www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
3 RECENSIES
Luthers theologisch testament
Over de Joden en hun leugens
René Süss
Uitgeverij: VU University Press 2006
ISBN: 9789086590155
Prijs: 29,95 euro
In 1543 verscheen Luthers Von den Juden und ihren Lügen, een onverholen smaadschrift dat een
ongemakkelijk licht werpt op het begin van de Reformatie. Luthers antisemitisme is door theologen altijd gebagatelliseerd. Süss toont
aan dat diens aversie tegen de Joden een structureel karakter draagt en reeds aantoonbaar is in zijn vroegste geschriften. Geen
uitglijder dus, maar een programmapunt. Het onheil dat mens en wereld treft, schrijft Luther bij voorkeur op het conto van de
Joden.
Süss’ studie bevat de eerste volledige vertaling van Luthers geschrift in het Nederlands, aangevuld met ‘Een waarschuwing voor de
Joden’, een appendix bij zijn vermoedelijk laatste preek in 1546, zijn sterfjaar.
Deze in 2010 verschenen herdruk bevat een essay, waarin Süss nieuwe bevindingen presenteert en ingaat op de reacties op de eerste druk.
René Simon Süss (1939) studeerde theologie in Amsterdam en Brussel, waar hij in 2005 promoveerde op
het thema Luther en de Joden. Van 1984 tot 1999 was hij werkzaam als predikant in de Nederlandse Hervormde Kerk. Nu is hij actief
binnen de Joodse gemeenschap. Süss publiceerde onder meer Een genadeloos bestaan. Karl Barth over het Joodse volk (1991), De messias
moet nog komen. Theologie met het oog op Israël en de volken (2001) en, als duo-auteur, Spiritualiteit in Jodendom en christendom
(2006). In 2010 verscheen De geest bemint de buitenkant.
Meer informatie over een Luther-discussie...
..
3. Brabosh/Hugo Van Minnebrugge - 9 april 2014 - brabosh.com
Luthers christelijke antisemitische testament
Recensie door Peter Breedveld
“Een christen heeft naast de duivel geen giftiger, bitterder vijand dan een Jood, terwijl wij toch
niemand zo goed bejegenen en tegelijk van niemand zoveel te lijden hebben als juist van die slechte duivelskinderen en dat
slangengebroed,”
schreef de aartsvader van de Reformatie, Maarten Luther, in 1543.
Luther vond Joden schurkachtige, leugenachtige, werkschuwe godslasteraars. Christenen moesten hun
synagogen, scholen en huizen in brand steken, hun boeken afnemen, rabbijnen op straffe des doods het onderwijzen verbieden, Joden een
straatverbod opleggen, het woekeren verbieden en ze dwingen écht werk te gaan doen, om hun brood in het ‘zweet des aanschijns’ te
verdienen, zoals God de mens had bevolen.
Luther schreef dit allemaal aan het eind van zijn leven in een traktaat, Over de Joden en hun leugens. Het is een heel bekend traktaat
en hierboven staat niets dat niet iedereen, die zich meer dan oppervlakkig met Luther bezighoudt, al weet. Toch is Luther fier overeind
gebleven als protestants icoon, als de heldhaftige, onafhankelijke denker die de hegemonie van de katholieke kerk doorbrak. Geen krasje
is er door dit traktaat op zijn imago gekomen. Want het zou alleen dit ene geschrift zijn waarin Luther zich zo over Joden uitliet en
bovendien kun je het hem nauwelijks kwalijk nemen omdat hij toen een oude, zieke, verbitterde man was.
“Onzin”, zegt theoloog René Süss (67). “Luther heeft zijn hele leven op Joden gescholden. In 1513, toen hij colleges gaf over de
psalmen, schilderde hij ze al af als de vijanden van Christus en in 1526 schreef hij dat het het lot van de Joden was om weg te smelten
in de hel. Maar die feiten worden allemaal gebagatelliseerd in het excuuscircuit.” Süss schreef er een proefschrift over, Luthers
theologisch testament, en promoveerde een jaar geleden aan de faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid in Brussel. De promotor was
zijn vriend, hoogleraar ethiek Jurjen Wiersma. De verdediging van de dissertatie werd een grimmige aangelegenheid.
Süss’ opponenten leverden harde kritiek, zeiden dat zijn onderzoeksmethode niet deugde en vertrokken meteen na de ceremonie. Nog
tijdens de receptie, zegt Süss, werd hem te verstaan gegeven dat hij van zijn proefschrift geen handelseditie mocht uitbrengen. Er werd
zelfs gedreigd met juridische stappen. “Maar dat kan toch niet, dat een faculteit iemand tijdens een officiële bijeenkomst een
academische graad verleent en vervolgens de publicatie van het proefschrift verbiedt?” vraagt Süss retorisch.
Het verbod werd later per brief bekrachtigd. De voorzitter van de docentenvergadering schreef hem dat ‘de vergadering heeft besloten u
te doen weten dat zij geen toestemming zal verlenen voor het uitbrengen van een handelseditie’. Süss zat ermee en wilde zijn vriend
Wiersma niet in verlegenheid brengen. Toen las hij in de krant over de Utrechtse hoogleraar Pieter van der Horst, die afgelopen zomer
onder druk van het universiteitsbestuur zijn eigen oratie over islamitisch antisemitisme censureerde.
“Ik dacht: Süss, dit overkomt jou niet. Ik zou willen dat theologie een wetenschap blijft, dat mensen mijn visie met steekhoudende
argumenten bestrijden in plaats van te dreigen met juridische stappen.” Süss wil dat zoveel mogelijk mensen zijn proefschrift lezen
en erover discussiëren. Daarom ging hij met zijn manuscript bij uitgevers langs. Overal ving hij bot. Bij de uitgeverij van de
VU-boekhandel, de VU University Press, had hij beet.
In 1991 streek hij protestants Nederland ook al tegen de haren in met een publicatie, 'Een genadeloos bestaan, over het antisemitisme
van een andere protestantse held, de theoloog Karl Barth'. “Dat boek werd niet met vreugde ontvangen”, zegt hij met een ondeugend
gevoel voor understatement. “Ik studeerde theologie aan de Universiteit van Amsterdam, en daar gold Barth zowat als een heilige. Je
mocht het er niet over hebben, het was taboe.”
Süss’ kruistocht tegen het christelijke antisemitisme is volgens Süss zelf terug te voeren op het feit dat hij, als kind van een
joodse vader en een oorspronkelijk Lutherse, tot het judaïsme bekeerde moeder, de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd. “Als de
strakke lijn van Himmler was doorgevoerd, was ik nu beslist dood geweest. Nu heb ik een overlevingsschuld.” Veel joden spreken hem
aan: Waar bemoei je je toch mee, die christelijke theologie gaat ons toch niet aan. “Maar we hebben er wel nog steeds last van”,
werpt Süss dan tegen. “Ik vind dat joden zich meer met deze materie moeten bezighouden.”
Luthers Endlösung
In 1517 n.C. wordt door Maarten Luther voor het eerst het protestantisme geïntroduceerd en spijkert zijn 95 stellingen aan de kerkdeur
in Wittenberg (Duitsland). Voor de eerste keer wordt antisemitisme ook schriftelijk verspreid.
Enkele jaren later in 1543 raakt Luther behoorlijk gefrustreerd door de joden die zich maar niet tot het protestantisme willen bekeren
en brengt zijn Traktät “Von den Juden und ihren Lügen” uit. In dit schrijven pleit hij voor het verbranden van synagogen en Joodse
huizen, beslagname van hun boeken en verbod op Joods religieus onderwijs:
“Was sollen wir Christen denn nun mit diesem verworfenen, verdammten Volk der Juden tun? Ich will euch meinen treuen Rat geben:
- Verbrennt ihre Synagogen und Schulen, und was nicht brennen will, begrabt mit Erde, so daß kein Stein
mit Trümmer übrigbleibt.
- Brecht ihre Häuser auf und zerstört sie.
- Nehmt alle ihre Gebetsbücher und Talmude fort, in denen nichts als Gottlosigkeit, Lügen, Flüche und
Schwüre sind.
- Verbietet ihren Rabbis, unter Androhung der Todesstrafe und von Verstümmelung, zu unterrichten.
- Verbietet ihnen das Reisen. Denn sie sind weder Herren noch Amtsleute, noch Handelsleute – sie
sollen zu Hause bleiben.
- Verbietet allen Wucher, denn wir sind nicht ihre Untertanen, sondern sie die unsrigen.
- In die Hände aller jungen Juden und Jüdinnen gehören Dreschflegel, Äxte, Spaten, Spinnrocken und
Spinnräder. Laßt sie damit ihren Lebensunterhalt im Schweiße ihres Angesichts verdienen, wie es alle Kinder Abrahams tun sollen.
Denn Gottes Zorn ist groß über sie, daß sie durch sanfte Barmherzigkeit nur ärger und ärger, durch
Schärfe aber besser werden. Darum immer weg mit ihnen!”
In zijn proefschrift - Luthers theologisch testament - Over de joden en hun leugens - betoogt theoloog
René Süss dat Luther zijn hele leven een virulente antisemiet is geweest. Hij promoveerde in het hol van de leeuw, de Brusselse
faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid. Wat de Brusselse gemoederen waarschijnlijk het meest heeft verhit, is de rechtstreekse lijn
die Süss trekt van Luther naar Adolf Hitler en de holocaust: ‘De reformator en de dictator reiken elkaar over de eeuwen heen de hand
in hun mateloze, radicale en obsessieve jodenhaat.’
“Het is moeilijk te bewijzen dat de nazi’s zijn beïnvloed door Luthers antisemitisme en daardoor tot hun daden zijn gekomen”,
aldus Süss. “Maar er zijn sterke aanwijzingen. Op 8 september 1940 ging bijvoorbeeld de nazifilm Jud Süss in première, een
antisemitische film waarin Luther werd geciteerd: ‘Daarom weet, beste christen, dat je naast de duivel geen giftiger vijand dan een
rechtgeaarde jood hebt’, zegt een personage, waarna hij de door Luther in zijn traktaat aanbevolen Endlösung van de Judenfrage
oplepelt: synagogen en scholen in brand, boeken afnemen, woeker verbieden, enzovoort. Süss: “Daags na voorstellingen van de film voor
nazi-voetvolk werd er in kampen en getto’s flink op losgeslagen.” Luther behoort tot de canon van de Duitse culturele identiteit.
Hitler haalde hem regelmatig aan, samen met twee andere iconen van de Duitse Zaak: Frederik de Grote en Wagner: ‘Hun leven en werk
volgen wij in dankbare bewondering’, schrijft hij in Mein Kampf.
“Luther was geen racist, zoals de nazi’s”, stelt theoloog René Süss vast. “Hij was een theologische en sociaal-economische
antisemiet. Hij geloofde dat de joden door God waren verworpen. Dat heeft hij uit het oudtestamentische bijbelboek Hosea: Het begin van
het woord des Heeren door Hosea. De Here dan zeide tot Hosea: Ga henen, neem u een vrouw der hoererijen, en kinderen der hoererijen;
want het land hoereert ganselijk van achter den Here. En uit het Evangelie van Johannes: Ik weet, dat gij Abrahams zaad zijt; maar gij
zoekt Mij te doden; want Mijn woord heeft in u geen plaats. (…) Gij zijt uit den vader den duivel, en wilt de begeerten uws vaders
doen”.
Süss is al jaren bezig met het diepgewortelde antisemitisme in de christelijke theologie. “Het zit overal waar de klassieke
christelijke leer in haar kernelementen is verwoord: de Heidelbergse catechismus, de geloofsbelijdenissen, de leer van de drie-eenheid,
de verzoeningsleer, de verlegenheid met het jood-zijn van Jezus Christus. De apostel Paulus was al nadrukkelijk niet meer
geïnteresseerd in de joodse Jezus ‘van het vlees’, hij heeft er een eigennaam van gemaakt: Jezus Christus.”
Terwijl Luther geloofde dat God zich van de joden had afgewend, stelde Hitler dat ze genetisch niet deugden. “Twee vaststellingen die
geen enkele uitweg bieden”, zegt Süss. “Bovendien geloofde óók Luther dat het vermoorden van joden geoorloofd was.” Süss
begrijpt dus niet waar mensen zo moeilijk over doen. Een dergelijke Luther-kritiek kan in Duitsland blijkbaar wel. Süss legt een
exemplaar van Martin Luther und die Juden (2002) van de Duitse theoloog Peter von der Osten-Sacken op tafel. Ook Von der Osten-Sacken
constateert dat Luther gedurende zijn hele werkzame leven als theoloog een anti-joodse houding had. Süss is wel explicieter in zijn
verwijzingen naar het Nieuwe Testament en het Derde Rijk.
2. Appèl
Kerk en Israel - 6 juli 2012 - www.appelkerkenisrael.nl
Luthers theologisch testament
UIT DE INLEIDING TIJDENS DE BOEKPRESENTATIE:
“Als we de CIDI-definitie van antisemitisme hanteren, die als volgt luidt: ’Het anders behandelen van Joden als persoon of als
groep, dan andere mensen of bevolkingsgroepen, in het bijzonder het je vijandig opstellen ten opzichte van Joden op grond van
vooroordelen’, dan moeten we vaststellen dat Luther, die aan de wieg van de reformatie stond, levenslang een Jodenhater is geweest en
bepaald geen kleine…….
Bekijken we het traditionele, geretoucheerde portret van Luther, gangbaar onder theologen dan krijgen we een oud, ziek en teleurgesteld
man te zien die aan het einde van zijn leven gal spuwt over de Joden, die zich maar niet willen bekeren. Zeker, Luther was oud en hij
werd door vele kwalen geplaagd. Niettemin slaagde hij er in om ook in 1543 nog een enorme theologische productie op zijn naam te zetten,
afgezien van zijn preken alleen al drie anti-Joodse geschriften. En hij was stellig ook teleurgesteld, maar dat was hij niet pas in
1543, maar al aan het eind van de jaren twintig, na een opflakkering van hoop in zijn geschrift Das Jesus ein geborener Jude sei uit
1523. Koud drie jaar daarna horen we zijn uitleg van Ps.109: ‘Zo is de vloek en de verstokking van de Joden zo door hun hart en zinnen
gegaan, door merg en been, dat er geen hulp noch goede raad meer bestaat. Wegsmelten moeten zij in de hel zonder er ooit nog uit te
komen of rein te worden”. Het is een terugval in zijn oude positie die niet meer zal worden verlaten…. Hoe zit het boek in elkaar?
Een beschrijvend eerste deel met een historisch overzicht en de twee theologische thema’s die cruciaal zijn voor de ontwikkeling van
Luthers negatieve kijk op de Joden: zijn uitleg van de Hebreeuwse bijbel als het ‘Oude Testament’ en de kwestie van de verhouding
van Wet en Evangelie….
In het tweede deel een toelichting en commentaar op de belangrijkste thema’s uit het meest felle van zijn geschriften: Von den Juden
und ihren Lügen, een schoolvoorbeeld van een smaadschrift….
Driemaal traceer ik de weg van een ‘Endlösung’ van de ‘Judenfrage’ . De eerste in maal in Luthers werk zelf, een tweede maal in
het door hem geïnspireerde denken van twee Duitse historici en een kerkleider, een derde maal in de weg die de nazi’s gingen…..
Wat mijn onderzoek ondermeer aan het licht heeft gebracht, is uiterst actueel: de vaak onderschatte, dodelijke macht van het woord,
vooral als het in het verlengde van het Woord met een hoofdletter wordt uitgesproken. Luther was zich daar zeer goed van bewust…..
De vernietigende woorden die Luther constant aan het adres van de Joden richtte, de manier waarop hij hen systematisch demoniseerde,
hadden na een lange incubatieperiode hun effect in de vernietigende daden van de nazi’s. Uit Franz Kafka’s mond werd eens
opgetekend: ‘Het woord is een beslissing tussen leven en dood. Woorden zijn wegbereiders voor toekomstige daden, vonken van
toekomstige branden….
1. Friesch Dagblad - 13 maart 2007 - www.frieschdagblad.nl
Spreken met eindtijd voor ogen
Leeuwarden - Al vele jaren woedt er een discussie over de kerkelijke wortels van de jodenhaat. De Amsterdamse theoloog René Süss trok
vorig jaar in zijn proefschrift "Luthers theologisch testament: Over de Joden en hun leugens" een rechtstreekse lijn van de
woorden van Luther naar de daden van Adolf Hitler. Op een studiedag werd zijn boek tegen het licht gehouden.
Boekrecensie door DIRK VISSER
Süss, een kind van een joodse vader en een oorspronkelijk lutherse, later tot het jodendom bekeerde moeder, was aanvankelijk hervormd
theoloog. Later ging hij over tot het jodendom, maar hij beschouwt zichzelf nog steeds als christelijk theoloog. In 1991 streek hij
protestants Nederland ook al tegen de haren in met zijn boek Een genadeloos bestaan over het antisemitisme van Karl Barth, de grote
Zwitserse protestantse theoloog.
Zijn promotie aan de Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid bij prof. dr. Jurjen Wiersma ging vorig najaar niet zonder
problemen gepaard. De Universitaire Faculteit wilde niet dat zijn proefschrift als handelseditie zou verschijnen. Uiteindelijk heeft de
VU University Press het boek uitgebracht. Het was te verwachten dat de ‘harde’ conclusies van Süss niet zonder weerwoord zouden
blijven.
Afgelopen vrijdag lieten de kerkhistorici dr. Hans-Martin Kirn, hoogleraar aan de PThU te Kampen, en dr. Dick Akerboom, universitair
docent te Tilburg, op een studiedag weten dat zij het niet eens zijn met Süss. Volgens hen bestaat er geen rechtstreeks verband tussen
de jodenhaat van Maarten Luther en het antisemitisme van Adolf Hitler. ,,De stelling van een directe weg van Luther naar Hitler is
historisch niet in stand te houden”, aldus Kirn. En in de woorden van Akerboom: ,,Men kan onmogelijk iemand feitelijk verantwoordelijk
houden voor praktijken die eeuwen later met zijn uitspraken worden goed gepraat”.
Verdrijving
In het wetenschappelijk onderzoek naar de wortels van het antisemitisme bestaat er wel een breed gedragen overeenstemming dat het
moderne antisemitisme nauwelijks mogelijk was geweest zonder de eeuwenlange jodenhaat van de kerk. Het vooral theologisch gemotiveerde
anti-joodse denken van Luther ging in zijn laatste jaren over in antisemitische agitatie met als doel verdrijving van de joden en
vernietiging van het jodendom als religie, aldus Kirn.
De stelling van Süss is volgens Kirn niet nieuw. Opmerkelijk noemde hij wel dat Süss weinig gebruik heeft gemaakt van de bestaande
literatuur. Onder anderen de Amerikaan Willliam Shirer had in 1990 in zijn boek Opkomst en ondergang van het Derde Rijk reeds hetzelfde
beweerd, wat toen tot een uitgebreide wetenschappelijke discussie met allerlei argumenten voor en tegen had geleid. Het zou volgens Kirn
echter te gemakkelijk zijn het boek van Süss wegens de methodologische zwakheden en de associatieve denkwijze te bekritiseren. Daarmee
doen we het boek onrecht.
Kirn stelde voor het boek te lezen zoals het is geschreven: als een provocatie van de christelijke theologie, die met grote tegenzin de
medeverantwoordelijkheid voor het eeuwenlange anti-judaïsme heeft erkend en die nog steeds grote moeite met het antisemitisme van haar
theologische ‘held’ Luther heeft. Luther, die vooral een exegeet was, heeft vanaf het begin een tegenstelling gezien tussen jodendom
en christendom. Daarop paste hij de bijbelse beelden toe van ‘vlees’ en ‘geest’ en van ‘kinderen van de duivel’ en ‘kinderen
van het licht’. Dit gold overigens niet alleen voor het jodendom, maar ook voor het pausschap en de vertegenwoordigers van de radicale
Reformatie, de wederdopers.
Omstreeks 1523 sprak Luther van een ‘vriendelijke’ omgang met de joden, maar wel met de bedoeling hen te bekeren. Maar in 1543 pleit
Luther in zijn boek Van de joden en hun leugens voor de verdrijving van de joden, het in brand steken van de synagoges en dwangarbeid
voor joodse jongeren. Dat Hitler en Julius Streicher, de redacteur van het nazi-blad Der Stürmer, zich op Luther beriepen, zegt volgens
Kirn weinig. Het is zeer onwaarschijnlijk dat Hitler, een Oostenrijkse rooms-katholiek, boeken van Luther heeft gelezen. Wel noemde de
lutherse nazi-bisschop Martin Sasse in 1938 Luther ,,de grootste antisemiet van zijn tijd”. Ook gaf hij in hetzelfde jaar Luthers boek
Van de joden en hun leugens opnieuw uit. In het voorwoord rechtvaardigde Sasse de Reichskristallnacht op 10 november 1938, waarin de
nazi’s de synagoges in brand hadden gestoken.
Voor de opkomst van het antisemitisme zijn volgens Kirn de volgende ontwikkelingen van meer invloed geweest dan Luthers anti-joodse
denken: het agressieve nationalisme, het mislukken van de emancipatie van de joden, de volksideologie, het racisme en de crisis van de
moderne samenleving, waarin de joden tot zondebokken werden bestempeld.
Akerboom legde vooral nadruk op de historische context van Luther. Het gevoel onmiddellijk voor het aanbreken van de eindtijd te leven,
maakte dat Luther zijn tegenstanders als een apocalyptisch gevaar beschouwde. Akerboom vergeleek Luthers houding tegenover de joden met
diens houding tegenover het pausschap. De paus was in Luthers ogen de antichrist. Niet bezwaren van morele aard omtrent de levenswandel
van de paus of van de geestelijkheid waren voor Luther doorslaggevend, maar uitsluitend bezwaren van dogmatische aard. Pauselijke
uitspraken stonden als menselijke uitspraken haaks op het woord van God. Luther spoort in zijn latere leven keizers, koningen en vorsten
aan om zich het pauselijk bezit toe te eigenen en de paus en de kardinalen te doden. Luthers uitspraken over de joden, het pausdom en de
wederdopers moeten worden verstaan uit het apocalyptische levensgevoel van die tijd, maar dat kan geen rechtvaardiging zijn voor zijn
uitbarstingen tegen hen, aldus Akerboom. |