www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu 4 RECENSIES Dorsvloer
vol confetti Hoeveel kracht hebben woorden? Hoe onschuldig zijn de fantasieën van een meisje van twaalf? De jonge
Katelijne groeit in de jaren tachtig en negentig op in een strenggelovig boerengezin in Zeeland. Als enig meisje tussen zes broers wordt
ze nauwelijks bij het boerenwerk betrokken. Hierdoor gaan ook de gesprekken aan tafel grotendeels aan haar voorbij. 4 RECENSIES 4. Ellips - 1 oktober 2010 - Interview
Een vergeefse zoektocht naar God. Dat is het beeld van de hoofdfiguur Katelijne in de roman van Franca
Treur, Dorsvloer vol confetti. Is het boek wel of niet een afrekening met haar christelijk verleden? De schrijfster zegt nadrukkelijk
van niet, maar positief komt de godsdienst in dit boek niet bepaald over. 'God was overal in mijn kerkelijke gemeenschap aanwezig, maar
als een verre God. Je durfde je niet te rekenen tot de binnenste kring van de gelovigen.'
Ik wil mij vooral op dit laatste punt richten, op de geloofswereld, als het Grote Verhaal waarmee Katelijne opgroeit. De prangende vraag is: hoe komt godsdienst in het boek over? Is er een levende betrokkenheid op God? Het antwoord moet ontkennend luiden. De lezer constateert dat het geloofsleven vooral bestaat uit het deelnemen aan de zondagse diensten, en de preekbespreking gaat alleen over de `aandachtspunten' die genoemd zijn. Spreken over de preek en over het geloof verloopt erg moeizaam. En als het gaat om geloof, wordt er hooguit in wensende zin over gesproken. Er is een angst voor het 'valse zich toe-eigenen van het heil'. Het is beter om je hele leven onzeker (‘bekommerd') te zijn om je positie voor de eeuwigheid ('je staat'), dan jezelf te bedriegen voor de eeuwigheid (53). Het heil is voor weinigen weggelegd, zo is voorts uit het boek op te maken. Sowieso zijn er ook weinig bekeringen vergeleken met vroeger. `Wat dat aangaat leven we in een verschrikkelijke tijd, zegt de oude Ka (of liever: de oma). Als Katelijne dan schaapachtig 'O' antwoordt, zegt Ka: 'Jullie zien dat niet. Daar ben je te jong voor, maar 't is toch zo. 't Is glad niet meer als vroeger' (144). De vader van Katelijne zegt dat de predikant verkondigt dat er bij God genade is voor zondaren. Commentaar van Katelijne c.q de verteller: 'Dat betekent niet dat iedereen het ook krijgt, want velen zijn geroepen, en weinigen uitverkoren en God weet al precies wie er zullen ingaan op Zijn uitnodiging' (125). Katelijne vraagt zich af waarom je dan naar de kerk moet gaan. Als je niet uitverkoren bent, is er toch niets meer aan te doen en als je het wel bent, bekeert God je ook wel als je niet naar de kerk gaat. Er is in het boek veel onzekerheid over het lot van gestorvenen. Als er niemand van de `bekeerde' mensen langs gekomen was om over het lot iets (positiefs) te kunnen zeggen, mag ervan uitgegaan worden dat de gestorvene niet behouden is. Een dergelijk teken kan een bijbeltekst of een psalmversje zijn. 'Toen de opa door de gierdampen werd gesmoord, waren er geen tekenen geweest. Tegen beter weten in hoopte Katelijne, net als de oma, dat er iemand langs zou komen, maar dat is nooit gebeurd' (58), klinkt het triest. Katelijne blijft op zoek naar de kern van het geloof. Het woord 'een iegelijk' vindt ze het mooiste woord in de Bijbel. 'Dan kun je doen alsof je 't zelf bent' (82). Godsdienst blijft haar bezighouden. Ze raakt in paniek als ze droomt dat ze voor Gods rechterstoel staat en de Heere haar aankijkt: 'Doe haar weg van voor Mijn aangezicht, zegt Hij. 'Breng haar naar de buitenste duisternis, waar wening zal zijn en knersing der tanden.' Katelijne laat zien dat ze worstelt met de vergeving der zonden en hoe God ervaren kan worden, maar verder dan een toewensen van een 'nieuw hartje' is er niet. Als de oma met Katelijne over die dingen spreekt, gebruikt ze het beeld van de dorsvloer, namelijk als God zijn dorsvloer zal doorzuiveren, de tarwe in zijn schuur brengen en het kaf met onuitblusselijk vuur verbranden. Dan komt de veelzeggende passage: “D'r komt een moment dat je zeggen zal: had ik maar, had ik maar. Had ik maar naar die ouwe oma van me geluisterd. Want wat zul je straks zijn, m'n kind, als je voor Zijn rechterstoel zal staan: kaf of koren?” Kaf of koren? Katelijne is buiten' (146). Postmodern Ds. Wim Dekker ziet het boek als een typisch voorbeeld van de postmoderne ongelovige, die niet veel behoefte heeft om zich ergens tegen af te zetten, maar die de gelovige wel sterk confronteert met de vraag: is zijn geloof en de manier waarop zijn geloofsgemeenschap dat beleeft méér dan een vorm van religieuze folklore? De kern van het boek betreft volgens Dekker een geloofsgemeenschap die leeft bij het bewustzijn dat haar een zeer grote schat is toevertrouwd, en dat er mensen zijn die de toegang tot deze schat hebben gevonden. 'De meesten van deze gemeenschap hebben het echter meer van horen zeggen dan dat ze zelf het geheim kennen' (De Waarheidsvriend, 21 jan. 2010). Ik meen dat dit de kern van het boek is, wat ook uit Franca’s eigen getuigenissen bevestigd wordt. Zij schrijft in Trouw (16 jan. 2010) wat ze van een kerkdienst heeft ervaren. Er werd 's ochtends een bijbeltekst gekozen, de context weergegeven ‘en vervolgens werd verteld hoe die tekst als metafoor kon dienen in het leven van een bekeerde. Daar werd vaak over gesproken: hoe bekeerde mensen leefden. Daar moest je jaloers op zijn.' Maar of God je het licht wil laten zien (‘het uurtje van minne') is `een beetje ingewikkeld', aldus Franca. `Mensen die naar het avondmaal gaan, zijn bekeerd, maar hoe die bekering zich heeft voltrokken, is een beetje mistig. Bekering is een onderwerp waarover je niet gemakkelijk spreekt' Het schrijnende van haar leven is dat ze gezocht heeft God te kennen, maar dat het niet gelukt is, zo zegt ze eerlijk in Wapenveld (maart 2010). In het RD schrijft ze: `Bovendien had ik nooit persoonlijk ervaren dat God daadwerkelijk bestaat, zoals bijvoorbeeld sommige studenten van de CSFR dat wel hadden.' Het gevolg van dat alles is dat ze breekt met Hem die ze (tevergeefs) probeerde te zoeken. 'God bestaat in onze hoofden, maar niet echt.' `Een God die buiten mij om bestond, en dat bleek niet zo te zijn. Het was een leugen en ik was blij dat ik er vanaf was. God was eigenlijk als een bedreiging aanwezig, waarmee je je hele leven rekening moest houden' (Wapenveld). Het boek is geen afrekening zoals bij Jan Wolkers en Maarten 't Hart. Zo wenst Franca iedereen een opvoeding toe zoals ze die zelf heeft gekregen. Het ging in haar situatie helemaal niet om een strenge opvoeding met alleen regels en buitenkant, verklaart ze keer op keer in interviews. Maar van een innerlijk contact met God is ook geen sprake, zoals ze ook zelf keer op keer zegt en wat ook evident is in het boek. Het boek valt mijns inziens meer in de categorie van Jan Siebelink, die zijn religieuze komaf met een zekere nostalgie beschrijft, ervan losgeraakt is, maar er toch niet van los kan komen. Ik wacht nog steeds op een mystieke (bekerings)ervaring, zo liet hij zich tijdens een refo-bijeenkomst in Hoevelaken ontvallen. Siebelink wacht er nog steeds op, zo liet hij recent weten. Peter Bergwerff werpt in een hoofdredactioneel commentaar in het Nederlands Dagblad (11 febr. 2010) de vraag op hoe het komt dat het afscheid van God telkens weer bestsellers oplevert. Hij constateerde een nuanceverschil onder de ex-gelovige schrijvers. Wolkers en 't Hart reageerden meer op het kil rationeel formalisme in hun kring, Siebelink en Treur tekenen evenzeer een wettisch klimaat, maar dan emotioneel-bevindelijk geďnspireerd. In beide gevallen geldt echter dat God de belichaming is van een onderdrukkend, menselijk systeem. In beide gevallen is God een menselijke (denk)constructie. Bergwerff: 'Voordat gelovigen de vinger heffen om daartegen protest aan te tekenen, is het goed dat ze zich afvragen in hoeverre er waarheid zit in dat aan hen gerichte verwijt. Wat is hun beeld van God?' Een hoofdredactioneel artikel in het RD over Treur stelt dat zij de twijfel cultiveert. Dat is waar, maar is het dieper liggende probleem niet dat zij opgroeide in een milieu dat die twijfel juist cultiveert en verkondigt dat de zekerheid maar voor weinigen is weggelegd? Als Treur de passage beschrijft over het sterven van opa en dat er niemand op de boerderij verschijnt die iets kan mededelen over zijn behoudenis, kan men gemakkelijk zeggen: dit is een karikatuur. Maar kennelijk beschrijft Franca een bekend fenomeen in haar omgeving. Dan is de vraag: is de werkelijkheid een karikatuur, of is de karikatuur (helaas) werkelijkheid? Niemand minder dan de atheďstische predikant Klaas Hendrikse zei ooit in het debat met Gijsbert van den Brink dat het enige criterium om God ter sprake te brengen de ervaring is. En prof. Kuitert zei in een interview dat waarheid pas waarheid is als je het bevindt waar te zijn. Zo 'ontstaat’ volgens hem God ook: Mensen doen ervaringen op over God of de grote vragen van het leven en benoemen dat met God. Opnieuw conform Kuitert. Ik begreep uit de media dat Franca inmiddels ook op dat spoor zit door God te zien als verhalen die de mensen in hun hoofd hebben. Ook het reformatorische verhaal is 'verzonnen waarheid' (RD, 5 maart 2010). `Mensen hebben God bedacht en om Hem heen een Groot Verhaal gemaakt' (Daniël, 4 febr. 2010). Kuitert had het zo letterlijk kunnen schrijven. Verkiezing Hoe bekijkt Franca zelf het godsdienstige milieu van haar boek? Katelijne is het type meisje dat serieus met godsdienstige vragen bezig is, zegt ze in een toelichting. 'Ze worstelt met de verkiezing en begrijpt dat die dwars door de gezinnen loopt. Ze is ermee bezig vanuit een gevoel van angst. Ze beseft dat ze op het erf van het verbond hoort, maar hoort er niet echt bij. Ze behoort niet tot de boerderij — om het in haar leefwereld te zeggen. Het is maar een klein getal dat behouden wordt. Katelijne is gewoon niet aan de beurt. De kans dat het gebeurt, is ook niet zo groot. Dat is overigens ook de normale situatie in haar kerkelijke gemeenschap.' Treur vindt het niet terecht om haar eigen godsdienstige opvoeding direct uit haar roman af te lezen, ook bestrijdt ze het één-op-één karakter van de ouders van Katelijne met die van haarzelf. Wel ziet ze in Katelijne verwantschap met haar eigen geestelijke ontwikkeling. 'Tot die binnenste kring heb ik mij ook niet durven rekenen. De angst voor de valse toe-eigening zat er diep in. Ook de duivel kon ervoor zorgen dat je jezelf voor de gek hield. God was overal aanwezig, maar als een verre God, een Oppermachtig Wezen dat alles van je ziet. Dat had iets engs. Katelijne en ik kenden God niet als een Vader, waar je je veilig kon voelen.' Maar dat is voor Treur niet de eigenlijke reden om het geloof af te zweren, zegt ze. 'Dat was om puur wetenschappelijke redenen tijdens mijn studie, zoals door het lezen van de verhalen over het ontstaan van de Bijbel. Ik ging inzien hoe heilige verhalen ingezet zijn om macht te legitimeren. In mijn jeugd was het niet gebruikelijk om kritische vragen te stellen. De gezagsdragers koesterden een angst voor de ondermijning van hun gezag. Ik ben het geloof nu als een menselijke projectie gaan zien. Ik heb ook geen behoefte aan een ander Godsbeeld. Het belangrijkste is dat ik gelukkig ben in het leven en het werk dat ik doe: schrijven. Ik heb in de taal een alternatief gevonden, een vorm van creativiteit, waarin ik het dichtst bij de werkelijkheid van het leven kan komen. Ik heb het geluk lang gezocht en heb het in het schrijven nu gevonden' 3. Profetisch Perspectief - september 2010 - www.profetischperspectief.nl Opgroeien in bevindelijk gereformeerde kring Al voor verschijnen roept haar roman bezorgde én enthousiaste reacties op binnen de gereformeerde
gezindte. Is Franca Treur vergelijkbaar met Maarten ’t Hart, Robert Haasnoot en al die andere schrijvers die hun zwaargereformeerde
jeugd achter zich lieten? 2. CV-Koers - februari 2010 Treur neemt afstand
1. NRC - 25 oktober 2009 Schipperen tussen God en liefhebberij De boer in Nederland leidt een zieltogend bestaan. Onlangs moest hij weer eens de straat op om hogere
literprijzen te eisen voor zijn melk, die al jaren onder de kostprijs wordt verkocht. |