Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...

Het boek Job
Andrew Wommack

Algemene inleiding: De interpretatie van het boek Job is aanleiding tot enkele wijdverspreide dwalingen in het lichaam van Christus. Veel misvattingen omtrent de ware aard van God, de relatie tussen God en satan, en de relatie tussen God en ziekte en rampspoed in het leven worden onderbouwd door teksten uit het boek Job. Veel Christenen identificeren zich in feite met Job, die gezien wordt als het ultieme voorbeeld van de gelovige. Op grond van het boek Job meent men dat een passieve, aanvaardende houding tegenover ziekte een Bijbelse houding is. Niet alleen laat men na actief tegen ziekte te strijden, men veroordeelt bovendien diegenen die in geloof proberen te staan om ziekte en leed in hun eigen leven en in dat van anderen te weerstaan. Een correct begrijpen van het boek Job is daarom essentieel in de hele discussie of ziekte van God is of van de duivel of een samenwerking tussen beiden?

Deze studie van Andrew Wommack is niet volledig uitputtend, maar geeft een goede basis waarop het beter mogelijk wordt het boek Job, en wat het ons wil zeggen, juist op te vatten. Ook helpt het teksten die vaak buiten hun verband worden gebruikt binnen de juiste context te plaatsen. 

(Deze studie is helaas geen onderdeel van de gratis te downloaden studies van de site van Andrew Wommack Ministries. Het origineel is echter wel te bestellen: Info: www.awme.net - Jan Vossen- )

Het boek Job
We gaan het hebben over: ‘waarom overkwamen Job al deze problemen die hij had?’ Ik wil direct vanaf het begin zeggen dat dit geen volledig onderwijs is over het boek Job. Er kan zoveel over worden gezegd. Het boek Job is een uniek boek. Er worden dingen in genoemd waar je heel veel tijd aan kunt besteden om te bespreken. Het allereerste hoofdstuk van het boek Job bijvoorbeeld spreekt over de ‘zonen Gods’ die voor God samenkomen. En over satan die in hun midden komt. Dat is zeer de moeite waard te onderzoeken, en daar kan heel veel over gezegd worden. En ik moet eerlijk zeggen dat ik dit niet volledig begrijp. Maar dat is niet het doel waarvoor wij hier het boek Job bestuderen. We proberen geen volledige uitleg van het boek Job te geven. Maar wij gaan ons hier beperken tot de vragen: Waar kwamen zijn problemen vandaan? Waarom kwamen ze? Wat was het doel van deze problemen? Wie was de aanstichter van deze problemen? Hier zullen wij op ingaan. En ik geloof dat je er heel veel aan zult hebben. 

Ik wil ook nog zeggen dat ik geen volledige openbaring over het boek Job heb. Er zijn heel wat dingen waarover ik nog steeds aan het bidden ben. Maar ik vergelijk het graag met een puzzel. Ik help zo af en toe mijn kinderen graag met het maken van een puzzel. En dan kun je soms een stukje vinden dat heel goed bij een ander deel past, maar je weet nog niet hoe ze samen in de hele puzzel zitten. Dat weet je niet. Je hebt links en rechts kleine stukjes al bij elkaar. En je kunt nog niet zien hoe de hele puzzel eruit ziet als je naar die stukjes kijkt. Maar naarmate je vordert, begint het geheel zich af te tekenen. En de gedeeltes beginnen bij elkaar te passen. En ook al mis je nog een aantal stukjes, je krijgt toch een goed idee hoe de puzzel eruit gaat zien. Hij is nog niet af, maar je komt op een punt waarop je weet dat je hem in grote lijnen in elkaar hebt, en je alleen nog deze ontbrekende stukken in hoeft te vullen. Dit is mijn gevoel over het boek Job. Ik heb het nu al vele, vele jaren bestudeerd en erover gebeden. En God heeft me links en rechts enkele waarheden geopenbaard, en nu beginnen ze eindelijk bij elkaar te passen. Het is nog niet compleet, maar ik ben ver genoeg en zie genoeg dingen bij elkaar passen, dat ik volledig overtuigd ben dat ik de grote lijn, het basisbegrip ervan heb. En ook al heb ik nog niet alles, ik weet zeker dat ik voldoende weet, en voldoende zal weten over het boek Job. 
En sowieso is wat ik al had ontvangen van God, voor mij een zegen geweest en ik geloof dat het ook voor jou een zegen zal zijn wat ik hier deel. Ik bied het je op die manier aan. Niet als een complete openbaring. Maar de openbaring die ik op dit moment heb, helpt mij bijzonder veel en heeft voor mij vele vragen beantwoord. En ik bied het ook op deze manier aan jou aan, zodat het een zegen voor je zal zijn. 

Nu we beginnen met het boek Job is er een beetje achtergrondinformatie nodig die ik moet geven omdat we die later nodig hebben om enkele waarheden vast te leggen, die ik uit het boek Job onderwijs. Ik wil graag dat je Genesis 46 opzoekt waar een verwijzing staat naar een man ‘Job’ genaamd, die een kleinzoon van Jakob was, de aartsvader Jakob, die later Israël werd genoemd. Dit zou mogelijk een verwijzing zijn naar dezelfde Job waarover hier in het boek Job wordt besproken. Het staat verderop in de volgorde van het Oude Testament. In Genesis 46:13 zegt de Schrift: De zonen van Issakar waren Tola, Puwwa, Job en Simron. Issakar was een van de twaalf aartsvaders, een van de twaalf zonen van Jakob, een (half)broer van Jozef. Job wordt dus hier genoemd als een van de kinderen van Issakar, een kleinzoon van Jakob. Dit bewijst nog niet dat deze Job dezelfde persoon is die we in het boek Job tegenkomen. Ik geloof persoonlijk niet dat er genoeg Schriftuurlijk bewijs is om te kunnen stellen dat deze Job dezelfde is als de Job die we in het boek Job tegenkomen. Er waren vele mensen met dezelfde naam, en dat maakt hen nog niet tot dezelfde persoon. Net als dat we tegenwoordig ook veel mensen met de naam Andrew tegenkomen. Dat wil nog helemaal niet zeggen dat zij mij zijn alleen maar omdat ze dezelfde naam hebben. En datzelfde geldt ook in de Bijbel. 

Ik noem dit dus alleen maar om aan te geven dat het een mogelijkheid is. Er is geen grond om te beweren dat dit níet dezelfde Job was, maar ook niet dat hij het wel was. Je kunt daar dus geen leerstelling op baseren. Maar áls dit dezelfde man is, en je let op de leeftijden van mensen, en rekening houdt met hoe oud mensen gemiddeld waren als ze een gezin begonnen te vormen, en hetzelfde op hun kinderen toepast, dan kan de waarschijnlijke tijd dat zich dit verhaal van het boek Job afspeelt geplaatst worden vóór de tijd van Mozes. En als we in Job 42 lezen, nádat God Job heeft bevrijd van alle ellende die hij doormaakte, toen zegende God hem en gaf hem tweemaal zoveel terug van alles wat hij was kwijtgeraakt en gaf hem bovendien nog 140 jaar extra te leven. Hij leefde dus nog eens 140 jaar ná dit voorval. Dan zou hij nog in leven zijn in de tijd van Mozes. Dat dateert de tijd van dit verhaal vóór de dagen van Mozes. En dat is verderop erg belangrijk. 

Nogmaals, je kunt niet onomstotelijk stellen dat het om dezelfde Job gaat. Een van de vragen die dat mij zou opleveren is de vraag waarom Job, als hij de kleinzoon van Jakob, de zoon van Issakar is, waarom ging hij dan niet met hen mee naar Egypte? Want in Genesis lezen we dat toen Jozef zich eindelijk openbaarde aan zijn vader Jakob, dat Jakob en al de broers van Jozef met hun hele gezinnen naar Egypte kwamen. Waarom was Job niet bij hen? Want in het eerste hoofdstuk van Job lezen we dat Job de rijkste mens van het hele Oosten was en in vers 1 dat hij in het land Us woonde. Dat lag dus ten oosten van het land Kanaän en dus zeer zeker niet in Egypte. Waarom woonde hij niet in Egypte? Nogmaals, dit sluit nog niet uit dat dit om dezelfde man ging, omdat het best mogelijk is dat een van de kinderen van Issakar was verhuisd en ergens anders woonde. Maar waarom? Daar is geen reden voor. Die vraag is belangrijk genoeg zodat je zonder andere aanwijzingen niet kunt stellen dat dit om dezelfde man gaat. 

Maar of dat zo is of niet, het punt dat ik wil maken, is dat ik geloof dat we ook uit de inhoud van het boek Job kunnen opmaken, dat het boek Job waarschijnlijk het oudste Bijbelboek is. Het verhaal dat er wordt vermeld gaat weliswaar niet over de tijd vóór de inhoud van het boek Genesis. Want het boek Genesis begint bij de schepping van Adam en loopt dan deze hele geschiedenis door. Maar Mozes was degene die het boek Genesis opschreef en het boek Job is vóór de dagen van Mozes geschreven. Dus wat de exacte chronologische volgorde van het schrijven van boeken betreft, zou Job het oudste boek zijn. En ik geloof dat om diverse verschillende redenen. 

Een daarvan is, dat als het dezelfde man is als in Genesis 46:13 dan plaatst het Job ondubbelzinnig vóór de dagen van Mozes. Als het niet zo is, dan ontbreekt het in het boek Job aan iedere verwijzing naar de Oudtestamentische wet, andere inzettingen of welke van deze dingen dan ook. Dat is bijzonder ongebruikelijk voor welk boek in de Bijbel dan ook, als ieder ander boek in het Oude Testament dat wel doet. Bovendien, de openbaring die deze mensen (in het boek Job) hadden van God, is precies het soort openbaring dat je ook kunt vinden bij Abraham, Isaac en Jakob. Ze hadden morele richtlijnen. Ze hadden enige openbaring van God, maar toch hadden ze niet die openbaring die was gekomen na de tijd van Mozes. 

Er is geen verwijzing naar de dagen van Mozes toen deze mannen met Job aan het argumenteren waren en probeerden de gerechtigheid van God te bewijzen. Geen verwijzing naar de wonderbaarlijke daden die God deed voor de redding van Zijn volk. En zo kun je verder gaan met argumenten aanvoeren. Maar als je het gewoon bestudeert en ernaar zoekt, zal bijna iedereen tot de conclusie komen dat het boek Job waarschijnlijk ouder is dan welk ander boek van de Bijbel. En dit is echt belangrijk. Verderop zal nog aan de orde komen waarom dat zo belangrijk is. Maar je moet onthouden dat het boek Job het oudste boek is in de Bijbel. Ook kan ik nog vermelden dat ik dit nagetrokken heb, maar alle Bijbelgeleerden die ik ooit heb gelezen, en ik heb er heel wat opgezocht zijn het er over eens dat het boek Job ouder is dan alle andere boeken in de Bijbel. 

Nog iets waarvan ik denk dat het echt belangrijk is om te erkennen, is dat als je het boek Job bestudeert, je moet beseffen dat een heel groot gedeelte van de toespraken tussen Job en zijn drie vrienden wel nuttig zijn, maar je kunt er niet op bouwen om het boek Job correct te begrijpen. Dat is een beetje eigenaardig, want als je verzen in de Bijbel leest, hebben mensen de neiging gewoon alles te geloven wat ze lezen. Maar als er een vertelling gaande is, waarin mensen hun mening uitspreken, is daarmee niet vastgesteld dat God het eens is met wat er wordt gezegd, alleen maar omdat het in de Bijbel staat. Het is zelfs zo, dat in Job 42:7 nadat de Heer tegen Job had gesproken het volgende zei: 7 Nadat de HERE deze woorden tot Job gesproken had, sprak de HERE tot de Temaniet Elifaz: Mijn toorn is ontbrand tegen u en tegen uw beide vrienden, want gij hebt niet recht van Mij gesproken zoals mijn knecht Job. 

God verweet dus deze drie vrienden van Job dat ze NIET juist hadden gesproken. En dat betekent dat ook al kun je lezen wat deze drie vrienden van Job hebben gezegd en er ook nuttige dingen uit halen, je kunt daar niets van gebruiken om Gods visie op een onderwerp op te baseren. Ik heb vaak mensen citaten horen gebruiken uit het boek Job. En ze citeren Job of een van zijn drie vrienden en proberen op basis daarvan aan te tonen hoe God is. Sommige van de dingen de ze hebben gezegd zijn wellicht waar, maar het blijft bijzonder twijfelachtige theologie. Je kunt niet wat iemand heeft gezegd, van wie God later verwijt dat ze onjuist hebben gesproken, iets gebruiken om een leerstelling over God op te baseren. Het is dus niet correct om Job en zijn drie vrienden te citeren en hen te gebruiken als verwijzing en aantonen hoe God is, Zijn aard te begrijpen of om dit boek te begrijpen, terwijl God hen net heeft afgekeurd door te zeggen dat ze niet juist hebben gesproken. Ik zeg daarmee niet dat we er niets aan hebben. We zullen enkele van deze citaten lezen als we het boek Job verder behandelen. Maar we moeten beseffen dat dit de redeneringen van mensen zijn, die proberen te begrijpen wat er met Job was gebeurd. En je zult ontdekken dat heel wat van dit geredeneer precies hetzelfde is als mensen er tegenwoordig tegenaan kijken. En God gebruikt dit om te zeggen: ‘Dat is onjuist’! We kunnen er dus wel degelijk iets uit leren, maar we mogen de woorden van deze mannen niet opvatten als geïnspireerd door de Heilige Geest. 

Deze mannen spraken vanuit hun eigen natuurlijke vermogens. Dit laat ons zien dat natuurlijke, vleselijke wijsheid, of je kunt ook zeggen, de wijsheid van de wereld, die probeert deze geestelijke zaken te begrijpen, gewoon ernaast zit. Dat is nuttig, daar kunnen we wat aan hebben, maar we mogen ons begrip van het boek Job niet op die gedeeltes baseren. Dat betekent dus dat er negen hoofdstukken zijn in het boek Job waarin zijn drie vrienden spraken. En God heeft in Job 42:7 rechtstreeks gezegd dat zij niet juist gesproken hebben. Wij moeten die negen hoofdstukken dus in een aparte categorie zetten. Ook al kunnen we er iets van leren, we kunnen onze uitleg van het boek Job niet op die hoofdstukken baseren. Job had dus drie vrienden. Ze heetten Elifaz, Bildad en Sofar. Ik spreek het misschien niet helemaal correct uit, maar het is zoiets ongeveer. Elifas en Bildad spraken allebei drie keer tot Job en Sofar twee keer. En hun toespraken omvatten in totaal negen hoofdstukken. Als je dit voor jezelf wilt opschrijven en bestuderen, Elifaz sprak in de hoofdstukken 4 en 5. Ook in hoofdstuk 15 en 22. Bildad sprak in hoofdstuk 8, 18 en 25. En Sofar sprak in hoofdstuk 11 en 20. Dat zijn bij elkaar negen hoofdstukken. Op grond van deze hoofdstukken kunnen we dus niet onze uitleg baseren wat het boek Job ons wil zeggen, omdat God hen verweet onjuist gesproken te hebben. 

Ook Job werd terechtgewezen. Dat zien we als God verschijnt. Natuurlijk wees ook Elihu hem terecht, daar komen we zo nog op terug, maar in Job 38 is het waar God zelf tot Job sprak vanuit een wervelstorm. Het was een zichtbare manifestatie van God met een hoorbare stem. En in Job 38:2 spreekt God en zegt: Wie is het toch, die het raadsbesluit verduistert met woorden zonder verstand? En als je verder leest wat God allemaal zegt in hoofdstuk 38 tot en met 41, zul je zien dat God Job aanspreekt op zijn verkeerde begrip van God en van Gods wegen. En Job zelf zegt in hoofdstuk 39:37-38 dat hij fout zat, dat hij zijn hand op zijn mond zou houden. Dat hij had gesproken, maar nu beseft dat hij ernaast zat. En in hoofdstuk 42, nadat God klaar is met tot Job spreken, zegt Job: 2 Ik weet, dat Gij alles vermoogt, en dat geen uwer plannen wordt verijdeld. 3 „Wie is het toch, die het raadsbesluit omsluiert zonder verstand?” Daarom: ik verkondigde, zonder inzicht, dingen, mij te wonderbaar en die ik niet begreep. Enzovoorts. Job gaf dus zelf toe dat hij door de manier waarop hij had gesproken het raadsbesluit had verduisterd met woorden zonder verstand. Job gaf zelf toe dat hij zonder correct begrip had gesproken. Dit betekent dus dat ook op Jobs verklaringen niet kan worden gebouwd om het boek juist te interpreteren. 

Job heeft ook enkele uitspraken gedaan in de eerste twee hoofdstukken, die door de verteller, oftewel de auteur van het boek Job zijn aangehaald. En deze uitspraken worden hier opgevolgd met te zeggen: In dit alles zondigde Job niet en schreef Gode niets ongerijmds toe. Die uitspraken kun je dus wel gebruiken om het Woord te verklaren omdat de auteur van het boek hierbij vermeldt dat wat Job hier zegt correct was. Maar in de grote toespraken die Job met zijn drie vrienden hield, verweet God hem onjuistheid. En Job gaf zelf toe dat hij zonder wijsheid en inzicht had gesproken. Je kunt dus ook niet wat Job daar heeft gezegd als waarheid en gezaghebbend gebruiken. Het is geen juiste verklaring van wat er aan de hand was. Je kunt er wel van leren, bijvoorbeeld waar hij deze geweldige uitspraak doet: ‘Ik weet dat mijn verlosser leeft en dat Hij in de laatste dagen op de aarde zal staan. Het is zeker dat dát door God gesproken is, het is door God geïnspireerd. Dat is een geweldige uitspraak van God over de verlossing die er op aarde zou komen. Dat had hij op geen enkele manier uit zichzelf kunnen spreken. Dat moest dus wel door God geïnspireerd zijn. 

Je kunt dus wel van dat soort dingen profiteren, maar je kunt je interpretatie van het boek Job niet baseren op wat Job allemaal zei, omdat Job door God verweten wordt en hij zelf ook toegeeft dat hij fout zat. Job sprak dus 9 verschillende keren. Te beginnen in hoofdstuk 3, helemaal tot en met hoofdstuk 31. In totaal dus 9 keren tot zijn vrienden, en dat omvat 20 hoofdstukken. Als je dus die 20 hoofdstukken die Job spreekt voegt bij de 9 die zijn vrienden spraken, heb je dus 29 van de 42 hoofdstukken waar we iets uit kunnen leren, waar we dingen uit kunnen halen, maar we mogen onze uitleg, ons begrip van wat het boek Job ons leert niet baseren op deze 29 hoofdstukken. En ik denk dat dit heel belangrijk is, omdat ik mensen citaten van deze mensen hebhoren gebruiken om daarop te baseren wat het boek Job allemaal zegt. En dat is gewoon niet juist. God heeft zelf gezegd dat ze er naast zaten en dat hun begrip van de situatie niet deugde. 

Wat kunnen we dan wél gebruiken om het boek Job uit te leggen? Nou, de eerste twee hoofdstukken en het laatste hoofdstuk, dus 1 en 2 en 42, zijn door de auteur van het boek Job geschreven. En wij weten dat wie het boek Job heeft geschreven, dit onder inspiratie van de Geest van God heeft gedaan. Het Nieuwe Testament onthult dat mensen van oudsher hebben gesproken onder inspiratie van de Heilige Geest. En natuurlijk weten we dat alle Schrift door God geïnspireerd is . Degene die het boek Job schreef was dus zeer zeker door God geïnspireerd. Daarom kunnen we de eerste twee hoofdstukken en het laatste hoofdstuk, die door de auteur zijn geschreven, gebruiken als gezaghebbend om conclusies op te baseren. En deze hoofdstukken geven ons enorm veel informatie. 

Ook verscheen God zelf aan Job in een wervelstorm en sprak met een hoorbare stem tot hem. Dat begint in hoofdstuk 38 tot en met hoofdstuk 41. Dat zijn dus vier hoofdstukken waarin God zelf tot Job sprak, en ook die vier hoofdstukken kunnen we dus gebruiken om het boek Job uit te leggen. Er zijn verschillende dingen die we daar uit kunnen halen. God sprak Job ondubbelzinnig aan op zijn aanmatiging en het feit dat hij van alles had uitgekraamd zonder kennis van de waarheid. Daar hebben we het een en ander aan. Maar als het gaat om wat God aan Job uitlegt en verklaart, waarom alles wat hem overkwam gebeurde, wat in feite de hartenkreet van Job was, legde God dat helemaal niet uit. Het enige wat Hij deed was zeggen: ‘Job, wie denk jij wel dat je bent om mij te bekritiseren’. En Hij bestrafte hem daarvoor. We kunnen dus wel weer dingen halen uit wat God zei, maar God gaf geen uitleg aan Job. God rechtvaardigde Zijn daden niet om wat Job was overkomen. Dat laat dus heel wat vragen onbeantwoord. 

Dan blijven er nog zes hoofdstukken in het boek Job over, die we nog niet gecategoriseerd hebben. En die zes hoofdstukken zijn 32 t/m 37. En die zes hoofdstukken worden uitgesproken door een man Elihu genaamd. Elihu was niet een van de drie vrienden van Job. Uit hoofdstuk 32 wordt duidelijk dat hij er al die tijd bij was toen de drie vrienden van Job er waren, en al de tijd dat ze aan het argumenteren waren. Elihu was er bij, maar had niets gezegd. Hij had alleen maar geluisterd. Hij wordt ook niet als een van de drie vrienden van Job opgenoemd. De Bijbel vermeldt hem niet eens als een van degenen die gekomen waren. Hij wordt niet genoemd in hoofdstuk 2 waar dat staat. En toen God zelf ging spreken, had Hij het niet over Elihu. Niemand spreekt over Elihu, behalve de auteur van het boek. De auteur vermeldt hem in de hoofdstukken 32 t/m 37. Dat is nogal mysterieus. Maar als je Job 32 leest, geloof ik dat dit een van de sleutels van dit boek is. Dat is iets wat de Heer echt in mijn hart heeft gelegd, namelijk dat dit een van de belangrijke dingen is die we moeten vaststellen voor we beginnen. 

In hoofdstuk 32 gaat de auteur van het boek weer spreken in vers 1 en zegt: Toen hielden deze drie mannen op Job te antwoorden, omdat hij in eigen ogen rechtvaardig was. Het hele boek Job is geschreven vanuit het standpunt van de verteller, net zoals bijvoorbeeld een nieuwsartikel dat we in de krant lezen. Hij is als een verslaggever die je al deze informatie geeft. Een derde persoon die er objectief naar kijkt. De auteur of de verteller breekt dus weer in, in hoofdstuk 32 en begint ons te vertellen over Elihu, de zoon van Barakel uit het geslacht Ram: 2 En de toorn van Elihu, de zoon van Barakel, de Buziet, uit het geslacht van Ram, ontbrandde; tegen Job ontbrandde zijn toorn, omdat deze zich tegenover God voor rechtvaardig hield, 3 en tegen diens drie vrienden ontbrandde zijn toorn, omdat zij geen antwoord gevonden en Job nochtans schuldig verklaard hadden. 4 Maar Elihu had gewacht Job aan te spreken, omdat zij ouder waren dan hij. 5 Doch toen Elihu zag, dat er in de mond der drie mannen geen antwoord meer was, ontbrandde zijn toorn. 6 En de Buziet Elihu, de zoon van Barakel, nam het woord en zei:

Als we dit in modern Nederlands zouden opschrijven, zoals ons dat op school is geleerd, zou de verteller in vers 6 hier, nadat er staat dat hij het woord nam en zei, dan had er een dubbele punt moeten staan en aanhalingstekens: ‘Ik Elihu ben nog jong en gij zijt hoogbejaard; etc.’ Zo had het er moeten staan. En op die manier is ook het hele boek Job geschreven. Bijvoorbeeld in hoofdstuk 26 komt de verteller er weer in, in het eerste vers staat dan: Maar Job antwoordde en zei: En dan staan er aanhalingstekens als Job begint te spreken. Hoofdstuk 27: 1 En Job ging voort zijn spreuk aan te heffen, en zei: Dan staan er aanhalingstekens als Job verder gaat met spreken. Zo gaat het hele boek van Job door. En dat is heel consequent volgehouden. In hoofdstuk 32 echter, als Elihu gaat spreken in vers 6, spreekt hij helemaal door tot en met hoofdstuk 37. Maar in zijn verhaal zit een breuk in het 32e hoofdstuk. Hij eindigt het eerste deel van zijn toespraak tegen Job en zijn drie vrienden in vers 14. In 32:14 staat: 14 Tegen mij heeft hij immers geen woord ingebracht, en met uw redeneringen zal ik hem niet antwoorden. 15 Zij staan verslagen, zij antwoorden niet meer; de woorden laten hen in de steek; 16 en ik heb gewacht, omdat zij niet spreken, omdat zij daar staan en geen antwoord meer geven. 17 [ Ik zei,] ook ik zal antwoorden op mijn beurt, ook ik zal mededelen, wat ik weet. En dan zou hier normaal ook weer een dubbele punt moeten staan met aanhalingstekens en zou Elihu weer beginnen te spreken. 

Dit haal ik allemaal aan, omdat dit ons onthult dat de auteur van het boek niemand anders is dan deze Elihu die hier genoemd wordt. Omdat toen Elihu zijn toespraak begon, hij, de auteur, de verteller, in deze zin tussen aanhalingstekens binnenkomt met ‘Ik zei’, en geeft een komma en begint vervolgens Elihu te citeren. Dat laat ons zien dat de verteller van het boek Job niemand anders dan Elihu was. In alle andere gevallen zegt hij ‘Job sprak’ of ‘Elifaz sprak’ of iets dergelijks. Maar hij sprak nooit in de vorm van ‘Ik zei’. De enige keer in het hele boek Job dat de verteller de eerste persoonsvorm gebruikt om iemand aan te duiden is hier in vers 32:16 en 17. In deze twee zinnen zegt hij ‘Ik’ en refereert verder aan Elihu. Dat toont aan dat Elihu degene was die dit boek heeft geschreven. En nogmaals wijs ik dan op dat vers dat zegt dat van oudsher mensen hebben gesproken geïnspireerd door de Heilige Geest. Elihu was dus geïnspireerd door de Heilige Geest. Hij was hier de auteur van, en daarom geloof ik dat wat hij zei ook gezaghebbend is. Dat houdt dus in dat de hoofdstukken 32 t/m 37 ook kunnen worden toegevoegd aan de lijst hoofdstukken die gezaghebbend kunnen worden gebruikt om conclusies te trekken over het boek Job. 

Als we dit allemaal opsommen, betekent dit dat de hoofdstukken 1, 2 en 42 gezaghebbend zijn en kunnen worden gebruikt, omdat ze door de auteur zijn geschreven. In hoofdstuk 38 t/m 41 spreekt God, zoals de verteller ons meedeelt en wat God zegt is natuurlijk gezaghebbend, en omdat Elihu de auteur van het boek Job is, maakt dat de hoofdstukken 32 t/m 37 ook gezaghebbend. Er zijn dus totaal 13 hoofdstukken die we mogen gebruiken om het boek Job correct te interpreteren. 

Nog iets dat Elihu als auteur bevestigt is dat zoals je wellicht herinnert in hoofdstuk 42 dat God Elifaz en zijn twee vrienden Bildad en Sofar bestrafte. Hij bestrafte deze drie vrienden, maar Elihu wordt niet genoemd. God bestrafte Job rechtstreeks toen Hij zich manifesteerde en tot Job sprak. En Hij gaf hem er echt flink van langs. Daarna richtte Hij zich tot de drie vrienden en bestrafte hen. Job én zijn drie vrienden werden aangesproken, maar Elihu werd volledig ongemoeid gelaten. Dat geeft je de indruk dat God niet ontstemd was over Elihu, dus dat Elihu correct gesproken had. 

Ook riep Job in een van zijn toespraken uit: ‘Oh, dat er toch een tussenpersoon was tussen ons’. Dat staat in Job 9:32 en Job zegt: 32 Hij is geen mens, zoals ik, anders zou ik hem kunnen antwoorden, als we samen voor de rechter stonden. 33 Was er maar iemand die tussen ons rechtsprak, die over ons beiden zijn gezag kon laten gelden. En hier wordt letterlijk een scheidsrechter bedoeld. 34 Dan zou zijn hand mij niet meer straffen en zijn verschrikking mij niet meer overweldigen. 35 Dan zou ik spreken zonder hem te vrezen – maar nee, dat is mij niet vergund. 

En dat was een van Jobs klachten. Hij zegt: ‘Ik kan maar niet tot God naderen, hoe zou ik God kunnen aanspreken en met Hem in discussie gaan. Was er maar iemand tussen ons, iemand van vlees en bloed, die kan begrijpen wat ik ben. Maar toch tot mij kon spreken en mij Gods wijsheid over deze zaak kon geven. Job verwierp de raad van zijn drie vrienden volledig, en terecht omdat ze niet juist hadden gesproken. Dat stelde God zelf vast in hoofdstuk 42:7. Hij riep dus om zo iemand en in hoofdstuk 33 komt Elihu opdagen en hij zegt: ‘Zie, ik ben volgens uw wens in Gods plaats, ook ik ben gevormd uit klei. Zie, u hoeft voor mij niet bang te zijn en ook zal ik geen oordeel over u vellen’ . Hij zegt dus dat hij Gods antwoord is op Jobs gebed in hoofdstuk 9. 

En ook in hoofdstuk 38, waar God verschijnt en vanuit de wervelwind tot Job begint te spreken, zie je minstens zes dingen die God in hoofdstuk 38 zegt, die precies overeenkomen met wat Elihu zegt. Of je nu wilt zeggen dat God Elihu aanhaalde, of dat God exact dezelfde redeneringen en conclusies hanteerde als Elihu, waardoor hun conclusies hetzelfde zijn, het toont in ieder geval aan dat God en Elihu op dezelfde lijn zaten. En ook dat is een ondersteuning van het feit dat Elihu juist sprak. Hij sprak als auteur van dit boek onder inspiratie van de Heilige Geest. En ik geloof dat deze zaken dat ondersteunen. 

Ik zal ze heel snel doornemen. De eerste vindt je in vers 38:2 waar God zegt: Wie is het toch, die het raadsbesluit verduistert met woorden zonder verstand? Als je teruggaat naar hoofdstuk 34:35 zie je dat Elihu hetzelfde zegt tegen Job. Hij zegt daar: Job spreekt zonder verstand, en zijn woorden zijn zonder inzicht. En God zei in feite hetzelfde. Ook begint God in 38:9 de wolken en de dikke duisternis als voorbeeld van de majesteit van God te gebruiken. En begreep Job dit? Nee, dat deed hij niet. En dat was precies wat Elihu zei in 36:27-29 . Ook in vers 38:22 zei God: Zijt gij doorgedrongen tot de schatkamers van de sneeuw? En hebt gij de schatkamers van de hagel gezien. En Elihu gebruikte exact hetzelfde voorbeeld en redenatie in Job 37:6 . Ook in Job 38:25 zegt God: Wie heeft voor de stortvloed een geul gegraven en een weg voor de bliksemschichten, 26 om regen te geven op het onbewoonde land, op de steppe, waar geen mens is, 27 om woestijn en woestenij te verzadigen en de spruiten van het jonge groen te doen ontluiken? Nogmaals, dat was ook Elihu’s betoog in 36:27. 

In vers 38:29 zei God: 29 Uit wier schoot komt het ijs te voorschijn, en de rijp des hemels, wie baart die? Elihu gebruikt hetzelfde voorbeeld in 37:9-10 . En in vers 38:34 zegt God: 34 Kunt gij uw stem tot de wolken verheffen, zodat een stroom van water u bedekt? 35 Kunt gij de bliksemen uitzenden, zodat zij heengaan en tot u zeggen: Hier zijn wij? En Elihu heeft hetzelfde voorbeeld over bliksem en donder gebruikt in 37:1-5. Er zijn nog andere dingen. Als je verder kijkt in de hoofdstukken 39, 40 en 41 zul je nog meer gelijkenissen vinden. Maar alleen al deze voorbeelden in dit ene hoofdstuk laten zien dat wat God zei en wat Elihu zei in lijn met elkaar waren. 

Al deze dingen samen, vooral de verzen 15,16 en 17 van Job 32 laten zien dat Elihu de auteur was van het boek Job, en dat hij door God geïnspireerd was en dat zijn oordelen en de dingen die hij zei juist waren. Die kunnen dus worden gebruikt om het boek Job te begrijpen. En voor het geval iemand niet vertrouwd is met het boek Job, zal ik een korte samenvatting geven van wat er gebeurde in het boek Job, zodat je begrijpt wat ik bedoel als ik verwijs naar bepaalde gebeurtenissen. 

Als eerste, in de hoofdstukken 1 en 2 wordt ons verteld dat Job een zeer godvrezend mens was. Hij zocht God en als gevolg daarvan had God hem gezegend en hij was de ‘grootste’ van alle mensen van het oosten geworden. En het woord ‘grootste’ kan op verschillende manieren worden gebruikt. Ik weet zeker dat het ook sloeg op vroomheid en heiligheid, maar zeker ook op bezittingen. Hij had bijzonder veel rijkdom en de rijkdommen die hij had worden stuk voor stuk opgesomd. Al zijn kamelen, zijn ossen, zijn ezels en slaven. Hij had zeven zonen en drie dochters die er nogal een ‘feestelijke’ levensstijl op nahielden. Ze waren niet zo precies als Job, en als zij gingen feesten en drinken in hun huizen, bracht Job offers voor hen, uit angst dat ze iets hadden gedaan of God vervloekt hadden of zoiets. En de verteller gebruikt dit als voorbeeld van hoe vroom hij was. Hij deed zelfs voorbede voor zijn gezin en voor hen zocht hij ook God. 

Maar op een dag verschenen de zonen van God voor God. En satan was daar ook bij. Dat vind je in hoofdstuk 1:6. En God begint tot satan te spreken over Job. Satan verlangde ernaar Job te treffen en zocht een mogelijkheid om iets tegen hem te beginnen. De Heer stond dat toe en satan ging heen en viel Job aan. Satan gebruikte eerst de Sabeeërs, dat was een bepaalde groepering, om Job’s ossen en ezels te roven die aan het werk waren. Ze vermoordden al zijn dienaren en roofden alle ossen en ezels. Slechts één dienaar ontsnapte en was in staat Job het bericht te brengen. En terwijl deze nog aan het vertellen was aan Job, kwam een andere dienaar binnen, en die vertelde dat hij de schapen aan het hoeden was en dat het vuur van God uit de hemel viel en al de schapen en al de dienaren verteerde, en deze dienaar was de enige die was ontkomen en in staat was het Job te vertellen. Terwijl die dienaar nog aan het spreken was, kwam een andere dienaar die zei dat de Chaldeeën waren gekomen en de dienaren die de kamelen aan het hoeden waren hadden aangevallen, en ze hadden al de dienaren gedood en de kamelen geroofd en deze dienaar was de enige die was ontsnapt, om het Job te vertellen. En terwijl déze nog sprak, kwam weer een andere dienaar, en vertelde dat Jobs zeven zonen en drie dochters in het huis van de oudste broer aan het feesten waren, en dat een geweldige wind uit de woestijn was opgestoken en het huis had doen instorten en al Jobs kinderen waren omgekomen. En in plaats van te klagen en te jammeren zien we dat Job op zijn aangezicht viel en God begon te aanbidden. En in vers 21 zegt hij: ‘Naakt ben ik uit de schoot mijner moeder gekomen, naakt zal ik daarheen wederkeren. De HERE heeft gegeven, de HERE heeft genomen, de naam des HEREN zij geloofd’. En dan staat daar: 22 In dit alles zondigde Job niet en schreef God niets ongerijmds toe. 

In hoofdstuk 2 zien we een tweede tafereeltje in de hemel waar satan de tweede keer voor God verschijnt. God begint hoog op te geven over Job, omdat Job nog steeds God bleef dienen, ook al waren hem deze vreselijke dingen overkomen. En satan begint te zeggen: ‘Nou, iedereen zal u wel blijven dienen, zolang het henzelf niet raakt. Iemand kan het hebben als zijn kinderen worden weggenomen, maar zodra U uw hand uitstrekt en Jobs vlees aantast, dán zal hij u verloochenen’. Het laat verder zien dat satan in staat was om Job aan te tasten met zweren, van het puntje van zijn hoofd tot de zolen van zijn voeten. Maar Job vervloekte God toch niet. In feite probeerde zijn vrouw hem over te halen om God te vervloeken, maar Job zei: 2:10…..’Zoals een zottin spreekt, spreekt ook gij; zouden wij het goede van God aannemen en het kwade niet’? En hij bleef ook hierin God loven en prijzen. In al deze dingen handelde Job goed. Hij zondigde niet en bleef God dienen. Dat is de openingsscène. 

Vervolgens, in hoofdstuk 3, kwamen Jobs 3 vrienden, Elifaz, Bildad en Sofar om met Job te rouwen en hem te troosten in al de rampen die hem waren overkomen. En toen ze aankwamen, zag Job er zo vreselijk uit, hij zat onder de zweren en in zak en as en krabde zichzelf met een potscherf. Hij zag er zo ellendig uit, en ze konden zien dat zijn verdriet zo groot was, dat ze zeven dagen lang zwijgend bij hem zaten zonder een woord te spreken. Tenslotte, na zeven dagen opende Job zijn mond en begon de dag dat hij was geboren te vervloeken. Hij werd verbitterd en boos, en wat hij toen zei was niet goed. Dat zullen we later uitleggen. Hij begon te vervloeken en liet alle bitterheid die binnen in hem was naar buiten stromen. Daarom begon Elifaz als eerste van de drie vrienden te spreken. Dat is in hoofdstuk 4 en hij begint Job te berispen. De rest van het boek, vanaf hoofdstuk 3 tot en met 31 is gewoon heen en weer praten tussen Job en zijn drie vrienden. Jobs drie vrienden bleven maar beweren dat het allemaal vanwege Jobs grote zonde was, dat dit hem allemaal overkomen was. En Job blijft maar zeggen: ‘Nee, dat is niet zo’. Dus dat het niet vanwege zijn zonde was dat dit was gebeurd. En hij hield vast aan zijn integriteit. In hoofdstuk 32 zien we dat Elihu gaat spreken. En hij spreekt helemaal vanaf hoofdstuk 32 t/m hoofdstuk 37. En vervolgens verschijnt God zelf in een wervelstorm en spreekt hardop tegen Job en zijn drie vrienden. En in hoofdstuk 42 bestraft God Jobs drie vrienden en geeft God Job opdracht voor zijn drie vrienden te bidden en nadat Job voor hen heeft gebeden en een offer voor hen aan God heeft opgedragen, veranderde God Jobs conditie en begon hem weer te zegenen. En God gaf hem twee keer zoveel kamelen. En als je het 42e hoofdstuk vergelijkt met het 1e waar de kamelen worden opgesomd, het exacte aantal ezels, ossen en schapen die hij had, zul je zien dat God hem precies twee keer zoveel had gegeven en Hij gaf hem zijn gezin terug en zijn drie dochters werden de mooiste meisjes van het hele land. En hij leefde nog 140 jaar nádat dit allemaal had plaatsgevonden in het boek Job. Dat is een korte samenvatting van wat er in het boek Job plaatsvond. 

Maar voor we gaan uitleggen wat het echte doel is van het boek Job, waar zijn problemen vandaan kwamen, waarom kwamen ze, wie degene is die dit allemaal had veroorzaakt, moeten we allereerst vaststellen wat het boek Job in ieder geval níet leert. Want hier zijn zóveel leringen over en ik moet vaststellen dat heel veel daarvan een verkeerd gebruik zijn van het boek Job. Ze gebruiken het boek Job niet correct en leggen het niet correct uit op de manier zoals God wil dat het boek Job wordt gebruikt. Deze dingen moeten vanaf de wortel worden weerlegd, want het is net als bij het zaaien van zaad in een veld. Want als je zaad strooit in een goed veld, maar het zit al vol met al dit andere onkruid en andere dingen, dan zullen deze dat zaad verstikken en zal het niets voortbrengen. Je zult dat land eerst moeten bewerken. En zo is ons hart ook. Wij hebben allemaal zoveel leringen gehoord over het boek Job, en het is triest te moeten zeggen dat heel veel daarvan niet de juiste interpretaties ervan zijn.

Eén van de dingen die mensen hieruit hebben geleerd, en dat is een zeer gebruikelijke lering over het boek Job, is dat God degene zou zijn die deze beproeving voor Job had bedacht, en dat God het heeft gedaan, om Job te reinigen en te heiligen, en dat het in feite een zegen in vermomming was. Het eindresultaat was, dat Job uiteindelijk twee keer zoveel van alles had, en ze stellen dat God in feite de auteur van al deze dingen was. Hier worden heel veel andere leerstellingen uit afgeleid, en ik heb een hele tape serie die de soevereiniteit van God behandeld. In hoeverre is God degene die alles bepaalt en controleert wat ons overkomt. Ik heb een serie over de autoriteit van de gelovige, over hoe Christus ons heeft bevrijd van de vloek van de wet, het vers in het Nieuwe Testament dat zo vaak misbruikt wordt, Romeinen 8:28 , dat God in staat is alles ten goede keren voor hen die Hem liefhebben. De doorn in het vlees van Paulus is weer een andere tape, die hebben we ook over dit onderwerp. En uit al deze dingen is er een leerstelling ontwikkeld die beweert dat God in feite alles bepaalt en stuurt wat in ons leven gebeurt. Ook alle tragedies en verschrikkelijke dingen, die zou God doen om ons te vormen en te kneden en beter te maken. En in feite zou het een manier zijn waarop God ons Zijn liefde betoont. Daar zijn heel veel antwoorden op te geven en ik verwijs jullie echt naar die andere tapes omdat ik wel uren kan onderwijzen om dit te weerleggen. Ik heb daar nu geen tijd voor en moet dit achterwege laten. 

Maar ik zal wél uitleggen dat dit NIET is wat het boek Job onderwijst. Want oppervlakkig gezien kan iemand die indruk hiervan krijgen. En ik snap wel een aantal redenen waarom. In het verleden heb ik exact hetzelfde gedacht. In hoofdstuk 1, laten we beginnen te lezen bij vers 6: Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de HERE te stellen, en onder hen kwam ook de satan. 7 En de HERE zei tot de satan: Vanwaar komt gij? En de satan antwoordde de HERE: Van een zwerftocht over de aarde, die ik doorkruist heb. Het nieuwtestamentische equivalent van dit vers zou 1 Petrus 5 zijn, waar de Schrift zegt: 8 Wordt nuchter en waakzaam. Uw tegenpartij, de duivel, gaat rond als een brullende leeuw, zoekende wie hij zal verslinden. En dit was precies wat Satan hier aan het doen was. Hij ging heen en weer over de aarde, op zoek naar wie hij kon verslinden. Dat staat hier niet duidelijk, maar in het Nieuwe Testament wordt het ons duidelijk geopenbaard. Dat is zijn aard en dat was precies wat hij aan het doen was. 

Verder in vers 8: Toen zei de HERE tot de satan: Hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job? Want niemand op aarde is als hij, zó vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad. Ik heb sommige mensen op basis van dit vers hier horen zeggen dat God in feite degene is die alle ellende veroorzaakt heeft die Job overkwam. Als God dit niet tegen satan gezegd had, zou satan nooit met Hem zijn gaan argumenteren en nooit druk hebben uitgeoefend dat God Zijn hand zou uitstrekken en iets tegen Job doen. Daardoor droeg God in feite alle verantwoordelijkheid voor de ellende van Job. Maar dat is niet wat hier gezegd wordt. Als God zegt: ‘Hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job’? staat in de marge van mijn Bijbel: ‘Hebt gij uw hart op Job gezet’? En als je dit zou opzoeken in het Hebreeuws is dat precies wat er gezegd wordt. Hij zegt in feite: ‘Satan, heb jij je aandacht op Job gericht’? De definitie van het woordenboek zegt dat ‘acht slaan op’ betekent: ‘mijmeren, overwegen, nadenken over of je aandacht vestigen op’. Satan had zijn aandacht op Job gericht. God heeft NIET satans aandacht op Job gericht, het enige dat Hij deed was dit openbaar maken toen satan daar voor God verscheen. God sprak tot hem en wist waar satan op uit was. Hij wist op wie satan uit was en God maakte dat eenvoudig openbaar en sprak het aan. God was niet de initiatiefnemer. Satan was al op aarde rond gaan zwerven en de Bijbel openbaart ons in het Nieuwe Testament dat zijn doel daarbij is te zoeken wie hij kan verslinden. En hij had zijn hart op Job gericht. Hij had een plannetje bedacht om Job volledig te vernietigen. 

Ik besteed hier veel aandacht aan, omdat God NIET de veroorzaker is van de problemen in ons leven. God heeft ze niet bedacht en God keurt ze niet goed. Ook niet met de bedoeling om iets goeds voort te brengen uit problemen in ons leven. Als er geen duivel was geweest, als satan niet voor God was verschenen, als satan niet zijn hart op Job had gezegd, dan zou God nooit énige van deze dingen tegen Job hebben gedaan. En dat is heel duidelijk als je de verzen 9 en 10 leest. 

9 En de satan antwoordde de HERE: Is het om niet, dat Job God vreest? 10 Hebt Gij zelf niet hem en zijn huis en al wat hij bezit aan alle kanten beschut? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn bezit is zeer toegenomen in het land. Dit is natuurlijk satan die dit beweert en je kunt niet wat satan zegt zomaar als waarheid aannemen. Maar de feiten die hij hier naar voren brengt worden in het eerste deel van het hoofdstuk bevestigd, waar staat dat hij zeer rijk was, de rijkste man van het oosten. En God had Job zeer gezegend. Dat laat ons Gods wil voor Job zien. God zegende Job aan alle kanten. Alles wat hij ondernam was succesvol en in het hele boek Job is er geen enkele indicatie dat God ooit iets anders voor Job heeft gewild. 

Het was satan die dit verzonnen had, en satan had het plannetje gemaakt om Job’s leven volledig te verwoesten met als doel dat hij God zou gaan verloochenen. Het is heel belangrijk dat je dit begrijpt. Omdat, als God degene was die dit allemaal veroorzaakt had, dus als dit in wezen Gods plannetje was geweest en Hij satan er in geluisd had om met Hem samen te werken en satan te laten doen wat Hij wilde dat er gedaan werd, dan zou dat een heleboel problemen opwerpen. Op de allereerste plaats zou dat van satan Gods loopjongen maken. En ik heb mensen die uitdrukkingen horen gebruiken. Dat alles wat er met je gebeurt, zelfs als de duivel het doet, dan heeft God er een bedoeling mee, en is in feite God degene die het heeft bedacht en gewild en Hij gebruikt satan gewoon als werktuig om Zijn wil te volbrengen. Maar dat is niet waar en dat is niet wat dit hier wil zeggen. Het was Gods wil om Job te zegenen. En Zijn daden tonen aan dat dit precies was wat God aan het doen was. 

God had deze ellende dus niet verzonnen, ook niet om Job tot zegen te zijn. Het was geen zegen, het was een vloek. Het was een aanval, een vervolging en een verdrukking. Het was vervolging die tegen Job ontbrandde. Satan haatte Job omdat satan kon zien dat Job een geweldig getuigenis voor de Heer was. Mensen stonden onder zijn invloed. Hij beïnvloedde mensen ten goede en leefde een Godvrezend leven. En satan haatte dat en daarom viel hij hem aan. Dat is ook precies wat Markus 4 leert in de gelijkenis van de zaaier die het zaad zaait. En van het tweede soort aarde waar het zaad in valt wordt gezegd: ‘wanneer later verdrukking of vervolging komt om der wille van het woord, komen zij terstond ten val’ (Markus 4:17). Het doel van deze verdrukking en vervolging was dus om het Woord te belemmeren. Het was bedoeld om te voorkomen dat er Goddelijke vrucht zou komen in het leven van deze personen. Dat is het doel van verdrukking en vervolging. Dat is om het Woord te vernietigen, en zo het werk van God te verhinderen. Daarom had satan dit plannetje verzonnen om Job ten val te brengen, om zijn invloed te vernietigen en zelfs Job tot een getuigenis voor de duivel te maken. 

Ik vertel dit allemaal omdat zoveel mensen het boek Job gebruiken om te beweren: ‘God heeft dit allemaal toegestaan. God doet je deze dingen aan omdat Hij in feite van je houdt en het is misschien een echt bewijs van Gods liefde dat Hij al je tien kinderen vermoordt, alles wat je hebt wegneemt, je kamelen, je schapen. God doet het misschien echt om je uiteindelijk te zegenen, net als Job’. God heeft dit NIET gedaan met Job! Als satan niet tussenbeide was gekomen, was Gods wil niets anders geweest dan Job zegenen, en voorspoedig maken. 

Satan was de bedenker van alle problemen die Job had. Satan was degene die het in gang gezet had. God was niet degene die het in gang gezet had. Het was Zijn plan niet, en het werd ook niet gebruikt om Zijn plannen te bevorderen. God heeft het niet verlangd, God wilde het niet en dat roept de vraag op, waarom stond Hij het dan toe? Dat zullen we over enkele ogenblikken behandelen. 

Een andere vraag, of een ander onderwerp dat we moeten weerleggen is, dat sommige mensen beweren dat dit Gods oordeel over zonde was. En dat zul je vaak horen beweren. Ze zullen Job gebruiken om aan te tonen dat God oordeel over zonde brengt. Nou is het op zich een waarheid dat God zonde oordeelt. Maar niet ieder probleem of iedere beproeving in ons leven is een rechtstreeks resultaat van zonde. Je kunt zeggen dat het altijd indirect door zonde wordt veroorzaakt, want als wij nooit hadden gezondigd, als de mensheid zich nooit in satans koninkrijk had geplaatst, had satan nooit enig recht of aanspraak op ons kunnen hebben. Maar niet ieder probleem in ons leven is een rechtstreeks gevolg van zonde. Vaak is het wel zo, maar niet altijd. En dat is precies een van de fouten die de drie vrienden van Job maakten toen zij tegen Job begonnen te spreken. 

Zoals ik al eerder heb verteld begon Job in hoofdstuk drie de dag dat hij was geboren te vervloeken. Hij begon al zijn bitterheid te uiten en zei in feite: ‘waarom ben ik niet gedood voor ik was gebaard. Het is gewoon niet eerlijk wat mij overkomt’. In hoofdstuk 4 gaat Elifaz, de eerste vriend van Job tot hem spreken. Hij zegt in de verzen 7 en 8: ‘Bedenk toch: wie kwam ooit onschuldig om, en waar werden oprechten verdelgd? 8 Naar ik gezien heb: wie onrecht ploegen en moeite zaaien, die maaien het’. Wat hij zegt toen hij Job zijn verbittering hoorde uiten is: ‘Wat zeg je nu Job? Als jij je gewoon bekeert, zal God dit allemaal wegnemen’. Hij zegt in feite: ‘God deed je dit aan vanwege je zonden’. In een notendop is dit wat Elifaz en trouwens alle drie de vrienden zeiden. Vooral hier in vers 8, ‘Naar ik gezien heb: wie onrecht ploegen en moeite zaaien, die maaien het’. Dat staat ook in Galaten 6 waar wordt gezegd: 
7 Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal hij ook oogsten. Dat is dus een Bijbels principe en op zich is het waar. Als iemand in zonde leeft, zal hij oogsten wat hij zaait en er zal een oordeel over zonde zijn. Daar ben ik het mee eens. 

Maar het is onjuist om te zeggen dat dit de enige oorzaak is van dingen die ons leven binnenkomen. Voor iemand die niet wederom geboren is, is er een loon voor zijn zonde. Romeinen 6:23 zegt dat het loon van de zonde de dood is. En die dood betekent niet fysieke of geestelijke dood, maar alles wat met de zonde meekomt. Ziekte is een vorm van dood, depressie, financiële problemen, al dat soort dingen. Het loon van de zonde is dus de dood. Zonde zál een oogst voortbrengen. Dat was precies wat Elifaz zei, wat Galaten 6 vertelt. Zonde zál problemen veroorzaken. Er komen problemen als rechtstreeks gevolg van zonde, ook vaak als Gods oordeel over zonde. Voor iemand die niet wederom geboren is, is dat een ware uitspraak. Maar iemand die wél wederom geboren is, zal God niet voor zijn zonde straffen, omdat God reeds de Heer Jezus heeft gestraft. Maar het is nog steeds waar dat een Christen die in zonde leeft, door die zonde de deur voor satan zal openzetten en satan zal binnenkomen om te stelen, te slachten en te verdelgen, omdat ze hem een voet hebben gegeven. Dus zelfs in het leven van een Christen kun je niet zeggen dat God je deze dingen aandoet, en dat deze problemen een oordeel over je zonde zijn. Dat is niet juist. Maar je kunt wel zeggen dat die problemen vanwege je zonde komen, omdat je satan een voet, ruimte hebt gegeven, en satan is degene die steelt, slacht en verdelgt. Dat zijn ware uitspraken. 

Maar het is onjuist te stellen dat dit de enige reden is waardoor problemen in ons leven komen. En dat gebeurde bij Jobs drie vrienden met wat zij stelden in Job 4:7 en 8. Ik durf te beweren dat 90% van ons precies hetzelfde gezegd zouden hebben. ‘Job, er moet zonde in je leven zijn, dat is de reden dat God dit in je leven gedaan heeft’. Maar zij hadden niet het voordeel om te weten wat wij weten. Wij hebben namelijk de informatie uit Job hoofdstuk 1 en 2 en zij wisten niet wat er in de hemel gaande was. Ze hadden zelfs niet eens een idee of begrip van satan. In het Oude Testament bestaat sowieso maar een heel beperkt beeld van satan. In feite wordt het woord satan, ik doe dit uit mijn hoofd, maar ik denk dat ik er heel dicht bij zit, maar 12 keer gebruikt in het hele Oude Testament. En van die 12 zijn er 8 hier in het boek Job. Van de overige vier keren in het Oude Testament beschrijven twee exact hetzelfde voorval. De ene staat opgetekend in Koningen en de andere in Kronieken. Dus in feite zijn er buiten het boek Job nog maar drie andere vermeldingen van satan. Dus het boek Job geeft ons minstens zoveel inzicht in satan wat zijn naam betreft, als de hele rest van het Oude Testament. 

Er zijn andere verwijzingen naar satan in het Oude Testament, in de zin van mensen die hun zonen en dochters offeren aan demonen, en er zijn termen als duivels. En er is een keer in Jesaja 14 dat het woord ‘Lucifer’ (vs 12 morgenster) wordt gebruikt. Maar zelfs als je ál deze verschillende verwijzingen naar satan bij elkaar telt, duivels, demonen, en al die andere dingen, zijn er nog steeds minder dan 50 verwijzingen in het hele Oude Testament naar satan. Je vindt in het Oude Testament dat de mensen niet veel idee of begrip hadden van satan. Er bestond natuurlijk zeker wel een duivel in die tijd. En in het Nieuwe Testament heeft Jezus vele, vele duivels uitgedreven. De mensen waren zeer bekend met duivels. En de woorden Beëlzebub, satan, duivels, de vader der leugen en allerlei andere termen worden gebruikt. En er is een duidelijke leer en begrip over duivels in het Nieuwe Testament. Daar is heel veel openbaring over. Maar de Oudtestamentische mensen hadden dit niet. 

De drie vrienden van Job beseften dus helemaal niet dat er een tegenstander bestond die je kan aanvallen. In plaats daarvan dachten zij dat God dit allemaal bedacht en gedaan had. En de enige reden die zij er voor konden bedenken was Gods oordeel over de grote zonde van Job. En dat gingen ze dus zeggen. Maar Job bleef volhouden dat hij onschuldig was: ‘Dit is mij zonder oorzaak en reden overkomen’. Ik geloof daarmee niet dat Job beweerde dat hij nooit gezondigd had. Dat erkent hij wel degelijk in hoofdstuk 9. Daar komen we later nog op terug. Job erkende wel degelijk dat hij niet zondeloos was, maar hij hield vol dat er niets was wat hij had gedaan wat een dergelijk oordeel en straf als dit verdiende. Hij hield dus vast aan zijn eigen integriteit. En dat irriteerde zijn drie vrienden die steeds heftiger gingen beweren, nee, nee, het moet door grote zonde in jouw leven zijn gekomen. 

Ik heb al dat ene voorbeeld van Elifaz in hoofdstuk 4 gebruikt. Kijk ook in hoofdstuk 8, waar een andere vriend, Bildad gaat spreken. Vanaf vers 1 staat er: 1 Toen nam de Suchiet Bildad het woord en zei: 2 Hoelang zult gij op deze wijze spreken en zullen de woorden van uw mond een hevige wind zijn? 3 Zou God het recht buigen, of zou de Almachtige de gerechtigheid buigen? 4 Indien uw kinderen tegen Hem gezondigd hebben, dan heeft Hij hen aan hun overtreding prijsgegeven. 5 Maar indien gij God zoekt, en de Almachtige om genade smeekt, 6 indien gij rein en oprecht zijt, dan zal Hij gewis over u opwaken en uw rechtmatige woning herstellen.
Wat hij zegt is: Job, als jij geen enorme zondaar was, zou je dit niet overkomen zijn. En nogmaals, dat is in wezen de raad die de meesten van ons zouden geven aan iemand die in de problemen zit. En ik denk dat in overgrote meerderheid van de gevallen het ook helemaal waar is, maar het is niet de enige reden. En dat is precies één van de punten die het boek Job onderwijst! 

In vers 20 gaat Bildad verder met spreken en zegt: 20 Zie, God verwerpt de oprechte niet en Hij vat de boosdoeners niet bij de hand. Door dat te zeggen, zegt hij in feite: ‘Job je bent geen oprecht mens’. Maar vanuit hoofdstuk 1 weten we dat God, of in ieder geval de schrijver van het boek, Elihu, zei dat hij wel een oprecht mens was. Dat betekent niet dat hij zondeloos was, maar dat hij God met zijn hele hart zocht te dienen. In de Bijbel zul je zien dat vele mensen volmaakt worden genoemd, rechtvaardigen of oprechten. Paulus noemde zichzelf zelfs volmaakt in Filippenzen 3 maar zegt ogenblikkelijk, 12 Niet, dat ik het reeds zou verkregen hebben of reeds volmaakt zou zijn, maar ik jaag ernaar, of ik het ook grijpen mocht, omdat ík ook door Christus Jezus gegrepen ben. Hij zegt daarmee niet dat hij zondeloos was, maar dat hij God met zijn hele hart zocht. 

In die zin was ook Job een volmaakt mens omdat hij God met zijn hele hart zocht. En Bildad zat er daarom naast met wat hij zei. In hoofdstuk 11:4-6 staat: Gij zegt: En dit is Sofar, een andere vriend van Job die spreekt: 4 Gij zegt: Mijn leer is zuiver, en ik ben rein in uw ogen. 5 Maar och, of God zelf eens sprak en zijn lippen tegen u opende, 6 en u de geheimenissen der wijsheid mededeelde, omdat zij het inzicht verdubbelt. Dan zoudt gij erkennen, dat God te uwen gunste een deel uwer ongerechtigheid in vergetelheid brengt. Hij zegt met andere woorden: ‘Job, je hebt geen reden tot klagen, want God heeft je nog niet half zoveel gestraft als wat je verdient’. En ook dat was een onjuiste uitspraak. 

In hoofdstuk 22:5-10 spreekt Elifaz weer en hij beweert: 5 Is niet uw boosheid groot, en zijn uw ongerechtigheden niet eindeloos? 6 Immers, zonder oorzaak naamt gij pand van uw broeders, en berooiden trokt gij de klederen uit; 7 de amechtige gaaft gij geen water te drinken, de hongerige onthieldt gij brood; 8 maar de man met krachtige arm, die behoorde het land, en de aanzienlijke, die woonde er, 9 weduwen liet gij ledig heengaan, en de armen der wezen werden verbrijzeld. 10 Daarom zijn strikken rondom u, en heeft schrik u plotseling verbijsterd. Elifaz beweert hier dus: ‘Job, je bent een schurk. Jij moet wel stiekem weduwen beroofd hebben, je hebt ze niet geholpen, je hebt de armen en de wezen verdrukt’ en al dat soort dingen. Maar zelfs de drie vrienden hadden eerder in het boek erkend dat Job een schuilplaats en een helper van velen was geweest. Dat hij de weduwen en wezen had gezegend en een blijmoedige, vrijgevige gever was geweest. Dat hadden ze erkend. Maar nu raken ze zó geïrriteerd door Job en zo geërgerd omdat Job maar volhoudt dat hij niet gezondigd heeft, dat ze gaan beweren ‘je moet deze dingen wel stiekem gedaan hebben’.

Het antwoord hierop is nogmaals Elihu die spreekt, maar nog steeds in de vertelling van het verhaal. In hoofdstuk 32:3 staat: 3 en tegen diens drie vrienden ontbrandde zijn toorn, omdat zij geen antwoord gevonden en Job nochtans schuldig verklaard hadden. Met andere woorden, ze waren niet in staat geweest Jobs zonden aan te duiden. Job had dit keer op keer gezegd. Vertel me maar wat mijn zonden zijn en laat me zien waar ik de fout in ben gegaan. Maar ze konden niets aanwijzen en zeiden: ‘Je móet er wel schuldig aan zijn’. Maar ze hadden hem nergens op kunnen betrappen en dat kwam omdat Job een godvrezend man was. Hij was volmaakt en oprecht, iemand die God met zijn hele hart zocht. Ze konden geen zonde vinden. Of met andere woorden, ze konden Jobs vragen niet beantwoorden. Ze konden geen zonde aanwijzen, maar bleven volharden: ‘Het moet er zijn, je moet schuldig zijn’. 

Weet je dat dit mij is overkomen? Vroeger sprak ik met mensen en die zeiden: ‘Waarom is deze negatieve situatie in mijn leven gekomen’? En dan begon ik tegen ze te zeggen, ik weet dat ik me hier in het verleden aan schuldig heb gemaakt. Ik heb mensen gezegd: ‘Nou, zonde zet gewoon een deur open voor satan. Satan komt binnen en waarschijnlijk heb je een of andere zonde begaan. Misschien heb je in overspel geleefd’. Weet je, of je nu iets specificeert of niet, je houdt dit principe voor, dat zonde een ingang voor satan tot je leven is. Dat is op zich een waarheid, en ik zal mensen dit nog steeds vertellen. 

Niet lang geleden sprak ik met een vrouw die in overspel leefde met een getrouwde man. Zij was ongehuwd. Ze was gehuwd geweest maar gescheiden en leefde in overspel met een getrouwde man. Ze was Christen maar ondervond allerlei problemen en kon maar niet begrijpen waarom. Daarom ging ik haar vertellen: ‘Jouw zonde, je hebt jezelf overgegeven aan satan en volgens Johannes 10:10 komt satan alleen om te stelen, te verdelgen en te slachten’. Daarom vertelde ik haar: ‘Jouw zonde, je hebt jezelf aan satan overgeleverd hierdoor’. Ook in Romeinen hoofdstuk 6:16 staat: Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid? Dat vers laat zien dat wie je ook gehoorzaamt aan diens heerschappij geef jij jezelf over. En dat heb ik deze vrouw verteld. Ik zei: ‘Satan overheerst jouw emoties en allerlei dingen vanwege de zonde. Breek er mee. Bekeer je, ontvang de vergeving en reiniging van de Heer en sluit deze ingang van satan af. Keer je ervan af’. Het is volkomen juist om dit te zeggen, dat is correct en goddelijk. 

Maar, in het verleden heb ik met mensen gesproken en ze zeiden: ‘Maar ik héb God gezocht en al deze dingen gedaan’. En er is geen enkel specifiek ding te vinden dat ze hebben gedaan waar ze zich van bewust zijn. En dan reageerde ik van: ‘Maar je móet ergens gezondigd hebben, je móet ergens de fout in zijn gegaan, anders had satan dit niet kunnen doen’. En ik geloof nu dat dit onjuist is. Dat is precies wat Jobs drie vrienden hier deden. Het is waar dat zonde een toegang tot je leven is voor satan. Het is waar dat ik kan zeggen dat het in de grote meerderheid van gevallen je zonde is, wat veroorzaakt dat satan je kan aanvallen. Maar het is wel degelijk mogelijk dat iemand schoon is van zonde. En vooral in de tijd van het Nieuwe Verbond. Wij kunnen in de genade van God wandelen. Als wij wandelen naar het licht dat wij hebben, volgens 1 Johannes 1:7 , als wij wandelen in het licht dat we hebben, hebben we gemeenschap met de Vader en reinigt het bloed van Zijn zoon ons van alle zonde. 

Wij zijn gereinigd van alle zonde. Ook al hebben we niet altijd zondeloos geleefd, we hebben zonden begaan, maar God heeft ermee afgerekend en ons daarvan gereinigd en ze zover van ons verwijderd als het oosten van het westen is. Als iemand met zijn zonden heeft afgerekend, voor God gestaan heeft en ze beleden heeft en zich ervan heeft bekeerd, dan staat hij rein voor God. Dan is het heel goed mogelijk dat er nog stééds problemen in je leven ontstaan. Niet rechtstreeks vanwege een zonde, maar omdat we nog in deze wereld leven. We zijn als het ware in een vreemd land en we hebben een tegenstander die iedereen aanvalt die hij maar kan. En hij kan ook iemand aanvallen die zich niet door zonde aan hem heeft overgeleverd. Dat betekent niet dat hij kan winnen, maar je kunt wel degelijk aangevallen worden. 

Paulus werd ook aangevallen. Paulus overkwam allerlei vreselijke dingen want Paulus had deze doorn in het vlees. Daar ga ik nu niet over onderwijzen, ik heb een tape die uitlegt wat dat is. Maar die doorn in het vlees was niet de een of andere ziekte of zoiets, maar het was een aanval van de duivel. Dat is precies wat daar staat: een engel des satans, om mij met vuisten te slaan, En God verloste hem niet van de aanvallen van satan, maar gaf hem het vermogen om ze te overwinnen. Hij zei: ‘Mijn genade is u genoeg’. En Paulus werd een geweldige overwinnaar op dit gebied. Je kunt niet verlost worden van de aanvallen van satan, maar je kunt in ieder van die situaties als overwinnaar tevoorschijn komen. 

Zoals staat in 2 Timotheüs 3:12 Trouwens, allen, die in Christus Jezus godvruchtig willen leven, zullen vervolgd worden. Vervolging is een aanval van de vijand en dat komt niet omdat je gezondigd hebt. In feit komt vervolging juist tegen de mensen die goed leven en met God wandelen. Het is een aanval van de duivel op jou. Nogmaals, ik houd deze dingen allemaal in balans. Ik zeg: jazeker, zonde is een toegangspoort van satan in jouw leven, jazeker, wat Elifaz, Sofar en Bildad zeiden is heel vaak waar, maar in dit geval zaten ze fout, want dit was Job NIET overkomen vanwege zonde. 

Dat kun je lezen in Job 2:3 Dit is de tweede keer dat satan in de hemel voor God verscheen Toen zei de HERE tot de satan: Hebt gij ook acht geslagen op mijn knecht Job? Want niemand op aarde is als hij, zó vroom en oprecht, godvrezend en wijkende van het kwaad. En nog volhardt hij in zijn vroomheid, hoewel gij Mij tegen hem hebt opgezet om hem, zonder oorzaak, in het verderf te storten. God zegt hier dat het zonder oorzaak was. En dat zou aan alle discussie hier een einde moeten maken. Het was zonder oorzaak, het was niet vanwege Job’s zonden. 

Ik wil er nog één ding aan toevoegen. Een nieuwe variant die ik over het boek Job heb horen verkondigen, gebaseerd op hoofdstuk 3:25, waar staat: Want waarvoor ik vrees, dat overvalt mij, en wat ik ducht, dat treft mij. Dit is wat Job zegt. En mensen verwijzen dan naar het feit dat Job offers bracht voor zijn zonen en dochters, en dat hij steeds maar bang was dat er iets zou gebeuren dat deze onafgebroken reeks zegeningen op zijn leven zou doorbreken. Sommige mensen leren je dat angst de kracht van satan activeert, net zoals geloof de kracht van God activeert. Daarom moest Job wel in angst leven zodat satan hem kon aanvallen en vernietigen op grond van zijn angst. 

Nou geloof ik wel dat vrees een toegang tot ons leven is voor satan. In 2 Timotheüs 1:7 staat: 7 Want God heeft ons niet gegeven een geest van lafhartigheid, maar van kracht, van liefde en van bezonnenheid. Dat laat ons zien dat vrees rechtstreeks van de duivel komt. Ik ben het dus wel met het principe eens, maar nogmaals zeg ik, dat was niet het probleem bij Job. Want God zei dat het zonder oorzaak was. Job zei wel dat hij vrees had, maar er bestaan verschillende soorten vrees. In feite wordt ons in Hebreeën 4:1 zelfs opgedragen om te vrezen opdat niemand achterblijft om de beloofde rust in te gaan. Dat staat dus zelfs in het Nieuwe Verbond. En we worden aangemoedigd om vrees te hebben, maar dan een goddelijk soort vrees. Er is niets verkeerds aan vrees om ooit tegen God in te gaan. Er bestaat dus een goddelijk soort vrees. 

Maar er bestaat ook een angst, een schrik, die martelend is, waarover gesproken wordt in 1 Johannes 4. Ik heb geen tijd om daarover te onderwijzen. Maar Job leefde niet in dit demonische soort vrees omdat God verklaarde dat deze dingen zonder oorzaak gebeurden. Er kan nog een andere verklaring zijn, namelijk dat Job nog leefde vóór de wet was gekomen, de tijd dat volgens Romeinen 5:12-13 God de mensen hun zonden nog niet toerekende. God kan deze negatieve vrees Job gewoon niet aangerekend hebben. Maar ongeacht dit alles, God deed dit allemaal niet Job aan vanwege een of andere rechtstreekse zonde die hij had begaan. En dat wordt zeer duidelijk gemaakt in het boek Job. Vooral in dit ene vers waarin God zegt dat het allemaal gebeurde zonder oorzaak. Dus dat is één zaak die we achter ons moeten laten, dit gebeurde allemaal dus niet als straf op een of andere zonde. 

Eén van de onmiddellijke toepassingen van het boek Job op onze levens is om ons te laten weten dat tragedies en rampen niet alleen maar grote zondaren overkomen. Heel vaak zul je zien dat mensen dit geloven. Bijvoorbeeld toen Paulus aanspoelde op het eiland Myletus door een schipbreuk. Iedereen was koud en nat en ze gingen hout verzamelen om een vuur te maken om zichzelf op te warmen. Toen Paulus een bos takken had verzameld en op het vuur gooide, kroop daar een slang uit die hem in zijn hand beet. En toen de heidenen die daarbij waren dit zagen gebeuren, zeiden ze: Deze man is zeker een moordenaar, die de wraakgodin niet wil laten leven, nu hij aan de zee ontkomen is. Ze zeiden: zeker, met andere woorden, geen twijfel over mogelijk. Deze man moet een moordenaar of een grote zondaar zijn geweest en daarom komt dit oordeel over hem. Dat is exact dezelfde redenering en dezelfde theologie die Jobs drie vrienden, Elifaz, Sofar en Bildad hadden. Maar dat was in het geval van Paulus natuurlijk helemaal niet waar. Het gebeurde hem helemaal niet vanwege een of andere grote zonde in zijn leven. Als hij meer had gebeden of Bijbel gelezen of zo, dan was hem dat niet gebeurd. Nee, dit was niets anders dan satan die hem aanviel. Maar Paulus wist hoe hij op het Woord van God moest staan, naar de Schriften in Markus 16:17-18 waar staat dat zij slangen op zullen nemen en die zullen hen geen schade doen. Paulus gebruikte zijn geloof. En dezelfde heidenen die beweerden dat dit Gods oordeel over hem moest zijn vanwege een grote zonde, sloegen toen ze zagen dat er niets met hem gebeurde om als een blad aan een boom en begonnen te roepen: dit moet wel een god zijn. Ik verzeker je dat mensen heel snel van theologie kunnen veranderen. 

Maar het is dus een onjuist idee om te denken dat tragedie in iemands leven komt vanwege een grote zonde. Het is waar dat het een reden kan zijn en ik durf zelfs te zeggen dat het in de grote meerderheid van gevallen dé reden is dat tragedie in mensen hun leven komt. Omdat ze zichzelf door zonde aan satan hebben uitgeleverd. Maar zelfs een godvruchtig mens kan rampen in zijn leven meemaken. Dat wordt nou precies aangetoond in het boek Job! Niet vanwege een of andere rechtstreekse zonde die ze begaan hebben. Deze twee dingen hebben we dus vastgesteld. En ik denk dat dit heel belangrijk is. 

Waarom overkwamen Job deze dingen dan wel? Laten we nog eens teruggaan naar Job 1. Nogmaals, God sneed het onderwerp Job aan, maar Hij was niet degene die het allemaal begonnen was. God wist dat satan allang in zijn hart op Job uit was. Daarom begon satan in Job 1:9 te zeggen: En de satan antwoordde de HERE: Is het om niet, dat Job God vreest? 10 Hebt Gij zelf niet hem en zijn huis en al wat hij bezit aan alle kanten beschut? Het werk zijner handen hebt Gij gezegend, en zijn bezit is zeer toegenomen in het land. 11 Strek daarentegen uw hand uit en tast alles aan wat hij bezit – of hij U dan niet openlijk zal vaarwel zeggen! 12 En de HERE zei tot de satan: Zie, al wat hij bezit, zij in uw macht; alleen tegen hemzelf zult gij uw hand niet uitstrekken. Toen ging de satan van des HEREN aangezicht heen. Dit toont dus aan dat satan degene was die dit allemaal bedacht had. Satan verlangde ernaar Job in zijn bezit te krijgen, zodat hij hem als tarwe kon ziften. Dat is de uitdrukking die in het Nieuwe Testament werd gebruikt waar satan hetzelfde probeerde met Simon Petrus. In Lukas 22:31 zei Jezus: Simon, Simon, zie, de satan heeft verlangd ulieden te ziften als de tarwe, 32 maar Ik heb voor u gebeden, dat uw geloof niet zou bezwijken. En gij, als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt, versterk dan uw broederen. 

Dit was hetzelfde als wat in het boek Job gebeurde. Satan verlangde ernaar Job te ziften als tarwe. Dat hij kon komen en zijn leven verwoesten en zo een slecht getuigenis over God geven, waarvan hij dacht dat mensen zo van God afgekeerd zouden worden. Dat is wat in Job 1 beschreven wordt. En wat is de reden dat God satan toestond dit te doen? In het Nieuwe Testament, toen hij dat met Petrus probeerde, bad Jezus voor hem. Met andere woorden, Jezus was zijn voorbidder of de redder van Simon Petrus. Maar in het boek Job was er nog geen redder. Jezus was nog niet ten tonele gekomen. En God had geen andere keus. Het was Gods wil om Job te zegenen. Dat had Hij al die tijd gedaan en dat wilde Hij ook blijven doen als satan niet was gaan twisten over Job. Maar toen satan gewoon zijn zinnen op Job zette, stond God satan toe om Job aan te vallen en deze dingen te doen, niet omdat het Gods wil was, niet omdat Hij het eigenlijk verlangde, niet omdat het een oordeel over zonde was, en ook niet om Job daardoor te zegenen. Maar God deed het omdat Hij geen andere keus had. 

Voor sommige mensen is dit misschien een schok. Maar je moet begrijpen dat voordat Jezus kwam, voordat Hij een mens werd en onder ons woonde, er geen redder was. Of zoals Job dat zelf noemde in hoofdstuk 9, geen middelaar of scheidsrechter tussen God en de mensen. En God zegende Job niet uit gerechtigheid. God gaf Job niet wat hij verdiende. Job was wellicht een volmaakt mens, misschien niet zondeloos, maar een godvrezend mens en zocht God met zijn hele hart. Maar ook hij was niet goed genoeg om deze zegeningen van God te verdienen. Dit was niet iets wat Job had verdiend. Het was geen rechtvaardige betaling of beloning voor Job. Maar het was allemaal genade, die door God aan Job werd verleend. God hield van Job en zegende hem uit genade, niet op grond van rechtvaardigheid. 

En toen kwam satan opdagen en zei: ‘Kijk, ik wil Job’. Omdat God rechtvaardig is en er geen redder, geen voorbidder was, de redder was nog niet gekomen en had nog niet de betaling gedaan om Job van zijn zonde te reinigen, had God dus niet echt een keus. Job bevond zich nog steeds in satans koninkrijk en satan had wettelijke rechten om Job aan te vallen. Job was een Oudtestamentische mens en niet wederom geboren. En zoals wordt gezegd in Kolossenzen 1, waar wordt gesproken over het Nieuwe Verbond en de wederom geboren Christen, zijn rechten en privileges bij God: 13 Hij heeft ons verlost uit de macht der duisternis en overgebracht in het Koninkrijk van de Zoon zijner liefde, Je kunt niet overgebracht worden naar het Koninkrijk van de Zoon, tenzij je verlost bent uit het koninkrijk der duisternis. En dat gaat over de tijd voordat we wederom geboren waren. We waren in de macht van de duisternis en toen zijn we overgebracht naar het koninkrijk van Gods geliefde Zoon. Dat betekent dus dat Job niet wederom geboren was, hij was een Oudtestamentisch mens. De Redder was nog niet gekomen. Er bestond zelfs nog niet eens de Mozaïsche wet die hem de ceremoniële reiniging kon bieden die door God werd geopenbaard. Zelfs dat had hij nog niet eens. Hij leefde voor de dagen van Mozes en leefde daar dus aan voorafgaand. Daarom was Job dus in de macht der duisternis. 

Als je Kolossenzen 1:13 gelooft, moet je dus geloven dat Job in de macht der duisternis was. Met andere woorden, hij stond onder heerschappij van de duivel. Hij was in het koninkrijk van de duivel. En God zegende Job niet uit gerechtigheid maar uit genade. En toen satan hem zag en langs kwam om de zaak te betwisten, had God geen wettelijk recht om te eisen dat de zegeningen van Job doorgingen. Job was een Oudtestamentisch mens. En ook al was hij een godvrezende man, hij had óók zonde, en leefde in het koninkrijk van de duivel. Niet rechtstreeks vanwege individuele zonden, maar om de zondige natuur waarmee hij in dat koninkrijk geboren was. Hij zat onder satans heerschappij en satan had wettelijke rechten op hem. 

Een man heeft het ooit eens zo aan mij uitgelegd. En ik geef het maar aan je door omdat het mij heel redelijk lijkt, ook al weet ik niet zeker dat het waar is. Maar het is heel goed mogelijk dat toen God in vers 12 zei: ‘Zie, al wat hij heeft is in uw macht’. Het woord ‘zie’ dat hier wordt gebruikt kan ook worden uitgelegd dat Hij zei: ‘Maar kijk satan, hij is al in jouw macht’. En het kan goed betekenen dat satan niet echt goed doorhad wat hij had bereikt met de val van de mens. Mensen zeggen: ‘wacht eens even, natuurlijk wist de duivel precies wat hij bereikt had’. Ik denk dat we satan veel te vaak te veel eer geven. Wij denken dat hij alles weet, dat hij nooit een foutje maakt etc. Ik verzeker je dat iedereen die het in zijn hoofd heeft gehaald om tegen God te rebelleren niet echt heel slim is. Ik denk niet dat hij dom is in de zin dat hij niets weet. Hij is een meester in het bedriegen en misleiden van mensen. Natuurlijk is hij in staat al die listen en plannetjes te bedenken. Maar er moet gewoon ergens een draadje los zitten dat hij ooit op het idee is gekomen om tegen God te strijden. En ik geloof gewoon niet dat hij al die kennis en wijsheid en inzicht heeft die wij hem meestal toeschrijven. Hij heeft wel een zekere natuurlijke wijsheid, maar hij heeft helemaal geen geestelijke wijsheid. 

En dat kunnen we zien in 1 Korintiërs 2 waar staat geschreven: 8 En geen van de beheersers dezer eeuw heeft van haar geweten, want indien zij van haar geweten hadden, zouden zij de Here der heerlijkheid niet gekruisigd hebben. Jezus heeft het zeker vier keer erover gehad dat Hij gedood zou worden en op de derde dag weer opstaan. En als satan zo slim was als hij beweert te zijn, had hij Jezus nooit gekruisigd, want dat heeft hem pas echt de das omgedaan. Satan is een domkop en mist van alles. Hij is sluw en wijs op de manier zoals mensen er tegenaan kijken. Als je hem bestrijdt in je eigen natuurlijke vermogens heb je een probleem. Maar als je de wijsheid van God hebt, dan is er gewoon geen vergelijking meer mogelijk tussen de wijsheid die wij hebben en die de duivel heeft. 

En het is heel goed mogelijk dat satan zei: ‘U hebt hem beschut en afgeschermd’. Dat had God helemaal niet gezegd. Hij had niet gezegd dat hij een beschutting om Job had. Maar zo heeft satan het misschien ervaren. Satan heeft misschien Gods zegen op ieder gebied gezien en had misschien helemaal niet in de gaten wat hij had. Ongeacht of het echt zo in elkaar zat, geloof ik in ieder geval dat de reden dat God dit toestond was, omdat Hij wel móest. Er was geen keus. Hij had de mensheid nog niet verlost uit de macht van de duisternis. Hij had ons nog niet in Zijn koninkrijk overgebracht. Job was dus in satans koninkrijk en satan had wettelijke rechten op Job. 

En toen het dus tot een confrontatie kwam over Job tussen God en satan móest God het gewoon toestaan. Hij moest wel toestaan dat satan Job ging aanvallen. Niet vanwege enige zonde die hij had begaan, maar eenvoudigweg omdat hij nog geen verlost en wederom geboren mens was. Hij was nog steeds in de macht van de duisternis en in het koninkrijk van satan. En daarom had satan rechten en voorrechten op hem. 

Als dat zo is, zal iemand vragen: ‘Maar hoe kon God dan een beperking opleggen van: ‘je kunt zijn bezittingen aantasten, maar raak hemzelf niet aan’. Nogmaals, ik denk dat we satan veel te veel eer geven. Ik denk dat satan dacht dat hij niet meer toegang nodig had. Ik denk dat satan dacht: ‘Ik weet gewoon dat als ik zijn kinderen en kamelen en ossen en ezels en schapen tref, is het gefikst. Job zal zich dan tegen God keren’. Ik denk dat satan gewoon niet meer begeerde en niet verder aandrong omdat hij dacht wel genoeg in handen te hebben. Hij dacht dat dit wel voldoende zou zijn. Maar toen Job zijn integriteit bewaarde en God niet vervloekte en zich niet tegen hem keerde, kwam satan terug en zei: ‘laat me nu zijn fysieke lichaam hebben en hemzelf aantasten. Deze keer zal hij zich omkeren en God vervloeken’. Hij probeerde het en Job vervloekte God NIET. 

Wat Job wel deed, hoewel hij nooit God heeft vervloekt of zijn geloof heeft verloochend, zelfs te midden van zijn kritiek en klachten, hij werd echt heel boos en begon met God te redetwisten dat het niet eerlijk was zoals het gegaan was. En al dat soort dingen. Maar hij hield vast aan zijn geloof in de Heer. In hoofdstuk 19:25 zegt Job het volgende: 25 Maar ik weet: mijn Losser leeft en ten laatste zal Hij op het stof optreden. 26 Nadat mijn huid aldus geschonden is, zal ik uit mijn vlees God aanschouwen.
Job heeft God nooit verloochend of stopte met God te dienen en te zoeken. En deze uitspraak hier in hoofdstuk 19 toont aan dat hij nog steeds zijn geloof in God vasthield, dat er een verlosser zou komen en dat hij bij deze verlosser zou staan en een opgewekt lichaam zou hebben. Wat een geweldige geloofsuitspraak is dat! Het toont aan dat Job God niet verloochende. 

Wat Job wél deed, want hij was zó overtuigd dat hij deze ramp niet door zijn zonde had veroorzaakt, was dat hij zijn eigen rechtvaardigheid ging verdedigen en zelfs ging zeggen dat God onrechtvaardig was om hem dit aan te doen. Dus, nogmaals verwijzend naar Elihu die een van de sleutels is tot dit boek, die benoemde het in hoofdstuk 32:2 op deze manier: dat Job zichzelf voor rechtvaardig hield tegenover God. Met andere woorden, hij vond zichzelf rechtvaardiger, hij vond zichzelf in feite meer goddelijk dan God zelf was. Hij zei: ‘God, ik ben onschuldig. Dit kwam zonder oorzaak. En U hebt mijn oordeel verdraaid en weggenomen’. En dat was precies waar God hem voor bestrafte. Hij had gelijk in die zin dat het hem niet was overkomen vanwege zijn zonde. Het overkwam hem eenvoudigweg omdat satan de koning was van het koninkrijk waarin hij leefde. En satan begeerde Job te grazen te nemen. Er was nog geen voorziening gemaakt om hem uit de macht van de duisternis te verlossen en dus kon satan hem te pakken nemen. Maar het overkwam hem niet vanwege een of andere grote zonde. 

Job wist dat. Maar hij begon te beweren: ‘God, U hebt mijn recht weggenomen’. Job wist niet dat satan dat gedaan had. En hij begreep ook niet dat God geen andere keus had, omdat satan de wettige eigenaar of de wettige heerser over Job was. Job begreep dat helemaal niet. Job wist niet eens dat satan hier sowieso mee te maken had. Job had niet Job hoofdstuk 1 en 2 kunnen lezen. En hij ging daarom denken dat dit iets was wat God deed, en dat God het wilde doen en dat het onrechtvaardig was, omdat hij wist dat hij niet boosaardig van God was afgeweken. 

Dit zijn enkele van de dingen die Job zei. En ik gebruik graag zijn eigen uitspraken en loop ze hier even door om te laten zien wat Job allemaal dacht. In Job 6:24 zegt Job:‘ 24 Onderricht mij, dan zal ik zwijgen; en laat mij weten, waarin ik gedwaald heb. Met andere woorden, hij zegt: ‘Ik ben zondeloos, laat me zien waar de zonde in mijn leven dan is’. Ook in de verzen 29 en 30 van hetzelfde hoofdstuk, zegt hij: 29 Komt toch tot bezinning, laat er geen onrecht geschieden; ja, komt weer tot bezinning, mijn recht staat vast. 30 Is er onrecht op mijn tong? Of kan mijn gehemelte geen rampen onderscheiden? Met andere woorden zegt hij: ‘Denk je niet dat ik het zou weten als er zonde in mij zou zijn? Denk je niet ik best wel zonde in mij zou kunnen proeven of onderscheiden’? 

Zo ook in Job 9:17 zegt hij: ‘Hij, die mij in de storm vermorzelt, mijn wonden zonder oorzaak vermeerdert’. Hier zegt Job dat dit hem zonder oorzaak overkwam. In hoofdstuk 10:2 zegt Job: Ik zal tot God zeggen: Veroordeel mij niet; laat mij weten, waarom Gij U tegen mij keert. En Job begint hier een aantal misvattingen te zeggen die hij had toen hij God aansprak. In vers 3 zegt hij: 3 Brengt het U voordeel, dat Gij verdrukt, dat Gij verwerpt het gewrocht uwer handen en over de raad der goddelozen licht laat stralen? 4 Hebt Gij dan vleselijke ogen, ziet Gij zoals stervelingen zien? 5 Zijn uw dagen als die van een sterveling, uw jaren als de dagen van een man, 6 dat Gij naar mijn ongerechtigheid zoekt en speurt naar mijn zonde, 7 hoewel Gij weet, dat ik niet schuldig ben, en dat niemand uit uw hand kan redden?

Zie je, Job begint zijn eigen gerechtigheid te verdedigen en in wezen begint hij te zeggen: 'Wat voor God bent U eigenlijk wel, die achter me aanzit, die je dit soort dingen aandoet. Hebt U soms plezier in verdrukking?’ Nou, dat zijn nogal boute uitspraken, maar dit is precies wat Job aan het zeggen is! Ga verder naar vers 20 van hoofdstuk 10. En Job zegt hier: 20 Zijn de dagen mijns levens niet weinige? Laat van mij af, opdat ik een weinig vreugde beleve. Dit laat de verbittering zien die in Jobs hart was. Hij zei: 'Laat me met rust'. Met andere woorden, verdwijn uit mijn leven, ik kan dit niet langer verdragen. Hij was verbitterd tegenover God. Hij had het gevoel dat God hem al deze dingen onrechtvaardig had aangedaan. 

In Job 13:15 zegt hij: Wil Hij mij doden, ik blijf op Hem hopen; ja, mijn wandel wil ik voor Hem rechtvaardigen. Met andere woorden, hij blijft zichzelf rechtvaardigen, dat hij nog steeds zonder zonde is voor Hem. Ga verder naar beneden in hetzelfde hoofdstuk: Job 13:23 Hoeveel misdaden en zonden heb ik? Maak mijn overtreding en mijn zonden mij bekend. Hier is dus Job, die tot God spreekt en nogmaals zegt dat hij in deze zaak zonder zonde is. Het is niet mijn zonde die hier aanleiding toe is. En hij klaagt bij God. 

Kijk ook in hoofdstuk 16: 11 God levert mij over aan de snoodaards, Hij geeft mij prijs aan de goddelozen. 12 Ik leefde in vrede, maar Hij schrikte mij op; Hij greep mij bij de nek en wierp mij ter aarde, stelde Zich mij ten doelwit. 13 Talrijke schichten vliegen om mij heen, meedogenloos doorboort Hij mijn nieren, Hij stort mijn gal ter aarde uit. 14 Met breuk op breuk verbreekt Hij mij, Hij snelt op mij af als een krijgsheld. 15 Een rouwgewaad heb ik over mijn huid genaaid, en mijn horen in het stof gestoken; 16 mijn aangezicht is rood van wenen, over mijn oogleden ligt diepe duisternis, 17 hoewel geen gewelddaad aan mijn handen kleeft, en mijn gebed rein is. Job strijdt hier om zijn eigen rechtvaardigheid en integriteit te handhaven. Maar het probleem is dat hij niet strijdt om Gods rechtvaardigheid te verdedigen! Hij zegt in feite: 'Ik ben rechtvaardig, maar ik vindt dat U dat niet bent'! 

In Job 19:4-6 Heb ik dan werkelijk gedwaald, woont de dwaling bij mij? 5 Indien gij werkelijk een hoge toon tegen mij wilt aanslaan, lever mij dan het bewijs voor mijn schande. 6 Erken toch, dat God mij onrecht gedaan heeft en zijn net over mij heeft heengeworpen. En ga dan verder naar Job 21:7 Waarom blijven de goddelozen in leven, worden zij oud, nemen zelfs toe in kracht? En zo gaat hij maar verder, helemaal tot vers 20. Wat hij hier doet is zeggen: 'de goddelozen lijden geen verdrukking. Wat heb ik er eigenlijk aan om God te dienen'? Dat is echt iets afschuwelijks om te zeggen. In de verzen 19-20 zegt hij: 19 God spaart zijn onheil op voor zijn zonen. Maar ik zeg: Hij moest het hemzelf vergelden, dan zou hij het merken; 20 zijn eigen ogen moesten zijn verderf aanschouwen, en zelf moest hij drinken van de grimmigheid des Almachtigen. Hij zegt eigenlijk dat er helemaal geen voordeel is aan het dienen van God. Want de goddelozen lijden bij lange na niet zo erg als ik. 

In hoofdstuk 23:11 gaat Job verder met spreken: 11 Ik heb Gods paden gevolgd en ben in Zijn voetstappen getreden. Nooit en te nimmer ben ik afgedwaald. 12 Ik heb Zijn geboden niet afgewezen; integendeel, ik hield zelfs meer van Zijn woorden dan van mijn dagelijks eten. In hoofdstuk 24:21 zei Job dit: 'Hij die een onvruchtbare, welke niet baart, uitplundert, en aan een weduwe geen gunst bewijst.' Nou, dit is verbijsterend. Want wat er eigenlijk gebeurd was, was dat Job door zijn vrienden was beschuldigd dat dit zijn grote verborgen zonde was die dit allemaal had veroorzaakt. En Job had gezegd: 'Nee, het is niet mijn zonde', en daar had hij gelijk in. Maar vervolgens gingen zijn drie vrienden, omdat Job vasthield aan zijn eigen integriteit, zeggen: 'Je bent onrechtvaardig en zondig'. En je weet nog waar we lazen dat ze zaten en zeiden: 'Nee, je hebt het recht van de weduwen verdraaid en hebt niet voor de wezen gezorgd' en al dat soort dingen. Dat was niet waar over Job. 

Maar vanwege zijn pijn en het lijden waar Job zich in bevond, ging hij God beschuldigen van precies hetzelfde ding, dezelfde onrechtvaardige dingen waar hij van beschuldigd was. Hier staat: 'Hij die een onvruchtbare, welke niet baart, uitplundert, en aan een weduwe geen gunst bewijst'. Ook dat was niet waar, maar het was Jobs perspectief. Want Job dacht dat God hem deze dingen had aangedaan in plaats van satan. Hij dacht dat God het gewoon had gedaan omdat Hij dat wilde, zonder dat er een aanleiding toe was, en dat God daarom onrechtvaardig was. Dat God niet rechtvaardig handelde. In vers 22 ging hij verder met zeggen: 'en zelfs sterken voortsleept door zijn kracht; hij staat daar, maar is zijn leven niet zeker. 23 Stelt Hij hem in veiligheid, hij leunt daarop, en zijn ogen zijn op hun wegen gericht'. 24 Een korte tijd verheffen zij zich en zij zijn niet meer, zij zinken ineen en verschrompelen gelijk alles, zij worden afgesneden als de top van een halm'. 

In hoofdstuk 27 zegt Job in vers 2 dit: '2 Zo waar God leeft, die mij mijn recht onthoudt, en de Almachtige, die mijn ziel met bitterheid heeft vervuld – 3 zolang mijn adem nog ten volle in mij is, en de geest Gods in mijn neusgaten, En in vers 5 gaat hij dan verder. '5 Het zij verre van mij, dat ik u gelijk zou geven; totdat ik de geest geef, zal ik mijn onschuld niet prijsgeven'. Job blijft vasthouden aan zijn rechtvaardigheid en zijn eigen integriteit, maar hij streed niet voor en verdedigde niet Gods rechtvaardigheid en integriteit! En daarom ontstak God in woede tegen hem. Nogmaals verwijs ik naar Job 32:2 waar Elihu's toorn tegen hem ontbrandde omdat hij zichzelf rechtvaardigde in plaats van God. Kijk ook naar waar Elihu sprak in hoofdstuk 35. Job 35 in vers 2 zegt hij: 2 Houdt gij dat voor recht, en noemt gij dat: mijn gerechtigheid tegenover God, 3 dat gij zegt, wat baat het u? In hoeverre ben ik beter af dan wanneer ik zondig? Met andere woorden zegt hij dat Job zijn eigen gerechtigheid ophield en niet die van God. Job zei: 'Ik weet dat ik recht sta, maar God moet fout zitten. Het is verkeerd. Het is niet eerlijk dat God me dit heeft aangedaan. Mijn gerechtigheid is meer dan die van God'. Dat is wat hij zegt. 

Weet je dat er mensen zijn die op de dag van vandaag nog precies hetzelfde doen. Er zijn mensen die in hun hart waarschijnlijk weten dat de tragedie die hun leven is binnengekomen niet het gevolg is van hun grote slechtheid. Maar ze hebben geen flauw idee van satan. En wij hebben geen enkele reden dat niet te weten, omdat God ons een uitgebreide openbaring van satan heeft gegeven, dat híj onze tegenstander is. In Johannes 10:10 'De dief komt niet dan om te stelen en te slachten en te verdelgen'; Maar Jezus zei: 'Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed'. God heeft ons de openbaring over satan gegeven, dat het satan is, die rondgaat om mensen hun levens te verwoesten. In Handelingen 10:38 staat: van Jezus van Nazaret, hoe God Hem met de heilige Geest en met kracht heeft gezalfd. Hij is rondgegaan, weldoende en genezende allen, die door de duivel overweldigd waren; Niet door God overweldigd, maar door de duivel! 

Wij hebben wél deze openbaring van God, en dus, in plaats van dat wij zeggen: 'Ik weet dat ik niets verkeerds gedaan heb, dus God moet wel fout zitten', en in plaats van dat wij bitter en wrokkig tegen God worden, kunnen wij erkennen dat als een ramp in ons leven komt, dat satan degene is, die er op uit is om ons te raken. Als Nieuwtestamentische gelovigen zijn wij wél bevrijd uit het koninkrijk van satan en overgebracht in het koninkrijk van God. Wij zijn wél verlost van de macht van het koninkrijk der duisternis. Dus bij ons is er geen sprake van dat God het toestaat. God móest het wel toestaan bij Job, omdat Hij geen andere keus had. Maar in het Nieuwe Testament heeft God satan al verslagen en vernietigt. Wij hebben macht over satan ontvangen. En nu, als satan binnenkomt in het leven van een gelovige, is het niet God die het toestaat, maar zijn wij zelf degenen die het toestaan. Wij zijn degenen die satan toelaten om van ons te stelen wat rechtens van ons is. Wij gebruiken de autoriteit die God ons gegeven heeft gewoon niet. 

Een van de redenen dat we dat niet doen is, dat we hier geen helder denken over hebben. Wij hebben het idee dat God het heeft gedaan, net zoals God het Job zou hebben aangedaan. God heeft het Job niet aangedaan in die zin, dat Hij het gewild heeft. Hij heeft het niet bedacht en niet gepland. Hij is er niet mee begonnen. Het was volkomen het initiatief van satan. Satan verlangde ernaar om Job te grazen te nemen, dat hij hem kon ziften als tarwe. En God móest het wel toestaan, omdat de verlossing en de verzoening nog niet was volbracht. De verlossing die Jezus voor ons heeft gebracht door Zijn offer. En nu, als satan ons te na komt en tragedie ons leven binnenbrengt, moeten wij beseffen: het kán het rechtstreekse gevolg van zonde zijn, omdat wij satan door zonde een toegangspoort tot ons leven hebben gegeven. Dat wordt vermeld in Romeinen 6:16. Maar het is óók mogelijk dat het net is als bij Paulus, waar die adder uit het brandende hout kroop en zich in zijn arm vastbeet. Dat kwam niet omdat hij zo'n grote zondaar was, het was gewoon omdat hij nog in de wereld was, en satan is de god van deze wereld, en wij moeten satan aanpakken. Maar de les die wij moeten leren is, dat satan vervolging en verdrukking bedenkt en stuurt om het Woord weg te roven. 



Nawoord:
Hebt u vragen of commentaar n.a.v. deze studie of vertaling, stuur een mail naar: familyvossen@versatel.nl 

Indien u bent gezegend door deze studie, geef haar door aan anderen van wie u denkt dat ze er door gezegend kunnen worden. Ook kunt u de verspreiding van het onderwijs van Andrew Wommack in Nederland ondersteunen door een gift over te maken op rekening 114176485 t.n.v. AWME.

Inmiddels zijn de volgende studies van Andrew Wommack in boekvorm in het Nederlands verschenen:
- Geest, Ziel en Lichaam
- De balans van genade en geloof
- De nieuwe jij / De Heilige Geest
- De ware aarde van God
- Hardheid van hard.
Voor informatie hoe u aan deze boeken kunt komen, verwijs ik u graag naar de website www.AWME.net Klik op de NL-vlag voor de NL-versie.

Jan Vossen

 


 

www.vergadering.nu