www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

2 RECENSIES


Te klein om over het hoofd te zien
Dr. Wess Stafford met Dean Merrill
Uitgeverij Medema, Vaassen
318 pag., € 18,95
ISBN 9789063534899
 


2. Nederlands Dagblad - 22 januari 2007

Vergeving als wraak

Recensie door Rien van den Berg

Wess Staffords autobiografie verschijnt deze week in het Nederlands onder de titel Te klein om over het hoofd te zien. Stafford beschrijft erin hoe hij opgroeide als zoontje van zendelingen in een dorpje in Ivoorkust, West-Afrika, aan de rand van de Sahel. Zijn vader vertaalde de bijbel in een Afrikaanse stamtaal. Wesley moest elk jaar maanden achtereen ver weg van huis naar een school voor zendelingen moest, om slechts drie maanden per jaar in het dorpje te wonen waar zijn ouders werkten. Op die school werd hij misbruikt en vernederd.

U schrijft aan het begin van uw boek over uw jeugdvriend Alezye: ,,Als iemand in ons dorp later succes zou hebben in het leven, hier of ergens anders, dan zou het Alezye zijn, dat wisten we allemaal. Hij was een van de eersten die de evangelieboodschap aannam en ‘de weg van Jezus nam’, zoals de Afrikanen dat noemen.’’ Ligt dat verband tussen succes en bekering zo helder?
,,Dat geloof ik nu niet meer, natuurlijk. Maar we waren kleine jongens, en Alezye was mijn held. Hij was een paar jaar ouder dan ik, en hij was de snelste, slimste, behendigste jongen van het dorp. Hij ontdekte een manier om zoete lijm te maken waar je vogels mee kon vangen, die we vervolgens weer konden opeten. ,,Mijn leven in die zendelingenschool is een verhaal geweest van fysiek, seksueel en geestelijk misbruik. Als ik moordend door het leven zou gaan, zou een beetje advocaat me uit de gevangenis weten te praten vanwege ontoerekeningsvatbaarheid. Het is Gods genade dat ik op een gekke manier bruikbaar ben in het koninkrijk. Het vermogen om te vergeven is de sleutel geweest. Dat moet je niet idealiseren hoor. Ik constateerde dat mijn belagers bezit hadden genomen van mijn hart. Ze woonden in mij, maar betaalden geen huur. Ik koos ervoor, als zeventienjarige jongen, ze te vergeven. Jullie ruďneerden mijn jeugd, de rest van
mijn leven krijg je niet. IK VERGEEF JE! Er zijn betere manieren om te vergeven, dat weet ik wel. Maar ik was een woedende, jonge man. Ik kon het niet beter.’’
Dr. Wess Stafford, Te klein om over het hoofd te zien. Uitg. Medema Vaassen, 2006.


Vorige week was Wess Stafford, internationaal directeur van Compassion, op bezoek in Nederland. Het was een tussenstop. Hij feliciteerde zijn Nederlandse afdeling met de groei van 32,6 procent van het afgelopen jaar.

door onze redacteur Rien van den Berg

APELDOORN – Wesley Stafford werkt dit jaar precies dertig jaar bij Compassion, een christelijke hulporganisatie die werkt volgens het principe van adoptieop-afstand. Een adoptieouder die het missen kan, besteedt geld aan een kind in een ontwikkelingsland. Dat kind wordt op zijn kosten gevoed, van onderwijs voorzien, opgevoed – en met het geloof in aanraking gebracht. Want Compassion wil armoedebestrijding niet losmaken van de verkondiging van het Evangelie.

De groei van Compassion Nederland met 32,6 procent in het afgelopen jaar, is dat een Nederlands verschijnsel?
,,Het is buitengewoon en Nederlands. Internationaal gezien groeien we gezond. We zijn verdubbeld in de afgelopen vier jaar. Maar er is geen land waar we ooit meer dan dertig procent gegroeid zijn. In de Verenigde Staten groeiden we het afgelopen jaar twaalf procent. Ik heb geen directe verklaring voor de groei in Nederland. Of het moest zijn dat ons concept heel sterk is, en onze mensen hier heel goed zijn in het uitdragen van onze boodschap.’’

In uw visie is het armoedeprobleem een denkwijze. U schrijft in uw boek dat armoede het gevolg is van een influistering van satan zelf, die mensen vertelt dat ze niet belangrijk zijn, dat niemand van ze houdt, dat het allemaal vreselijk is en dat het altijd zo zal blijven. Dat klinkt nogal Amerikaans. U stelt: ,,Overal om ons heen pakten grote overheidsprogramma’s alles aan, behalve het menselijke element in de kern van het probleem.’’
,,Ik ben als wetenschapper juist op dit onderwerp gepromoveerd. Non-formal education, heette mijn studierichting. Het bestuderen van hoe arme mensen leren. Ze leren, kort gezegd, met hun handen aan de ploeg, al werkendeweg. Je moet hun dus leren zichzelf te helpen. Het gebrek aan huisvesting en het gebrek aan water zijn verschrikkelijke dingen. Maar hoe erg ze ook zijn, dat is het ergste niet. Het is niet de wortel van de armoede. Armoede komt van binnenuit. Natuurlijk zijn er de omstandigheden. Maar die hebben een boodschap die  zich in het hart van een klein kind kan estelen. Een klein kind heeft vuur in zijn ogen. Maar dat dooft, het kind vervalt tot apathie, fatalisme. Het geeft het op. Wij proberen kinderen te bereiken voordat ze het opgeven.’’

Moet de verkondiging van het evangelie daarbij een doelstelling zijn? Je kunt toch ook goed doen zonder die boodschap, zodat mensen nieuwsgierig worden naar je motieven en de vragen over het evangelie uit henzelf komen?
,,Het is goed om goed te doen, maar dat is niet goed genoeg. Soms veranderen omstandigheden de mensen. Maar veranderde mensen, die veranderen hoe dan ook de omstandigheden, de gemeenschap. Ik kan me dat zonder geloofsverkondiging niet voorstellen. Het bestrijden van armoede is een strijd tussen hemel en hel. Mensen moeten beseffen dat God van hen houdt. Dat Hij hun haren geteld heeft, zijn Zoon voor hen over heeft gehad. Omdat ze ertoe doen. Als je hun dat vertelt, kun je ook uitleggen dat het ertoe doet dat een Nederlandse sponsor geld aan ze geeft, dat hun foto ergens in Nederland op een koelkast geplakt is. En als een kind in zulke harde omstandigheden ontdekt dat het ertoe doet, durven ze ook te gaan denken, en voelen. Je ziet hun schouders naar achteren gaan en hun hoofd omhoog. Ze trekken de conclusie: onze gemeenschap zou niet zo in elkaar moeten zitten als ze doet. Waarbij ik overigens wil waken voor een welvaartsevangelie. Daar zijn sommige van onze Amerikaanse dominees erg goed in: als je bidt, zal het je zakelijk voor de wind gaan. Je geloof vertaalt zich op je bankrekening. Op die manier manipuleer je God je leven te zegenen. God kiest er soms voor om ons financieel te zegenen. Maar meestal kiest hij ervoor om ons dichtbij Hem te houden.’’

U maakt in uw boek een levensgevaarlijke vergelijking als u schrijft dat elke grote beweging in de wereldgeschiedenis het belang van het kind heeft ingezien. De nazi’s hadden hun Hitlerjeugd, de Chinese communisten hun Rode Garde, de Taliban un Madrassah-scholen om de jeugd langzaam het extremisme in te prenten. Dat lijkt me juist een argument tegen de koppeling tussen armoedebestrijding en evangelisatie…
,,Maar dan pak je de vergelijking precies op het punt waar hij mank gaat. Elke beweging die de wereld probeert te veranderen, heeft gezien dat kinderen veranderen moeten. Alleen de kerk niet. De kerk is de enige wereldbeweging die bijna voortdurend de kinderen over het hoofd gezien heeft. Veel in het koninkrijk van God werkt omgekeerd. Het is de dienaar die de meester is, de kleinste die de grootste is. Als de kerk echt de wereld  wil vormen en beďnvloeden, dan zal ze zich moeten richten op de kinderen.’’

U droomt aan het einde van uw boek van grote successen, haast van een nieuwe wereldorde. ,,We kunnen dit bereiken als we willen! Het enige dat ontbreekt is de visie en de moed!’’ Als uw analyse klopt, en armoede is het werk van de duivel, bent u dan niet licht aan de optimistische kant? God schildert ons toch geen nieuwe aarde voor aan déze kan  van de wederkomst?
,,Nee, hij zegt dat we de armen altijd bij ons zullen hebben. Ik kan je op een briefje geven dat de wereld over jaren niet veel anders zal zijn. Maar we hebben nu de kans de wereld te vormen. Je moet nu de kans grijpen. Misschien zitten de kinderen die je nu helpt over dertig jaar op de stoelen van de macht. Dan moeten we hun nu leren bewogen te zijn met medemensen. Ik vlieg na mijn bezoek aan Nederland door naar Uganda. Daar ontmoet ik een stadion vol met onze adoptiekinderen die inmiddels volwassen zijn geworden. Ze willen nu zelf aan het werk met het evangelie dat ze ontvangen hebben. Kinderen adopteren, goede christelijke leiders kiezen... Onze oprichter was een dominee die de organisatie als doel meegaf kinderen bij de Heer te brengen. We moeten ze de kans geven de liefde van God in hun leven te ervaren. Iets liefdevollers en meer strategisch kunnen we niet doen.’’ 


1. Uitdaging - 1 december 2006

Te aangrijpend om over het hoofd te zien

Recensie door Jordi Kooiman

"Het lezen van dit boek zal u veranderen en u helpen om Gods positie ten aanzien van de kinderen in Zijn koninkrijk te begrijpen" belooft Michael W. Smith in het voorwoord van Te klein om over het hoofd te zien. En warempel, hij heeft nog gelijk ook.

Te klein om over het hoofd te zien blijft ongetwijfeld nog een tijdje nagalmen in de gedachten van de lezer. Dat alleen al door de beschreven schokkende gebeurtenissen uit het leven van auteur Wess Stafford, directeur van Compassion International, een christelijke hulporganisatie. Het grootste deel van het boek wordt gevuld met anekdotes uit zijn jeugd.

Stafford vertelt bijvoorbeeld hoe hij met zijn Afrikaanse vriendjes met een katapult op jacht ging. "Zoals we altijd deden wanneer we jaagden, probeerden we zo nauwkeurig mogelijk te raken. Vervolgens renden we naar het gevallen beest en knielden aan zijn zijde om tegen hem te praten voordat hij stierf.

We verontschuldigden ons dat we hem pijn hadden gedaan en beloofden dat zijn dood niet voor niets was geweest."

Stafford groeide op in Nielle, een afgelegen dorpje in Ivoorkust, waar zijn ouders zendelingen waren. Negen maanden per jaar verbleef hij echter in Bandulo, op een kostschool. Zijn nauwkeurige beschrijvingen van de eindeloze afranselingen en het seksuele misbruik daar, geven een brok in de keel.




Zo gaven de huisouders de kleine Wesley altijd veel aubergines. Maar die kon hij amper naar binnen krijgen en uiteindelijk moest hij dan naar de wc rennen om over te geven ' 1k herinner me dat ik het heel vaak niet haalde en met de benen wijd overgaf en de hal onderspetterde. Het gevolg was altijd hetzelfde. Zelfs toen ik nog maar zes jaar was, moest ik de gevolgen met mijn handen bijeenschrapen en dan in een emmer scheppen."

Tegenover deze vertellingen 'vanuit de hel' staan veel ontroerende verhalen over Staffords tijd in Nielle, volgens de schrijver een paradijs. Hij was bijvoorbeeld zo hecht verbonden met zijn zwarte vriendjes dat hij elke avond bad: "Heer, als U van me houdt, laat me net als iedereen zwart wakker worden." Elke morgen was het eerste wat hij deed zijn arm controleren. “Ik was alleen maar teleurgesteld omdat ik nog een dag blank moest zijn."

Te klein om over het hoofd te zien leest als een roman. Tot in detail beschrijft Stafford het dorpje Nielle en zijn inwoners en de avonturen die hij er beleeft. Bovendien toont hij een bijzonder inlevingsvermogen in de wereld van kinderen. In het relaas over zijn jeugd klinkt een kinderlijke vertelstem door, en dan vooral door de manier waarop hij de anekdotes verwoordt. "Sjonge, wat ben ik blij dat ik geen blanke ben, dacht ik dan.”

Overigens wordt de emotionele spijsvertering van de lezer tegen het einde van het boek wel erg op de proef gesteld. De zoveelste uitbarsting in tranen komt wat overdreven over.

Zijn persoonlijke levensgeschiedenis weeft Stafford in het boek door stukken met zijn visie op kinderen en ook kritiek op de maatschappij en in het bijzonder de kerken. Hij hamert er constant op dat we kinderen als volwaardige leden in de gemeenschap moeten opnemen, omdat ze zo belangrijk zijn . "Hier zijn we vergeten dat er feitelijk geen hogere roeping is dan het opvoeden van een kind."

Deze gedeelten maken het boek hoogst actueel. Denk aan de debatten in de recente verkiezingstijd over de kinderopvang en de problemen met overmatig alcoholgebruik en criminaliteit onder jongeren. Door rechtstreeks de lezer aan te spreken en hem te bestoken met vragen dwingt Stafford je om na te denken over de positie van kinderen in onze samenleving.

Wat je je echter kunt afvragen, is of hij kinderen niet te veel op een voetstuk plaatst. Volgens hem zijn ze volmaakt en is het de omgeving die ze kapot maakt. Maar die kleine monstertjes dan, die klasgenootjes tot wanhoop drijven door eindeloze pestpartijen? Zijn dat slechts passieve blokken klei, die door hun omgeving tot wat dan ook gevormd kunnen worden? Doordat de schrijver echter zélf zo veel heeft meegemaakt en weet hoe erg kinderen verwoest, maar ook opgebouwd kunnen worden, heeft zijn boek veel overtuigingskracht. Door de rechtstreekse confrontatie met vele aangrijpende voorbeelden, móét je wel wat met zijn boodschap doen. "Kinderen zijn kostbaar, verdienen onze tijd, aandacht en serieuze toewijding niet ooit, maar nu."

www.vergadering.nu