De Bode
des Heils - www.medema.nl - november 2000
W i l l e m J.
O u w e n e e l
Terwijl ik dit schrijf, hoor ik op de radio het nieuws over de dramatische
botsingen tussen Israëli's en Palestijnen in de Gaza-strook en op de Westoever -
botsingen die op een regelrechte oorlog dreigen uit te lopen. Als u dit leest, weet u
inmiddels hoe dat allemaal is afgelopen.
Letterlijke landbelofte
Voor ons is het heel vanzelfsprekend dat de 'landbelofte' letterlijk genomen moet
worden. Dat is de belofte dat God eenmaal het aloude letterlijke Heilige Land aan het
letterlijke Israël zal teruggeven en dat de letterlijke berg Sion in dit land
gedurende het Messiaanse (duizendjarige) rijk de centrale plaats in de wereld zal
innemen, waarheen alle volken zullen optrekken. Voordat dat Messiaanse rijk van vrede
en gerechtigheid aanbreekt, keert Israël zoals gezegd naar dat land terug -zij het
grotendeels in ongeloof - waar het 't optreden van de Antichrist en de Grote
Verdrukking zal moeten meemaken. Een van de belangrijkste schriftgedeelten omtrent die
'landbelofte' is Dt30, waar God belooft dat Israël, ook al zal het door eigen ontrouw
onder alle volken op de aarde verstrooid zijn, naar zijn eigen land zal terugkeren, om
daar uiteindelijk door God hersteld en aangenomen te worden.
Eeuwenlang is deze 'landbelofte' vergeestelijkt als gevolg van de afschuwelijke
'vervangingstheologie'. Dat is de leer die beweert dat de Kerk de plaats van Israël
heeft ingenomen en dat Israël als volk in Gods plannen geen toekomst meer heeft. In
deze theologie is het volk een geestelijk 'volk', en het land een geestelijk 'land',
en het herstel alleen nog maar een geestelijk - geen nationaal - herstel.
Dt30:1-10 handelt over de tesjoevah van Israël, wat 'omkering', 'terugkeer' of
'bekering' betekent. Nergens wordt in dit Schriftgedeelte een voorwaarde voor het
herstel genoemd: God zal Zich in de eindtijd in zijn soevereine genade een eigen,
bekeerd volk Israël verschaffen in beloofde land. Uit Ez37:l-14 (het visioen
van het dal van de dorre doodsbeenderen) kunnen we opmaken dat deze tesjoevah
in twee etappes zal plaatsvinden: eerst de letterlijke terugkeer naar het beloofde
land, daarna de figuurlijke terugkeer tot God.
Wie zagen het?
Een tijdje geleden vroeg ik mij af wanneer bijbelgetrouwe christenen opnieuw zicht
hebben gekregen op de letterlijke vervulling van de 'landbelofte'. Het strekt
verschillende predikanten tijdens de 'Nadere Reformatie' in Nederland (17e en 18e
eeuw) tot eer dat zij voor dit toekomstig herstel van het letterlijke Israël heel
duidelijk oog gehad hebben; ik noem namen als ds. Wilhelmus à Brakel en ds. Theodorus
van der Groe. Maar de vraag die ik mij stelde, was in hoeverre zulke predikers ook oog
hadden voor de 'landbelofte'.
Ik heb er van alles op nagelezen, maar ik kon slechts het volgende vinden: David
Austin (1760-1831) geloofde in de terugkeer van de Joden naar het beloofde land en
meende dat het herstel in 1760 zou plaatsvinden; hij bouwde tot dat doel zelfs
doorgangshuizen voor de Joden.
Jedediah Morse (1761-1826) verwachtte in 1810 eveneens het herstel van Israël in zijn
eigen land.
Edward D. Griffin (1770-1837) verwachtte het duizendjarig rijk in 1922 en meende dat
in de eerste helft van de 19e eeuw het herstel van de Joden in het beloofde land zou
plaatsvinden.
Ik ben tot de conclusie gekomen dat vóór 1800 nauwelijks één christelijke denker
zich met alle duidelijkheid en beslistheid heeft uitgesproken vóór een letterlijke
vervulling van de 'landbelofte'. En de weinigen die zich kort na 1800 er wel over
uitlieten, ontsierden hun verwachtingen met berekeningen die niet zijn uitgekomen! Het
beeld veranderde met de profetische conferenties die in het begin van de 19e eeuw hier
en daar op de Britse Eilanden en in Ierland gehouden werden. En van alle deelnemers
van die conferenties heeft bij mijn weten zich niemand beslister, duidelijker en
uitvoeriger over deze materie uitgelaten dan John N. Darby.
Alleen de Schrift!
Vandaag de dag zijn er letterlijk miljoenen evangelische, maar ook reformatorische
christenen die vast geloven in een letterlijke vervulling van de landbelofte. Maar dat
is ook geen kunst, want sinds de opkomst van het Zionisme, eind 19e eeuw, en zeker
sinds de oprichting van de staat Israël in 1948, is die landbelofte al in vervulling
gegaan - nog wel niet wat het geestelijk, maar toch wel wat het nationaal herstel van
Israël betreft. In het begin van de 19e eeuw was er echter niets op het politieke
toneel dat ook maar in de verste verte op een mogelijke massale terugkeer van Israël
naar het beloofde land wees, laat staan op de vestiging van een eigen staat aldaar.
Palestina maakte een vast onderdeel van het (islamitische, Turkse) Ottomaanse rijk
uit, waar voor een eigen joodse staat geen plaats was, en er was zelfs nog geen
Zionisme dat een dergelijke staat ambieerde. Trouwens, het Zionisme van de begintijd -
dat sterk geseculariseerd, ja, socialistisch van opzet was - zou al tevreden geweest
zijn met een eigen staat in Afrika of in het Russische rijk. Zelfs nadat het
Ottomaanse rijk in 1918 gevallen was, was er nog lang geen denken aan een joodse staat
in Palestina. Naar de mens gesproken was er een holocaust voor nodig om (ten eerste)
de Joden zich weer veel sterker van hun joodse identiteit bewust te maken en (ten
tweede) de harten van de wereldleiders ertoe te neigen de Joden een dergelijke staat
in Palestina te gunnen.
Lang vóór zich dit allemaal begon af te tekenen, was er vooral één man die
duidelijk zag dat de Joden in de eindtijd, dus al vóór de wederkomst van de Messias,
in Palestina een eigen staat zouden hebben. Die man was John N. Darby. Hoe wist die
man dat dat zou gebeuren? Het klinkt bijna te simpel om waar te zijn, maar hij had dat
in de Schrift gevonden. Voor alle duidelijkheid: vóór hem zag nagenoeg niemand dat
in de Schrift, en vandaag zien miljoenen christenen het in de Schrift, zó duidelijk
dat zij zich afvragen waarom men het niet eerder heeft gezien. Iemand moet het, eeuwen
na de apostolische tijd, voor het eerst weer zo in de Schrift gevonden hebben.
Misschien hebben ook anderen het gevonden, maar Darby was de duidelijkste en
uitvoerigste onder degenen die erover geschreven hebben.
Miljoenen christenen waren en zijn het niet met zijn gemeentelijke opvattingen eens -
maar (als ze daar tenminste nog weet van hebben) moeten Darby erkennen als het van God
gegeven instrument om deze profetische dingen in het licht te stellen.
Darby en Voorhoeve
Ik zou hier allerlei citaten kunnen geven uit de Synopsis en uit de Verzamelde
Geschriften van Darby, maar misschien is het aardig te citeren uit het werk van
Darby's belangrijkste Nederlandse leerling: Herman C. Voorhoeve (1837-1901). Al in
1866 schreef hij zijn boek De toekomst onzes Heeren Jezus Christus, dat sindsdien vele
malen ongewijzigd is herdrukt. Zijn zoon Johannes N. (de man van uitgeverij J.N.
Voorhoeve) schreef in 1922 in het voorwoord van de achtste druk:
Bij aandachtige lezing zal men verbaasd zijn over het feit, dat het geschrevene in
geen enkel opzicht in tegenspraak is met hetgeen later geschiedde, integendeel, door
de gebeurtenissen wordt bevestigd.
De oorzaak hiervan is, dut de schrijver zich beslist en alleen gehouden heeft aan de
Heilige Schrift.
Welnu, in 1866 schreef H.C. Voorhoeve:
Er zal een tijd komen, waarin Israël naar het land zijner vaderen zal terugkeeren,
stad [Jeruzalem! en tempel zal herbouwen, onder de vernieuwde gunst van Jehovah het
licht van Zijn vriendelijk aanschijn weer zal genieten, en veilig zal wonen onder de
palmen en cederen van het beloofde land.
Reeds uit onze beschouwing over 'de tweede komst van Christus op aarde' is gebleken,
dat de Joden naar Palestina moeten terugkeeren.
Wanneer toch de Heer van den hemel zal komen met Zijn hemelsche heiligen, om de
heerschappij over Zijn volk te aanvaarden; wanneer Zijn voeten zullen staan op den
Olijfberg, en Hij opnieuw Zijn intrede in Jeruzalem zal doen, en door Israël als de
ware Messias zal worden ontvangen en aangebeden, dan moet natuurlijk dat volk vóór
dien tijd in zijn land teruggekeerd zijn, en stad en tempel herbouwd hebben.
Ter onderbouwing van deze conclusie behandelt Voorhoeve vervolgens Js14:1v.,
Jr16:10-15, Ez34, 36 en 37, Dn9:24-27, Mt24, Js18 en Op11 en 12. De belangrijkste
'fout' die Darby, en in zijn kielzog Voorhoeve, maakte, is dat hij meende dat het
politieke herstel van Israël eerst na de opname van de Gemeente zou plaatsvinden,
terwijl dit politiek herstel thans al sedert meer dan een halve eeuw werkelijkheid is.
Er is niets in de Schrift dat ons noopt aan te nemen dat de heroprichting van de staat
Israël pas na de opname van de Gemeente zou kunnen plaatsvinden. Uitleggers als Darby
en Voorhoeve leefden echter zo sterk in de dagelijkse verwachting van de komst van de
Heer om zijn Gemeente weg te nemen dat zij alle vervullingen van profetieën na deze
wegneming plaatsten, ook waar de Schrift dit niet uitdrukkelijk vereiste. In feite
pleit deze 'vergissing' slechts voor hun echte vroomheid...
NOVEMBER 2000 l BODE l MAGAZINE VOOR BIJBELSTUDIE
|