www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
2 RECENSIES
Hendrik de Cock
(1801-1842)
op de breuklijnen in theologie en kerk in Nederland
Dr. Harm Veldman
uitg. Kok, Kampen, 2009
752 blz., prijs € 45
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
De eerste biografie van de bekendste dominee van Nederland.
Dit helder geschreven proefschrift over Hendrik de Cock is breed opgezet en biedt voor het eerst een volledig uit de bronnen opgetrokken
beeld van ‘de vader van de Afscheiding’. De dominante theologie in de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk maakt duidelijk dat de
Afscheiding niet zozeer een kerkordelijk conflict was, maar sterk bepaald werd door diepgaande verschillen inzake de kerkleer. Ook biedt
dit standaardwerk een helder inzicht in de manier waarop Hendrik de Cock actief was als gemeentestichter; de details ervan vindt men op
de bijbehorende cd-rom. Daarnaast schenkt de auteur veel aandacht aan de spanningen binnen de afgescheiden gemeenten en schetst hij een
profiel van de theologische inzichten van Hendrik de Cock.
2. Ellips - 1 november 2009
Plicht tot afscheiding van de kerk?
Recensie door Dr. K. van der Zwaag
Wanneer mag je je afscheiden van een kerk? Voor de hervormde predikant Hendrik de Cock (1801-1842) was er geen keus toen hij in 1833
door de Nederlandse Hervormde Kerk werd geschorst en afgezet. De reden was dat hij zijn collegapredikanten van onbijbelse en
ongereformeerde opvattingen beschuldigde (in het aanhangen van een verlichte theologie) en fel van leer trok tegen de zogeheten
Evangelische Gezangen (idem door dezelfde tijdgeest geïnspireerd). In een tijd waarin onder koning Willem I de eenheid van kerk en
staat op een centralistische wijze vorm kreeg, werd zijn orthodox-gereformeerde geluid beschouwd als een aanslag op een optimistische
theologie waarin God en mens vredig met elkaar samenstemden en beschouwde men hem als een verstoorder van de rust in de kerk en van de
openbare orde in de samenleving.
Een proefschrift van dr. Harm Veldman, op 9 september jl. verdedigd in Kampen, beschrijft uitvoerig het leven en werk van deze
voorganger die de stoot gaf tot de Afscheiding. Wie de kerkelijke kaart in Nederland een beetje kent, weet dat deze Afscheiding
verantwoordelijk was voor het ontstaan van diverse reformatorische groepen naast de Hervormde Kerk, wat in latere tijden geleid heeft
tot de 'repeterende breuk’. De Cock beschouwde de Hervormde Kerk als een valse kerk en voelde zich geroepen volgens artikel 27 tot 29
van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zich daarvan af te scheiden.
Het onderwerp en de persoon zal wellicht niet bij veel lezers van ELLIP5 bekend zijn, toch is dit een belangwekkend boek. In de eerste
plaats omdat voor het eerst op grond van bronnen en archieven een dermate uitvoerig overzicht gegeven wordt over een gebeurtenis die van
grote invloed is op de kerkelijke kaart tot op de dag van vandaag. Veldman publiceerde reeds in 2004 zijn boek Hendrik de Cock,
afgescheiden en toch betrokken (Cedrus Uitgeverij, Bedum, nog steeds leverbaar), maar dit werk overtreft zijn voorganger in diepgang en
gedetailleerdheid.
In de tweede plaats ontdekken we in dit boek welke desastreuze consequenties een kerk kan hebben als zij met macht het ‘gewone'
kerkvolk denkt te regeren en zich met de staat verzwagert, zoals dat in de negentiende eeuw gebeurd was. De Cock was een afgestudeerd
theoloog, maar oefende in zijn publicaties op een nogal scherpe en ruwe toon kritiek op zijn medepredikanten. De kerkelijke besturen,
die sinds 1816 op administratieve en bureaucratische wijze de kerk regeerden via reglementen, reageerden ongelooflijk uit de hoogte op
deze predikant. Het ontbrak hun ten enenmale aan begrip voor diens oprechte zorg om de toekomst van de Nederlandse kerk. Veldman typeert
De Cock als iemand die al zijn krachten wijdde aan het herstel en de opbouw van de Nederlandse kerk. In de kerkelijke processen deed men
echter geen enkele moeite om inhoudelijk naar De Cock te luisteren. Tegenover De Cocks beroep op de Schrift en belijdenis beriepen de
kerkelijke bewindslieden zich alleen op de reglementen die hij zou hebben overtreden. Hij werd primair gezien als een verstoorder van de
rust en vrede in de kerk.
Na de afzetting volgden nog scherpe vervolgingen door de overheid, zoals door middel van inkwartieringen van soldaten, ook in het gezin
van De Cock.
Je wrijft je ogen uit als je ziet welke godsdienstvervolging er toen is losgebarsten, en dat in een eeuw die er prat op ging tolerant en
vooruitstrevend te zijn. Het was niemand minder dan de christen-staatsman Groen van Prinsterer die - al koos hij zelf voor een ander
kerkelijk standpunt - de vervolgingen toetste aan het staatsrecht en zich verhief tot pleiter van de zaak van de afgescheidenen op grond
van het recht van vrijheid van godsdienst. Veldman stelt dat de regering destijds met alle macht het verzet van deze als koppig en
halsstarrig beschouwde mensen wilde breken. Het gevolg was echter desastreus: de volkskerk viel uiteen, de afgescheidenen groeiden snel
en Nederland zit als gevolg daarvan nog steeds opgescheept met een enorme kerkelijke verdeeldheid.
De promovendus beschrijft uiterst nauwkeurig de hele ontwikkeling rond de Afscheiding, de gevolgen voor het gezin van De Cock (hij
verkeerde drie maanden in de gevangenis!), de uitbouw van het kerkelijke leven, de interne twisten die er al gauw onder de
afgescheidenen ontstonden (rondom verbond, kerk en doop) en het theologisch profiel van De Cock die als predikant bekeerd werd door het
lezen van Calvijn. Op slechts 41-jarige leeftijd stierf De Cock.
De episode rond de Afscheiding is tragisch te noemen in die zin dat dezelfde Hervormde Kerk in een generale synode van 1947 uitsprak
'dat in de kerkelijke procedure tegen ds. De Cock ernstige kerkrechtelijke fouten zijn begaan en de toenmalige reglementen uitzonderlijk
partijdig zijn gehanteerd, terwijl geen gehoor gegeven werd aan zijn beroep op de Heilige Schrift en de Belijdenis der Kerk.' Het
gebeurt zelden dat scheuringen ongedaan gemaakt worden, dat geldt ook voor deze kerkhistorische gebeurtenis. Het boek verhaalt van een
uiterst ongelukkige samenloop van omstandigheden waar een reglementenkerk en een centralistische staat aanleiding gaven tot een van de
grootste scheuringen in de vaderlandse kerk. Het laat zien hoe moeilijk het is om de kerk wijs te besturen zonder gebruik van macht en
geweld. Het laat echter ook zien dat de Geest blijft waaien in weerwil van wat mensen en instituten denken uit te kunnen richten.
1. Nederlands
Dagblad - 30 oktober 2009 - www.nd.nl
De revolutie van Hendrik de Cock
Recensie door G.J. Schutte
Baantjerliefhebbers kennen tenminste de juiste spelling van zijn naam. Maar zelfs in Groningerland heten gereformeerden geen Koksiaonen
meer. Het is dezer dagen 175 jaren geleden, dat een eenvoudige dorpsdominee in het kerkenraadsboek van Ulrum schreef: op 14 oktober 1834
“hebben wij ons afgescheiden van de valsche kerk”. Sindsdien kent Nederland een hervormde en een gereformeerde kerkelijke traditie.
Wie kent nog Hendrik de Cock?
Hendrik de Cock, de man van de Afscheiding van 1834 te Ulrum, stamde uit een Groninger familie van boeren en dominees. Zijn grootvader
was predikant, zijn vader landbouwer, vervener en burgemeester in Wildervank. Na zijn theologiestudie in Groningen werd De Cock hervormd
dominee in Eppenhuizen, Noordlaren en – sinds 1829 – te Ulrum. In dat Noord-Groningse dorp was hij de opvolger van zijn studievriend
P. Hofstede de Groot, die tot hoogleraar in Groningen benoemd was en zich daar al spoedig ontwikkelde tot de voorman van de Groninger
richting. De dominante theologie in de Hervormde Kerk, begin negentiende eeuw, was de traditionele orthodoxie met een sterk
rationalistische inslag en een vleugje vooruitgang. Hofstede de Groot en zijn vrienden deelden dat optimisme. Zij preekten echter geen
kil, verstandelijk geloven, maar warmte en liefde. Zij wilden een relevant christelijk geloof, dat hoofd en hart raakte. Ware
volgelingen van Jezus willen zijn voorbeeld volgen, achter Hem aan het pad der deugd betreden, de waarheid doen, betere mensen worden en
een betere samenleving doen ontstaan. Met sterke missionaire en diaconale inzet wilden de Groninger theologen met dat evangelie ook de
volksmassa bereiken, die veelszins in armoede, onkunde en bijgeloof leefde.
Geloofsbelijdenis
Hendrik de Cock deelde de opvattingen, de pastorale benadering en de ambities van zijn studiegenoten. Hij zocht zijn gemeenteleden op,
sprak met hen. Ook met volwassenen die nog steeds geen openbare geloofsbelijdenis hadden gedaan. Niet uit onverschilligheid, maar juist
uit schroom. Is het heil wel voor mij? Mag ik het mij toe-eigenen? Ik, zondaar nog steeds, met mijn wereldse neigingen en verlangens? De
Cock riep hen op, meer te wijzen op hun geloof en hun wil en streven het goede te doen. Hij kreeg een wonderlijk antwoord: als ik maar
één zucht tot mijn heil kan toebrengen, ben ik voor eeuwig verloren!
Zijn gemeenteleden confronteerden De Cock met de klassieke gereformeerde overtuiging en denkwereld. Met zonde, ellende en verlossing,
met hel en hemel, met uitverkiezing en verwerping, met verzoening en genade. Zij wezen hem op Calvijn, de theologie van de Synode van
Dordrecht en drie eeuwen gereformeerde erfenis. De Dordtse Leerregels tegen de Remonstranten en de Institutie van Calvijn bijvoorbeeld
– dat was kennelijk geen onderwijsmateriaal op de universiteit geweest. Dit leerde De Cock het optimistisch mensbeeld en de
deugdzaamheid van zijn tijd in te ruilen voor de bijbelse boodschap dat de mens ontvangen en geboren in zonde is en geneigd tot alle
kwaad – en dat Jezus de Verlosser is.
De kennismaking met de theologie van de Reformatie en de spiritualiteit van de Nadere Reformatie veranderde Hendrik de Cock. Hij voerde
nog steeds het programma van de Groningers uit, maar zijn taal weerspiegelde een tegenovergestelde begrippenwereld. Hij wees op de
confessionele grondslagen van de kerk. Weersprak collegae die de oude confessionele waarheden achterhaald achtten en zelfontwikkeling en
morele opheffing als een hogere fase van bekering verkondigden. Die niet een doop bedienden die de zondaar wast van zonden, maar een
ritueel over hoop en liefde. En gezangen lieten zingen over algemene verzoening van mensen van goede wil. “Sirenezangen van de duivel”,
noemde De Cock die, en dominees die “vree en vooruitgang” preekten waren geen herders maar huurlingen, grijpende wolven, verwoesters
van de gemeente.
Onder studievrienden en collegae stond Hendrik de Cock steeds meer alleen. Hofstede de Groot probeerde hem bij de tijd te houden.
Anderen waarschuwden hem voor radicalisme en sektarisme. Maar zijn gemeente leefde op en van alle kanten kwamen zondags luisteraars. Zij
hoorden in zijn woorden de klassieke gereformeerde waarheid. Geen rationalistische orthodoxie, geen goedkoop heil. Hij doopte kinderen
van ouders van elders die bij hun eigen predikant geen volmondig ja durfden geven op de doopvraag: is de leer, alhier verkondigd, de
volkomen leer tot de zaligheid?
Geschorst
Na enige tijd kreeg De Cock de kerkelijke organisatie tegen. Hij werd gewaarschuwd, vermaand, berispt en ten slotte geschorst. Omdat hij
tegen de regels in kinderen van buiten zijn gemeente doopte en collegae publiek “bedervers van de kerk” noemde. Men wilde hem niet
meer tolereren, begreep De Cock, omdat men zijn boodschap niet wilde, de gereformeerde confessie, gegrepen als ze waren door de geest
van de tijd. De Cock paste de woorden van de zestiendeeeuwse Nederlandse Geloofsbelijdenis over de valse en ware kerk toe op de eigen
situatie. Wij hebben ons afgescheiden van de valse kerk omdat wij “sedert geruimen tijd opgemerkt (hebben) het bederf in de
Nederlandsche Hervormde Kerk, zoowel in de verminking of verloochening van de Leer onzer vaderen gegrond op Gods woord, als in de
verbastering van de bediening der Heilige Sacramenten naar de verordineering van Christus in zijn woord; en in het bijna volstrekte
verzuim der kerkelijke tucht”.
De elite noemde hem een ‘Beroerder Israëls. De Cock preekte revolutie in kerk en staat. Hij werd beboet, moest inkwartiering van
twaalf soldaten dulden, en kwam in de gevangenis. Maar de onderdrukking en discriminatie bleken het zaad van de kerk te zijn. De revolte
van het vrome volk was niet te stoppen, de Afscheiding verspreidde zich als een olievlek, groeide tegen de druk in. Er kwamen diepe
krachten vrij van geloof, overtuiging en zelfbewustheid.
Wie de Afscheiding gelijkstelt aan lijdzaamheid en introverte bevindelijkheid, vergist zich. De kleine luyden stonden op, verlieten de
kerkbanken van hun vaderen en namen hun vrijheid. Luther (“Hier sta ik, ik kan niet anders”) en de Schotse reformator John Knox
waren De Cocks kerkhistorische voorbeelden.
Onbevreesd stelde De Cock zich voor kerkelijke machthebbers, rechters en zelfs koning Willem I persoonlijk. Als de koddebeier hem de
kansel ontzegde, sprong hij op een kerkbank en preekte. Ook zijn aanhang liet zich niet discrimineren. In Hilversum werd de schout
ondersteboven in de hoek van de kamer gezet die hij wilde ontruimen omdat er meer dan twintig gelovigen bijeen waren, en op de
Loosdrechtse plassen werd een ware zeeslag gevoerd tussen kerkgangers en ingekwartierde soldaten. En toen de onderdrukking voortging,
veegden de Afgescheidenen het stof van hun voeten en emigreerden. Vrije kerken, vrije scholen, vrije mensen. De Afgescheiden kerken en
de traktementen van hun dominees werden zonder overheidsgeld betaald, hun kerkenraden en gemeentevergaderingen kenden een hoog
democratisch gehalte. De Cock was de emancipator van de gereformeerde kleine luyden.
Hendrik de Cock was geen charismatisch leider en geen groot theoloog. Veel van zijn opvattingen waren tijdgebonden en Nederland anno
1834 is onvoorstelbaar lang geleden. Hij is jong overleden, de geschiedschrijving schonk veel meer aandacht aan zijn kerk dan aan zijn
persoon – zelfs een goedlijkend portret ontbreekt. Echt bekend is De Cock nooit geweest. Ook gereformeerden hebben meer met Groen van
Prinsterer, Kuyper en Bavinck dan met hem. Wie zijn biografie zoekt, komt terecht bij het mooie boek dat zijn zoon Helenius in 1860-’64
(!) schreef. De vuistdikke studie waarop Harm Veldman onlangs de doctorsgraad in Kampen (Broederweg) verwierf, is dus meer dan welkom.
Men vindt er alles in wat men wil weten over De Cock en de Afscheiding, vooral in de noordelijke provincies. Wat 175 jaren
Afscheidingsonderzoek oplevert, heeft Veldman bijeengebracht en dat zelfs aanzienlijk aangevuld, door gegevens over de 87 gemeenten te
verschaffen die De Cock gesticht heeft, op een cd-rom bijgeleverd.
Veldman heeft een imponerend naslagwerk geschreven. Maar elk voordeel heeft zijn nadeel. Veldmans boek leest niet lekker. Het is te
feitelijk, het verhaal wordt te vaak onderbroken met vragen, niet zelden vanuit een specifiek theologisch/ kerkrechtelijke hoek. Het
geheel heeft een licht apologetische kleur. Jammer, want om zijn persoonlijkheid en historische betekenis verdient Hendrik de Cock een
boeiende biografie.
Prof.dr. G.J. Schutte is emeritus hoogleraar geschiedenis van het Nederlandse protestantisme aan de Vrije Universiteit.
|