Reformatorisch Dagblad - 13 maart 2002
Nieuw
licht over Paulus’ ‘ik’
Medema ziet in Romeinen 7
fictieve Paulus
Van een medewerker
AMERSFOORT - „Hij die voor ons gekruisigd is, gaat ons voor op de kruisweg. Op de
weg van de navolging van Christus loopt de christen ten diepste niet zelf, maar wordt
hij gedragen.” Dat zei prof. dr. A. de Reuver dinsdagavond voor het forum van de
Gereformeerde Theologische Studentenvereniging Voetius. Samen met mr. H. P. Medema
behandelde hij het thema van het goede leven als leven met Christus, met name de
heiliging. Hij gaf een geheel eigen kijk op de ikfiguur in Romeinen 7.
.
Prof. De Reuver, bijzonder hoogleraar in Utrecht vanwege de Gereformeerde Bond, noemde
de strijd tegen de zonde wel hevig, maar niet hopeloos. „De kern van de geboden is:
Blijf in Christus, want Hij is de liefde. Mijn aandeel in de heiliging is: blijven in
Hem. In Johannes 15 is de opdracht om in de wijnstok te blijven de enige zin in de
gebiedende wijs. Dat de heilige zondaar blijft, doet pijn. Tegelijk is het heilzaam,
want doordoor blijf je dicht bij Christus, dus vol vrucht.”
.
In het leven van de christen ziet de hoogleraar de autonomie doorkruist worden door de
zelfverloochening en gedomineerd door de theonomie. „De structuur van zijn leven is
gelijk aan die van Christus. Het patroon is letterlijk cruciaal. Aan het kruis was er
echter maar voor Een plaats: Hij verzoende, wij volgen na. Die orde is onomkeerbaar.
De weg van Christus motiveert en we kunnen er op terugvallen.”
.
Hield de hoogleraar een praktisch betoog in de kohlbruggiaanse lijn, mr. Medema,
uitgever en schrijver van onder meer ”Romeinen zeven enzovoorts”, ging met name in
op Romeinen 7 en 8. Er was daarmee een verschillende opzet. Medema verzette zich tegen
de tendens in evangelische kringen om de wet als afgeschaft te beschouwen. „De wet
wordt voltooid door de genade en verdiept in wat het nieuwe verbond de wet van
Christus noemt”, meent Medema. „Het verschil met het oude verbond is dat de wet nu
in de harten geschreven staat. De sterren zijn na de nacht niet verdwenen, door de
schittering van de zon zijn ze echter als het ware weggevaagd.”
.
Tegelijk pleitte hij ervoor de brief aan de Romeinen grotendeels niet te lezen met het
perspectief: Hoe wordt de mens gerechtvaardigd? In plaats daarvan zag hij de brief
primair over heilsfeiten gaan. „Het gaat niet in de eerste plaats om de vraag wat
zondaars gedaan hebben, maar om wat zonde is. De brief is dus niet ervaringsgericht.”
.
Prof. De Reuver proefde in Romeinen 7 de eigen beleving van de apostel in zijn strijd
tegen de zonde. „Paulus’ brief is leerstellig. Tegelijk spreekt hij uit eigen
ervaring. De taal is zo existentieel.” In Romeinen 7 en 8 worden in Medema’s visie
geen verschillende geestelijke toestanden geschetst. Ze zijn te lezen als een
probleemstelling en een oplossing, danwel een scherp contrast tussen twee
geloofsmodellen.
.
Medema gaf een nieuwe interpretatie van de ikfiguur in Romeinen 7. Met een beroep op
Galaten 2:18-21 karakteriseerde hij Paulus’ schrijfwijze als een gelijkenis, waarbij
de auteur zichzelf als fictief voorbeeld gebruikt. „Paulus maakt hier een
gedachte-experiment over hoe de strijd van een christen tegen de zonde zou verlopen
als hij de eisen van de wet probeerde te vervullen zonder de hulp van de Heilige
Geest. Met andere woorden: de ervaring van een christen als de openbaring van God
beperkt werd tot het oude verbond, zonder de Geest als gave van het nieuwe verbond.
.
Of je dan „jezelf spiritueel herkennen” mocht in Romeinen 7, werd Medema gevraagd.
„Wij zijn gerechtigd de hele Schrift bevindelijk te lezen. Net als de psalmen mag je
dat ook Romeinen 7 doen; alleen is dat niet de eigenlijke bedoeling”, aldus mr.
Medema. |
|