www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
1 RECENSIE
Handboek Nederlandse
Kerkgeschiedenis
Herman J. Selderhuis (red.)
Uitg. Kok, Kampen 2006. 950 blz. € 49,50
Compleet overzichtswerk van de Nederlandse kerkgeschiedenis
Volledig geactualiseerd door een team van specialisten
Inclusief bronteksten voor verdieping
Vele verrijkende en attractieve illustraties
Een standaardwerk voor specialisten, docenten, studenten en geïnteresseerden in Nederlandse cultuur- en kerkgeschiedenis
In dit nieuwe handboek voor de Nederlandse kerkgeschiedenis onder redactie van Herman J. Selderhuis heeft een team van katholieke en
protestanse specialisten de resultaten van recent onderzoek verwerkt. In heldere taal en met ruime aandacht voor de samenhang van
maatschappelijke, culturele en kerkelijke ontwikkelingen wordt een compleet overzicht van de geschiedenis van het Nederlanddse
christendom aangeboden. Het standaardwerk is samengeschteld met het oog op het onderwijs aan hogescholen en universiteiten; tegelijk is
het toegankelijk voor een brede kring geïnteresseerden.
Aan het handboek werkten mee:
- Paul H.A.M. Abels
- Willem J. van Asselt
- William den Boer
- Aart de Groot
- George Harinck
- Izak Kole
- Peter Nissen
- Frank van der Pol
- Herman J. Selderhuis
- Lodewijk Winkeler
1. Nederlands
Dagblad - 12 mei 2006 - www.nd.nl
Een plaats naast O.J. de Jong
Boekrecensie door Willem Bouwman
Morgen, zaterdag 13 mei, wordt een opmerkelijke dag in kerkhistorisch Nederland. Voor het eerst sinds 1972 verschijnt er een nieuw
overzichtswerk van de Nederlandse kerkgeschiedenis. Het is geschreven door katholieken en orthodoxe protestanten, en dat is nog niet
eerder voorgekomen.
De titel van het nieuwe handboek is van een protestantse eenvoud, Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis. Het staat onder redactie van
Herman Selderhuis, hoogleraar kerkgeschiedenis in Apeldoorn, en is de opvolger van de Nederlandse Kerkgeschiedenis van dr. O.J. de Jong,
eerst hervormd predikant en later hoogleraar kerkgeschiedenis in Utrecht. Diens boek was decennialang verplichte tentamenstof voor
studenten kerkgeschiedenis. De kwaliteiten lagen in de sobere, toegankelijke stijl, de overzichtelijke en evenwichtige indeling en de
zorgvuldige weergave van de feiten. De toonzetting was neutraal; alleen aan het slot gaf De Jong blijk van zijn geloof, met een citaat
uit de Heidelbergse Catechismus over de bede 'Uw Koninkrijk kome'.
Zo'n geloofsuitspraak treft men in het nieuwe handboek niet aan. Zoals in alle moderne historische handboeken blijven vooroordelen en
geloofsstandpunten binnenskamers en kan de lezer alleen door de selectie van de onderwerpen iets vermoeden van de geestelijke ligging
van de schrijvers. Selderhuis besluit het boek met de wens dat ,,mensen er vandaag en morgen mee verder kunnen''. Hij laat in het midden
hoe hij er zelf mee verder komt, hoewel de lezer dat na negenhonderd bladzijden kerkelijke zonden en onvolkomenheden wel zou willen
weten.
Foto's
Die negenhonderd bladzijden zijn een ander verschil met het handboek van De Jong, die in ruim vierhonderd bladzijden de weg van
Willibrord en Bonifatius naar Gijsen en Simonis bewandelde. Het verschil zit in de vele foto's, schema's, broncitaten en bibliografieën
die het boek van Selderhuis verrijken, maar meer nog in de uitputtende wijze waarop de auteurs hun onderwerpen uitdiepen.
In het hoofdstuk over de zeventiende eeuw is dat erg goed gedaan. Het is geschreven door de theoloog Willem van Asselt, werkzaam aan de
Universiteit Utrecht, en de historicus Paul Abels, auteur van een goed ontvangen proefschrift over kerk en samenleving in de classis
Delfland, 1572 tot 1621. Hun relaas van bijna honderdvijftig bladzijden begint met een exposé over wat eerdere historici hebben
geschreven over kerk en samenleving in de zeventiende eeuw. Vervolgens poneren en adstrueren Abels en Van Asselt hun standpunt dat de
christelijke religie de belangrijkste pijler was van de cultuur in de zeventiende eeuw. Daartoe beschrijven ze in logisch op elkaar
volgende paragrafen de zeventiende-eeuwse samenleving, het intellectuele en culturele leven en de confessionele ontwikkelingen, in de
Gereformeerde Kerk, bij de katholieken en de dissidenten, waarna zij hun conclusies trekken en vooruitblikken naar de achttiende eeuw.
Het internationale perspectief ontbreekt niet en de bronverwijzingen zijn verzorgd en terzake.
Geregeld vergelijken Abels en Van Asselt hun inzichten met andermans bevindingen, ze durven eigenwijs te zijn en hun uitweidingen en
anekdotes zijn bijna altijd illustratief en inzichtgevend. Bij hen is theologie geen verhaal apart, maar verweven met politiek en
samenleving. Zo zien ze een verband tussen de hoge kindersterfte en de existentiële discussies over uitverkiezing: voor ouders van
jonggestorven kinderen was het eeuwig wel en wee een levensvraag.
De kwaliteit van dit hoofdstuk is helaas niet typerend voor het hele boek. In het eerste hoofdstuk
beschrijft Frank van der Pol, hoogleraar aan de Theologische Universiteit Kampen (Broederweg), de kerkgeschiedenis van de Middeleeuwen
tot 1200. Hij verwijst weinig naar de stand van de geschiedschrijving, komt evenmin met nieuwe inzichten, maar put zijn kracht uit het
memoreren van feiten. Wie het handboek van De Jong erop naleest, merkt inhoudelijk niet zoveel verschil en moet wel concluderen dat de
voortgang in de geschiedschrijving van de vroege Middeleeuwen niet tot dit nieuwe handboek heeft genoopt. Van der Pol is wel uitvoeriger
dan De Jong. Gedetailleerd beschrijft hij de eerste vier kruistochten, want veel Hollanders, Vlamingen en Brabanders namen eraan deel.
Maar waarom ze zo graag op kruistocht gingen en welk kerkhistorisch belang erin verborgen ligt, wordt niet goed duidelijk. Dat gebeurt
wel vaker. Van der Pol hecht meer aan feiten en kronieken dan aan visies en verbanden, waardoor zijn tekst uiterst informatief maar ook
wat opsommerig geworden is.
Overzichtelijk
Het Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis telt zeven hoofdstukken: twee over de Middeleeuwen en vijf over de vijf eeuwen die volgen,
één per eeuw. Die indeling is overzichtelijk en oogt plausibel, want elke eeuwwisseling kan als keerpunt of overgangsfase in de
Nederlandse kerkgeschiedenis worden uitgelegd - historici doen niets liever dan interpreteren. Maar een duidelijke indeling is nog niet
genoeg voor een samenhangend en gestroomlijnd boek. Een eenvormige hoofdstukindeling, het voorkomen van overlappingen en een identieke
aanpak van gelijkluidende thema's zijn nodig om een handboek dat door negen historici geschreven is, tot een eenheid te maken.
Dat is met het Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis niet gebeurd. Abels en Van Asselt wijden eerst enkele paragrafen aan cultuur,
politiek en economie in de zeventiende eeuw en concentreren zich dan al snel op kerk en theologie. In het hoofdstuk over de achttiende
eeuw gebruiken Abels en Aart de Groot, voormalig kerkhistoricus aan de Universiteit Utrecht, hetzelfde stramien. Daarentegen schrijven
George Harinck en Lodewijk Winkeler uitvoerig en met tastbaar genoegen over het bijzonder onderwijs, de armenzorg, de sociale kwestie,
de partijvorming en de zeden in de negentiende en twintigste eeuw, maar laten ze de theologie geregeld voor de deur staan wachten. Dat
is enigszins begrijpelijk, want kerk en theologie zijn in die tijd naar de marge gedrongen. Niettemin lijken zelfs scheuringen en
richtingenstrijd bij Harinck en Winkeler meer een zaak van mentaliteit en gevoelens dan van theologie of waarheidsdrang. De theologische
achtergrond van de Vrijmaking, de grootste kerkscheuring van de twintigste eeuw, blijft onbesproken.
Dat is niet zo erg, als er een gedachte achter schuilt en als die gedachte consequent en in het hele boek wordt uitgedragen. Dat gebeurt
niet. Winkeler en Harinck schrijven maatschappelijke kerkgeschiedenis, Abels en Van Asselt volgen de theologie op haar schreden en
bespreken enkele pagina's lang de predestinatieleer van Gomarus en Arminius en de consequenties ervan voor de genadeleer, de godsleer en
het geloofsleven. Bij de filosofie is het niet anders. Descartes en Spinoza krijgen aanzienlijk meer aandacht dan Dooyeweerd en
Vollenhoven. Ook de aandacht voor de Joden verschilt per hoofdstuk. Eigenlijk is het Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis een bundeling
van zeven kerkgeschiedenissen, over uiteenlopende perioden en van uiteenlopende kwaliteit en aanpak.
Ruim
Dit verschil in aanpak vloeit vermoedelijk voort uit een verschillende interpretatie van het begrip kerkgeschiedenis. Ter inleiding
schrijft Selderhuis dat de auteurs van het handboek zich richten op ,,alles wat zich als kerk of als vertegenwoordiging daarvan
presenteert''. Die omschrijving is zo ruim, dat een auteur keuzes moeten maken, naar eigen believen of op aangeven van de eindredacteur.
De verschillen in compositie en benadering doen vermoeden dat ieder naar eigen inzicht handelde. Het levert een divers en onvoorspelbaar
boek op, dat de lezer onvermoede wegen laat bewandelen en oude paden laat passeren. Veel is er te lezen over de dagindeling van een
kloosterling anno 1200 of over de inrichting van de kerkgebouwen in de Republiek, maar slechts een paar regels over de Christelijke
Gereformeerde Kerken in de twintigste eeuw. Met de Vrijmaking is ook het meeste over de vrijgemaakten wel gezegd. Inleiding en epiloog
hebben niet genoeg gewicht om het boek in balans te brengen.
De afwerking van het boek had beter gekund. Er staan veel taalfouten in en vooral de literatuurlijsten en het register bevatten
slordigheden en onjuistheden. Het ontbreken van een zaakregister in een handboek is nauwelijks uit te leggen.
Het Handboek Nederlandse Kerkgeschiedenis doet het boek van O.J. de Jong niet meteen vergeten. Het verdient een plaats naast dat van De
Jong.
|