De Bode
des Heils - www.medema.nl
- mei 2001
W i l l e m J.
O u w e n e e l
Tijdens de Betteldconferentie vieren wij het avondmaal; in dit voorbereidende
artikel denken wij erover na. Dat is een groot verschil. Gemeente moet je doen,
avondmaal moet je ook doen; maar voordat je het doet, moet je er eerst wel een goed
beeld van hebben wat je gaat doen, waarom en waartoe. Daarom dit artikel, dat wel meer
leerstellig van aard is, maar wel degelijk op de praktijk gericht is.
De drie belangrijkste symbolen in het christendom zijn (doop)water en (avondmaals)brood
en -wijn; deze fysieke elementen zijn (a) afgeleid van joodse symbolen en (b)
verwijzen naar geestelijke werkelijkheden, namelijk de weldaden die Christus verworven
heeft op het
kruis, en (c) staan in verband staan met het koninkrijk Gods:
- De doop
(a) is de voortzetting van het joodse mikweh (= rituele bad),
(b) is een symbolische eenmaking met Christus in zijn dood (Rm6:3v., Ko2:12),
(c) vormt de introductie tot het koninkrijk Gods (vgl. Mt28:18-20).
- Het avondmaal
(a) is de voortzetting en uitbreiding van het oudtestamentische Pascha (de viering van
de verlossing uit de slavernij van Egypte resp. van de zondemacht),
(b) is gecentreerd rond Christus, die ons ware Pascha is (1Ko5:7),
(c) is bestemd voor discipelen in het koninkrijk Gods (Mt26:26-29; vgl. Lk22:15-18;
1Ko11:26)
Instelling van het avondmaal
Zie daarover Mt26:26-29; Mk14:22-25; Lk22:15-20; 1 Ko11:23-26, en met name de twee
laatste Schriftgedeelten, omdat daarin de zinsnede 'Doet dit tot mijn gedachtenis'
voorkomt. Het gaat om een echte 'instelling' van een gebruik. De Heer was toen nog bij
hen, maar Hij wenste dat zijn discipelen regelmatig aan Hem zouden terugdenken. Zo
heeft de vroege Gemeente het ook opgevat: eerst vierde zij het avondmaal dagelijks,
later vermoedelijk wekelijks (Hd2:42,46; 20:7,11). (Wat geen regel is: je mag het zo
vaak vieren als wenselijk is.) De aanleiding tot de instelling van het avondmaal was
de Pesach- (of Pascha-) viering (Mt26:17-29; Lk22:7-20). Als wij avondmaal vieren,
herdenken wij de dood van óns Paaslam (1 Ko5:7; 11:26; vgl. Jh1:29,36; 19:33,36 [zie
Ex12:46]; 1 Pt1:19; Op5:6-13 enz.). Jezus gebruikte blijkbaar de gewone matzah, het
ongezuurde Pesachbrood. De Seder (het Pesachmaal) omvat verder nog vier bekers wijn,
twee vóór het maal en twee erna, traditioneel geassocieerd met de vier beloften in
Ex6:5v: 'Ik zal u uitleiden... redden... verlossen... aannemen.' Twee van de vier
bekers worden genoemd in Lk22:17,20: in vs17 de eerste of tweede beker (de
broodbreking [vs19] komt vlak na de tweede beker), en in vs20 de derde beker, d.i. de
'beker der verlossing' (vgl. Ps116:13) oftewel de 'beker der zegening/dankzegging' (vgl.
1Ko10:16).
Betekenissen van het avondmaal
(1) Verbondsmaal
Jezus gebruikte de derde Pesachbeker om het nieuwe verbond te introduceren
(Lk22:20), dat de uiteindelijke verlossing van de 'Egyptische' zondeslavernij behelst
(Mt26:28). In lijn daarmee waren de apostelen 'dienaren van het nieuwe verbond'
(2Ko3:6). Het avondmaal is dus slechts voor verloste zondaren. Wij vieren de
verzoening van onze zonden (Mt26:28); dat betekent dat wij ook praktisch rein aan het
avondmaal moeten gaan. Daartoe is zelfonderzoek vereist (1 Ko11 '21-29).
(2) Gedachtenismaal
Wij geven in de avondmaalsviering allereerst gehoor aan Christus' eigen wens: 'Doet
dit tot mijn gedachtenis.' Wij gedenken (of herdenken) Christus; omdat het een
terugdenken is, gaat het om Christus zoals Hij op aarde was. Omdat het om Christus als
het Paaslam gaat, denken we vooral aan Hem terug in zijn lijden en sterven (Lk22:19;
1Ko11:24-26). Wij denken aan wat zijn dood betekende voor Hemzelf, voor de Vader, voor
de hele wereld, voor de hele Gemeente en voor ons individueel.
(3) Aanbiddingsmaal
Gedenken leidt vanzelf tot aanbidden; we kunnen niet aan de Heer in zijn lijden en
sterven denken zonder Hem daarvoor te prijzen. Het gaat dan ook om de beker der
dankzegging (of lofprijzing) (1Ko10:16). De 'tafel des Heren' wordt vergeleken met een
altaar (1Ko10:18,21; vgl. Ez41:22, 44:16;
Ml 1:7,12), en dat is een plaats waar wij als priesters lofoffers brengen (1Pt2:5;
Hb10:19-22; 13:15).
(4) Gemeenschapsmaal
Het avondmaal is geen strikt individuele aangelegenheid, zoals er vaak van gemaakt is.
Wij drukken aan de tafel van de Heer ook onze eenheid en onderlinge verbondenheid uit
als het 'mystieke' lichaam van Christus, d.i. de Gemeente (1Ko10:16v.; vgl. Rm12:5;
1Ko12:12-27; Ef1:22v.; 2:16; 4:4,12,16; 5:23,30; Ko1:18,24; 2:17,19; 3:15). Het brood
beeldt zowel het fysieke als het gemeentelijke lichaam van Christus uit. Het avondmaal
is net als het oudtestamentische vredeoffer een gemeenschapsmaal (Lv3 & 7;
1Ko10:18 legt dit verband met het vredeoffer).
(5) Voedingsmaal
Wij kunnen ons niet bezighouden met een gestorven Christus zonder dat de
verantwoordelijkheid op ons afkomt dat ook de levende Christus in ons zichtbaar mag
worden. Wij 'voeden' ons geestelijk met Christus om praktisch te worden als Hij (vgl.
de discipel van het koninkrijk: worden als de Meester; Mt10:25a). Hoewel Jh6:35,50-58
strikt genomen niet over het avondmaal gaat, ligt er in het eten van zijn vlees en het
drinken van zijn bloed wel een duidelijke parallel.
(6) Verkondigingsmaal
Wij herdenken Hem niet alleen voor onszelf, maar wij verkondigen de dood van de Heer
ook. Er gaat van het avondmaal een (stilzwijgende) proclamatie uit aan de hele wereld
en aan alle machten; alle mensen, engelen en demonen zullen Hem eenmaal als Heer
aanbidden (1Ko11:26; vgl. Ef3:10; Fp2:9-11). In zekere zin heeft het avondmaal daarmee
zelfs een evangelistische draagwijdte: ieder onbekeerd mens kan nog komen om ook deel
te krijgen aan de dood van de Heer.
(7) Verwachtingsmaal
De discipelen verbinden zich met hun verworpen Heer tijdens Diens afwezigheid met het
oog op Diens terugkeer en de aanvaarding van zijn koningschap (vgl. de verwijzingen in
Mt26:29; Mk14:25; Lk22:16,18,29v. naar het komende koninkrijk in zichtbare macht en
heerlijkheid). Zij zien uit naar de volle verwerkelijking van het nieuwe verbond
(Lk22:20; 1Ko11:25; vgl. Jr31:31-34). Daarom zegt 1 Ko11:26 dat wij eten en drinken
'totdat Hij komt'.
Vijf richtingen
We kunnen het voorgaande samenvatten door aan vijf 'richtingen' te denken. De
avondmaals-vierder kijkt:
- naar binnen, in de eigen ziel (zelfonderzoek, voorbereiding op het avondmaal,
bereidheid om de consequenties van het avondmaal te aanvaarden) (zie punt 1 en 5);
- naar achteren, naar Christus zoals Hij op aarde was, en wel in het bijzonder
als Degene die het verlossingswerk volbracht heeft (zie punt 2);
- naar boven, naar Christus zoals Hij thans als de Opgestane en Verheerlijkte
aan Gods rechterhand is, en naar de God van de verlossing Zelf, om de drie-ene God te
aanbidden (zie punt 3);
- naar rondom, naar de gemeenschap van alle christenen op aarde
met wie wij verbonden zijn in één 'lichaam', één Gemeente', maar ook naar de
machten om ons heen, aan wie wij de dood van de Heer proclameren (zie punt 4 en 6);
- naar voren, mijn leven in de navolging van Christus (zie punt 5), en
uiteindelijk de vestiging van zijn koninkrijk op aarde (zie punt 6 en 7).
Vormen van avondmaalsviering
Het is goed te bedenken dat de Schrift ons op geen enkele wijze aangeeft hoe het
avondmaal gevierd moet worden. Slechts twee dingen staan vast: er worden brood en wijn
genuttigd. We kunnen niet zonder meer stellen dat we het net zo moet doen als de Heer
het deed, die eerst dankte voor het brood en daarna voor de beker, want wij zijn de
Heer niet. Hij is juist de Gastheer en wij de gasten; ook vandaag nog beleven wij het
zo, dat wij het brood en de beker als het ware uit zijn hand ontvangen, en daar danken
wij Hem natuurlijk voor. Maar:
- Er is niets op tegen slechts één keer te danken, voor brood en beker samen.
- Er is niets op tegen als broeder A dankt voor het brood en broeder B voor de
beker.
- Sterker nog: ook broeders A, B en C zouden kunnen danken voor het brood
en broeders D, E en F voor de beker, of broeders G, H en l voor brood en beker samen.
- Met name het brood zou verscheidene keren kunnen rondgaan, waarbij elke keer
aan een ander facet van het avondmaal wordt gedacht. De beker werd uitgereikt 'na de
maaltijd', en een maaltijd bestaat toch niet uit slechts één keer een stukje brood
eten.
- Men zou, als het brood rondgaat, het stukje brood in de hand kunnen houden om
dan, als iedereen brood genomen heeft, het gezamenlijk op te eten. Dat zou het
collectieve aspect beter onderstrepen.
- Brood en beker hoeven niet onmiddellijk op elkaar te volgen; er mogen
tussendoor best een paar liederen worden gezongen, andere gebeden worden uitgesproken,
en er mag uit de Bijbel worden gelezen. Als we samenkomen 'om brood te breken', hoeft
die broodbreking niet slechts een klem stukje van de dienst te zijn. We hebben niet
een maaltijd in een dienst, maar een dienst rond een maaltijd.
- Er is dan ook niets op tegen om de samenkomst eens met de broodbreking te beginnen,
als uitgangspunt voor de aanbidding. Elke vorm van wetticisme ('het mag alleen maar
zo') is hier verwerpelijk. Als we wat variatie in de avondmaalsviering brengen, kan
dat ons helpen om het avondmaal weer eens op een frisse wijze te beleven. Maar het
moet ook weer geen verandering alleen om de verandering zijn. We moeten daar kies en
wijs mee omgaan en steeds ons eigen hart proeven. Wie het altijd op dezelfde wijze wil
doen, hoeft dat niet per se met een goede gezindheid te willen; en wie het eens een
keer anders wil doen, hoeft dat niet per se met een slechte gezindheid te willen - en
omgekeerd.
|