NIEUW:
Meer 'Redactionelen' uit 'Ellips' op www.willemouweneel.nl :
Ellips 286 - september 2008 - Fillem van ome Willem...
Ellips 285 - juli/augustus 2008 - Waar is het hemelrijk!?... Ellips 284 - juni 2008 - De Geestesgaven... Ellips 283 - mei 2008 - Geleerdheid en wijsheid...
Ellips
- juni 2008
Misverstanden omtrent de Geestesgaven
In discussies over de Geestesgaven praat men vaak langs elkaar heen, vindt prof. Ouweneel, doordat men uitgaat van verschillende theologische paradigma's. Hij probeert enkele van de bekendste misverstanden in kaart te brengen, zoals de 'streeptheologie', de verwarring rond het begrip `bovennatuurlijk' en zelfs rond het begrip `genadegave' zelf.
Willem J. Ouweneel
Een van de oorzaken waardoor discussies over de Geestesgaven vaak zo moeizaam verlopen, wordt gevormd door bepaalde onderliggende misverstanden. Als ik het goed zie, zijn dit de belangrijkste: de 'streeptheologie', de verwarring tussen 'natuurlijk' en 'bovennatuurlijk', en de verwarring tussen 'gave' en 'bediening'.
Streeptheologie
Dit is de opvatting die een streep trekt ergens aan het eind van de apostolische tijd en beweert dat de Geestesgaven (althans de 'bovennatuurlijke'; zie onder) na die tijd zijn opgehouden. Een traditioneel argument daarvoor is dat het om apostolische tekenen zou gaan (vgl. 2Ko12:12), en dat zulke tekenen er niet meer kunnen zijn nu de canon, en daarmee de Godsopenbaring, compleet is. De idee daarachter is dat profetieën 'openbaringen' zijn, en die zouden na de voltooiing van de Godsopenbaring 'dus' niet meer mogelijk zijn. Het misverstand hierachter is de mening dat alle openbaringen die ooit zijn uitgesproken, in de Bijbel zouden zijn terechtgekomen, wat natuurlijk onjuist is. Niets van wat de profeet Agabus (behalve in Hd11:28 en 21:10v.) heeft uitgesproken is in de canon opgenomen. En van de profeten in Antiochië (13:1) of van Silas (15:32) vinden we ook niets terug in de Bijbel. Ook de profetieën van de twaalf discipelen in Efeze (19:6) of van de vier dochters van Filippus (21:9) zijn niet opgetekend. Het is dus zeer wel mogelijk openbaringen uit te spreken buiten de canon om (vgl. heel 1Ko14), en dat kan dus na de voltooiing van de canon gewoon doorgaan.
Ook het andere argument deugt niet: 'bovennatuurlijke' gaven waren niet beperkt tot de apostelen. Ook de 70 (of 72) in Lc10:1 12 hebben wondergenezingen verricht, en ook Stefanus (Hd6:8) en Filippus (niet de apostel maar de evangelist; 8:6v.,13). In de gemeente te Korinte ontbrak het de gelovigen zelfs aan geen enkele genadegave (1Ko1:7).
In Mc16:15 18 vinden we deze bijzondere opdracht en belofte: 'Gaat heen in de hele wereld en predikt het evangelie aan de hele schepping. ( ... ) Hen nu die geloven, zullen deze tekenen volgen: in mijn naam zullen zij demonen uitdrijven, ( ... ) op zieken zullen zij de handen leggen en zij zullen beter worden.' Het is opmerkelijk dat deze opdracht pas in de twintigste eeuw echt ten uitvoer is gebracht: we kunnen vandaag veilig zeggen dat het evangelie aan alle volken is gepredikt (vgl. Mt28:19; Lc24:47; Hd1:8). Dat betekent dat de beloofde 'tekenen’ vandaag actueler zijn dan ooit. Inderdaad melden missiologen en zendingsorganisaties ons dat van de ca. 130.000 mensen die elke dag tot geloof komen 85 tot 90% de geloofsstap zet mede op grond van wonderen en tekenen! (De achtergrond hiervan is dat pinkster en charismatische christenen verreweg de meest actieve zendelingen zijn.)
Jezus deed niet alleen wondertekenen om te bewijzen dat Hij de Messias was of dat het koninkrijk Gods gekomen was (dat ook: Mt12:28), maar ook gewoon omdat Hij 'met ontferming bewogen' was: 'toen Hij uit het schip ging, zag Hij een grote menigte en werd met ontferming over hen bewogen en genas hun zieken' (Mt14:14). 'Jezus nu werd met ontferming bewogen, raakte hun ogen aan, en terstond konden [de twee blinden] weer zien, en zij volgden Hem’ (20:34). 'Met ontferming bewogen strekte Hij zijn hand uit, raakte [de melaatse] aan en zei tot hem: Ik wil, word gereinigd!' (Mc1:41). 'Toen de Heer [de weduwe] zag, werd Hij met ontferming over haar bewogen en zei tot haar: Ween niet. En Hij kwam naderbij, raakte de baar aan en de dragers stonden stil; en Hij zei: Jongeman, Ik zeg je, sta op' (Lc7:13v.).
Is Jezus vandaag niet langer met ontferming over mensen bewogen? Zou Hij dan vandaag geen wonderen meer verrichten, en wel thans door middel van zijn dienstknechten en maagden? De apostelen 'gingen uit en predikten overal, terwijl de Heer meewerkte en het woord bevestigde door de tekenen die daarop volgden' (Mc16:20). Jezus zelf had beloofd: ‘wie in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij ook doen, en hij zal grotere doen dan deze, omdat Ik heenga naar de Vader' (Jh14:12). Dit sluit uitdrukkelijk ook wonderwerken in (6:30; 7:3; 9:3; vgl. 5:36; 9:4; 10:25,32,37v.; 15:24).
Natuurlijk/bovennatuurlijk
Soms wordt er onderscheid gemaakt tussen 'gewone' gaven en 'bijzondere' gaven. Kijken we naar het bekende lijstje in 1Ko12:8 10, dan zouden de 'gewone' gaven zijn: wijsheid, kennis, geloof, onderscheiding van geesten; en de 'bijzondere' gaven: genezing, werkingen van krachten, profetie, talen en uitleg van talen. Anderen zouden de scheidslijn misschien anders leggen. Geen wonder: de (onder )scheiding is geheel willekeurig en ongegrond. Alle negen charismata in 1Ko12 zijn 'bovennatuurlijk'. De onderscheiding tussen natuurlijk en bovennatuurlijk is nogal riskant. Er zijn in het verleden allerlei scholastische dualismen uit afgeleid, dus laat ik liever zeggen: alle negen charismata in 1Ko12 zijn wonderwerken van de Heilige Geest.
Er is hier geen sprake van dat het hier om de 'gewone' wijsheid en kennis van de gelovigen gaat; de tekst zegt dat gelovigen door de Geest een woord van wijsheid resp. kennis spreken. Het gaat dus om uitspraken die een gelovige ondanks zijn verlicht verstand niet van zichzelf heeft, maar die rechtstreeks van de Geest komen, ja, om openbaringen van de Geest (vgl. vs7 en 11). Ook bij de onderscheiding van geesten gaat het niet om het verlichte verstand, nog minder om algemeen psychologische mensenkennis, maar om een openbaring van de Geest omtrent de vraag met wat voor 'geesten' men in een bepaalde situatie te maken heeft.
Trouwens, men heeft ook geprobeerd de vermeende 'bijzondere' gaven op soortgelijke wijze weg te redeneren. Abr. Kuyper meende al dat wij de 'gaven van genezing' niet meer nodig hebben, omdat wij nu de moderne geneeskunde hebben. Hij vergat dat de meeste in het Nieuwe Testament genoemde kwalen (bijv. verlammingen, blindheid, doofheid) vandaag nog steeds niet door medici genezen kunnen worden! Ook profetieën, zo beweert men, zouden wij vandaag niet meer nodig hebben, omdat wij thans de volledige canon bezitten (zie boven). Alsof profetieën over ons persoonlijk van het soort zoals Agabus die gaf (zie boven) in de Bijbel zouden zijn terug te vinden! En 'talen' zouden wij ook al niet nodig hebben, omdat wij vandaag moderne mogelijkheden van taalstudie hebben. Alsof het er bij de glossolalie om gaat hoe je een toespraak in een vreemde taal kunt houden! Kortom: de hele idee alsof wij nog wel de 'normale' gaven zouden hebben (aangevuld met bijv. 'dienst', 'leren', 'vermanen', 'meedelen’, 'leiding geven' en 'barmhartigheid' uit Rm12:7v.), maar niet meer de 'bijzondere' gaven, komt voort uit een valse onderscheiding en is volledig uit de lucht gegrepen.
Gave en bediening
In zekere zin is het jammer dat men het Griekse woord charisma weergeeft met het woord 'genadegave'. Dit heeft tot gevolg dat men het reduceert tot 'gave' en het woord dan behandelt alsof het over zoiets ging als een muzikale gave, een gave van welsprekendheid, een technische gave, enzovoort. 'Gave' betekent dan zoveel als 'talent', dus een vermogen waarover men voortdurend beschikt. Dat is in het geheel niet de bedoeling, althans zeker niet in 1Ko12. Het gaat uitdrukkelijk om openbaringen van de Geest (vs7), dus bepaalde Geestesuitingen, die geschonken worden wanneer ze nodig zijn, of zoals vs11 aangeeft: wanneer en aan wie de Geest het wil. Het gaat niet om vermogens die de Geest voor onbepaalde tijd aan mensen schenkt, maar om 'werkingen' op het moment dat de Geest dat nodig oordeelt. Het woord charisma betekent zoveel als een 'portie genade' (Gr. charis), dat is hier: een dosis genade op het ogenblik dat je die nodig hebt. Als men de charismata nader beziet, wordt dit ook duidelijk.
Het is ongerijmd om te menen dat iemand het vermogen zou ontvangen om voortdurend woorden van wijsheid of kennis te spreken; die ontvang je op en voor het moment dat die woorden nodig zijn. Niemand heeft ook een permanent geloofsvermogen of talent. Je ontvangt het geloofsvertrouwen dat je op een bepaald moment nodig hebt, namelijk wanneer je geconfronteerd wordt met een grote, onoverkomelijk lijkende nood. Onderscheiding van geesten ontvang je als je wordt geconfronteerd met geesten die je moet onderscheiden (dat men meent dat sommigen dit als een permanent vermogen bezitten komt weer door de verwarring met psychische mensenkennis). Charismata (meervoud!) van genezing(en) (vs9,28) ontvang je als je zieken de handen oplegt. Klanktaal ontvang je in de aanbidding of als bijzondere krachtbron in de genezings en bevrijdingsbediening. Profetieën ontvang je als mensen die op je pad komen ze nodig hebben. Alle charismata ontvang je dus én op het moment dat je ze nodig hebt, én om aan anderen door te geven.
Door deze elementaire dingen niet te onderscheiden kun je bijvoorbeeld het volgende antwoord krijgen: 'Nee, ik leg zieken nooit de handen op, want ik heb geen gave van genezing.' Maar ten eerste: niemand 'hééft' een genezingsgave; je ontvangt zulke charismata pas als je zieken de handen oplegt. Ten tweede hoor ik zulke tegenwerpingen vaak van mensen die (nagenoeg) nog nooit iemand de handen ter genezing hebben opgelegd; hoe weten ze dan dat God geen genezingen door hen heen zou willen bewerken?
Het is natuurlijk wel zo dat sommigen veel meer wondergenezingen in hun bediening ervaren dan anderen. Alle gelovigen kunnen (en zullen) 'charismata van genezing' ontvangen als zij beginnen de zieken de handen op te leggen, maar sommigen zullen veel vaker zulke charismata ontvangen dan anderen. Men zou kunnen zeggen dat zij een genezingsbediening hebben. Als men zo'n 'bediening' dan maar niet als een doel op zichzelf ziet.
De vijf hoofdbedieningen volgens Ef.4:11 zijn apostelen, profeten, evangelisten, herders en leraars. In elk van deze bedieningen zouden de charismata de normaalste zaak van de wereld moeten zijn, 'zelfs' bij de leraren (vgl. Jh3:2). De een is een profeet die ook genezingen in zijn bediening ervaart. Een ander is een evangelist die ook genezingen in zijn bediening ervaart. Een volgende is een leraar die ook genezingen in zijn bediening ervaart. Maar let op Ef.4:7: 'aan ieder van ons [dus aan elke gelovige] is de genade (Gr. charis) gegeven naar de maat van de gave (Gr. dórea) van Christus.' Elke gelovige kan als hij/zij aan de geestelijke voorwaarden voldoet elke genadegave in zijn/haar bediening ervaren.
Literatuur
Zie over deze materie veel uitvoeriger mijn De Geest van God (2007) en Geneest de zieken!
(5e dr., 2008), verschenen bij Medema in Vaassen.
|