Overzicht
van de artikelen over ID, schepping en evolutie (april - juni
2006)
Reformatorisch Dagblad - 9
juni 2006
Prof. dr. ir. J. H. van Bemmel
Het atheïsme niet voorbij
Enkele weken geleden kocht ik het boek ”De ondergang van het atheïsme” van Alister McGrath. Hij behoort samen met Francis Schaeffer en C. S. Lewis tot degenen die pas op latere leeftijd, na een intensieve zoektocht en Bijbelstudie, zeer bewust tot het geloof zijn gekomen. De meest apologetische boeken werden geschreven door mensen die pas later zijn gaan geloven.
Een geweldige bijdrage werd geleverd door Lewis. Zijn oeuvre is heel breed en loopt van de Narniareeks en sciencefiction tot boeken met een sterk persoonlijk getuigenis, zoals zijn ”Onvervalst christendom”. Jammer, dat je mensen als Lewis en Schaeffer niet meer kunt ontmoeten. McGrath is nog springlevend.
De felste antichristelijke geschriften komen van mensen die in hun jeugd met het christelijk geloof in aanraking zijn gekomen. Ik denk aan iemand als Maarten ’t Hart, die van zijn weerzin tegen het geloof niet genoeg kan krijgen; er zijn er veel meer. Hun argumenten zijn niet nieuw. Het zijn verre nazaten van de verlichting die als door een adder gebeten reageren wanneer hun geloof in de materie als oorzaak van al het bestaande wordt aangevallen.
Een ander voorbeeld is de filosoof Herman Philipse in zijn boekje ”Atheïstisch manifest en de onredelijkheid van de religie”, met een voorwoord van Ayaan Hirsi Ali. Philipse vindt dat alle godsdienstige overtuigingen ingebeeld zijn. Zulke mensen zijn de spreekbuizen van de meerderheid van de huidige intelligentsia. Is het atheïsme echt voorbij?
Bron
Alle mensen die zich al dan niet fel keren tegen het christelijk geloof verlaten zich alleen op het menselijk verstand als bron van ons kennen. Alles daarbuiten zijn menselijke verzinsels. Sommigen zijn daarin heel erg uitgesproken, zoals Jacques Monod: „Alles kan worden gereduceerd tot eenvoudige en voor de hand liggende mechanische processen. De cel is een machine. Het dier is een machine. De mens is een machine.” Richard Lewontin, Harvardbioloog, was nog pregnanter: „Wij hebben een a priori verplichting jegens het materialisme. (...) Dit staat niet ter discussie, want we kunnen geen goddelijke voet tussen de deur dulden.” Ik denk wel eens dat het debat met mensen met dergelijke onwrikbare standpunten is als het werpen van paarlen voor de zwijnen (Matthéüs 7:6).
McGrath meent dat het atheïsme op zijn retour is en wijst daarvoor naar de opkomst van de evangelicale en pinksterbewegingen - een argument dat ook bekend is uit zijn boek ”De toekomst van het christendom”. Ik geloof niet dat McGrath wat de ondergang van het atheïsme betreft gelijk heeft. Integendeel, ik zie juist dat dit zich in onze tijd steeds breder maakt en feller van zich afslaat, getuige voorgaande citaten en bijvoorbeeld de recente discussies rond ”intelligent ontwerp”.
Paulus
Ik ben bang dat wij in het debat met de vinnigste ongelovigen niet veel verder zullen komen. Trouwens, lees de gesprekken maar tussen Jezus en de mensen van Zijn tijd, niet eens ongelovigen. Er zijn in de Bijbel naar mijn mening geen voorbeelden te vinden waarbij de niet-gelovige met alleen de wapens van het verstand wordt bestreden, laat staan overtuigd. Tegen de geleerde Nicodémus zei Jezus dat hij uit water en Geest geboren moest worden (Johannes 3:5) en toen Paulus tot de filosofen over de opstanding sprak, braken zij subiet het gesprek af (Handelingen 17:32).
Dat wil niet zeggen dat het debat dus maar moet worden gemeden. Sterker nog, het is juist van belang zinnige argumenten aan te dragen om de onhoudbaarheid van een materialistisch standpunt te ondergraven. Zo heeft Arie van den Beukel in een viertal persoonlijk getinte boeken stevige bommetjes gelegd onder de evolutietheorie en de moderne theologie. Ook Willem Ouweneel heeft in zijn boek ”De God die is. Waarom ik geen atheïst ben” een steekhoudende bijdrage geleverd aan het debat met uitgesproken ongelovigen. En Cees Dekker heeft samen met anderen een tweetal prikkelende boeken gepubliceerd rond het thema geloof en wetenschap, met als spits evolutie en intelligent ontwerp.
Niet zomaar
Met al zulke argumentatie wordt echter geen enkel gelovig pleit gewonnen. Op zeker ogenblik blijft alleen het getuigenis over van de hoop die in ons is, dat Hij er al was vóór Abraham, dat Hij onder ons heeft gewoond, dat Hij onze schuld met God heeft verzoend, dat Hij is opgestaan en dat Zijn Geest is uitgestort als geschenk aan de gemeente van Christus.
Door alleen met je verstand naar de werkelijkheid te kijken ga je niet ’zomaar’ geloven in een Schepper, laat staan in de Vader van onze Heere Jezus Christus. Het is andersom. Pas wanneer je gelooft, ben je dankbaar dat je Gods hand mag ontwaren in de schepping. Het is dan als het afvallen van de schellen van je ogen; je neemt Zijn aanwezigheid miljardvoudig waar in zijn kunstwerken. Het maakt je -met Job- zeer bescheiden en wars van alle overmoed (Job 38:4, 5). Daardoor wordt het vertrouwen dat God achter de werkelijkheid staat zo sterk dat je je eigenlijk niet kunt voorstellen dat er mensen zijn die dit inzicht niet delen.
De auteur is hoogleraar medische informatica en was eerder rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Nederlands Dagblad - 16
mei 2006 - www.nd.nl
Schepping en de kijk op wetenschap
door Maarten Verkerk en Marc de Vries
Waarom verloopt het debat over schepping en evolutie zo moeizaam? Waarom krijgen wetenschappers die de gedachte van een intelligent ontwerp naar voren brengen, van alle kanten kritiek?
Niet alleen van 'seculiere' wetenschappers, maar ook uit christelijke hoek? Eén van de oorzaken is een onjuiste visie op wetenschap en het door elkaar halen van verschillende niveaus van discussie.
Vanuit filosofisch gezichtspunt is het belangrijk onderscheid te maken tussen vier niveaus van discussie: feit, theorie, vooronderstelling en geloof. Deze vier niveaus hangen nauw met elkaar samen en beïnvloeden elkaar.
Allereerst het niveau van de feiten. Het standaardbeeld is dat feiten de betrouwbare bouwstenen van de wetenschap vormen. In deze (positivistische) visie zijn feiten met absolute zekerheid vast te stellen. Vanuit de wetenschapsfilosofie zijn daar twee kanttekeningen bij te plaatsen. In de eerste plaats bevat het vaststellen van de feiten (meten, waarnemen) altijd niet-feitelijke elementen. Zo is het meten van de temperatuur met een alcoholthermometer afhankelijk van de vooronderstelling dat de lengte van de vloeistofkolom en temperatuur evenredig zijn. Ten tweede worden feiten verward met theorieën. Zo was het tot de zeventiende eeuw een vermeend feit dat de zon om de aarde draaide. Maar het enige feit was dat we dagelijks de zon in het oosten zien opkomen en in het westen ondergaan. Daarmee is nog niets gezegd over hoe dat komt.
Theorieën
Het tweede niveau is van de theorieën. Waarom moet dit niveau zorgvuldig van dat van de feiten onderscheiden worden? Daar zijn drie argumenten voor aan te geven. Allereerst zegt een theorie - naar haar aard - altijd meer dan de feiten rechtvaardigen. Zo zegt de atoomtheorie veel meer over de structuur van de materie (onder andere dat deze uit kernen en elektronen bestaat) dan uit alle metingen volgt waarop deze gebaseerd is. In de tweede plaats kunnen dezelfde feiten door meerdere theorieën 'verklaard' worden. Het op- en ondergaan van de zon laat zich evengoed verklaren door de theorie dat de aarde om de zon draait, als dat de zon om de aarde draait. Ten derde verschilt de basis van theorieën. In de natuurwetenschappen is het vaak mogelijk om te experimenteren. In de astronomie kan dat niet; daar kan alleen worden waargenomen. Theorieën over het ontstaan van de aarde hebben zelfs directe waarneming niet als basis, maar moeten het hebben van de interpretatie van de restanten van wat zich heeft afgespeeld. Dat is een veel indirectere basis dan een experiment.
Vooronderstellingen
Het derde niveau is dat van de vooronderstellingen. Elke theorie gaat uit van bepaalde fundamentele aannames over de werkelijkheid die niet bewezen kunnen worden. Zo vooronderstelt de evolutietheorie dat leven in een toevalsproces ontstaan is en intelligent ontwerp dat sommige biologische structuren ontworpen zijn. Vooronderstellingen zijn ontzettend belangrijk. We kunnen ze niet bewijzen. Ze gaan aan de wetenschap vooraf en zijn eigen aan elke vorm van wetenschap. Maar ze moeten niet als feiten gepresenteerd worden.
Het laatste niveau is dat van het geloof. Geloofskennis heeft een ander karakter dan wetenschappelijke kennis. Geloofskennis wordt niet gekenmerkt door experimenteren en analyseren, maar door gelovig luisteren en belijden. Geloofskennis heeft onder andere betrekking op de zin en doel van de hele werkelijkheid. Die kennis kan wel gevoed worden door wetenschappelijke kennis. Ook omgekeerd bevat het geloof inzichten en motieven die voor een wetenschapper waardevol kunnen zijn.
Laten we vanuit dit onderscheid eens kijken naar enkele heikele punten uit de discussie over schepping, ontwerp en evolutie.
Evolutie
1. Ten aanzien van de term 'evolutie' moeten we de niveaus van de discussie goed uit elkaar houden. Er zijn veel voorbeelden van veranderingen in de natuur. Het mechanisme van de evolutie (mutatie en selectie) kunnen we dan ook gerust als feit presenteren. Maar de stelling dat alle vormen van leven verklaard kunnen worden door middel van dit mechanisme gaat veel verder dan het aanwezige feitenmateriaal. Ook als je met een experiment kunt aantonen dat bepaalde stappen mogelijk zijn, dan bewijst dat nog niet dat het ook zo gegaan is. Zo'n stelling zou bijvoorbeeld wel ondersteund kunnen worden uit de interpretatie van fossielen in de verschillende aardlagen. We zitten dan wel in de meest indirecte vorm van empirisch onderzoek. Evolutie als een volledige verklaring voor de verscheidenheid van het leven is dus een theorie die veel meer zegt dan de feiten rechtvaardigen.
Het getuigt van een gezonde wetenschappelijke houding om de mogelijkheid open te houden dat dezelfde waarnemingen ook met een andere theorie verklaard kunnen worden. Het debat gaat er dan over welk model de meeste verklaringskracht heeft. De discussie over intelligent ontwerp laat zien dat de term 'evolutie' soms duidt op een geloof, namelijk de absolute zekerheid dat alle leven in een evolutionair proces ontstaan is. De reactie is dan zo emotioneel en onzakelijk dat de eisen van argumentatie en bereidheid tot wetenschappelijke toetsing ver weg lijken.
ID
2. Aanhangers van intelligent ontwerp stellen dat sommige biologische structuren zo complex zijn, dat die nooit in een evolutionair proces ontstaan kunnen zijn. Zo'n stelling is een wetenschappelijke hypothese (aanzet tot theorie) die in principe getest kan worden. Maar de vraag of er sprake is van een intelligent ontwerp bevindt zich niet op het niveau van de wetenschap, maar op het niveau van het geloof. Het begrip 'ontwerp', zo leert de techniekfilosofie, is immers niet houdbaar zonder een ontwerper. Het bestaan van een O/ontwerper kan niet door de wetenschap aangetoond worden maar alleen in geloof beleden worden.
3. Het onderscheiden van de niveaus van theorie en geloof helpt ons ook om dilemma's beter in het vizier te krijgen. In de natuurwetenschap, geologie, astronomie en biologie zijn er verschillende respectabele theorieën, onder andere over de ouderdom van de aarde. De status van dit soort theorieën is en moet onderwerp blijven van het wetenschappelijke debat. Dit soort theorieën lijkt op het eerste gezicht strijden met ons geloof. Het domste wat een christen kan doen, is die spanning op te heffen door het geloof aan te passen of door de wetenschap te ontkennen. Wat er in feite aan de hand is, is dat er een spanning is tussen de uitleg van de natuur en de uitleg van de Bijbel. Een spanning die een christen mag uitdagen.
4. De vraag of de mens een toevallig product is van een evolutionair proces of dat de mens geschapen is naar het beeld van God is een geloofsdiscussie. We moeten ons niet laten verleiden om deze discussie op het niveau van de theorie te voeren. In de discussie over de zin van het mens-zijn kunnen we alleen gelovig naspreken wat de Bijbel zegt. Laten we daarin God de eer geven die Hem toekomt.
Getuigenis
Wetenschap is tegenwoordig in hoge mate een 'seculiere' aangelegenheid. In zo'n omgeving is het bijzonder mooi als vooraanstaande wetenschappers als Dekker en Van Woudenberg hun geloof belijden. Het feit dat zij mede op basis van hun geloof open staan voor een theorie als intelligent ontwerp is filosofisch volledig legitiem. De harde aanval van mensen als Piet Borst en Ronald Plasterk heeft meer van een ordinaire scheldpartij dan van een wetenschappelijk debat, omdat ze alle bovengenoemde onderscheiden miskennen. De aantijgingen van christenen als Dorenbos en Hoogerduijn missen doel omdat zij de verschillende niveaus van de discussie door elkaar mengen. Ook zijn ze vanuit christelijk perspectief bijzonder verdrietig omdat ze het christelijke getuigenis van deze vooraanstaande wetenschappers onvoldoende honoreren.
Dr. M.J. Verkerk en dr. M.J. de Vries zijn bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte in respectievelijk Eindhoven en Delft.
Nederlands Dagblad - 15
mei 2006 - www.nd.nl
Orthodoxie is wat anders dan Genesis 1 op één manier lezen
door Willem J. Ouweneel en Cees Dekker
Cees Dekker en Willem J. Ouweneel willen te boek staan als orthodoxe christenen die Gods schepping, de zondeval, het kruiswerk van Jezus, zijn opstanding en de komst van zijn Geest onderschrijven als cruciale heilsfeiten.
Dát mag de toetssteen van hun orthodoxie zijn, niet de leeftijd van de aarde of een specifieke lezing van het Genesisverhaal. Dat zij bijbelse gegevens op wetenschappelijke gronden afwijzen, is volgens hen een ernstig misverstand.
De reacties op ons artikel 'Het gaat om de verhouding tussen schepping en evolutie (Nederlands Dagblad 22 april) zijn ons niet meegevallen. De vervolg discussie ging meer over de leeftijd van de aarde dan over wezenlijker zaken, en we hebben ons zeer verbaasd over de vele boude beweringen die men in ons stuk inlas. L.P. Dorenbos (ND 25 april) maakte het het bontst met ongegronde en onware insinuaties. Hij maakte bijvoorbeeld uit onze vraag 'Was Adam een historische persoon of staat hij model voor een ieder van ons?' zonder meer op dat wij alleen dit laatste geloven en 'dat we ons geloof over de balk hebben gegooid'. Maar de goede lezer kan zien dat wij hier alleen ruimte vroegen voor andere opvattingen onder christenen, zonder elkaar meteen te verketteren.
Exegese
Zowel Dorenbos als Hoogerduijn (ND 27 april) meent dat wij de 'bijbelse gegevens' op wetenschappelijke gronden afwijzen. Dat is een ernstig misverstand. Er zijn strikt theologische redenen om Genesis 1 anders te lezen dan de wijze waarop zij dat doen. Het is dan ook niet juist dat wij onze exegese zouden laten beheersen door 'buitenbijbelse wetenschap'. Wij pleiten juist voor een Genesis-eigen exegese, terwijl die van de geachte briefschrijvers veel tijd- en cultuurbepaalder is dan zij zelf lijken te beseffen.
Hoogerduijn zou er goed aan doen eens na te gaan wat recentelijk in zijn eigen kring daarover is geschreven door waarlijk niet de eersten de besten. We denken aan wat J.J.T. Doedens heeft geschreven in C. Trimp e.a. (red.), Woord op schrift (Kampen 2002), en J. Douma in Genesis: Gaan in het spoor van de Bijbel (Kampen 2005). Deze orthodoxe theologen staan evenmin de strikt letterlijke uitleg van Hoogerduijn c.s. voor. Doen ook deze theologen niet aan 'serieuze exegese'? Laten ook zij hem zitten 'met een God die onze aanbidding niet waard is'?
Storend is ook dat sommige briefschrijvers bepaalde strikt natuurwetenschappelijke evolutietheorieën - waarover je een pittige wetenschappelijke discussie kunt voeren - verwarren met de evolutionistische ideologie, waar wij niets mee op hebben. 'Het recht van de sterkste' is een voorbeeld van populistisch evolutionisme (niet afkomstig van Darwin, maar van Herbert Spencer, Thomas Huxley e.a.), dat wezenlijk verschilt van de natuurwetenschappelijke evolutietheorieën. Zulke theorieën gaan hoofdzakelijk over populatiegenetische, celbiologische en aanverwante zaken, niet over de ideologische elementen van het evolutionisme.
Evolutionisme en christendom verdragen elkaar inderdaad niet. Maar of bepaalde natuurwetenschappelijke evolutietheorieën en het christendom elkaar niet verdragen, is een vraag waarvoor wij op z'n minst ruimte vragen. Volgens ons is het appels met peren vergelijken. Strikt natuurwetenschappelijke theorieën, van welke aard dan ook, kunnen nooit de basis van ons geloof aantasten.
Voor alle duidelijkheid: wij hebben grote moeite met de idee van een macro-evolutie die geheel door ongeleide toevalsprocessen zou worden beheerst. Voor de rest herhalen wij dat wij niet per se een eigen standpunt verkondigd hebben; veeleer vroegen wij ruimte voor een breder scala aan standpunten en pleitten wij tegen één bepaald oorsprongsdenken.
Godsbeeld
Hoogerduijn beweert ten onrechte dat wij een visie verdedigen die 'weinig heel laat van het bijbelse Gods- en wereldbeeld'. De bewering dat de evolutie-idee in strijd is met een God van liefde is net zo oppervlakkig en ongegrond als de bewering dat God niets doet aan het lijden in de wereld en dus geen God van liefde kan zijn. Ook rond het 'hellend vlak' verschillen wij van mening. Het is niet zo dat ruimte voor discussie over de lezing van het Genesisverhaal een nieuw hellend vlak introduceert. In de woorden van O. Noordmans: een christen die in deze wereld leeft, beweegt zich per definítie op het hellend vlak - dat is de kwestie niet, de vraag is hoe hij/zij erop staande blijft. Het antwoord ligt onzes inziens in de betrokkenheid op onze Heer, in een zoeken naar wat Hij ons wil zeggen door zijn Geest en in zijn Woord.
Hoogerduijn spiegelt ons nogal wat voor: de loochening van de maagdelijke geboorte en de opstanding, de weg van Kuitert en Ter Linden - dat alles volgt echter geenszins uit ons artikel. Wij moeten van de theologie van deze theologen niets hebben. Nogmaals, wij zijn orthodoxe christenen die Gods schepping, de zondeval, het kruiswerk van Jezus, zijn opstanding en de komst van zijn Geest onderschrijven als cruciale heilsfeiten. Dát mag de toetssteen van onze orthodoxie zijn, niet de leeftijd van de aarde of een specifieke lezing van het Genesisverhaal.
Wij geloven dat God onze wereld heeft geschapen. Hoe? Wij menen dat de hoge ouderdom van de aarde en bepaalde vormen van evolutie (WJO: binnen de oertypen, CD: ook daarbuiten) op wetenschappelijke gronden buitengewoon redelijke conclusies zijn. Die opvatting is niet met Genesis 1 in strijd, mits dat hoofdstuk theologisch verantwoord wordt uitgelegd.
Wetenschap
Jammer is dat sommige briefschrijvers gegevens uit de wetenschap simpelweg niet serieus wensen te nemen. Dorenbos schermt enkele keren met de 'moderne wetenschap', die zou hebben 'aangetoond' dat de evolutietheorie achterhaald is. Eigenaardig dat hij dat weet en dat 99,99 procent van de 'moderne wetenschappers' - inclusief vele christenwetenschappers - dat dan nog niet weten. Dit is nu bij uitstek een 'naïeve' houding tegenover de moderne wetenschap. Zo'n houding plaatst christenen buiten de serieuze wetenschappelijke discussie - een positie waar ze in het verleden vaak weer beschaamd van moesten terugkomen, een positie ook die in strijd is met het grote gebod van Jezus om God lief te hebben met ons hele verstand.
Hoogerduijn hoeft ons niet uit te leggen wat 'wetenschap' is en hoe 'betrouwbaar' wetenschappelijke theorieën al of niet zijn. Hij kan gerust zijn: wij bejegenen alle wetenschappelijke theorieën met de meest kritische houding. Maar dat doen we ook ten aanzien van creationistische theorieën à la Hoogerduijn. Dat heeft Evert van der Heide (ND 3 mei) van alle briefschrijvers het best aangevoeld. Een van ons (WJO) heeft na veertig jaar intense studie van het creationisme (en na vele publicaties) zich met grote teleurstelling van heel wat creationistische speculatie moeten afwenden, omdat ze niet houdbaar bleek. Maar de Bijbel staat voor ons nog geheel overeind als het betrouwbare Woord van God.
Dr. Cees Dekker is universiteitshoogleraar aan de Technische Universiteit in Delft en dr. Willem J. Ouweneel is als bijzonder hoogleraar aan diverse onderwijsinstellingen verbonden. Ook is hij docent aan de Evangelische Hogeschool in Amersfoort.
Nederlands Dagblad - 15
mei 2006 - www.nd.nl
Geloof en wetenschap: wat is waar?
Dit artikel is niet in de papieren krant verschenen.
W.J. van den Berg
In het ND is een discussie gaande n.a.v. het artikel van Dekker en Ouweneel van 22 april, getiteld: 'Het gaat om de verhouding tussen schepping en evolutie'. De reacties zijn inhoudelijk vrij divers, maar de teneur van de meeste reacties is:
- kritisch richting de stellingname van Dekker en Ouweneel dat er sprake is van evolutie
- vrees voor het domino-effect: als je Genesis 1-3 niet laat staan, waarom de rest dan wel?
Ik vind dit op zijn zachtst gezegd verrassend.
Ten eerste worden in het stuk van Dekker en Ouweneel een aantal mogelijke visies geschetst zonder dat zij zelf nadrukkelijk stelling nemen. Lees de tekst onder het kopje 'Conflict' er nog maar eens op na. Hun pleidooi luidt dan ook niet: laten we met z'n allen voor die of deze opvatting gaan. Nee, ze voeren een procesmatig pleidooi: laten we elkaar opzoeken en bevragen, zowel vanuit de wetenschap in de richting van de Bijbel als vice versa. En dat in Liefde.
Ten tweede, degenen die reageren lijken vergeten te zijn wat Cees Dekker op 28 februari in het ND schreef met als titel 'Atheïsme stuit op onbeantwoorde vragen' . In dit artikel, dat een verkorte versie is van zijn bijdrage aan het boek 'En God beschikte een worm' is Dekker inhoudelijk wel heel stellig: 'Er is voor een atheïst geen enkele objectieve grond om te denken dat zijn of haar redenering betrouwbaar zou zijn' (...)' hoe kun je vertrouwen op de uitkomst van redeneren als de menselijke geest met zijn rede slechts een bijproduct is van de evolutie?' (www.nd.nl).
Gesprek
Met andere woorden, hier lijkt in elk geval ten dele gevochten te worden tegen windmolens. Dat acht ik weinig zinvol. Zinvoller lijkt het mij het door Dekker en Ouweneel beoogde kritisch bevragen van elkaar daadwerkelijk handen en voeten te geven. Ik zou willen voorstellen in elk geval de volgende vragen mee te nemen in dat gesprek:
- welke methode hanteer je om tot een bepaalde overtuiging, theorie of inzicht te komen?
- Wat zijn de bronnen waaruit geput wordt en hoe verhouden die zich tot elkaar?
- Waarover wordt een uitspraak gedaan?
- Wat is de aard van de verworven kennis, gelet op bronnen, object van kennis en methode?
- Met welke stelligheid kan worden gesproken, gelet op de aard van de kennis? En, daarmee samenhangend, welke waarheidstheorie hanteren we, wanneer is voor ons iets waar?
- In hoeverre is het scheppend en herscheppend spreken van God te bevatten door onze menselijke geest? Houden we de optie open dat noch Gods scheppen, noch Gods herscheppen (het proces van bekering) echt door ons als mens te doorgronden valt?
Ik wil de gesprekspartners daarbij aanmoedigen kennis te nemen van de in de NRC opgenomen bijdragen over het begrip 'waarheid', dit in het kader van het thema van de maand van de filosofie (april). Ook daarin bijdragen vanuit de hoek van de wetenschap en bijbel/theologie (NRC, 1 en 2 april 2006, zie ook www.nrc.nl.). Hierin worden een aantal waarheidstheorieën uiteengezet, welke ik voor het door Dekker en Ouweneel beoogde gesprek van groot belang acht:
1. Waarheid als overeenstemming….
a. tussen beweringen en feiten (de correspondentietheorie, of ook wel objectieve theorie)
b . tussen de ene bewering en een groter geheel van andere uitspraken (de coherentietheorie), die voor zover ik weet ook in de uitleg van de Bijbel (hermeneutiek) een belangrijke rol speelt
c. binnen groep van mensen (bijvoorbeeld wetenschappers): de waarheid als sociale constructie, die niet wordt gevonden, maar gemaakt en beschreven in taal. Ofwel: geen waarheid buiten de tekst.
2. Waarheid is wat werkt: Je kunt geloven in het succes van wetenschap, zonder te hoeven geloven dat wetenschappelijke kaarten de onderliggende werkelijkheid exact weergeven zoals die is. Belangrijker is dat een theorie werkt, dat er voorspellingen uit af te leiden zijn die kloppen (Heleen Pott).
3. De persoonlijke waarheid: wat waar is voor jou hoeft dat niet te zijn voor mij.
4. Waarheid als verhaal, als ordening van de menselijke geest, als poging van die mens om zich te verzoenen met de werkelijkheid om hem heen: 'Wat is de werkelijkheid zonder dat wij haar onder woorden brengen, ordenen (..) Er is helemaal geen manier om het over de werkelijkheid te hebben zonder verhalen - of we er nu bij zeggen dat ze waar gebeurd zijn en heus echt, maakt eigenlijk niet zoveel uit' (Marjoleine de Vos, NRC, 22/23 april 2006)
5. Waarheid als iets dat getoond moet worden: 'De waarheid moet eerder worden gerealiseerd en gehoorzaamd dan dat ze moet worden gekend en geleerd' (Nico ter Linden).
Reeds Anselmus (1033 - 1109) wees op het onderscheid tussen de waarheid als overeenstemming tussen feiten en beweringen (theorie 1a) en de waarheid zoals bijvoorbeeld getoond door een echte vriend (theorie 5). De eerste opvatting lijkt door velen te zijn losgelaten, maar de opvatting dat waarheid vooral ge- en betoond moet worden wint terrein. Of dat voor de vragen over schepping en evolutie, over wetenschap en religie een echt bruikbaar onderscheid is, is de vraag. Het zou kunnen inhouden dat de oude definitie van waarheid als overeenstemming van feiten en beweringen voor zover nog gehanteerd binnen de wetenschap door velen niet meer van belang wordt geacht maar dat men de waarheid vooral ziet binnen het sociale vlak.
Enfin, zelfs wetenschappers die nog deels het objectieve waarheidsbegrip lijken te hanteren geven aan dat natuur-wetenschappelijke waarheden afhankelijk zijn van de context (in de ruimte werkt het toch iets anders met de zwaartekracht dan hier op aarde). En dat er op die waarheden een etiket zit met een 'beperkte houdbaarheidsdatum' : 'Zo doemt langzaamaan een waarheid achter de waarheid op. De natuur ontpopt zich steeds in andere gedaanten, als een reeks matroesjka-poppetjes. Misschien wel een idee voor een wetenschappelijk verantwoord hebbedingetje: een houten Archimedes, met daarin een poppetje van Newton, die weer een kleine Einstein bevat, enzovoorts, enzovoorts' (Robert Dijkgraaf, hoogleraar mathematische fysica, UvA). Uiteindelijk komt Dijkgraaf tot de conclusie dat we nog veel niet weten, maar dat er toch mee te werken valt (theorie 2), dus wat is het probleem, aldus Dijkgraaf.
Het bovenstaande acht ik van belang met het oog op de stelligheid waarmee al dan niet gesproken kan worden. Deze hangt sterk samen met de vraag: 'Waar wordt een uitspraak over gedaan?'. Laat ik het toelichten. Ik focus hierbij even op de wetenschap. Als het gaat om stelligheid spelen begrippen als betrouwbaarheid, toetsbaarheid, herhaalbaarheid, falsificatie, aannames, model en tijd een belangrijke rol. Een voorbeeld: De wet van de zwaartekracht is een wet die hier op aarde, voor iedereen waarneembaar is: Als ik iets dat zwaarder is dan de lucht om mij heen in mijn hand boven de grond houd, bijvoorbeeld een appel, en ik laat het los, dan is het gevolg altijd hetzelfde: de appel valt naar de grond. Dit is een betrouwbare wet, want
- zij is toetsbaar: iedereen kan controleren of de wet klopt door dit waar te nemen en/of door het experiment met de appel te herhalen
het is nog nooit gelukt is om te bewijzen dat de wet in genoemde situatie niet werkt (dit noemen we falsificatie), uitzonderingen zoals een vacuüm daargelaten.
Op grond van deze criteria ligt het voor de hand dat deze wet ook in het verleden heeft gewerkt en dat deze ook in de toekomst zal werken. Geschreven bronnen over voorwerpen en dergelijke die op de grond vielen, ondersteunen de idee dat de zwaartekracht ook honderden, zelfs duizenden jaren terug al werkte. Hoe is het toch mogelijk dat men met even grote stelligheid denkt te kunnen spreken over gebeurtenissen van 'miljoenen' jaren geleden
- waarvoor geldt dat deze niet kunnen worden herhaald,
- waarvan de uitspraken over deze periode grotendeels op aannamen zijn gebaseerd
- en waarvoor tevens geldt dat we simpelweg niet kunnen falsificeren doordat deze processen zich conform de theorie over zeer lange tijdsspannes voordoen, ofwel processen die pas kunnen worden getoetst door een intensief intergenerationeel project van duizenden generaties?
In de NRC (sorry, nog één keer) van 31/12/2005 wordt dat ook toegegeven bij de bespreking van de vier resterende gaten in de evolutietheorie: (...) 'De evolutietheorie biedt slecht verklaring achteraf'. En ook: '(...) dat een generatielang aanhoudende micro-evolutie uiteindelijk leidt tot nieuwe soorten, macro -evolutie, (heeft) niemand (...) kunnen vaststellen'. Mede daarom stelde ik de vraag: Houden we de optie open dat noch Gods scheppen, noch Gods herscheppen (het proces van bekering) echt door ons als mens te doorgronden valt? Ofwel, toegespitst op de schepping: denken we nu echt dat wij Gods scheppen achteraf echt kunnen narekenen en precies kunnen ontdekken hoe alles gaat? Zou het misschien mogelijk zijn dat onze verklaring slechts een (werkbaar?) model is voor iets wat we eigenlijk niet echt kunnen bevatten: God spreekt, en het is er?
Als we ons onvoldoende realiseren wat ieders waarheidsbegrip is in het gesprek, en als we vooral stelling nemen in plaats van vragen te stellen, zeker als deze stelligheid niet op zijn plaats is, dan komen we niet wezenlijk verder. Ik hoop dan ook dat anderen eveneens de handschoen oppakken en dat we in rust en vertrouwen op God onze Vader en Schepper het gesprek kunnen aangaan. Open, luisterend en met wat meer humor wellicht?
W.J. van den Berg, Ezinge
De auteur is milieu-econoom en verdiept zich al jaren in (wetenschaps)filosofie, kennisleer en reformatorische wijsbegeerte in het bijzonder.
Nederlands Dagblad - 8 mei
2006 - www.nd.nl
INGEZONDEN - Schepping 6
Met interesse las ik de artikelen over schepping en evolutie in het Nederlands Dagblad van 22 en 27 april. Toch lijken beide mij een uitzichtsloze weg. Merkt Hoogerduyn (27 april) terecht op dat het eerste artikel (Dekker en Ouweneel) leidt naar de ongeloofstheorie, zijn schrijven voert naar een compleet nieuwe schepping in het dierenrijk. Ik pleit voor een benadering waarbij Mozes, ge‹nspireerd door de Heilige Geest, schrijft in gewone volkstaal.
Toen Mozes na Horeb begon te schrijven (Ex. 6:2) vond de Heilige Geest het blijkbaar nodig dat eerst kort wat over de inrichting van de woeste aarde werd verteld. De verbondsgeschiedenis begint bij Gen. 2:4b ('In de tijd dat God, de HEER...'). Naar Joodse begrippen mag men i.p.v. 'avond en morgen' ook lezen 'begin en einde'. Wij doen dat ook: prille morgen en levensavond. Van prof. K. Schilder leerden we al dat Gods zevende dag eindigt als Jezus terugkomt (Psalm 90). Ook de indeling in zeven dagen was het volk bekend. Alles bijeen is speculeren over de lengte van die dagen voor de zaligheid van geen nut. Hoogerduijn schrijft dat door de zonde van de mens dood en verderf zijn ingeslopen in het paradijs. Maar in Job 38:17 noemt de HERE de dood als ‚‚n van Zijn scheppingsdaden. Ik lees Gen. 1:29-30 in feite al over doden, in Gen. 2 over sterven. In Gen. 3 praat Eva met de oude slang (Openb. 20:2) gewoon over sterven. En in Gen. 3:21 maakt de HERE kleren van dierenvellen. Naast bovengenoemde consequentie van het schrijven van Hoogerduijn is het ergste dat God de mensen een onbegrijpelijke straf op overtreding van het proefgebod heeft aangezegd. Wat tekortdoet aan de ernst van de val! Zie ook Job 38-40, Psalm 104 en het totaal nieuwe van de herschepping in Jes. 11 en 65.
De levensboom is kennelijk nodig voor de mens om te blijven leven. Vrij toegankelijk. De eerste praktische daad van onze trouwe verbondsgod was het afsluiten van de toegang tot die boom. Om onze verlossing veilig te stellen! Lees ook Openb. 22:2,24 en Ez. 47.
Onze HERE vond het nuttig om in laagdrempelige taal Zijn verbondsvolk vanaf het begin Zijn plan te vertellen. Laten wij het zo houden. Zoals Jezus het bedoelt in Lucas 18:17.
S. de Vries, Meppel
Nederlands Dagblad - 3 mei 2006 - www.nd.nl
Creationisme - te veel niet uitgewerkte hypotheses
door Evert van der Heide
Creationisten hebben zitten slapen. De wetenschap die door het creationisme is ontwikkeld, verkeert nog te veel in een stadium van hypothese. Daarom kan men niet verwachten dat Cees Dekker, Willem Ouweneel of anderen deze nog niet uitgewerkte hypotheses spontaan omarmen.
Er wordt met veel verontwaardiging gereageerd op de radicale ommezwaai van Willem Ouweneel, zoals hij die samen met Cees Dekker op 22 april in deze krant bekendmaakte. Het jonge aarde creationisme op basis van schepping en zondvloed, zoals beschreven in zijn boek De ark in de branding (1976) zou nu nadenkende christenen en studenten in gewetensnood brengen. Wij staan dan niet open voor gegevens uit biologie of cosmologie.
Hebben de schrijvers daarmee niet een beetje gelijk? Creationisme werd alleen aanvaard binnen de zuil van orthodoxe christenen. Alleen binnen deze geïsoleerde groep is men het eens over de uitgangspunten van gegevens uit de Bijbel gecombineerd met gegevens uit de wetenschap. Voor anderen roepen hypotheses als schepping of zondvloed alleen maar weerstand op.
Andere samenleving
Sinds de tijd van De ark in de branding veranderde onze samenleving ingrijpend. De maatschappij werd ontzuild, geïndividualiseerd en postmodern. Daardoor wordt vandaag het fundamentalistische creationisme blootgesteld aan een breed publiek en daarvoor was het niet ontwikkeld. Het voldoet niet meer, ook niet meer voor eigen publiek. Er is duidelijk meer aan de hand dan alleen maar naïviteit bij Dekker en Ouweneel, zoals Hans Hoogerduijn beweert (Nederlands Dagblad 27 april).
Christelijke wetenschappers staan voor een moeilijk dilemma. Moeten we dan het andere uiterste: de huidige stand van de wetenschap als waarheid accepteren? Ook de seculiere wetenschap kent haar misstappen en ontwikkelt zich. Bovendien worden met deze keuze de problemen verschoven van wetenschap naar theologie. Wanneer was er dan een zondeval? En op welke termijn verwachten we Jezus terug?
Onbewezen
Het dilemma is dat er geen alternatief is. Creationisten hebben zitten slapen. De wetenschap die door het creationisme is ontwikkeld, verkeert nog te veel in een stadium van hypothese. Wat is er zoal beschikbaar?
Barry Setterfield heeft alternatieve verklaringen opgesteld voor de basisargumenten van de Big-Bang-theorie: de infraroodverschuiving van sterrenlicht, de 3K-straling van het heelal, de verdeling van de sterrenstelsels etc. Hij heeft ook met feiten aangetoond dat de lichtsnelheid vroeger anders was dan vandaag. Hij wordt door Amerikaanse creationisten verguisd, ten onrechte. Aan de andere kant ben ik niet overtuigd dat met Setterfields concept een jong heelal kan worden bewezen.
Geofysici weten dat het theoretisch goed mogelijk is dat oceaanbodems catastrofaal wegzinken en dat continenten snel ten opzichte van elkaar verschuiven. Dat gaat uiteraard gepaard met wereldwijde catastrofes. Het blijft echter gissen of dit inderdaad in het verleden gebeurd is, alhoewel ook hier door creationisten vooruitgang wordt geboekt.
Radiodatering is de achilleshiel van het creationisme. Creationisten hebben lang in een ontkenningsfase gezeten en radiodatering als onbetrouwbaar afgedaan. Sinds kort doen zij zelf experimenteel onderzoek. Begin dit jaar is een uitgebreid verslag van dit RATE-project gepubliceerd. Het is nog te vroeg voor definitieve conclusies, maar de opmerkelijke uitkomsten plaatsen wetenschappers voor raadsels.
Basistypen
De evolutietheorie veronderstelt dat nieuwe eigenschappen spontaan ontstaan, terwijl in de praktijk eigenlijk alleen maar variatie en degeneratie wordt waargenomen. Tegenover evolutie staat de basistypentheorie, die stelt dat er oorspronkelijk een beperkt aantal diersoorten bestond, waaruit een grote variatie van soorten is ontstaan. Ook Willem Ouweneel is aanhanger van deze theorie. Bekende namen zijn de Duitse biologen Junker en Scherer. Vroeger werd nog gesteld dat alle ongeveer tweehonderd fossiele paarden afzonderlijk door God geschapen waren. Inmiddels is vastgesteld dat deze paarden, samen met ezel en zebra, uit een gemeenschappelijke voorouder zijn ontstaan. Wat nog niet is vastgesteld, is wat dan de grenzen zijn tussen de basistypen (en of er grenzen zijn).
De paleoantropoloog Marvin Lubenow heeft een diepgaande studie verricht naar de vermeende evolutie van aap naar mens. Er bestaan geen overgangsvormen en er is geen sprake van geleidelijke verandering.
Ten slotte heeft de historicus Bill Cooper een uitgebreide studie verricht naar de stamboom van de mensheid, op basis van buitenbijbels materiaal. Het bevestigt de geslachtsregisters zoals die in de Bijbel zijn opgetekend.
Moeten we verwachten dat Cees Dekker, Willem Ouweneel of anderen deze nog niet uitgewerkte hypotheses spontaan omarmen? Moeilijke vraag, ik heb geen antwoord. Het is aan de creationisten om deze hypotheses te weerleggen, dan wel verder te ontwikkelen tot fatsoenlijke wetenschappelijke theorieen.
Dr. Evert van der Heide is chemicus en werkzaam als industrieel onderzoeker.
Nederlands Dagblad - 27 april 2006 - www.nd.nl
Wie Genesis 1 literair leest, laat veel meer los
door Hans Hoogerduijn
Moet je elkaar in het denken over de oorsprong van het leven de ruimte laten? Het gaat toch slechts om een visie die verder geen invloed heeft op christelijke kernwaarden, aldus Dekker en Ouweneel. Dat valt te betwijfelen. Want de wetenschappelijke scheppingsmythe die zij verdedigen, laat weinig heel van het bijbelse Gods- en wereldbeeld.
Welk scheppingsverhaal heeft Cees Dekker ons te vertellen? (Nederlands Dagblad 22 april, pagina 13) Een beamerpresentatie van Dekker over de oorsprong van het leven zou er als volgt uit kunnen zien. Zo'n 3,5 miljard jaar geleden schiep God de nietige bacteriën. Twee miljard jaar later liet Hij daaruit de vele malen grotere en complexere algen voortkomen. Een half miljard jaar geleden, in het Cambrium, evolueerden die zich, op Gods bevel, tot een rijke verscheidenheid aan zeedieren. In het Ordovicium, 450 miljoen jaar geleden, stierf 70 procent daarvan opeens uit, waarschijnlijk als gevolg van geweldige meteorietinslagen. Dekker vertelt en passant dat bij een inslag van een stuk ruimtepuin van zo'n 10 kilometer doorsnede een hoeveelheid energie vrijkomt van maar liefst 5 miljard Hiroshima-atoombommen. Vandaar die geweldige massa uitstervingen in het Ordovicium.
Maar elk nadeel heeft z'n voordeel. God kon de evolutie na die massaslachting gewoon weer met een schone lei laten beginnen. En zo ontwikkelden zich in de daarop volgende miljoenen jaren weer heel nieuwe levensvormen. Nu niet alleen in zee, maar ook op het land. Daarmee liep het echter ook verkeerd af. Want in het Perm, 300 miljoen jaar geleden, was het weer raak. Door tomeloos vulkanisme of door opnieuw een serie kosmische inslagen werd toen maar liefst 95 procent van de soorten die toen leefden, van de aardbodem weggevaagd.
Maar geen nood: God liet de evolutie van het leven wederom een doorstart maken. Nu waren het de dinosauriërs die op het land verschenen. We zitten dan in het Jura - een geologisch tijdperk dat onder het grote publiek bekendheid heeft gekregen door de film Jurassic Park. Helaas legden de dino's 65 miljoen jaar geleden, aan het eind van de Krijttijd die op het Jura volgde, ook het loodje. Weer was een serie kosmische opdoffers de boosdoener.
Toen gaf God het estafettestokje van de evolutie door aan nietige spitsmuisachtige knaagdiertjes. Daaruit evolueerde in het Tertiair een enorme verscheidenheid aan zoogdieren, waaruit ten slotte de apen en vervolgens de mens te voorschijn kwamen. We zitten dan inmiddels in de bovenste aardlagen van het geologisch archief. Hier moet God het paradijs ergens een plek hebben gegeven. Wat er daarna nog op aarde gebeurde lezen we in grote lijnen in de Bijbel. Zo eindigt Dekker z'n beamerpresentatie.
Willem Ouweneel, co-auteur van bovengenoemd artikel, vertelt zijn toehoorders in grote lijnen hetzelfde relaas. Alleen stelt hij het niet zo voor dat God uit de ene serie soorten een andere serie liet evolueren. Hij spreekt liever over afzonderlijke scheppingen.
Voor de duidelijkheid: het bovenstaande is niet cynisch bedoeld. Dit is echt waar het standpunt van Dekker en Ouweneel over oorsprongszaken concreet uitgewerkt op neerkomt. Zij volgen voor 90 procent wat de wetenschap over de ontwikkeling van het leven te vertellen heeft. Zo proberen ze de Bijbel en de natuurhistorische feiten met elkaar kloppend te maken.
Natuurlijk betekent dit automatisch dat Genesis niet als een historisch verslag kan worden gelezen. De Bijbel leert ons alleen, aldus Dekker en Ouweneel, wie alles heeft gemaakt. De wetenschap leert ons hoe Hij dat heeft gedaan en hoe lang dat heeft geduurd. Het chronologisch element in Genesis 1 (de zes scheppingsdagen) wordt door hen als literaire structuur weggeredeneerd.
Ook de bijbelse gegevens van een volmaakte schepping in het paradijs (alles was goed tot zeer goed) en de dood als gevolg van de zondeval zijn niet meer te handhaven. Want Dekker en Ouweneel hebben inmiddels duidelijk gemaakt dat de aardlagen ware 'killing fields' zijn, massakerkhoven vol dood en verderf. Ook het idee van macro-evolutie, waar Dekker aan vasthoudt, valt moeilijk met Genesis 1 te rijmen. Want algemeen worden dood, verderf en onnoemelijke wreedheid gezien als de motor achter het evolutieproces.
Ruimte laten?
Moet je elkaar in het denken over de oorsprong van het leven de ruimte laten? Het gaat toch slechts om een visie die verder geen invloed heeft op christelijke kernwaarden, aldus beide auteurs. Dat valt te betwijfelen. Want de wetenschappelijke scheppingsmythe die zij verdedigen, laat weinig heel van het bijbelse Gods- en wereldbeeld. God als liefdevolle, goede Vader die in het paradijs een harmonieuze natuur schiep. Waarin pas later door de zondeval van de mens dood, verderf en vernietiging zijn binnengeslopen.
Met de ontkenning van het bijbelse begrip van het goddelijke en het ethische worden we opgescheept met een God die onze aanbidding niet waard is. Want wat is dat voor een God, die een schepping goed noemt, waarin van meet af aan zoveel wreedheid en massadestructie de boventoon voeren? En waarom zouden wij de nette brave jongen uithangen, terwijl God zelf een natuur heeft geschapen die gebaseerd is op het recht van de sterkste en de 'survival of the fittest'?
Ook heeft de scheppingsmythe van Dekker en Ouweneel gevolgen voor onze bijbelbeschouwing en het gezag van Gods Woord. Want hoe reageert mijn niet-gelovige buurman als ik bij de eerste bladzijde van de Bijbel hem al moet uitleggen dat wat er staat niet echt zo is gebeurd? Dat het slechts een literaire voorstellingswijze is. Hoe kan ik dan nog verdedigen dat al die andere, vreemde verhalen in de Bijbel wel echt waar zijn? Al die wonderen, al dat gedoe over sprekende dieren, engelen, duivels, Jona in de vis, Maria zwanger uit de Heilige Geest, Jezus als Zoon van God, zijn opstanding en hemelvaart. Vanuit een modern natuurwetenschappelijk wereldbeeld gaat het hier, net als in Genesis 1 en 7, om prewetenschappelijke mythen.
Nee, als christenen dieper doordenken over de oorsprong van het leven in de lijn van Dekker en Ouweneel is er een dikke kans dat hun orthodoxe geloof schipbreuk leidt. Dat zie je dan ook keer op keer gebeuren. Wie kent niet de namen van Kuitert, Ter Linden, Den Heyer, Lever? Wat gaat er fout in de poging van Dekker en Ouweneel om de Bijbel en de natuurhistorische feiten met elkaar te verzoenen? Een aantal dingen. Ze zetten nogal wat zaken op hun kop. Zo is bij hen de moderne wetenschap bepalend voor de uitleg van de Bijbel, wat vroeg of laat neerkomt op het loslaten van de historische betrouwbaarheid van bijbelgedeelten. Te beginnen bij Genesis 1, gevolgd door Genesis 7 over de zondvloed. Dat proces gaat, als God het niet verhoedt, steeds verder.
Daarnaast doen ze het voorkomen alsof de wetenschappelijke feiten voor zichzelf spreken, terwijl alleen bijbelteksten een vertaalslag nodig hebben. De werkelijkheid is eerder omgekeerd. Want het bijbelse verslag over de schepping en de zondvloed is in hoofdlijnen zo duidelijk als wat. Er is geen enkele aanleiding om Genesis 1 anders te lezen dan als geschiedenis. Alles in dit hoofdstuk is dichtgetimmerde chronologie, die verwijst naar het inrichten en bewoonbaar maken van de aarde in zes letterlijke zonnedagen.
Terwijl een serieuze exegese van de Bijbel al snel duidelijkheid schept over de bedoeling van de tekst, ligt dat in de natuurhistorische wetenschap juist heel anders. Hier bestaan geen eenduidige feiten, alleen uiterst complexe. Die vereisen een geweldige vertaalslag om daar een zinnig verhaal van te maken. Dat geldt voor aardlagen, fossielen, jaarringen van bomen, maar net zo goed voor atoomverhoudingen in mineralen waaruit radiometrische dateringen worden afgeleid, en voor 180.000 minuscule ijslaagjes in boorkernen uit de ijskappen op Groenland en Antarctica. Steeds moet er stevig worden geïnterpreteerd, waarbij de aannames van de onderzoeker uiteindelijk bepalen hoe de feiten worden gelezen. En die aannames, die geven juist de doorslag.
Vooroordelen
Arie van den Beukel heeft dat voor de evolutietheorie eens als volgt treffend verwoord: dat is net een glas pils met een smal voetje: weinig bier, veel schuim. Oftewel: weinig feiten en veel aannames en 'wishful thinking'. Dekker en Ouweneel doen het ten onrechte voorkomen alsof de natuurhistorische wetenschap een objectieve, op waarheid gerichte machine is. Niets is minder waar. Als ergens geldt dat wetenschap een wezenlijk menselijke activiteit is die door hartstochten, verwachtingen en vooroordelen wordt gestuurd, is het in deze tak van wetenschap.
Waarom zijn bij Dekker en Ouweneel de natuurhistorische theorie‘n toonaangevend bij de uitleg van de Bijbel, althans als het gaat om Genesis 1 (en 7)? Waarom nemen ze die theorie‘n grotendeels kritiekloos over en leveren ze geen weerwoord? Ik denk dat ze zich onvoldoende in de materie hebben verdiept. Ze nemen in goed vertrouwen aan wat hun collega-wetenschappers op het gebied van aardlagen, fossielen, radiometrische dateringen, jaarringen en ijsboorkernen allemaal beweren. In dit opzicht vind ik ze een beetje naïef.
Ze missen de inzichten die creationisten zich hebben eigengemaakt. Die hebben geleerd de uitkomsten van natuurhistorisch onderzoek uiterst kritisch te bevragen. Die weten dat fossielen, aardlagen en atoomverhoudingen meerdere duidingsmogelijkheden kennen, afhankelijk van de aangehangen theorie. Die zijn bekend met het verschijnsel dat de natuurhistorische onderzoeker de feiten kan laten buikspreken: hij laat ze het verhaal vertellen dat past bij zijn vooringenomen standpunten.
Het zijn deze creationisten die op een intelligente, alternatieve wijze proberen de natuurhistorische feiten te begrijpen. Terwijl ze tegelijk blijven vasthouden aan Genesis 1 als historische werkelijkheid. Hiermee plaatsen ze zich buiten de hoofdstroom van de officiële wetenschap, dat is waar. Maar ze voorkomen zo wel de strijdigheden die kenmerkend zijn voor de wereldbeschouwing van Dekker en Ouweneel.
Drs. J.E. Hoogerduijn is docent aan het Greijdanus College in Zwolle en houdt zich al vele jaren bezig met het thema schepping en evolutie.
Nederlands Dagblad - 25 april 2006 - www.nd.nl
Laat schepping overeind om strijd voor het leven
door drs. L.P. Dorenbos
De basis van het evolutiedenken is dat de sterkeren overleven en zwakken worden weggeëvolueerd. Het gaat daarin om het recht van de sterkste. Ten behoeve van de strijd voor het leven is het belangrijk om de schepping de schepping te laten.
De basis van het evolutiedenken is dat de sterkeren overleven en zwakken worden weggeëvolueerd. Het gaat om het recht van de sterkste. Alles wat zwak is, haalt het niet. Weg met de bijbelse wetenschap dat God de aarde geschapen heeft. Wat denken die orthodoxe christenfundamentalisten wel, die maar hardnekkig blijven geloven in een God, die de hemel en de aarde in zes dagen geschapen heeft. Voortschrijdend inzicht heeft de veel ge- en belezen schrijver en getalenteerde, geestdriftige spreker prof. dr. Willem Ouweneel van zijn creatiegeloof afgebracht. Was hij in de jaren tachtig, bij de EO drager van het baanbrekende tv-programma 'Adam of Aap', nog enthousiast voorstander van de bijbelse gegevens rondom de schepping - waarbij God de hemel en de aarde in zes dagen geschapen heeft - nu kijkt hij meewarig terug op die periode en alle mensen die dat nog geloven. In deze krant (bijlage ZoZ 15 april) zegt Ouweneel: 'Ik kan als bioloog moeilijk geloven in het idee van een algemene evolutie. Maar de fundamentalistische manier waarop sommige christenen Genesis 1 lezen, daar kunnen we ook geen kant mee op.'
Een week later doet hij er nog een schepje bovenop. Op de opiniepagina van 22 april (pagina 13) stelt hij dat er geen reden is tot wantrouwen van de wetenschap en beweert ook hij dat de leeftijd van het heelal en de aarde miljarden jaren is. En even verderop komt de letterlijke vraag: 'Was Adam een historisch persoon of staat hij model voor een ieder van ons?' In één grote zwaai heeft de professor zijn geloof over de balk gegooid. Wel de evolutie.
Dwaalleer
Het is goed dat Ouweneel nu duidelijk is. Hij wijst de bijbelse gegevens op wetenschappelijke gronden af. Dat noemt de Bijbel dwaalleer. Prof. dr. Cees Dekker, die bijbelgetrouw wil zijn, geeft onomwonden toe (ND 22 april, pagina 13) dat er aanwijzingen zijn voor een historische evolutionaire lijn van eencelligen tot de mens. Ook duidelijk een dwaalleer op grond van de Bijbel.
De evolutietheorie tast de basis van het geloof aan. Het is een goddeloze aanval op God en de schepping. En nog erger. Als God de Schepper van de eerste Adam wordt ontkend, dan is er ook geen tweede Adam, Messias Jezus. De evolutietheorie is een regelrechte aanval op het offer van de Zoon van God. Zonder schepping en zondeval is er geen verlossing. Is er geen heil. Is de mens overgeleverd aan toeval en tijd en is er geen plaats voor profetie. Dan wordt de bijbelse boodschap ontkracht.
Dekkers, Ouweneels, Knevels en anderen die anders zo gebrand zijn op verantwoord bijbelgetrouw wetenschappelijk onderzoek, moeten dan ook consequent zijn en beseffen dat hun geloof is gebaseerd op de bijbelse waarheid dat de vreze des Heren het begin is van alle wijsheid. Het gaat dan ook niet over verschillende opinies tussen orthodoxe christenen, waarin we elkaar ruimte moeten gunnen, maar om een bijbelse exegese waarin voor buitenbijbelse wetenschap geen plaats was is en moet zijn.
De vreze des Heren is niet in mootjes te hakken tussen Genesis 1 en Johannes 1 en Openbaring 1. Het is de waarheid van de openbaring van God van het begin der schepping tot aan de voleinding. En als we Psalm 139 er ook aan toevoegen, dan zijn wij door God geschapen al voor de grondlegging der wereld. Daar is de rammelende evolutietheorie niets bij.
Religie
We moeten de orthodoxe christenevolutionisten dan ook het vuur van Gods woord na aan de schenen leggen. Evolutie is geen wetenschap, maar een goddeloze religie. Een afgod. Als er dan toch vergeleken moet worden, dan zijn de bijbelse feitelijke gegevens en wetenschappelijke feiten veel duidelijker en overvloediger dan al het geknutsel van een evolutietheorie, waarbij nu weer een vissenkaak moet worden aangevoerd om een stukje van de missing link in te vullen. Terwijl de moderne wetenschap allang heeft aangetoond dat de evolutietheorie is gebaseerd op axioma's die door de moderne wetenschap allang zijn achterhaald.
Alleen al de moderne DNA-kennis, die steeds dieper afdaalt naar de structuur van elk wezen, toont het omgekeerde aan van een evolutietheorie. Vandaar dat sommige evolutietheoretici nu aankomen met Intelligent Design. Natuurlijk is dat niet een Schepper, een God. Een Schepper zou veronderstellen dat er iemand is, die buiten de mens iets zou hebben geschapen. Dat hadden ze juist met de evolutietheorie afgezworen en daar willen ze in hun ongeloof dan ook absoluut nooit naar terugkeren. Stel je voor. Neen, het moet passen in het eigen menselijk denken. We moeten dan ook niet denken dat ID iets met God te maken heeft.
Ten behoeve van de strijd voor het leven is het belangrijk om de schepping de schepping te laten. Als er geen schepping is, is er ook geen leven. En als alleen de sterksten in de evolutie overleven, dan moeten we ook niet opkijken dat vele zwakke en ongewenste kinderen en mensen gedood worden door abortus en euthanasie. Of dat ze worden achtergesteld in een samenleving waar het recht van de sterkste op steeds meer terreinen van het leven ongeboren, maar ook geboren kinderen slachtoffer maakt.
Drs. L.P. Dorenbos is voorzitter Stichting Schreeuw om Leven, die samenwerkt met organisaties die zich verwant voelen aan het creationistische gedachtegoed in het Platform Creatie.
Nederlands Dagblad - 24
april 2006 - www.nd.nl
Honger naar debat over geloof en
wetenschap
Verslag van Congres 'Geloof en
wetenschap'
GRONINGEN - De discussie over geloof en wetenschap leeft, zo
bleek zaterdag in Groningen. Studenten zoeken ruimte voor hun
kritische vragen, zonder het gevoel te krijgen dat hun geloof
achterhaald is.
"Als ik vertel dat ik naar de kerk ga, zeggen medestudenten
vaak dat de Bijbel achterhaald is. Ik krijg dan soms het gevoel
dat ik christen ben omdat ik niet goed nagedacht heb.'' Student
communicatie Marjan Bodewits krijgt bijval van haar vrienden.
Biologiestudent Kitty Goeman moet ook nogal eens uitleggen
waarom zij gelovig is. "Daarom ben ik heel blij met het
Intelligent-Designconcept, daar kan ik wat mee.''
De discussie over geloof en wetenschap leeft, zo bleek zaterdag
in de Tentamenhal van de Rijksuniversiteit Groningen. Bijna
zevenhonderd mensen - zeker driekwart twintigers - bezocht er
een congres over de relatie tussen geloof en wetenschap,
georganiseerd door enkele Groninger kerken en (oud-)studenten
van de universiteit en hogeschool in die stad, onder de titel 'Truth
or Dare'.
De sprekerslijst was indrukwekkend: natuurkundige Cees Dekker,
filosoof René van Woudenberg (beiden actief in het recente
debat over geloof, wetenschap en Intelligent Design) en Willem
Ouweneel waren de bekendsten, naast Ben Hobrink, auteur van het
boek Moderne Wetenschap in de Bijbel, en gereformeerd predikant
en godsdienstwetenschapper Rein Fernhout.
In een workshop met de titel
'Geloven met gezond verstand' verklaarde Dekker nogmaals,
waarom hij God als schepper én het ontstaan van diversiteit
via evolutie naast elkaar accepteert, zoals hij afgelopen
zaterdag ook in het Nederlands Dagblad uiteenzette.
Zijn korte betoog werd gevolgd door een spervuur aan vragen,
zowel van christelijke als niet-christelijke toehoorders. Hoe
de mens - als beelddrager van God - uit de evolutie is
opgekomen, is ook voor hem een mysterie, erkende Dekker op een
van de vragen. "Maar archeologen zien dat veertigduizend
jaar geleden ineens allerlei uitingen van cultuur ontstaan,
zoals begrafenisrituelen. Wellicht dat God op dat moment een
soort bewustzijn, Godsbewustzijn, in een mensachtige heeft
gelegd.''
's Ochtends betoogde Willem Ouweneel dat iedere vorm van
wetenschap is gebaseerd op onbewijsbare vooraannames, en
daarmee feitelijk religieus is. De positivisten, die hopen dat
de wetenschap objectieve waarheden kan opleveren, hebben wat
Ouweneel betreft hun langste tijd gehad. Hij ziet de opkomst
van wetenschappers die het mysterie weer willen toelaten in
hun denken. "Er is een herbetovering van de natuur nodig.
De wetenschap moet erkennen dat de - op zich succesvolle -
empirische methode (het waarnemen van feiten en daaruit
theorieën opstellen, rf) hooguit tot deelwaarheden komt.'' De
ultieme waarheid wordt volgens Ouweneel alleen verworven via
religie.
Het verhaal van Ouweneel was zonder enige voorkennis van
filosofie moeilijk te volgen. Hobrink hield na hem een veel
lichtvoetiger en toegankelijker betoog, waarin hij liet zien
hoezeer veel van de gezondheidswetten van Mozes hun tijd ver
vooruit waren.
Student bedrijfskundige informatica Erik Gazendam is met drie
- gelovige - vrienden naar het congres gekomen. "Ik ben
niet christelijk opgevoed'', vertelt hij in de lunchpauze.
"'Geen god, maar goed', zeiden ze bij mij thuis. Maar ik
kom erachter dat geloven ook wel goed is. Maar waarin ik
geloof, daar ben ik nog niet uit.''
De vier vinden het programma boeiend. "Ik vond de
stelling dat niet-christelijke wetenschap ook religieus is,
heel interessant'', aldus cultuureel antropologe Carolien van
der Kooij. Haar man, bijna afgestudeerd in de theologie in
Heverlee, ziet een kentering in het debat over geloof en
wetenschap: "De kaarten worden opnieuw geschud. En
christenen blijken hele goede kaarten te hebben.''
's Middags volgden workshops over De Da Vinci Code, de
verhouding tussen het christendom en andere wereldreligies,
een vergelijking van de wereldbeelden achter evolutie, en
Intelligent Design en schepping.
In een slotdebat kruiste Van Woudenberg de degens met atheïst
en 'vrijdenker' Floris van den Berg. Dat debat kwam niet
helemaal uit de verf. Waar Van Woudenberg opende met een
stevig doortimmerd filosofisch betoog, hanteerde Van den Berg
een meer populaire toon. Het gevolg was dat de onderlinge
discussie niet echt op gang kwam.
Het merendeel van de bezoekers leek de dag desondanks erg
stimulerend te vinden. De opzet van de organisatie - om vooral
studenten de kans te bieden na te denken over de relatie
tussen geloof en wetenschap - lijkt geslaagd. En volgens Kitty
Goeman is dat ook nodig. "Als ik kritische vragen stel in
de kerk, krijg ik vaak te horen, dat het gewoon zo ís.''
Marjan Bodewits valt haar bij. "Hoe je de Bijbel moet
lezen, waarom dingen er staan, daar hoor ik veel te weinig
over in mijn kerk.'' Goeman: "Hier krijg ik ten minste
antwoorden op mijn kritische vragen.''
Nederlands Dagblad - 22 april 2006 - www.nd.nl
Het gaat om verhouding tussen schepping en evolutie
door Cees Dekker en Willem J. Ouweneel
Een jaar discussie over Intelligent Design heeft onder christenen verwarring veroorzaakt, zo bleek uit een artikel in de bijlage ZoZ van vorige week zaterdag. Hoe verhoudt Intelligent Design zich ten opzichte van schepping en evolutie?
Twee deelnemers aan het debat, die ook in het ZoZ-artikel aan het woord kwamen: Cees Dekker en Willem Ouweneel, zijn van mening dat de idee 'dat bepaalde structuren in de natuur een ontwerp vertonen', interessant is om verder te onderzoeken. Maar de relatie met de kernwaarden van het christelijk geloof is volgens hen zeer beperkt. Naar hun mening gaat het om de verhouding tussen schepping en evolutie. In onderstaand artikel verklaren zij zich nader.
De landelijke publiciteit rond Intelligent Design (ID) heeft aanleiding gegeven tot discussies van verschillende aard:
* De vraag of de natuur een ontwerp kent, en of je dat objectief-wetenschappelijk kunt aantonen;
* De vraag of de neodarwinistische evolutietheorie een afdoende verklaring biedt voor oorsprong en ontwikkeling van het leven;
* De aard en de status van natuurwetenschap;
* De relatie tussen geloof en wetenschap:
* De vraag of evolutie en schepping met elkaar in conflict zijn.
Veel van deze discussies liepen door elkaar, wat de helderheid niet ten goede kwam.
Waar gaat het nu precies om bij ID? ID gaat over de vraag of je wetenschappelijk kunt aantonen dat 'bepaalde structuren in de natuur' een ontwerp vertonen. Dat is het. Niet meer, niet minder. Deze idee van ID is interessant om verder te onderzoeken maar ze is in haar aard bescheiden. Ze kan wellicht iets zeggen over een ontwerpstructuur, maar ze doet geen enkele uitspraak over wat of wie de ontwerper is. De relatie met de kernwaarheden van het christelijk geloof is dan ook zeer beperkt.
Christenen geloven in een Goddelijk plan, in Gods leiding van de wereld, of dit nu wetenschappelijk aantoonbaar is of niet. Alle christenen geloven dus in zekere zin in een ontwerp van de wereld. Waarom hebben sommige christenen dan zo verschrikt op ID gereageerd? Blijkbaar doordat de relatie tussen ID en evolutie onduidelijk was, doordat de koppeling van ID naar scheppingstheologie vragen opriep, en doordat er veel algemene vragen leven rond evolutie en schepping.
Naar onze mening is de relatie tussen evolutie en christelijk scheppingsgeloof hét kernpunt in het christelijk debat over oorsprongsvragen. Niet ID. In deze bijdrage willen wij ons daarom concentreren op de vraag: Wat zeggen de bijbelteksten en de natuurwetenschappelijke gegevens over de wording van de wereld, en hoe zijn deze te verbinden met elkaar? Kort gezegd, hoe plaatsen wij schepping en evolutie?
Bijbel
Met alle christenen van alle tijden, geloven wij dat God Schepper is van hemel en aarde. Ook geloven wij dat de Bijbel het betrouwbare, geïnspireerde Woord van God is dat ook vandaag nog tot ons spreekt. Het gezag van de Bijbel is een kostbaar goed dat wij voluit willen handhaven. Dat laat onverlet dat elke tekst wel geïnterpreteerd moet worden door feilbare mensen. Geen enkele tekst spreekt ,,eenvoudig voor zich''. Ook de scheppingswoorden moeten geëxegetiseerd worden.
Hoe lezen wij het scheppingsverhaal en wat leren we eruit? Laten we beginnen met wat wij als het voornaamste zien. De eerste hoofdstukken uit de Bijbel leren ons een aantal waarheden van het allergrootste belang. Dat God de Schepper is van de gehele geestelijke en materiële wereld, dat de mens geschapen is naar Gods beeld, dat de mens geschapen is als man en vrouw, dat er goed en kwaad is en dat de mens dit onderscheid kent, dat de mens een bestemming heeft (leven in relatie met zijn Schepper en de schepping), dat de mens wil heersen, macht wil hebben, wil ,,zijn als God'', verkeerde keuzes maakt en uiteindelijk daardoor zijn bestemming mist en in een gebroken wereld leeft. En zelfs deze eerste hoofdstukken van de Bijbel wijzen al vooruit naar de uitnodiging tot herstel van de relatie met God door Jezus Christus.
Dit is een uitzonderlijke lijst inzichten in de aard van de kosmos, de psyche van de mens en zijn relatie tot de Schepper. Vrijwel al deze punten betreffen zaken van niet-natuurwetenschappelijke aard. Wij betreuren het dat discussies van christenen over Genesis 1-3 helaas zo weinig gaan over deze fundamentele theologische noties, maar zich vaak verengen tot natuurwetenschappelijke vragen zoals de leeftijd van het heelal. Wij menen echter dat deze bijbelteksten niet bedoeld zijn om natuurwetenschappelijke problemen op te lossen.
Het is dan ook begrijpelijk en verheugend dat bijbelgetrouwe exegeten de uitleg van Genesis 1-3 vandaag de dag niet beginnen met natuurhistorische, maar met literaire vragen over deze teksten. Zo wijst men erop dat de literaire structuur van Genesis 1, met een symmetrie in de dagen en een weekstructuur die eindigt in de sabbat, duidt op een niet-chronologische, veeleer hymnische rangschikking van Gods scheppingsdaden. Ook kunnen vele elementen in Genesis 1-3 geplaatst worden in het kader van de controverse tussen Israël en de omringende heidense volken met hun afgoden - een totaal ander doel dan ons natuurhistorische kennis bij te brengen.
Natuur
Uit de Bijbel weten wij dat God de Schepper is. Maar hóe heeft Hij de wereld vormgegeven? Voor een antwoord op die vraag richten we ons tot de wetenschap. Christenen kunnen voluit positief staan ten opzichte van wetenschap, de door de Schepper gegeven menselijke activiteit waarbij wij geoefende waarneming en theoretische doordenking gebruiken om Zijn schepping te onderzoeken en te bewerken. Christenen hebben alle reden om de gegevens uit de wetenschap serieus te nemen. Natuurlijk kan wetenschap net als elke menselijke activiteit ook misbruikt worden, maar er is geen reden voor wantrouwen. Door wetenschappelijk onderzoek leren we veel zinvols over de natuur, ook over de historie van onze wereld.
Wij menen op wetenschappelijke gronden dat de leeftijd van het heelal en van de aarde miljarden jaren is. Dit is onder ter zake kundige wetenschappers onomstreden. Deze hoge leeftijden komen voort uit astronomische waarnemingen en uit gegevens gebaseerd op het radioactief verval van elementen. Ze worden ook ondersteund door bijvoorbeeld de jaarringen van bomen en de afdruk van de jaarlijkse ijsafzettingen op Antarctica en op Groenland, die teruggaan tot 180.000 jaar geleden. De creationisten in Nederland die wij kennen hebben evenmin moeite met een heel oude aarde. In tegenstelling tot de situatie in de Verenigde Staten lijken ,,jonge-aarde-creationisten'' in Nederland vrijwel niet voor te komen.
Dat er evolutie plaatsvindt in de levende natuur is ook buiten elke twijfel. De vraag is hoe veelomvattend deze is. Hier gaan onze meningen uiteen. Eén van ons (C.D.) ziet in de biologische gegevens duidelijke aanwijzingen voor een historische evolutionaire lijn van eencelligen tot de mens; de ander (W.J.O.) voelt meer voor een ontwikkeling vanuit een polyfyletische (meerdere oervormen) oorsprong van levensvormen, die op een bepaald moment door God geschapen zijn. Dát er evolutie heeft plaatsgevonden is overigens nog wat anders dan een antwoord op de vraag hóe evolutie verklaard kan worden. Hier zijn vele kritische vraagtekens te zetten bij de te gemakkelijke claims van het neodarwinisme dat alles verklaart op basis van toeval en selectie. Voor de specifieke wetenschappelijke discussie, over bijvoorbeeld de genetische en morfologische overeenkomsten tussen soorten nu en in de fossiele geschiedenis, is dit stuk niet de juiste plaats. Het is hier genoeg te constateren dat er ook orthodox-gelovige christenen zijn die - in overeenstemming met de 99 procent van de wetenschappelijke gemeenschap - een evolutionair ontwikkelende geschiedenis ontwaren in het patroon van de biologie.
Conflict
Betekent bovenstaande nu dat er een conflict bestaat tussen de wetenschap en de Bijbel? Tussen evolutie en schepping? Of kunnen wij evolutie zien als onderdeel van Gods schepping en onderhouding van de wereld?
Als - en dat geloven wij - God de Schepper dezelfde is als de Heilige Geest die de Bijbel inspireerde, dan moeten de gegevens uit de Bijbel en de natuur bij elkaar passen. De vragen die we kunnen stellen hebben vaak betrekking op de interpretatie van de bijbelteksten. Was Adam (letterlijk ,,mens'') een historische persoon of staat hij model voor een ieder van ons? Kunnen wij de geslachtsregisters in de Bijbel letterlijk nemen om terug te tellen tot Adam? Hoe plaatsen we de zondeval van de mens, een verhaal dat een cruciale theologische betekenis heeft? Was er dood voor de zondeval? In welke zin dan? Et cetera. Voorwaar geen onbelangrijke zaken.
Theoloog dr. Gijsbert van de Brink heeft hierover geschreven in het recente boek En God beschikte een worm waarin negentien wetenschappers op serieuze wijze nadenken over de vraag hoe evolutie en christelijk scheppingsgeloof zich verhouden. Hij laat zien dat een hoge leeftijd van de wereld en het bestaan van dood in de natuur gedurende een evolutionaire geschiedenis geen onoverkomelijke problemen opleveren in het licht van de bijbelteksten. Maar hij betoogt dat het verwerpen van een historische Adam vergaande consequenties heeft voor ons begrip van zonde en de betekenis van het werk van Christus. Van den Brink concludeert dat een evolutionaire geschiedenis van de wereld denkbaar is, maar dat het ontstaan van de mens een speciale schepping door God heeft vereist.
Er bestaan ook andere visies. Zo komen ook evangelische christenen soms tot de conclusie dat het Genesisverhaal van het paradijs een beeldverhaal is, dat niet bedoeld is om ons te informeren over de historische details (zie bijvoorbeeld D. Falk, Coming to Peace with Science, IVP 2004; K.B. Miller, Perspectives on an Evolving Creation, Eerdmans 2003). En C.S. Lewis schreef al een halve eeuw terug over een lange geschiedenis waarin God een mensachtig dier ontwikkelde in een vorm die geschikt was om te fungeren als drager van Zijn beeld, waar Hij op een gegeven moment een nieuw bewustzijn in schiep, waardoor deze mensachtige mens werd, een persoon die zichzelf kende, die God kende, die waarheid, schoonheid en goedheid kon onderscheiden, die in een paradijselijke toestand verkeerde totdat hij wilde zijn als God. Lewis benadrukte dat wij geen idee hebben over de specifieke daad waarmee deze onmogelijke wens om ,,te zijn als God'' tot uiting kwam. Dit had natuurlijk het ,,eten van de vruchten'' kunnen zijn, maar die kwestie is van geen enkel belang (aldus C.S. Lewis in The problem of Pain).
Pleidooi
Er bestaan dus verschillende opinies, ook onder christenen die zichzelf beschouwen als orthodoxe gelovigen. Wij willen ervoor pleiten elkaar ruimte te geven. Niet als een pleidooi voor vrijblijvendheid, maar omdat Jezus ons heeft opgedragen één te zijn, in liefde met elkaar om te gaan en elkaar ruimte te laten (in de geest van Rom.14:13-18 en 15:5). Niet 'een schepping in zes letterlijke dagen, 6000 jaar terug' moet de toetssteen zijn van een orthodox christelijk geloof, maar ons geloof in Jezus Christus als de Zoon van God die voor onze zonden is gestorven en die is opgestaan uit de doden.
Een veelgehoord argument is dat we met nadenken hierover een hellend vlak op gaan richting vrijzinnigheid. Wij menen dat dit niet noodzakelijk het geval is. Het gaat om het gebruiken van ons door Godgegeven verstand om na te denken over de wording van onze wereld. Het hellende vlak is een beeld dat veel christenen begrijpelijkerwijs afschrikt na te denken over evolutie. Het tegenovergestelde beeld is echter dat christenen zich opsluiten op een eiland van (vermeende) ,,bijbelgetrouwheid'' en niet openstaan voor gegevens uit biologie of kosmologie en deze afwijzen als ze niet passen bij de bijbelinterpretatie van hun voorkeur. Daarmee miskent men de Godsopenbaring in Zijn geschapen natuur en creëer je een groot gewetensprobleem voor nadenkende christenen en christenjongeren die gaan studeren.
Laten wij diep nadenken over wat God ons wil vertellen in het scheppingsverhaal. Laten wij elkaar aanspreken op wat we denken dat de bedoeling is van deze teksten. Hoe deze gelezen kunnen worden in het licht van wat we weten uit bijbelwetenschap en natuurwetenschap. En laten wij bij dat alles niet vergeten dat het de opdracht van onze Here Jezus is om één te zijn, één in liefde voor elkaar en één in liefde voor de wereld om ons heen, om de mensen te vertellen over de God die deze wereld schiep en die de kroon van Zijn schepping, de mens die in zonde viel, zó liefhad dat Hij Zijn Zoon gaf om die mens te roepen tot gemeenschap met Hem.
Nederlands Dagblad - 22 april 2006 - www.nd.nl
Cees Dekker: ik ben geen ID-aanhanger
door onze redacteur Maarten Vermeulen
DELFT - De Delftse fysicus Cees Dekker is in toenemende mate kritisch over de praktische toepasbaarheid van Intelligent Design. Ten onrechte is hij het afgelopen jaar afgeschilderd als boegbeeld van de ID-beweging, zegt Dekker zelf.
Samen met een groep andere wetenschappers presenteerde Dekker vorig jaar het boek Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?, waarna het debat over Intelligent Design losbarstte. Onlangs verscheen een tweede bundel onder de titel En God beschikte een worm.
Dekker zegt de afgelopen maanden vaak verkeerd te zijn begrepen. Hij wilde een debat over toeval en doelgerichtheid binnen de evolutietheorie, ,,maar nu lopen allerlei discussies door elkaar''.
De naam van de wetenschapper raakte onlosmakelijk verbonden met Intelligent Design, een ontwikkeling waar hij niet blij mee is. ,,Ik ben geen ID-aanhanger.''
Willem Ouweneel, theoloog, filosoof en bioloog, stelt vast dat de 'gewone' gelovige in verwarring is gebracht door het ID-debat. ,,Er is slechts een handjevol mensen in Nederland dat de discussie echt kan volgen. Wat mensen overhouden is de kwestie schepping versus evolutie.''
Ouweneel zelf is 'oorsprongsagnost', zegt hij. ,,Ik kan als bioloog moeilijk geloven in het idee van een algemene evolutie. Maar de fundamentalistische manier waarop sommige christenen Genesis 1 lezen, daar kunnen we ook geen kant mee op.''
Toen EO-presentator Andries Knevel in juni vorig jaar openlijk zijn twijfel over het klassieke creationisme uitsprak, had hij meer reacties verwacht. ,,Een groot deel van de orthodoxe gelovigen interesseert het simpelweg niet'', zegt hij. ,,De vraag naar de oorsprong van de aarde leeft vele malen minder dan in de jaren zeventig en tachtig.''
Nederlands Dagblad - 15 april 2006 - www.nd.nl
Bouwsteen of brokstuk
door Maarten Vermeulen
Doorsnee christenen begrijpen nauwelijks iets van het debat over Intelligent Design. Maar de kans is groot dat hun denken over schepping en evolutie wordt beïnvloed. Want ID wordt welwillend onthaald, zonder precies te weten wat het eigenlijk is. Kan de 'gewone' gelovige nog onbekommerd in het scheppingsverhaal geloven, of heerst er niets dan verwarring?
Ja, hij was geïnteresseerd in Intelligent Design, maar een kritiekloos aanhanger is hij nooit geweest. ,,Ik ben tegen wil en dank het boegbeeld van de 'ID-beweging' geworden'', zegt wetenschapper Cees Dekker. De afgelopen maanden is hij vaak verkeerd begrepen. Hij wilde het hebben over toeval en doelgerichtheid in evolutie, een concept waarvan hij redelijk overtuigd is. Maar Dekker werd onthaald als de man die wetenschappelijk het bestaan van 'een schepper' aantoonde. Dekker en ID raakten onlosmakelijk verbonden. ,,Het is de vraag hoe blij ik daarmee ben. Ik ben geen ID-aanhanger, of zo. Ik ben zelfs in toenemende mate kritisch over de praktische toepasbaarheid van Intelligent Design'', zegt hij vanuit zijn werkkamer in de Technische Universiteit Delft.
Dekker proeft openheid onder christenen om na te denken over de vraag hoe evolutie en de Bijbel bij elkaar passen. ,,Er is een langdurige stilte doorbroken. Het debat roept vragen op bij gelovigen. Ik vind dat wel gezond, al is twijfel op zich geen doel, uiteraard.''
Maar volgens Pieter Gorissen is de discussie over Intelligent Design voor de meeste mensen te abstract. Gorissen is lid van het wetenschappelijk comité achter Truth or Dare, een congres over geloof en wetenschap dat op 22 april plaatsvindt in Groningen. Hij kreeg al verscheidene paniekerige mailtjes van mensen: 'Hebben jullie ook de schepping in zes dagen losgelaten? Dan kom ik niet'.
,,Mensen vinden het erg lastig uit te leggen wat ID inhoudt'', is de ervaring van Gorissen. ,,Sommigen zien het als een alternatief voor het creationisme. Ze denken: eindelijk zijn er wetenschappers die aan de hand van de evolutietheorie uitspraken doen die bij de Bijbel passen. Tegelijkertijd denken creationisten dat mensen die ID aanhangen, alle binding met het bijbelboek Genesis verloren hebben.''
Gorissen hoort ook mensen die terugkrabbelen. Die het concept van een 'intelligent ontwerp' in eerste instantie omarmden, maar nu ontdekken dat bij ID de evolutietheorie grotendeels overeind blijft. ,,Ze verwachtten een wetenschappelijke onderbouwing van het creationisme, maar dat is het niet. En dan is evolutie een behoorlijke stap.''
Verwarring
Willem Ouweneel, theoloog, filosoof en bioloog, heeft heel wat uit te leggen bij zijn spreekbeurten in het land. Keer op keer wordt hij aangesproken op zijn positieve waardering voor intelligent design. ,,Als iemand zegt dat hij tegen ID is, bedoelt hij vaak: ik zie niets in de evolutietheorie. Niet alleen 'gewone' maar ook zeer intelligente gelovigen vinden dat je als christenen niet met ID in zee kunt. Dat komt doordat de mensen die ID in Nederland hebben gepresenteerd, zich zonder meer achter de evolutie-idee hebben gesteld. Een ongelukkige koppeling, als je het mij vraagt.''
Volgens Ouweneel heeft ID niets te maken met het debat tussen evolutionisme of creationisme. Christenen geloven in intelligent ontwerp, of ze Genesis 1 nu letterlijk uitleggen of niet. ,,Het gaat in de ID-discussie om de vraag of er sprake is van een intelligent ontwerp dat wetenschappelijk is aan te tonen. Ik heb daar mijn twijfels over, maar het is interessant genoeg dat te onderzoeken.''
De 'gewone' gelovige is in verwarring gebracht, stelt Ouweneel. Volgens hem is er slechts een handjevol mensen in Nederland dat het ID-debat echt kan volgen. ,,En wie praat er nog over ID? Dat raakt alweer op de achtergrond. Wat mensen overhouden is de kwestie schepping versus evolutie. Vroeger was het simpel: christen-evolutionisten hoorden thuis in het vrijzinnige kamp. Vandaag zie je orthodoxe christenen die zich openlijk achter de evolutie-idee plaatsen.''
Ouweneel is 'oorsprongsagnost', zoals hij zelf zegt. ,,Ik kan als bioloog moeilijk geloven in het idee van een algemene evolutie. Maar de fundamentalistische manier waarop sommige christenen Genesis 1 lezen, daar kunnen we ook geen kant mee op.''
Noem het fundamentalisme of niet, Frans Gunnink van de Werkgroep In Genesis houdt vast aan het scheppingsverhaal in de Bijbel. De werkgroep wil 'betrouwbare informatie' geven, zowel vanuit de Bijbel als de wetenschap. En dankzij het ID-debat heeft de werkgroep over aandacht niet te klagen. De bezoekersaantallen van de website scheppingofevolutie.nl schoten omhoog en de bijeenkomsten met de Britse bioloog en creationist Philip Bell werden afgelopen maand drukbezocht. ,,Er is weer een groeiende groep christenen die zich voor het onderwerp interesseert. Ik ben blij met het ID-debat. Hierdoor komt de discussie over de oorsprong op een breder platform te staan. Maar voor christenen is het uitgangspunt van Intelligent Design niet voldoende. Een christen die uitgaat van de Bijbel, moet uitkomen bij God als schepper.''
Volgens Gunnink brengen mensen als Dekker en EO-presentator Andries Knevel gelovigen in verwarring met hun openlijke twijfel aan de zesdaagse schepping zoals die in Genesis beschreven staat. ,,Mensen vragen waar de Evangelische Omroep mee bezig is. Deze discussie gaat echt niet voorbij aan de gewone kerkganger. Al is het maar omdat ze vaak blij zijn met Dekker: eindelijk een christelijke wetenschapper naar wie in wetenschappelijke kring geluisterd wordt.''
Kijken naar reacties
In juni 2005 was Andries Knevel aanwezig bij de boekpresentatie van Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?, onder redactie van onder anderen Cees Dekker. Knevel liet weten steeds meer moeite te hebben met het klassieke creationisme. De aarde zou wel eens miljarden jaren oud kunnen zijn, in plaats van zesduizend, zei hij. Daarna bleef het stil. Bewust, zegt hij nu. ,,Ik wilde kijken hoe de reacties zouden zijn.''
Die opmerkingen kwamen, al waren het er minder dan verwacht. Knevel had de verwarring onder EO-leden ingecalculeerd. ,,Het is niet zo erg als christenen even aan het denken worden gezet. Sommigen vonden dat ik me op een hellend vlak begaf, anderen zeiden: dit denken we allang, goed dat het nu eens hardop gezegd wordt.''
Knevel vermoedt dat veel van de discussie rond ID over de hoofden van Nederlandse christenen heen scheert. ,,Een groot deel van de orthodoxe gelovigen interesseert het simpelweg niet. De vraag naar de oorsprong van de aarde leeft vele malen minder dan in de jaren zeventig en tachtig. Het verschil met toen is dat er nu serieuze wetenschappers zijn die ook orthodox gelovig zijn. Dat is wat mij betreft het doel van het ID-debat: als je gelooft, blijft je verstand niet in het voorportaal van de kerk achter.''
De aandacht die het creationisme twintig jaar geleden kreeg, zal ID niet krijgen, denkt Knevel. Al was het maar omdat ID veel minder oppositioneel is. ,,ID is meer een debatbegrip. Uiteindelijk zal er wel een christelijke variant ontstaan, waarin de 'intelligentie' wordt ingevuld. Dat duurt nog wel even, al zie je die ontwikkeling al wel in Amerika. Daar is Intelligent Design voor 95 procent 'Gods Design'.''
Geen idee
Net als Knevel denkt ook evangelist Peter Scheele dat de ID-discussie voor de meeste christenen te hoog gegrepen is. Eind 1997 schreef Scheele het boek Degeneratie, waarin hij vraagtekens plaatst bij de evolutietheorie. ,,Het gevaar is heel erg groot dat mensen zeggen: dat ID is wel wat, terwijl ze geen idee hebben wat het inhoudt. Sommige christenen zijn blij dat vanuit wetenschappelijke hoek wordt gesproken over de mogelijkheid van een ontwerp. Maar nu steeds duidelijker wordt dat het om de evolutietheorie in een modern jasje gaat, komen ze in problemen met het bijbelverhaal in Genesis.''
Scheele is sceptisch over de winst van het ID-debat. ,,Van oudsher leeft in evangelische kringen de gedachte 'er staat zes dagen en daarmee klaar'. In andere kerken is dat anders. Daar neigen mensen naar 'het maakt niet zoveel uit'. Daar bestaat onder invloed van bijvoorbeeld professor Lever meer openheid voor evolutie. Nu zijn ook de evangelischen aan de beurt, denk bijvoorbeeld aan de 'bekering' van Andries Knevel.''
Volgens Scheele bestaat de kans dat christenen die zich niet interesseren voor ID, er via hun predikant of voorganger toch mee geconfronteerd worden. ,,Voor een predikant die gestudeerd heeft, is het te kort door de bocht om te zeggen 'mijn vader was geen aap'. Die is gevoeliger voor wetenschappelijke argumenten en de kans is aanwezig dat hij zijn theologie daarop aanpast.''
De duidelijkheid van vroeger is er niet meer. Scheele merkt dat het onderscheid tussen creationisme en evolutionisme verdwijnt. ,,Als je die twee vroeger wilde combineren, was je vrijzinnig. Daarom kozen veel christen toch maar voor het scheppingsverhaal. Nu hebben mensen het idee dat er een derde optie is: Intelligent Design. Oftewel geloven in evolutie en evangelisch christen zijn. Ik betwijfel of dat kan. Ook al heb je nu de illusie dat het een mooie combinatie is, uiteindelijk zal het leiden tot afkalving van het geloofselement. Stop maar eens een puntje van een suikerklontje in de koffie: het zuigt zich vol en brokkelt af.''
Begripsverwarring
Mensen die denken dat Intelligent Design een creationistisch standpunt ondersteunt, komen bedrogen uit, zegt Robert Doornenbal, docent aan de Christelijke Hogeschool Ede. ,,Als je dat verwacht, weet je niet wat ID inhoudt.''
Studenten pikken ID op als 'interessant weetje'. De discussie erover gaat langs ze heen. ,,Ze beschouwen het als geloofsversterking, terwijl het allerlei moeilijke vragen oproept. Ik laat dat maar zo. Studenten vinden de vraag naar de oorsprong niet meer zo interessant.''
Volgens Doornenbal kunnen christenen in verwarring komen door uitspraken van mensen als Ouweneel en Knevel. Dat is de reden waarom hij zich terughoudend opstelt. ,,Ik wil geen verwarring zaaien. Maar als mensen zelfstandig tot moeilijke vragen komen, maak ik graag een avondje vrij.''
Als het overnieuw kon, zou wetenschapper Cees Dekker de discussie anders inleiden. De verwarring van nu wordt grotendeels veroorzaakt door begripsverwarring en het mengen van verschillende discussies. ,,Misschien moet ik helderder de verschillende niveaus aangeven, ik doe mijn best. Er loopt van alles door elkaar: de relatie geloof en wetenschap, de filosofie van wetenschap, de discussie over ontwerp en toeval in evolutie en het ID-debat. Het lijkt erop dat het nu vooral gaat over vooronderstellingen in de wetenschap. Dat is iets heel anders dan Intelligent Design.''
Intelligent Design: het idee dat er een ontwerp ten grondslag ligt aan sommige structuren in de natuur en dat dit wetenschappelijk aantoonbaar is. Kernbegrip is 'onherleidbare complexiteit', dat toeval onaannemelijk maakt.
Nederlands Dagblad - 7 april 2006 - www.nd.nl
ID verhult de verlegenheid
door Willem Bouwman
De mens is altijd geboeid geweest door de vraag naar het ontstaan van het leven. In de negentiende eeuw vond Charles Darwin een nieuw antwoord: door mutatie en selectie is de ene soort uit de andere soort ontstaan.
Zijn theorie vond veel aanhang en gaf de mensen de indruk dat God bij de wording van de wereld afwezig was geweest. Die indruk werd versterkt door de theorie van de Big Bang. Volgens deze theorie waren ruimte en tijd begonnen met een oerknal, miljarden jaren geleden. Ook nu was God de grote afwezige. Aangemoedigd door zelfbewuste wetenschappers is het grote publiek gaan denken dat geloof en wetenschap elkaar uitsluiten. In 1987 zei de Nederlandse Nobelprijswinnaar Simon van der Meer dat een gelovige wetenschapper wel ,,schizofreen'' moest zijn.
Toch vroeg menigeen zich af, of met de Big Bang en de evolutie de laatste woorden waren gezegd over het ontstaan van de aarde en het leven. De Nederlandse Nobelprijswinnaar Marinus Veltman zei van de evolutietheorie: ,,Dat is een wondermooie theorie, waar echter naar mijn mening een groot probleem mee is: zij is gewoonweg fantastisch onwaarschijnlijk.''
Is er een alternatief voor de oerknal en de evolutie? Orthodoxe christenen hielden altijd vast aan de schepping van de wereld, zoals verteld in de eerste hoofdstukken van Genesis. Ze waren geneigd die tekst letterlijk te lezen. De aarde zou enkele duizenden jaren geleden in zes dagen geschapen zijn. Voor een allegorische uitleg bestond weinig ruimte, zoals de gereformeerde dominee J.G. Geelkerken in 1926 ondervond. Toen de gereformeerde synode hem veroordeelde, schreef het christelijke gereformeerde weekblad De Wekker dat de synode niet ver genoeg was gegaan. Zij moest alle gereformeerde theologen veroordelen die geloofden dat de scheppingsdagen wellicht langer dan een etmaal uur hadden geduurd.
Deze inzichten sloten aan bij het creationisme, dat in de jaren zeventig door de EO werd uitgedragen. Het creationisme probeerde wetenschappelijk aannemelijk te maken dat de aarde zesduizend jaar geleden in zes dagen van 24 uur geschapen was. Creationisten gingen uit van letterlijke waarheid van de Bijbel en meenden dat het scheppingsverhaal een feitelijke weergave was van het ontstaan van de aarde. Ook geloofden ze in een zondvloed die de hele aarde had bedekt. Bekende creationisten waren W.J. Ouweneel, auteur van De ark in de branding en Vraag het de aarde eens, en A.M. Rehwinkel, auteur van De zondvloed. Hun boeken vonden een goed onthaal in christelijke kring.
Zeldzaam
Om redenen die niet meteen duidelijk zijn, heeft het creationisme in Nederland zijn beste tijd gehad. De boeken van Ouweneel en Rehwinkel worden niet meer herdrukt en een verwijzing ernaar is zeldzaam geworden. Geelkerken is alleen historisch nog interessant; een oprechte verdediging van zijn veroordeling hoort men zelden meer. Alternatieve interpretaties van Genesis maken opgang in orthodoxe kring. Intelligent Design, de gedachte dat de aarde en het even niet bij toeval zijn ontstaan, is erg populair in christelijk Nederland. Het bijbehorende boek, Schitterend ongeluk of sporen van ontwerp?, kreeg zes drukken in tien maanden tijd, en inmiddels is er een aanvullend boek: En God beschikte een worm, dat ook heel goed loopt. De redacteuren van beide boeken, de hoogleraren Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg, maken opgang in de media.
In beide boeken worden de bezwaren tegen de evolutietheorie omstandig en bij herhaling uiteengezet, vaak met verwijzing naar uitspraken van gerenommeerde wetenschappers. Zo schreef Francis Crick, die in 1953 de structuur van het DNA ontdekte, dat ,,de oorsprong van het leven een wonder schijnt, zo omvangrijk zijn de voorwaarden waaraan voldaan moest worden om het in gang te zetten''. Die uitspraak verwoordt de teneur van veel bijdragen, zodat de lezer zich allengs afvraagt hoe serieuze wetenschappers de evolutieleer het eind van alle tegenspraak kunnen vinden. Volgens Cees Dekker is het te wijten aan hun naturalistische wereldbeeld, dat geen realiteit buiten de materiële wereld toestaat. Ze doen alsof hun atheïstische levensbeschouwing de logische uitkomst is van natuurwetenschappelijke bewijsvoering.
Oudheid
Of ze van hun misverstand worden verlost door het lezen van En God beschikte een worm, is de vraag. Het boek poneert de mogelijkheid van Intelligent Design, maar wat dit is, wat er zo bijzonder aan is, en hoe het de wetenschap kan dienen, blijft vaag. De gedachte van Intelligent Design stamt al uit de negentiende eeuw, schrijft bioloog J. Lever, en nieuw-testamenticus Geurt-Henk van Kooten vindt haar zelfs terug in de oudheid. Het roept de vraag op, waarom Intelligent Design nu zoveel aandacht krijgt in Nederland. Aan ID zelf kan het niet liggen, want dat bestaat al zo lang. Evenmin profiteert ID van twijfels onder evolutionisten, want het evolutiegeloof is krachtig als vanouds. Mogelijk is er iets veranderd bij de traditionele tegenstanders van de evolutieleer en schept de afnemende populariteit van het creationisme en de letterlijke interpretatie van Genesis 1-3 ruimte voor ID. Een inhoudelijke afrekening met het creationisme zou dan een plaats hebben verdiend in dit boek. Andries Knevel zou die bijdrage heel goed hebben kunnen schrijven, want hij is nu net zo enthousiast over ID als vroeger over het creationisme.
Toch ligt er een wereld van verschil tussen het creationisme en ID. De redacteuren en medewerkers van En God beschikte een worm benadrukken het keer op keer. Het creationisme is een ,,extreme positie'', meldt de inleiding, net zo extreem als de gedachte dat het leven doelloos is en bij toeval ontstaan. Oudtestamenticus Stefan Paas ziet ruimte voor een metaforische lezing van Genesis 1 en volgens de natuurkundigen A. van den Beukel en G. Nienhuis is de aarde miljarden jaren geleden ontstaan.
Anderen zijn voorzichtiger, zoals dr. G. van den Brink. Hij merkt dat de evolutiegedachte aanhang wint onder orthodoxe christenen en vraagt zich af wat dit betekent voor de christelijke theologie van schepping, zondeval en verlossing. Als de aarde miljarden jaren oud is, als er nooit een 'goede schepping' heeft bestaan en als de mens niet van één voorouder, Adam, afstamt, is het geloof in schepping en zondeval dan nog vol te houden? Van den Brink kan een oude aarde aanvaarden, hij wil de gedachte van de 'goede schepping' laten varen, maar houdt vast aan de afstamming van één mens, de historische Adam, en de historische uitleg van Genesis 3, de zondeval, die 40.000 jaar geleden zou hebben plaatsgevonden. Het geloof in de historische Adam en de historische zondeval is nodig om centrale thema's in het christelijk geloof te behouden: de zondeleer, de heilsleer, de christologie en de godsleer.
Spreekregel
Van den Brink stelt hier de Bijbel of althans de theologie tot norm en wijkt daarmee af van veel andere scribenten, die hun argumentatie ontlenen aan de resultaten van wetenschappelijk onderzoek of persoonlijke gevoelens en inzichten. Dat gaat vrij ver. Volgens Taede Smedes is het woordje 'God' ,,niet zozeer een beschrijving of een eigennaam'', maar in eerste instantie een ,,spreekregel''. Ronald Meester zou God - indien daartoe gedwongen - omschrijven als ,,een menselijke verbeelding van het absolute mysterie van ons bestaan''.
De ID-aanhangers zijn het er onderling dus niet over eens wie hun Intelligent Design ontworpen heeft en of er een ontwerper is. Evenmin is duidelijk hoe de gedachte van een ontwerp de wetenschap verder kan helpen. ,,Ik zie niet dat die term wetenschappelijk iets toevoegt aan de uitspraak van onverklaardheid'', meent G. Nienhuis, en volgens Aart Nederveen blijft een ontwerpverklaring binnen naturalistisch vaarwater, omdat ze niet noodzakelijk naar een ontwerper verwijst.
En God beschikte een worm bevat bondige, leerzame, wazige en wijdlopige meningen en beschouwingen, die elkaar soms overlappen, soms tegenspreken en die vaak niet of nauwelijks met elkaar samenhangen; door het ontbreken van een conclusie en een register oogt de potpourri nog groter. Een enkele term, Intelligent Design, suggereert een eenheid die bij nader inzien een wirwar van opinies is. Het is opmerkelijk dat zovelen zich hierdoor laten imponeren. Mogelijk zegt de populariteit van ID niet alleen iets van het wetenschappelijke verzet tegen het evolutionisme, maar ook van de verlegenheid met het creationisme en de bijbehorende bijbelbeschouwing.
En God beschikte een worm. Over schepping en evolutie
Cees Dekker, Ronald Meester en René van Woudenberg. Uitg. Ten Have, Kampen 2006. 405 blz. E24,90
Nederlands Dagblad - 22 april 2006 - www.nd.nl
De evolutie van professor Lever
door Willem Bouwman
Prof.dr. Jan Lever was 34 jaar hoogleraar biologie aan de Vrije Universiteit en een gerenommeerd wetenschapper, lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. In de herinnering leeft hij vooral voort als de man die de gereformeerden vertrouwd maakte met de evolutieleer. Lever, 83, is nog steeds actief. Zo schreef hij een kritische bijdrage aan het debat over Intelligent Design.
Jan Lever werd op 20 juli 1922 geboren in de stad Groningen, waar zijn vader onderwijzer was. In 1924 verhuisde hij naar den Helder, zijn vader werd er hoofd van een School met den Bijbel. In Den Helder was geen christelijk middelbaar onderwijs, zodat Lever zich in 1934 aanmeldde bij de Rijks H.B.S. Hier vernam hij voor het eerst van de evolutieleer.
,,Op de lagere school en in de kerk was de evolutieleer geen onderwerp, ook niet op catechisatie of op de knapenvereniging. En op de Rijks H.B.S. was ik onwetend gebleven als ik geen klein bioloogje was geweest.
Ik was veertien, zat in de derde klas, en had veel belangstelling voor de natuur. Ik hield allerlei dieren en ging graag in de natuur op onderzoek. In de schoolbibliotheek zocht ik naar boeken over de natuur, en daar vond ik een boek van de Duitser Wilhelm Bölsche, Afstamming van den mensch. Het ging helemaal uit van de evolutieleer, dus niets geen schepping in zes dagen; het paradijs kwam er helemaal niet in voor. Het boek maakte een enorme indruk op mij en ik wilde beslist meer weten van het onderwerp.
Mijn biologieleraar kwam uit een gereformeerd gezin, maar was ongelovig geworden. Hij snapte wel waar ik mee zat. Hij gaf me een boek van de Engelse biologen H.G. Wells en Julian Huxley, De wetenschap van het leven, geheel gebaseerd op de evolutieleer. Toen wilde ik weten wat gereformeerde denkers over evolutie hadden geschreven. Al gauw las ik Herman Bavincks geschriften hierover en ontdekte dat Abraham Kuyper in 1899 aan de Vrije Universiteit een rede over evolutie gehouden had. Bij de boekhandel hadden ze die niet, maar ik moest en zou die rede hebben, en toen heeft de boekhandelaar een tweedehands exemplaar voor mij geregeld. Al mijn zakgeld - het was niet veel - gaf ik aan boeken uit.
De rede van Kuyper, Evolutie. Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit op 20 october 1899 gehouden, maakte geweldige indruk op mij. Kuyper bleek geheel op de hoogte van alle toenmalige theorieën over de genetica, een cruciaal probleem voor de evolutietheorie. Hij was de enige theoloog van wie dat gezegd kon worden. Kuyper aanvaardde de evolutietheorie, maar verwierp de wereldbeschouwing die erachter schuilging, het evolutionisme. Bijna niemand heeft die rede gelezen, want men vond die veel te moeilijk, denk ik. Alleen de eerste zin - 'De negentiende eeuw sterft weg onder de hypnose van het evolutiedogma' - bleef hangen. Kuyper is tegen evolutie, concludeerde men, maar dat was helemaal niet waar! Kuyper achtte de evolutiegedachte voor christenen aanvaardbaar, mits God de 'opperste bouwmeester' bleef. Hiermee was hij zijn tijd ver vooruit.
De evolutiegedachte fascineerde me. Ik hield er een inleiding over op de jongelingsvereniging, waarin ik ook kritiek leverde. Weerstand kreeg ik niet. Hooguit vonden de jongelingen het wat vreemd dat ik over evolutie sprak. Dat was in 1937, bijna zeventig jaar geleden. Ik denk dat niemand zich zo lang met de evolutieleer heeft beziggehouden als ik.''
Rood streepje
Lever ging in 1939 biologie studeren in Utrecht. Hij woonde op kamers in Zeist, bij een oom en tante, en raakte er nauw bevriend met de latere historicus George Puchinger, eveneens woonachtig in Zeist. Levers ouders lieten hun zoon met enig hartzeer naar Utrecht gaan, want ze vonden biologie een enigszins gevaarlijke wetenschap, die studenten gemakkelijk van God afleidde. ,,Toch speelde de evolutieleer nauwelijks een rol bij de biologen in Utrecht. Hoogleraren verwezen er wel eens naar, meer niet. De argumenten voor de evolutie waren toen nog mager. Als het over evolutie ging, trok ik een rood streepje langs m'n aantekeningen in het collegedictaat. Ik kocht boeken, om me te verder te verdiepen in de evolutieleer en struinde langs antiquaars en veilingen om het werk van Darwin te kopen. Hier in de kast staat zijn volledige werk en van diens geestverwant Haeckel en van Hugo de Vries, de grootste Nederlandse bioloog van de laatste eeuwen.''
Vanaf februari 1943 maakten de Duitsers jacht op studenten die weigerden loyaal aan de bezetters te zijn. Lever ging met vriend Puchinger onderduiken op een boerderij in de Wieringermeer. Toen ze daar geen boeken meer mochten lezen - die zouden hun aanwezigheid kunnen verraden - dook Lever onder in Arnhem, Bilthoven en ten slotte bij z'n aanstaande schoonouders in Zeist.
Inmiddels bezat hij zoveel boeken, dat hij zonder hulp van de bibliotheek een scriptie, 'Rondom het biologisch soortbegrip', schrijven kon. ,,Mijn verloofde heeft de scriptie naar de professor toegebracht, een week later mocht ze terugkomen om het oordeel te vernemen. Maar toen ze terugkwam, vroeg hij of ik zelf niet komen kon. Ik nam het risico, en zo kreeg ik te horen dat hij zeer tevreden was. Sterker nog, als ik er nog drie maanden aan werkte, mocht ik er op promoveren. Maar ik had nog niet eens doctoraalexamen gedaan en wilde niet als theoretisch bioloog te boek staan. Uiteindelijk ben ik in 1950 in Utrecht gepromoveerd op Onderzoekingen betreffende de schildklierstructuur, gebaseerd op laboratoriumonderzoek.''
Brief
Op z'n onderduikadres verlangde Lever naar contact met christelijke biologen die zich ook met evolutie bezighielden. Hij stuurde een brief naar de gereformeerde bioloog J.H. Diemer om namen en adressen, maar die antwoordde dat hij de enige christelijke bioloog was die zich inliet met de evolutieleer. ,,Diemer nodigde me uit voor een lezing van hem voor de Christelijke Vereniging van Natuur- en Geneeskundigen over 'Het wonder', in hotel Pays Bas aan het Janskerkhof in Utrecht. Met valse papieren ben ik er naartoe gegaan en na afloop maakte ik kennis met Diemer. In een café bespraken we onze plannen. Hij zei: 'Ga jij door met je scriptie, stuur die naar me op, en dan werken we samen verder.' Weinig later werd Diemer wegens verzetsactiviteiten door de Duitsers opgepakt; hij heeft de oorlog niet overleefd.''
Met de dood van Diemer werd een bloem in de knop gebroken. 'Wetenschap is voor mij kennis van het Woord', luidde zijn uitgangspunt. Daarom had hij zich aan de evolutieleer kunnen ontworstelen, schreef hij in 1932 aan VU-filosoof H. Dooyeweerd. Als Diemer was blijven leven, was hij wellicht hoogleraar aan de VU geworden, denkt Lever. ,,Hij was twintig jaar ouder dan ik, misschien was ik zijn assistent geworden. Hij was de enige gereformeerde bioloog die zich bezon op de evolutieleer. Anderen waren niet geïnteresseerd, hun blikveld was niet breed genoeg.''
Na Diemers dood bleef Lever zoeken naar academische gespreksgenoten. Hij stuurde z'n scriptie over het soortbegrip naar Dooyeweerd, wiens 'Wijsbegeerte der wetsidee' een leidraad in Levers scriptie was. ,,Dooyeweerd was buitengewoon gesteld op Diemer. Na lezing van mijn scriptie zag hij in mij een tweede Diemer. In overleg met Dooyeweerd heb ik mijn scriptie omgewerkt tot een serie artikelen in Philosophia Reformata, het blad van de wijsbegeerte der wetsidee. 'Door J. Lever en H. Dooyeweerd' stond er boven de artikelen - dat gaf me beslist een fijn gevoel.''
Lever promoveerde in 1950 en werd vervolgens lector bij de nieuwe studierichting biologie aan de Vrije Universiteit. Twee jaar later werd hij hoogleraar; op 20 november 1952 hield hij zijn inaugurele rede, Het Creationisme. ,,Tegenwoordig is creationisme het geloof dat de wereld zesduizend jaar geleden in zes dagen geschapen is, maar in 1952 had dit begrip bij mij een andere betekenis. Ik bedoelde dat schepping en evolutie elkaar niet uitsloten en dat de evolutie het werk van de Schepper was. Mijn creationisme stond dus tegenover het evolutionisme. Ik dacht in dezelfde lijn als Kuyper in 1899.''
Hoe is er op uw rede gereageerd?
,,G.C. Berkouwer, hoogleraar theologie aan de VU, heeft er in Trouw waarderend over geschreven. Maar veel kerkbodes moesten er weinig van hebben. Men was opgevoed met de gedachte dat de aarde in zes dagen geschapen was, en dan dit... Begrip voor mijn rede vergde dus een verandering van denken.''
Vier jaar later schreef u 'Creatie en evolutie'. Wat dreef u?
,,In mijn inaugurele rede ging het nog niet over de schepping van de mens. Ik heb me toen verdiept in het ontstaan van de mens en de mensachtigen, zodat ik er op den duur heel veel van wist. Ik hield eens een lezing voor catechisanten van de Utrechtse studentenpredikant dr. J.M. van Minnen. Tot mijn verbazing zat de beroemde geoloog en paleontoloog Von Koenigswald onder het gehoor, de vinder van talrijke menselijke fossielen op Java. We raakten in gesprek, ik mocht op het laboratorium zijn fossielen bezichtigen en in mijn hand houden. Het inspireerde me tot het schrijven van het boek. Het heette Creatie en evolutie en was opgedragen aan J.H. Diemer.
Ongeveer eens per week ging ik het land in om de mensen te vertellen over schepping en evolutie. Ik werd gevraagd en ik wilde niet weigeren. Ik heb altijd zeer voorzichtig gesproken, want ik wist met welke exegeses van Genesis 1 ze waren opgevoed. En het had mezelf ook strijd gekost om tot een andere opvatting te komen.''
Hoe heeft die verandering zich bij u voltrokken?
,,Het is vrij geleidelijk gegaan. Toen ik student was, waren er nog niet zoveel argumenten voor de evolutie. Er was veel minder over fossielen bekend dan nu. Hoe meer er bekend werd, hoe meer ik overtuigd raakte van de juistheid van de evolutietheorie. Ook de toegenomen kennis van de cel en de ontwikkeling van de genetica hebben me nog verder overtuigd: in alle planten en dieren werken gelijke genetische principes.''
U bent aanhanger van Intelligent Design?
,,Wat wij intelligentie noemen, is een beperkte menselijke eigenschap die aan het eind van de evolutie is ontstaan. Onze intelligentie schiet tekort om de miljarden melkwegstelsels die al miljarden jaren bestaan, te bevatten, laat staan te begrijpen. En wat beseffen we van de atomen in ons eigen lichaam, waarvan de kernen miljarden maal miljarden keren per seconde rondtollen. Het is hoogmoedig om de 'opperste bouwmeester' met het begrip 'intelligentie' te typeren. Hier geldt een tekst uit Psalm 139:,'Het begrijpen is mij te wonderbaar, te verheven, ik kan er niet bij.' We moeten God geen vergrote menselijke eigenschap toedichten.
De aanhangers van Intelligent Design komen allemaal uit christelijke kring. Ze moeten er eerlijk voor uitkomen dat ze in de Schepper geloven. Maar dat doen ze vaak niet, ze willen vooral wetenschappelijk zijn, en daarin lijken ze weer op dr. W.J. Ouweneel en andere creationisten. Tijdens een debat hier op de VU in 1977 heb ik Ouweneel in de pauze op mijn kamer gesmeekt om een discussie over zijn religieuze vooronderstellingen en zijn manier van bijbellezen, maar hij wilde niet.''
Ouweneel heeft het creationistische standpunt verlaten. Hoe ervaart u dat?
,,Als creationist heeft Ouweneel hoog van de toren geblazen. Nu gaat het gerucht dat hij ervan af is. Ik betreur het dat hij het niet openlijk en hardop zegt en er in een boek verantwoording van aflegt. Hij heeft tienduizenden mensen verkeerd geïnformeerd en neemt daar tot nu toe, voorzover ik weet, geen verantwoordelijkheid voor. Ook Andries Knevel is er van af. Hij heeft geen spijt betuigd, hij heeft niet deemoedig het hoofd gebogen, maar hij komt er openlijk voor uit dat hij geen creationist meer is. Dat is moedig.''
In 1956 zegt u nog dat Adam en Eva echt geleefd hebben en in 1965 zegt u dat het paradijs niet heeft bestaan. Hebt u niet een soortgelijke ontwikkeling als Ouweneel en Knevel meegemaakt?
,,Ja, heel lang geleden. Mijn opvatting dat Adam en Eva echt hebben bestaan, was een laatste snipper van het geloof dat Genesis 1 natuurwetenschappelijk gelezen moest worden. Nadien zijn er belangrijke vondsten gedaan, zoals de Australopithecus, een voorloper van de mens. Hij leefde 4,5 miljoen jaar geleden in Afrika en liep rechtop. Toen ik in 1961 gastcolleges gaf in Potchefstroom in Zuid-Afrika, heb ik de grot bezocht waar de Australopithecus gevonden was. Door nieuwe vondsten en voortgaande studie kwam ik tot het inzicht dat het paradijs niet werkelijk heeft bestaan.''
Stel dat u door studie en nieuwe vondsten ontdekt dat Jezus een gewoon mens was.
,,Ho, ho, wacht even, we moeten niet meteen alles overhoop halen.
Eerst dit. Ik kom uit een familie van schrijvers. Mijn moeder, L.A. Lever-Brouwer, schreef kinderboeken en columns. Haar vader, Pieter Brouwer, was de eerste hoofdredacteur van het Friesch Dagblad en heeft 34 boeken geschreven. En mijn zoon, die directeur is van het Centraal Bureau voor Genealogie, schrijft columns voor het blad van het Bureau.
Zelf schrijf ik ook altijd. Enkele jaren geleden dacht ik bij mezelf: 'Ik begin echt oud te worden, wat geloof ik nu eigenlijk?' Sindsdien schrijf ik voor mezelf beschouwingen over de Bijbel, over het paradijs, over de zondvloed, over het bijbels wereldbeeld, enzovoort. Langzamerhand krijg ik een indruk van wat ik geloof.''
Welke indruk krijgt u?
,,De Schepper is het beginpunt van mijn geloof. Als ik naar schelpen kijk, word ik zo religieus als wat. Of naar die bomen daar, ze staan er maar en doen niemand kwaad, en wij lopen er langs zonder er naar te kijken.''
U kijkt op historisch-kritische manier naar wat de Bijbel over schepping en zondvloed zegt. Als u op dezelfde manier zou kijken naar wat de Bijbel over Jezus zegt, moet u wellicht concluderen dat de evangeliën historisch onbetrouwbaar zijn, dat we weinig van Jezus weten en dat Hij een gewoon mens was.
,,Een gewóón mens, zegt u? Van mezelf kan ik niet zeggen dat ik goed ben, van Jezus kan ik het wel zeggen. 'Wie van u zonder zonde is, werpe de eerste steen', zei hij tegen de mensen die een overspelige vrouw bij hem brachten. Kijk, dat is het. Dan kun je zeggen, dat het verzonnen verhalen zijn. Maar er staan er zoveel van in, dat er een duidelijk beeld van hem naar voren komt.''
In uw bijdrage in het boek En God beschikte een worm, over Intelligent Design, zegt u dat de aarde planmatig is geschapen: alle facetten komen telescopisch tevoorschijn via variatie, mutatie en andere processen. Hoe is dan het kwaad in de wereld gekomen?
,,Dat is een grote vraag, ook in mijn eigen piekeren over de Bijbel en het geloof.
Wat zal ik ervan zeggen? De Bijbel is helemaal geschreven vanuit een heel oud wereldbeeld. De torenbouwers van Babel dachten dat ze met hun toren tot in de hemel konden komen. Jacob droomde dat een ladder tot in de hemel reikte. Vanuit ons gezichtspunt is dat een achterhaalde voorstelling van de werkelijkheid.
Kijk, er is ooit één iemand helemaal goed geweest, en dat was Jezus. Hem moet je als norm nemen. Die Petrus sloeg met zijn zwaard het oor van Malchus af, maar Jezus raapte het op en zette het gewoon weer op zijn plaats. Zo was Hij. Als het gaat om goed of kwaad, moet je naar Jezus kijken, en dan moeten we ons allemaal schamen.''
Overzicht...
|