www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
2 RECENSIES
Dat koninkrijk van U.
Hoe kan Jezus de Messias zijn?
ds. André F. Troost
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2006
ISBN 9789023919902
Pagina’s: 269
Prijs: € 18,90.
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
Hoe kan Jezus de Messias zijn? Hij kondigde aan dat de Zoon des mensen zou komen vóórdat sommigen van zijn leerlingen zouden sterven.
Maar na twintig eeuwen is het koninkrijk van God nog steeds niet gekomen. Kan de Messias zich zo vergissen? Heeft de kerk niet
eeuwenlang Israël onrecht aangedaan door te verkondigen dat Jezus de Heiland der wereld is? Al deze vragen brachten de auteur steeds
meer in de knel. Tijdens een bezoek aan Israël ontmoet hij Nechemja, een jood die in Jezus zijn heil gevonden heeft, en stort al zijn
vragen voor hem uit. Dit levert diepgaande en niet zelden spannende gesprekken op. In deze gesprekken komen de belangrijkste facetten
van het geloof in Jezus naar voren: het gezag van de bijbel, joodse visies op de Messias, de verschillen tussen de evangeliën, de vraag
naar de betekenis van Jezus' dood aan het kruis, en de geloofwaardigheid van het bericht aangaande zijn opstanding en Hemelvaart.
De centrale vraag is: heeft Jezus zich vergist toen Hij de komst van het Koninkrijk aankondigde en zo ja, hoe kun je die vergissing als
christen verwerken? Opnieuw stelt André Troost op een geheel eigen, prikkelende wijze cruciale thema's uit de christelijke geloofsleer
aan de orde. Een spannend boek voor wie moeilijke vragen niet uit de weg wil gaan.
Heeft Jezus zich vergist? En was Hij niet God?
Lees ook de reactie van S. Streuper e.a...
2. Nederlands
Dagblad - 31 augustus 2006 - www.nd.nl
Heeft Jezus zich vergist?
Door Drs. H. de Jong
Heb ik mijn mensen wel de goede boodschap gebracht, of heb ik ze maar wat op de mouw gespeld? Met
die vraag kunnen predikanten worstelen. Vooral als ze enige tijd afstand nemen tot hun dagelijkse werk. Ds. André Troost is zo'n
predikant. Tijdens een studieverlof maakte hij een bijzondere Israëlreis.
De man aan wie we zulke mooie kerkliederen te danken hebben en die ook verder een gewaardeerde auteur is, schreef er een origineel, goed
leesbaar en tegelijk moeilijk boek over. Goed leesbaar en origineel door de vlotte gespreksstijl en de overzichtelijke indeling van de
stof en moeilijk vanwege de onderwerpen die hij aansnijdt.
Troost laat zich in zijn boek rondleiden langs de zogenaamde heilige plaatsen in het bijbelse land. Zijn rondleider is een
Messiasbelijdende Jood, Menachem geheten. Het is met deze trooster (zoals je die Hebreeuwse naam kunt vertalen), dat ds. Troost in het
boek de gesprekken over zijn twijfel voert. De persoon is trouwens gefingeerd, Troost is zelf die Menachem, het zijn zelfgesprekken die
hij houdt. Als gelovige in de joods-christelijke zin van die benaming staat hij zijn ongeloof te woord.
De twijfel heeft zich bij Troost vastgezet op de zogenaamde termijnteksten in het evangelie, dat zijn woorden van Jezus waarin Hij de
ophanden zijnde doorbraak van het koninkrijk Gods heeft voorspeld: 'De Zoon des mensen zal komen in de heerlijkheid van zijn Vader, met
zijn engelen, en dan zal Hij een ieder vergelden naar zijn daden', wat dan zo verder gaat: 'Voorwaar, Ik zeg u: Er zijn sommigen onder
degenen die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zij de Zoon des mensen hebben zien komen in zijn koninklijke
waardigheid' (Matt. 16 : 27-28).
Troost lijdt aan zijn twijfel. Wat hier voorzegd wordt, is immers niet gebeurd, zegt hij. Heeft Jezus zich vergist? Ja, zegt Troost
uiteindelijk met een beroep op de menselijke natuur van Christus. En vanuit die feilbare menselijkheid wordt dan de hele christologie
van het Nieuwe Testament onder de loep genomen. Daarbij is de vraag in welk licht het Godzijn van Christus komt te staan natuurlijk niet
te vermijden. Het is bij alle warme gelovigheid die het boek ook uitstraalt, geen gesneden orthodoxe koek die ons wordt voorgezet.
Vergissing?
Heeft onze Heiland zich werkelijk vergist, als blijkt dat Hij voor wat betreft zijn komst in heerlijkheid behalve aan een korte
termijn toch ook aan een langere tijdsduur dan die van één generatie gedacht heeft? Dat laatste wordt bijvoorbeeld duidelijk bij de
gelijkenis van de ponden die Jezus uitgesproken heeft tegenover mensen die meenden dat het koninkrijk Gods in korte tijd openbaar zou
worden (Luc. 19 : 11). 'Drijf handel totdat Ik terugkom', is daar het consigne en dat wijst niet op snelle wederkomst. Heeft Hij zich
dan in die lange duur niet en in die korte termijn wel vergist? Ik kan me goed voorstellen dat mensen daar vragen over stellen.
Zouden we voor de moeilijkheid niet in een andere richting moeten zoeken? Ik denk aan een gecompliceerd tijdsbesef. Zo valt het bij
Matteüs 24 op dat Jezus zonder merkbare overgang zowel over de verwoesting van Jeruzalem in het jaar 70 als over het wereldeinde
spreekt als vallende in éénzelfde tijd. De twee perspectieven schuiven bij Hem in elkaar. Wijst dat er niet op dat de Here Jezus, die
in de verwachting van het handelen Gods leefde, een heel eigen tijdsbesef hanteerde? En is dat aan het echte en sterke wachten op God
niet eigen? Moeten ook wij dat niet van Hem overnemen?
Paulus heeft het over 'wij, levenden, die achterblijven tot de komst des Heren' (I Tess. 4 : 15). Ik ben altijd zo blij geweest met dat
'wij', de apostel komt daardoor zo naast ons te staan. Hij en wij, wachtend op hetzelfde, of beter: Dezelfde. Het tijdsverschil tussen
hem en ons valt dan gewoon weg. Niet altijd, natuurlijk, maar wel als het over de verwachting van het Koninkrijk gaat. Dan vermengt zich
het besef van een tijdsverloop eigenaardig met de notie van een eeuwig heden, zoals we dat bij de vierde evangelist onder woorden
gebracht vinden: 'de ure komt en is nu' (Joh. 5 : 25). Je kunt je toch ook niet goed voorstellen, trouwens, dat het evangelie een woord
van Jezus zou bevatten waarin Hij zou zeggen dat het nog lang zover niet is. Daar zou dan in ieder geval niet de oproep op kunnen volgen
dat we waakzaam moeten zijn. Juist dat 'Waakt dan!' wijst op de urgentie van wat gaat komen.
Pas wanneer mensen de verwachting tot paniek opschroeven, slaat de Meester een andere toon aan en wijst Hij nuchter op taken die
intussen gedaan moeten worden. Ik kan tussen het een en het ander eigenlijk geen tegenstrijdigheid zien, zo min als bij Luther die één
dag vóór de wederkomst nog een appelboom wilde gaan planten. 'Ik kom haastig', zegt Jezus op de laatste bladzijde van de bijbel (Op.
22 : 20). Tweeduizend jaar zijn sindsdien verstreken. Maakt dat de bijbel ongeloofwaardig? Het zou zo zijn als wij van dat komen en van
de steering power achter het wereldgebeuren in al die tijd niets hadden gemerkt.
Gods toorn
Een ander punt waar ik de vinger bij wil leggen is de voorstelling dat we bij het verzoeningsgebeuren niet aan een eisende God
moeten denken wiens toorn over de zonde door Christus gestild zou moeten worden. De afwijzing van deze gedachte is in onze tijd zeer
gangbaar. Lees bijvoorbeeld de populaire Nico ter Linden maar. Troost schrijft: 'Nooit zul je de waarde van het offer in de bijbel
kunnen verstaan, als je niet inziet dat het daarbij niet gaat om iets wat wij God aanbieden, maar om iets dat God ons aanbiedt' en: 'Het
gaat niet om een toornende God die verzoening eist, maar om een genadige God die verzoening schenkt'. Tot zesmaal toe gebruikt Troost op
de pagina waar hij dit punt behandelt de kenmerkende 'niet ... maar'-zin, waarvan ik in de jaren dat ik de theologiestudenten van onze
kerken begeleidde wel eens gezegd heb dat dit een spreekwijze is die bij het lezen van moderne theologie al onze argwaan verdient. Niet
dit, maar dat? Het is in verreweg de meeste gevallen: én dit én dat. Zo ook hier. Terecht haalt Troost Leviticus 17 : 11 aan: 'Want de
ziel van het vlees is in het bloed, en Ik heb het u op het altaar gegeven om verzoening over uw zielen te doen, want het bloed bewerkt
verzoening door middel van de ziel'. Gegeven - hier heb je inderdaad het zoenbloed als gave van God. Daarop sluit aan de machtige
zinswending van Paulus: 'God was in Christus de wereld met zichzelf verzoenende...' (II Kor. 5 : 19). Het ging inderdaad helemaal van
Hem uit. Maar dat sluit niet uit dat er binnenin die beweging van God naar ons toe ook een tegenbeweging zat van Christus naar God toe.
De spits van zijn offer was zelfs in de eerste plaats op God gericht, zoals alleen al uit de handeling die met het woord offeren wordt
aangeduid valt af te leiden: er wordt iets aan God opgedragen, naar Hem omhoog getild. Prachtig vinden we de twee bewegingen die in het
offer des Heren zitten opgesloten bij elkaar in dit woord van Paulus: '...wandelt in de liefde, zoals ook Christus u heeft liefgehad en
zich voor ons heeft overgegeven, als offergave en slachtoffer, Gode tot een welriekende reuk'. De offergafe voor ons en de offergave
voor God.
Wel terdege is de verzoening ook het stillen van Gods toorn. En tegelijk blijft recht overeind staan dat die verzoening van Hemzelf
uitgaat: 'Alzo lief heeft God de wereld gehad...' (Joh. 3 : 16). Hoe moeilijk ook, we zullen dit allebei moeten vasthouden. Want het
gaat hierbij om niets minder dan de geloofwaardigheid van God, zoals Paulus daarover schrijft aan de Romeinen: 'Hem (Christus) heeft God
voorgesteld als een zoenmiddel, door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden die tevoren onder
de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had laten geworden - om zijn rechtvaardigheid te tonen in de tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf
rechtvaardig is, ook als Hij hem rechtvaardigt die uit het geloof in Jezus is' (Rom. 3 : 25-26). Een zware zin die de kern van het
evangelie bevat. Ik weet niet waartoe God allemaal in staat is, tot verzoening zonder voldoening bijvoorbeeld, maar ik blijf toch graag
met de Catechismus zeggen dat vanwege de gerechtigheid en waarheid (zeg maar: de geloofwaardigheid) Gods niet anders voor onze zonden
betaald kon worden dan door de dood van Gods Zoon (zondag 16, antw. 40). Gods toorn is een geweldige werkelijkheid en alleen in Jezus is
er behoud van 'de komende toorn' (I Tess. 1 : 10). God wilde geen bloed zien, God wilde door het bloed (= het offer) van Jezus
gerechtigheid zien. Overweeg: de Here God die op de zonde zo'n zware straf gesteld heeft (Gen. 2 : 17) - zou Die de zonde 'laten
geworden'? Ik kan het niet geloven. Bij de uiteenzetting van Troost e.a. zou de hele offertora van het Oude Testament ons toch op het
verkeerde been zetten?
Menselijk-feilbaar
Onder de schriftplaatsen die het menselijk-feilbare in Jezus beklemtonen bevindt zich ook steevast de tekst uit Hebreeën 5 : 8 waar
gezegd wordt dat Jezus, hoewel Hij de Zoon was, de gehoorzaamheid geleerd heeft uit hetgeen Hij heeft geleden. Jezus maakte een proces
van vallen en opstaan door, kun je van de uitleggers horen. Ook bij Troost is dat het geval.
Zou het? Het is waar, er is bij de Heiland van een zekere ontwikkeling sprake, een stap voor stap groeiend inzicht in zijn taak. Maar is
het nu werkelijk zo dat Hij het gehoorzamen moest leren? Met de missers die daar noodzakelijkerwijs mee gepaard gaan? Ik denk dat dit
niet terecht uit deze tekst wordt opgemaakt. Het zou ook niet stroken met die andere plaats in deze brief waarin de zondeloosheid van
Jezus wordt beleden (Hebr. 4 : 15) We hebben hier te doen met een eigenaardigheid van de taal waar wij modernen wat vreemd tegenover
zijn komen te staan. Het woord 'vrees' bijvoorbeeld duidt niet alleen een psychische gesteldheid aan, maar ook de persoon voor wie of de
zaak waarvoor men vreest is ermee bedoeld. 'De HERE moet uw vrees zijn', lees je in Jesaja 8 : 13, en de vertaling omschrijft dan
terecht: de HERE moet het voorwerp van uw vrees zijn. Zo denk ik nu dat de gehoorzaamheid die Jezus uit zijn levenslange lijdensgang
heeft opgemaakt niet enkel slaat op de zielsgesteldheid van het gehoorzamen, maar dat het vooral een aanduiding is van datgene waaraan
Jezus moest gehoorzamen, van zijn taak dus, waarvoor Hij zich (en dat komt er dan bij) gaandeweg sterk maakte. Zoals de Here God ook
niet enkel troont op het lofzingen van Israël (wat zijn troon toch echt te wankel zou maken), maar vooral op zijn heilshandelen dat in
die lofzangen bezongen wordt (zie Psalm 22 : 4).
Hoge prijs
Het geheel overziende kan ik met dit boek niet zo blij zijn. Natuurlijk, het is goed te lezen dat ds. Troost zijn twijfels te boven
is gekomen en van de prijswoorden die hij dan op het eind aan de Heiland wijdt kun je warm worden. Maar is er niet een te hoge prijs
voor betaald? Christus als onderkoning, Christus die onderdoet voor de lankmoedigheid van de Vader, kan dat het laatste woord zijn? Dat
Christus zich in zijn aardse bediening onder de Vader stelt hangt toch samen met zijn middelaarsambt? En niet met zijn gebrekkige
menselijkheid?
Ik heb ook moeite met de titel van het boek, Dat Koninkrijk van U. Van U? Zo spreken we als kinderen van het Koninkrijk (Matt. 8 : 12)
toch niet? Zo afstandelijk? En zo kennen we ds. Troost ook niet. Ik begrijp wel dat daar pastorale bedoelingen achter zitten, om met de
mensen die onoverkomelijke geloofsmoeiten hebben zo ver mogelijk op te kunnen lopen, maar stichtelijk kan ik het niet vinden. Deze titel
komt bij Gerard Reve vandaan, wiens gevoelig gedicht ook voor in het boek van Troost staat afgedrukt. Zelf heb ik op de zondag na Reve's
begrafenis mijn paaspreek afgesloten met een andere aanhaling van hem: 'Soms denk je: waar hebben we dat aan verdiend?' In dat woord van
dankbare verwondering kan ik me beter vinden. En zoiets past ook beter bij de auteur.
Drs. H. de Jong is emeritus-predikant van de Nederlands Gereformeerde Kerk te Zeist.
Dat Koninkrijk van U. Hoe kan Jezus de Messias zijn?
André F. Troost. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer 2006. 269 blz. 18,90 euro
1. Reformatorisch
Dagblad - 30 augustus 2006 - www.refdag.nl
Gods profetische feesten
Het geheim van de Messias mag niet worden aangetast
Recensie door Ds. E.F. Vergunst
”Dat koninkrijk van U. Hoe kan Jezus de Messias zijn?” Dat is de uitdagende -aan een woord van Gerard van het Reve herinnerende-
titel van het boek van de ook onder ons bekende predikant-dichter dr. A. F. Troost. Een boek dat in verhaalvorm geschreven is, maar geen
roman is en zich ook niet als zodanig laat lezen.
Vanuit twijfel en aanvechting geboren is het een diepzinnig en veelomvattend studieboek, waarin allerlei theologische zaken op min of
meer emotionele wijze aan de orde komen. Aanleiding tot het schrijven was de prangende vraag naar de exegese van bepaalde woorden van
Jezus, waarmee de auteur vele jaren geworsteld heeft om ze te verstaan. Ze brachten hem echter hoe langer hoe meer in verwarring, omdat
ze naar zijn inzicht niet letterlijk in vervulling zijn gegaan.
Met name in wat Jezus sprak over de zeer nabije komst van het koninkrijk, moet Hij Zich volgens de auteur
vergist hebben. Dat zou zonder meer duidelijk zijn uit wat Hij Zelf over de dag en het uur van Zijn wederkomst heeft gezegd. Maar hoe
kan Hij dan de Messias zijn en in hoeverre zijn de evangeliën dan nog geloofwaardig? Wordt daarmee ook de godheid van Christus niet ter
discussie gesteld? En komt de drie-eenheid van God daarmee niet eveneens op de tocht te staan? Heeft de christelijke kerk daarmee
Israël niet voor de voeten gelopen? Zo stapelen de gedachten zich op, mede opgeroepen door persoonlijke en pastorale ervaringen.
Over deze en vele andere vragen gaat de schrijver tijdens een fictief bezoek aan Israël in gesprek met een Jood die Jezus als Messias
erkent en die met een bijna identieke, maar nog mooiere, diepzinnige naam door het leven gaat dan de auteur zelf. Te midden van de
vragen is het die naam van Nechemja (”de Heere troost”) die het geheim van bewaring in het geloof en uitzicht in de hoop in zich
draagt. De uitkomst van die gesprekken is dan ook dat de auteur naar eigen zeggen de Messianiteit van Jezus als de illustratie van Gods
liefde voor mensen leert inzien, maar dan wel ontdaan van veel onchristelijke ballast.
Zo komt de schrijver uiteindelijk toch tot de belijdenis van Jezus als de Messias van Israël. Maar naar onze mening is daarmee niet
alles gezegd wat gezegd moet worden. Aan wat eeuwenlang door de kerk beleden en door het dogma bezongen is, wordt niet volledig recht
gedaan. Al blijft het geloof behouden, de intrigerende vraag van dit boek hoe Jezus de Messias kan zijn, is niet vanuit ons denken en
theologiseren te beantwoorden. Juist ook in dit opzicht is ons kennen ten dele. Het Messiaanse geheim is alleen in kinderlijke eenvoud
te geloven en te aanbidden.
De kerk heeft zich dan ook nooit aangemeten voluit te kunnen zeggen wie Jezus is. Zij heeft wel op wacht gestaan om het geheim van de
Messias tegen aantasting te beschermen. De vraag is mijns inziens dan ook gerechtvaardigd of het verstandig en bovenal heilzaam is om
wat de auteur in de knel gebracht heeft op zo’n prikkelende wijze aan de orde te stellen, als in dit boek gebeurt. Ik heb het in elk
geval met gemengde gevoelens gelezen.
Daarmee spreek ik geen twijfel uit aan de oprechte bedoeling van ds. Troost om met deze eerlijke ’biecht’ mensen die met dezelfde
vragen worstelen, een pastorale handreiking te doen. Hopelijk kan het boek in dat opzicht aan zijn doel beantwoorden. Maar mensen die
deze aanvechtingen bespaard blijven, doen er volgens eigen zeggen van de auteur beter aan dit boek niet ter hand te nemen. En daar val
ik hem volledig in bij. Zij kunnen zich beter richten naar het woord van dr. J. Koopmans: „In het geloof mogen wij de Heere houden aan
Zijn Woord, maar Hem niet binden aan onze uitlegging. Zijn gedachten zijn hoger, dan de onze.”
|