeken en publicaties zoals die van “het Archimedes punt van de Pentateuchkritiek” en de Bijbelcommentaren van de Studiebijbel van het Centrum voor Bijbelonderzoek. Dit boek geeft blijk van dezelfde minutieuze degelijkheid zoals we bij zijn andere boeken en publicaties gewend zijn.

Hoewel de Schrift pas in hoofdstuk 13 “spreken door schriftelijke weergaven” een plaats krijgt, is het wel degelijk de Schrift (Paul gebruikt de termen de Schrift en Schriften door elkaar) dat de voornaamste plaats inneemt. Dat gebeurt op een degelijke manier van het boek Genesis tot en met Openbaring. Bij de diverse onderwerpen als hemelse boodschappers, dromen, visioenen, schepping en geschiedenis, symbolen en rituelen etc. neemt Paul ons, inductief, mee door de hele Bijbel om daarna zijn conclusies te trekken. Klaus Bockmuehl (prof. Systematische theologie bij o.a. Regent College) deed dat ook met zijn boek “Listening to the God who speaks”, maar dat was meer dan 30 jaar geleden en minder uitgebreid en degelijk dan dit boek.

Alleen in de Bijbel?
Je kunt je afvragen of een dergelijk boek niet gewaagd is omdat zowel Luther als Calvijn uitgaan van Gods openbaring in (alleen) de Bijbel. Hoewel Calvijn niet uitsluit dat engelen aan mensen kunnen verschijnen om de waarheid te bevestigen (blz. 212). Paul wijst ons echter op de laatste wetenschappelijke inzichten rond hoe men in het verleden omging met schriftelijke en mondelinge overlevering “er was bijna geen scheiding, zowel in chronologisch als cultureel opzicht, tussen mondelinge en schriftelijke literatuur” (zie blz. 170-173, “wisselwerking” en blz. 206). “Een verschil in gezag tussen gesproken en geschreven woorden van God is niet aantoonbaar”. 

Wanneer je bedenkt dat ongeveer een derde deel van de Bijbel uit dromen, visioenen, profetische woorden en andere vormen van openbaring bestaat of is ontstaan (zoals bij Gods belofte aan Abram in Gen. 15:1 en bij het verbond dat God met hem sloot), dan is het de hoogste tijd voor dit boek. Niet alleen in het Nederlands maar wat mij betreft ook in andere talen. Paul schrijft terecht dat “in de meeste publicaties over de inleidingsvragen van Bijbelboeken het spreken van God niet aan de orde komt”. (blz. 232). 

Grote thema’s
Paul zet in zijn boek grote thema’s met een paar pennenstreken in het juiste perspectief. Daarbij voorziet hij belangrijke vragen van goed beargumenteerde antwoorden. Zoals bij de datering van de ouderdom van sommige boeken (zoals Job en Daniël). Belangrijk om te kunnen beoordelen of een profetie ‘’achteraf’’ is geweest. Of het thema of een auteur God woorden in de mond heeft gelegd. Of over mensvormige benaderingen of het verrassende hoofdstuk over het werpen van het lot (“…dat God zelf opdracht geeft het lot te gebruiken” en “Blijkbaar bestuurt God deze keer de voor Israël verboden praktijken” – blz. 127-128). Maar ook de psychologische en neurofysiologische vragen gaat hij niet uit de weg (was het een individuele- of een groepservaring). Bij Paul ligt het initiatief echter altijd bij God. Mag de mens dan vrij verwoorden of interpreteren? Of wordt er soms iets met andere woorden gezegd omdat de doelgroep of toehoorders of de bedoeling van een schrijver anders is? In dit licht bezien, zijn de verschillende auteurs aanvullend aan elkaar en zijn er geen tegenstrijdigheden in de Bijbel.

Alleen al de onderwerpen hoe je kunt onderscheiden of het een spreken/openbaring van God is of van demonische manifestatie (11 punten, blz. 104-106) en de kenmerken van valse profeten (blz. 82) of de 10 unieke aspecten van profetie in Israël (blz. 216-218) of de vijf kenmerken van godsdienstige ervaringen (blz. 215) zijn de prijs van dit boek waard. Daarnaast geeft hij er ook blijk van zijn grenzen te stellen in waar hij wel of niet dieper op in wil gaan of is hij terughoudend bij onderwerpen waarover hij eerder schreef in andere publicaties. 

Grenzen
De grenzen aan dit boek geeft hij in het begin al aan: “we moesten ons beperken… een representatieve keuze…” (blz. 14). Uiteraard moest ook ik bij deze boekbespreking keuzes maken en me beperken.

Dit is een goed leesbaar boek. Ik ontdekte een enkele tikfout bij ‘zeven gemeenten’ i.p.v. ‘zeven gemeente’ (blz. 231) of ontbrekende tekstverwijzing naar Jesaja (55:11 – blz. 146). Het boek is geschreven voor zowel beginners als gevorderden en aan te bevelen voor de volle breedte van ons christelijk spectrum. Van gereformeerd tot charismatisch kan er zijn/haar voordeel mee doen.

Reformatorische christenen zullen waarderen dat het door-en-door, van Genesis tot en met Openbaring, rechtstreeks uit de Bijbel zelf komt, strak op de tekst en in de context. Charismatische christenen zullen misschien iets andere accenten willen zien. Bijvoorbeeld het verschil in het spreken van God in Logos of Rhema. Of dieper ingaan op het gegeven dat God spreekt “in beeldtaal”. Ook zullen ze praktischer ingesteld zijn op hoe ermee om te gaan omdat “ons profeteren onvolkomen” is, of meer handvatten willen zien rond het interpreteren van beelden, typen of symbolen. Voor iedereen geldt echter dat het een degelijk standaardwerk is. Dit mag als naslagwerk in geen enkele boekenkast ontbreken. Mijn gebed is dat het nog jaren zijn nawerking zal hebben over hoe wij omgaan met die stem uit de hemel in relatie tot die woorden “dit is Mijn Zoon, luister naar Hem” (Lukas 9:35).

Een andere keer hoop ik dieper in te gaan op het tweede deel van dit boek door Dr. Jan Hoek en een algehele bevinding te geven.

Ton Verdam – emeritus predikant en bestuurslid van Logos Instituut

www.vergadering.nu