www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

3 RECENSIES


Vechten voor vreugde
John Piper
Uitg. Het Zoeklicht, Doorn 2006
254 blz., € 14,95
ISBN 9789064510915 
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl


"We eren God het meest, wanneer we onze diepste voldoening in Hem vinden". Deze woorden bazuint John Piper al 25 jaar uit en hij noemt dit Christelijk Hedonisme. Het probleem is dat veel mensen dit te vrijblijvend, maar ook schrijnend vinden. Vrijblijvend, omdat het onze hang naar vreugde bevestigt. Schrijnend, omdat het ons karig verlangen naar God onthult. Wat moet je doen, als je beseft dat God onze diepste verlangens wil vervullen, maar jou lijkt over te slaan? 
 

 


3. CV-Koers - april 2007

Vechten voor vreugde

Recensie door Aad Kamsteeg

Je bent geschapen om je geluk in God te vinden, zegt de Amerikaanse theoloog John Piper. Maar wat als jij die passie voor God mist?

Zou het voor het geloof van vrije westerse christenen beter zijn als ook in Europa een periode van vervolging zou komen? Die vraag stelde ik aan de Chinese predikant Samuel Lamb in Guangzhou tijdens een van mijn bezoeken. Ik was immers sterk onder de indruk geraakt van de diepe vreugde die Chinese gelovigen uitstralen. Ondanks of misschien juist doordat zij jarenlang in gevangenissen en strafkampen doorbrachten. Lamb antwoordde dat hij wel degelijk ook bidt om vrijheid en dat hij ons onze vrijheid gunt. Maar intussen zouden we wel om iets anders moeten bidden: om discipline in ons zoeken naar blijdschap in God.

Aan die ontmoeting met Samuel Lamb dacht ik bij het lezen van Vechten voor vreugde van de Amerikaanse voorganger John Piper, een boek dat recent in het Nederlands vertaald werd. De inhoud van dat boek sluit naadloos aan bij het advies van de Chinese predikant. Tegelijk staat de boodschap haaks op een wijdverbreid oppervlakkig christendom. Daarin wordt zonde niet langer gewogen in het licht van Gods heiligheid, is Christus' genade losgekoppeld van berouw en wordt niet meer ervaren dat de Heilige Geest vreugde geeft als ik zelfs mijn vader en moeder "haat”, dat wil zeggen: pas op de tweede plaats stel.

Voordat ik Pipers boeken zoals Desiring God (Nederlandse titel: Verlangen naar God) begon te lezen,wist ik natuurlijk al dat ik geschapen was met het doel God te eren. Maar om aan dat 'eren` nu concreet inhoud te geven... Piper overtuigde mij er toen van dat God het meest verheerlijkt wordt als ik mijn grootste geluk in Hem vind. Dat betekent dat ik met Paulus kan zeggen dat het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, alles overtreft. Dat ik omwille van Hem alles heb prijsgegeven waarin ik vroeger mijn kracht en zelfvertrouwen zocht (Fil. 3:8). Het betekent dat ik Petrus nazeg: "U weet dat ik van U houd" en besef dat mijn ziel daarbij op het spel staat. Dat alles gaat veel dieper dan bij praise-samenkomsten mijn handen enthousiast omhoog steken, al sluiten beide elkaar uiteraard niet uit.

Goede strijd
Maar als ik die vreugde nu eens niet ken? Wat als ik geen passie voor God heb? Het zijn bepaald geen theoretische vragen. Allerlei omstandigheden kunnen daarbij een rol spelen: niet beleden zonde, pogingen mijzelf te verlossen, dagelijkse drukte, blikverenging waardoor ik achter zegeningen de Gever niet meer zie. In dat geval worden liefde en blijdschap uitgeblust. Of, zoals John Piper schrijft: "Mijn zondige natuur staat volledige blijdschap in God in de weg." En daarom: hoe kan ik loskomen van verkeerde verlangens en van verkeerde motieven achter goede verlangens?

De Bijbel is er vol van: strijd de goede strijd! Vroeger dacht ik dat het daarbij ging om nog meer je best doen de Tien Geboden te houden. God was jou zo genadig geweest, nu was het jouw beurt om met goede werken aan de slag te gaan... Later begreep ik dat ook dit 'aan de slag gaan' een geschenk van de Heilige Geest is en dat ‘goede strijd' eerst en vooral inhoudt dat je elke dag beseft dat je 'in Christus' bent. Houd op (ter wille van je behoud) iets voor God te willen doen. Is dat niet het grote verschil met islam, boeddhisme, hindoeďsme?
Ik hoef in mijn leven alleen maar uit te werken wat ik in Christus al bén: aanvaard, geliefd,voor eeuwig behouden.

Valt het met die strijd om aan genade vast te houden nogal mee? Dat zou ik niet denken. Paulus schrijft niet voor niets de ene na de andere brief om ons wapens in handen te geven om niet op eigen goede werken te vertrouwen en niet moedeloos te worden als we opnieuw de mist in gaan. De 'goede strijd' brengt ons bij de glorie van Jezus Christus om van Hem te kunnen genieten. Daartoe is de volhardende kracht van genade nodig, schrijft Piper, discipline en martelaarschap. Hij vraagt zich af waarom christenen thuis wel een eet , slaap , bad en speelkamer inrichten, maar geen kamer voor bijbellezen, gebed en meditatie.

Piper heeft een pittig boek geschreven dat mij er nog eens bij bepaalt dat ernst, strijd en vreugde in het christelijk geloof onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden. Een christen zal 'halleluja’ kunnen roepen. Maar dan vooral uit blijdschap dat de heilige God hem door de Geest laat geloven dat Christus alles heeft volbracht. Wie dat echt gelooft, ontvangt het verlangen om Gods geboden te doen en ook langs die weg te vechten voor vreugde.


2. Reformatorisch Dagblad - 25 april 2007 - www.refdag.nl

Vechten voor vreugde
Christenhedonist Piper schrijft over het genieten van God

Recensie door Ds. C. G. Vreugdenhil


”Christenhedonist”, zo noemt John Piper zich in zijn boek ”When I don’t desire God”. Een merkwaardige naam, die wel op de goede manier moet worden uitgelegd. Piper voert een doorgaand pleidooi om te vechten voor vreugde, voor een leven van zelfopofferende liefde. Omdat God dat gebiedt. 

Het boek van Piper is vertaald in het Nederlands en vorig jaar onder de titel ”Vechten voor vreugde” uitgekomen bij Het Zoeklicht in Doorn. In het eerste hoofdstuk geeft Piper de reden aan waarom hij dit boek geschreven heeft. Hij noemt zichzelf dan al een ”christenhedonist”. Normaal wordt de aanduiding hedonisme gebruikt voor een levensbeschouwing waarin het gaat om het najagen van alles wat een gevoel van welbehagen kan opwekken. In deze leer is het genot het hoogste goed; de mens dient te streven naar de bevrediging van zijn zinnelijke verlangens. Hedonisme ziet het eigen ik als het hoogste goed. In principe kan hedonisme niet de medemens dienen in zelfopofferende liefde, want ook naastenliefde staat hierbij in dienst van het eigen ik. Het hedonisme wordt in onze tijd zichtbaar in de belevingscultuur van de moderne genietende mens. 

Laat niemand echter denken dat de auteur van dit boek dit zinnelijke genot propageert. Het tegendeel is waar. Hij ziet het christelijke hedonisme niet als een middel om werelds genoegen te verkrijgen. Het gaat om de eer van Gods Naam en Hij verheerlijkt Zichzelf en wil door mensen geëerd en geprezen worden. Piper is christenhedonist omdat God het gebiedt Hem te dienen vanwege de vreugde die in Hem te vinden is. 

De auteur, die te boek staat als iemand die zich sterk verbonden weet met de puriteinen, voert in dit boek een niet aflatend pleidooi om te vechten voor vreugde. Hij roept op om te vechten voor een leven van zelfopofferende liefde. Het gaat om de vraag: „Hoe kan ik een vreugde in Christus (her)ontdekken die zo diep en sterk is, dat die me bevrijdt van de banden van Westers comfort en zekerheid en me voortdrijft naar de offers van genade en zending, en die me zullen bemoedigen als ik oog in oog kom te staan met het martelaarschap?” 

Het doel van Pipers boek is „het vermogen van de liefde te verkrijgen om verliezen van bezit en veiligheid en leven te kunnen dragen, door de kracht van de vreugde op het pad der liefde. (...) En dat gebeurt wanneer christenen niet alleen zéggen dat Christus waardig is, maar de onvergankelijke waarde van Jezus echt vóelen in hun hart, met zoveel vreugde dat ze kunnen zeggen: Voorzeker, ik acht zelfs alles schade, omdat de kennis van Christus Jezus, mijn Here, dat alles te boven gaat.” 

Piper voert als bewijs voor zijn stelling aan „dat de mens geschapen is om van God te genieten.” Daarbij citeert hij mannen als Johannes Calvijn, Thomas Watson, Jonathan Edwards, Charles Hodge en C. S. Lewis. Als hij Hellenbroek had gekend, zou hij deze oudvader zeker ook geciteerd hebben. Het bekende vragenboekje, waaruit velen in hun jeugd catechisatie hebben gehad, antwoordt op de vraag waarin het eeuwige leven bestaat: „Een eeuwig genieten van God met volmaaktheid en vreugde.”




Toch blijft het zeer de vraag of ds. Piper er verstandig aan deed zichzelf te typeren als een christenhedonist. Zeker als we letten op de oorsprong (Epicurus) en de hedendaagse betekenis van het woord hedonisme is er alle reden voor om dit woord juist niet te gebruiken. Daarvoor ligt ”het genieten van God” in het christelijk geloof en het genieten van de hedendaagse welvaartsmens in werelds plezier te ver uit elkaar. Als je beslag legt op een woord, kun je dat niet zomaar lospellen uit de context waarin het zijn betekenis heeft gekregen. 

Gebrekkige vormgeving 
De schrijver gaat in twaalf hoofdstukken in op het thema van zijn boek: vechten voor vreugde. Hij wijst op het verschil tussen verlangen en verrukking, op de roeping van een christen om verheugd te zijn in God en hoe het Woord van God daarbij gehanteerd moet worden. Deze vreugde is een gave die God wil schenken op het gebed. Hij legt uit dat we al onze vijf zintuigen moeten gebruiken om de glorie van God te zien als we in de ons omringende wereld strijden om de echte vreugde te genieten. In het laatste hoofdstuk geeft de schrijver praktische raad met betrekking tot het te boven komen van geestelijke duisternis. 

Hij brengt hier psychische depressie ter sprake en hoe medicatie een hulp kan zijn om er uit te komen. In het boek komen waardevolle zaken ter sprake, al moet ik er eerlijk bij zeggen dat de spiritualiteit soms ver verwijderd is van het taalgebruik onder reformatorische christenen. Sommige uitdrukkingen komen vreemd over. Ik denk bijvoorbeeld aan de omschrijving van de geestelijke doodstaat van de mens: „We zijn als blinden in de kunstexpositie van de hemel” (38). Wat is „dappere schuldbewustheid” (71)? Hoe kan „het verhaal van het kruis exploderen in het hart van een godvrezende predikant” (79)? Wat wordt bedoeld met „een verklarende verrukking” (78)? De eerste christenen vroegen God om hun beslissingen uit te voeren (151). Is dat waar? Christus leert ons in het Onze Vader om Gods wil uit te voeren. 

Storende fouten 
De vertaling van het boek is ronduit slecht. Ik noem een aantal voorbeelden. Koning David weet zijn toestand aan zijn geboorte (48). Door Zijn bloed en rechtvaardigheid zijn we vergeven (52). We zijn verdorven en we zijn gedoemd (71). Het toppunt van de vreugdeproducerende glorie is dat rechtvaardiging alleen uit geloof komt (83). God is onze totale voldoening gevende Vriend (151). Meditatie zonder de nederigheid van wanhopig gebed, zal trots legalisme en hopeloosheid veroorzaken. Wat zou bedoeld zijn met „opstandige discipline in gebed” (162)? „De toegeschreven rechtvaardigheid van Christus” (217) is een typisch voorbeeld van het feit dat de vertaler niet op de hoogte is van het theologische taalgebruik. Verre van duidelijk is het spreken over „een langzaam binnensluipende zelfabsorptie en zelfgeestigheid” (231). Deze lijst zou met nog veel voorbeelden aan te vullen zijn. 

Helaas staat er ook een aantal storende fouten in het boek. Over de bekende dr. Martin Lloyd Jones wordt gezegd dat hij predikant was in Londen in het midden van de zeventiende eeuw (214). Papisten worden beschouwd als tegenstanders van de Rooms-Katholieke Kerk. Luther bedoelt er echter tegenstanders van de Reformatie mee (137). Het kopje boven een stuk tekst op bladzijde 103 luidt: De bevrijdende kracht van de wereld is de kracht van de beloofde vreugde. Bedoeld zal zijn dat de beloofde vreugde de kracht is die van de wereld bevrijdt. 

Instructief 
In verband met de fouten en gebreken die ik hierboven noemde, was het voor mij eindeloos vermoeiend om dit boek te lezen. Ik heb echt moeten vechten om ”Vechten voor vreugde” helemaal uit te lezen. Is er dan niets goeds van dit boek te zeggen? Zeker wel. In hoofdstuk zes worden prachtige dingen gezegd over de strijd voor vreugde in het licht van de rechtvaardiging van de goddeloze. De prediking van het kruis en daarmee verbonden de heiliging van het dagelijkse leven is duidelijk beschreven. Ook het achtste hoofdstuk over het omgaan met de Bijbel in de strijd voor vreugde is instructief. Duidelijk komt het belang van het uit het hoofd leren van Bijbelgedeelten uit de verf. Zo is er nog wel meer te noemen. 

Het zou weldadiger aangedaan hebben als in dit boek wat meer nadruk gelegd was op het genadegeschenk van de blijdschap, zoals Paulus dat noemt in Galaten 5:22, waar hij spreekt over de vrucht van de Geest. Het beleven van vreugde lijkt nu zo af te hangen van onze inspanningen. Het is goed te bedenken dat het niet alleen gaat over een opgave, maar ook om een gave van God. De Bijbelse vreugde is vrucht van de Geest en geen product van onze geest. Het boek snijdt een goed thema aan. Praiseavonden worden druk bezocht. Ik denk dat we beducht moeten zijn voor goedkope, opgeklopte vreugde. Aanbidding brengt ons toch bij onze kleinheid voor God. Praise heeft een prijs: het kostbare bloed van Christus, vergoten aan het kruis op Golgotha. Pinken wij in het licht daarvan nog wel eens een traan weg vanwege de droefheid over onze zonden?
 


1. Nederlands Dagblad - 13 oktober 2006 - www.nd.nl

Vechten voor vreugde




Recensie door Roel Sikkema

'We eren God het meest, wanneer we onze diepste voldoening in Hem vinden'. Voldoening is een positief, mooi iets. We mogen genieten van God, zegt de Amerikaanse theoloog John Piper, die hiervoor zelfs de term 'christelijk hedonisme' bedacht. Voor Piper zijn dit geen nieuwe gedachten, hij beroept zich op onverdachte theologen als Augustinus, Calvijn, Edwards en C.S. Lewis.

In dit nieuwe boek laat Piper zien dat die vreugde in God geen gemakkelijke, vanzelfsprekende zaak is. Tegelijk is vechten voor die vreugde wel van levensbelang, wie niet blij wil zijn met God, blijft volgens de Amerikaanse theoloog in zonde leven. Om blij te zijn met God geeft Piper zijn lezers de raad naar kleine, op het eerste gezicht onbeduidende dingen te kijken. Zoals een van zijn leraren hem aanraadde elke dag een keer naar boven te kijken en te beseffen dat God het heelal heeft geschapen en dat je daar een onderdeel van mag zijn. “Ik zal mijn ogen en oren openen. Elke dag zal ik eenmaal gewoon staren naar een boom, een bloem, een wolk of een persoon", aldus Clyde Kilby.

Piper legt terechte accenten, maar zijn boodschap lijkt ook wat eenzijdig voor oprechte christenen die het erg moeilijk hebben. Die kunnen toch niet de hele dag blij zijn? Piper is zich die mogelijke eenzijdigheid wel bewust: hij gaat er in een slothoofdstuk op in. Hij ziet de onmogelijkheid om blij te zijn allereerst als een lichamelijk gebrek. Melancholie en depressiviteit zijn volgens hem ziekten, die je medisch moet aanpakken. Daarnaast zijn zwaarmoedige perioden logisch in elk christenleven, stelt Piper, waarbij hij verwijst naar diverse psalmen. Daarbij wijst hij er terecht op dat God er altijd is. ook als wij Hem niet zien.

www.vergadering.nu