www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

17 RECENSIES


Wie heeft God gemaakt?
 - op zoek naar een allesverklarende theorie
Edgar Andrews
429 pag.; € 19,90
Uitgeverij Maatkamp, Zelhem, maart 2012
ISBN: 9789063181390
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...
of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Een boek van een vermaard wetenschapper over het bestaan van God, met hoofdstuktitels als 'Sooty en het universum', 'Met een stoommachine naar de sterren' en 'De nette dikhuid', moet wel anders zijn. En dat is het ook. Het boek behandelt moeilijke vragen over wetenschap, filosofie en geloof met verbazingwekkende eenvoud. Edgar Andrews ontmaskert de pretenties van het 'nieuwe atheïsme' van Richard Dawkins en anderen, waarbij hij scherpe argumenten op een vriendelijke en humoristische wijze weet over te brengen. 

De auteur wil echter niet alleen het huidige agressieve atheïsme bestrijden, maar ook een logisch samenhangend en over het geheel meer bevredigend alternatief bieden. Hij beschrijft hoe zijn collega-natuurkundigen ervan dromen een 'theorie van alles' te vinden die alle natuurkundige processen en verschijnselen in het universum omvat. Maar hij wijst erop dat 'het bestaan' uit meer bestaat dan alleen de materiële wereld - de dingen die het leven de moeite waard maken, zijn doorgaans immaterieel van aard. 

Zou er dan een allesverklarende theorie kunnen bestaan die niet alleen ruimte, tijd, materie en energie omvat, maar ook hart en verstand, geweten en geest? Ja, die theorie bestaat, zoals dit boek aantoont. Het is de Godhypothese, een 'theorie' die, ondanks zijn tegenstanders, nog steeds hoog uitsteekt boven het barre landschap van atheïsme en wanhoop. 

Professor Edgar H. Andrews is emeritus professor materiaalkunde aan de universiteit van Londen en een internationaal expert op het gebied van grote moleculen. In 1967 richtte hij de afdeling materiaalkunde op aan het Queen Mary College van de universiteit van Londen (www.materials.qmul.ac.uk). Hij begon daar als rector en werd later decaan technische wetenschappen. Hij heeft meer dan honderd wetenschappelijke studies en boeken gepubliceerd, alsook twee bijbelcommentaren en verscheidene werken over wetenschap, religie en theologie. Zijn boek From Nothing to Nature (Vertaling: Van niets tot natuur) is in tien talen vertaald. Edgar Andrews was meer dan dertig jaar internationaal adviseur van de Dow Chemical Company (VS) en twintig jaar adviseur van de 3M Company (VS).

Voorwoord door prof. dr. ir. K. Roos...

Videoserie van Edgar Davids...

..


17. Visserslatijn - april 2014 - een uitgave van  CSFR Ichthus Rotterdam - www.csfrrotterdam.nl

Wie heeft God gemaakt ?

Recensent: Dirk Verloop

De poging tot het schrijven van een toegankelijk, argumentatief en wetenschappelijk verantwoord boek is bewonderenswaardig. Een groot wetenschapper schrijft een boek vol luchtige anekdotes, sprekende voorbeelden en humoristische opmerkingen. Andrews zoekt de grens op tussen polemiek en wetenschappelijk verantwoord schrijven. 

Het boek neemt duidelijk stelling in het atheïsme-theïsme-debat. Het zoomt in op een onderdeel van dit debat: het duel tussen evolutionisten en creationisten. Andrews is als emeritus hoogleraar materiaalkunde aan de universiteit van London duidelijk in zijn element op dit gebied. Hij strooit met wetenschappelijk onderzoek, komt met diep inhoudelijke argumenten, die hij aannemelijk en duidelijk weet te maken, zelfs aan hen die geen beta-studie hebben gevolgd. 

Als christenwetenschapper neemt Andrews verrassenderwijs niet de positie in van defender. Hij opent de aanval op de evolutietheorie als allesverklarende theorie. Dit doet hij door allereerst te schilderen wat het doel van de natuurwetenschap anno nu is: het zoeken van een allesverklarende theorie. Hij wijst op de tautologie in dit doel van de natuurwetenschap, die vervallen is tot een ‘studie van ‘de werkelijkheid’ die zichzelf als de enige werkelijkheid tegenover de ‘onwerkelijkheid stelt’ (pag. 59). Ook gaat de natuurwetenschap haar boekje te buiten door uitspraken te doen over metafysica, religie en zingevingsvragen, terwijl zij zich bezig dient te houden met natuurwetenschap, aldus Andrews. De natuurwetenschap heeft het logisch positivisme aangenomen, terwijl deze tak van filosofie in haar eigen vakgebied bestreden en verslagen is.

De rol die de auteur aan de hypothese geeft is interessant. Een hypothese is een stevig fundament, waar je op kunt bouwen; het zijn ‘ideeën of inzichten die ons aansporen tot verder onderzoek, maar die ons ook de redenen daartoe geven’ (pag. 54). Andrews komt met de Godhypothese: met de aanname dat God bestaat, wat het uitgangspunt is voor vragen van alle aard. Deze aanname schept een fundament waarop wij kunnen bouwen, wat getoetst kan worden aan zowel de menselijke ervaring als de wetenschappelijke waarneming (pag. 65). 

Na zijn stelling geponeerd te hebben, gaat Andrews tegenstanders van zijn hypothese aanvallen. Stenger, Dawkins en vele anderen krijgen er in een scherpzinnige analyse van hun denkpatronen en (verzwegen) aannames behoorlijk van langs. 

De oorsprong van de kosmos is een punt dat uitgebreid aan bod komt. Dankzij zijn verstrekkende kennis op zijn vakgebied komt Andrews met een zeer geloofwaardige stelling dat het hoogst onwaarschijnlijk, zelfs wetenschappelijk onverantwoord is om te geloven in een oorsprong van het leven vanuit enkel een oerknal (die zelf al veronderstelt een minuscuul middelpunt te hebben gehad). Het probleem om zowel vorm als uniformiteit van onze kosmos te verklaren, wordt breed uitgemeten. Argumenten uit de kwantummechanica, de speciale relativiteitstheorie en uit een prachtige uiteenzetting van wat tijd is, boren de oerknal als verklarende theorie diep de grond in. Wat Andrews hier en in zijn hele boek doet, is het terugkoppelen naar de Godhypothese om te laten zien dat deze meer verklaart en zelfs voorspelt! 

De structuur van het aanvallen van de tegenstanders om vervolgens de Godhypothese daar als beter alternatief tegenover te stellen, hanteert hij ook bij de onderwerpen wetten, natuurwetten, wonderen, de mens en zijn verstand en het vraagstuk van de moraal. De auteur interpreteert het scheppingsverhaal in Genesis op een verfrissende doch bijbelvaste manier. De schepping ex nihilo, het aanbrengen van orde in de chaos, het boven de tijd staan van God, het inbrengen van energie … het wordt allemaal uitvoerig behandeld.

Andrews is ook kritisch ten opzichte van sommige medegelovigen die God en de evolutietheorie willen verenigen. Zo keert hij zich fel tegen de Intelligent Design these als verklarende theorie, die onbevredigend is en een filosofisch fundament mist. Ook theïstische evolutie - de opvatting dat God het geestelijke van de mens doormiddel van een wonder heeft ingebracht (Lewis) - wordt getackeld. 

De auteur slaagt erin om op een geloofwaardige en toegankelijke manier de Godhypothese als een zeer aannemelijk alternatief neer te zetten. Het boek bevat veel verrassende en vernieuwende inzichten over zowel bijbelpassages als wetenschappelijke theorieën. Het technische en argumentatieve gehalte in dit boek is hoog, wat gecompenseerd wordt door mooie citaten, duidelijke voorbeelden en een heldere structuur. Een aanrader voor eenieder die zich in dit onderwerp wil verdiepen! 


16. Maarten Hertoghs - 19 oktober 2013 - http://maartenhertoghs.wordpress.com (ook op: http://indekerk.be )

Godhypothese wie heeft God gemaakt ?

Recensie door Maarten Hertoghs

De Godhypothese is het idee dat God de Schepper en oorsprong van al het leven is. Het doel van Edgar Andrews met Wie heeft God gemaakt is aantonen dat de Godhypothese in veel gevallen aanvaardbaar is. Zij is volgens Andrews zelfs meer dan aanvaardbaar, want op heel wat vlakken is zij logischer dan evolutie. Hij toont dit onder meer aan door uit te leggen wat mutaties zijn en hoe complex cellen in elkaar zitten. Andrews’ stelling is dat wetenschap hypothesen als vertrekpunt neemt, en dat wij het bestaan van God dus ook als vertrekpunt mogen nemen.

Andrews breekt in zijn boek een lans voor eerlijke wetenschap. Het doel van de wetenschap is het beschrijven van de materiële wereld. Dat is iets anders dan de materiële wereld verklaren. Uitleggen ‘wat iets is’ verschilt van uitleggen ‘waarom iets is’. Mag een wetenschapper niets zeggen over dat laatste? Natuurlijk wel, dat doet Andrews zelf ook, maar een wetenschapper moet eerlijk zijn over wat wel en niet bewezen is. Die fout wordt massaal gemaakt. Wetenschappers doen vaak uitspraken over het ‘waarom’, terwijl ze in feite alleen maar het ‘wat’ onderzocht (en al dan niet bewezen) hebben. Volgens Andrews moeten we tegelijkertijd beseffen dat veel wetenschappers meer twijfels hebben over de evolutietheorie dan ze laten merken.

Sterren zien
Wie heeft God gemaakt bijt zich stevig vast in de wereld van DNA, moleculen, mutaties, tijd, natuurwetten, cellen, enzovoort. Ik moet toegeven dat ik regelmatig de spreekwoordelijke ‘sterretjes’ heb gezien. Andrews zegt overigens zelf in het boek dat het niet erg is dat je niet alle finesses van een biologische uitleg begrijpt. Waar Andrews naartoe wil, is over het algemeen wel duidelijk.

Wat vóór dit boek spreekt, is de luchtige manier van schrijven en de consequente uitleg van moeilijke woorden. Waar mogelijk worden natuurkundige principes vergeleken met alledaagse zaken. Zo komen we in het hele boek boterhammen met choco, yoghurt en muesli, uien en fretten tegen. Het blijft natuurlijk wel een stevige brok lees- en denkwerk, maar zoals ik hierboven aangaf, maakt de uitleg een enorm verschil.

Wetenschappelijke bagage vereist?
Ik heb mijzelf de vraag gesteld of dit boek mij overtuigt. Mocht ik tijdens de lessen biologie en natuurkunde meer interesse aan de dag gelegd hebben, zou dit boek mij wellicht meer aangesproken hebben. Is het dan enkel een aanrader voor mensen met een stevige wetenschappelijke bagage? Ik geloof van niet. Het boek is namelijk geen poging om te bewijzen dat God bestaat en dat Hij de Schepper is. In dat geval zou ik niet aan het boek begonnen zijn, alleen al omdat ik erg huiverig sta tegenover mensen die stellen dat schepping bewezen kan worden. Dat doet Andrews dus niet. Dit boek is een poging om, gebruikmakend van wetenschappelijke ideeën, op diverse terreinen te laten zien dat het zo gek niet is om in een Schepper te geloven. Wat mij betreft is dat een geslaagde poging. Critici zullen tegenwerpen dat ik het boek gelezen heb met een gelovige bril op en dat ik daarom vind dat het een aanrader is. Wellicht klopt dit, maar vergeet niet dat iedereen bij het lezen en nadenken over dit onderwerp een bepaalde bril opheeft.

Conclusie
Ik ben het enerzijds niet eens met alles wat Edgar Andrews schrijft. Volgens hem kun je een oerknal verenigen met geloof in God en de schepping. Daarin wil ik Andrews niet zomaar volgen. Anderzijds vind ik wel dat de Godhypothese een eerlijke kans verdient! Het zou daarom niet meer dan fair zijn wanneer in media en op scholen genuanceerder gesproken zou worden over wat wetenschap wel en niet bewezen heeft en hoe groot de vraagtekens zijn omtrent evolutie.


15. Nieuwe Koers - 15 oktober 2013 - http://uitgeverijmaatkamp.nl/recensies/4

Wie heeft God gemaakt?

Recensie door Redactie Nieuwe Koers

De ene christen heeft er meer last van dan de ander, maar toch: je kunt als gelovige behoorlijk onder de indruk raken van het evolutionisme van nieuwe atheïsten als de hoogbegaafde Richard Dawkins. In veelbekeken praatprogramma's als Pauw & Witteman wordt de mogelijkheid van een God die de wereld met een bepaald doel schiep niet of nauwelijks serieus genomen. Tegenover zo veel atheïstisch 'geweld' heb je dan de neiging in je schulp te kruipen. Wie kan tegen Dawkins en de zijnen op? Antwoord: Edgar Andrews. Deze Britse emeritus hoogleraar gelooft in de betrouwbaarheid van de Bijbel en is tegelijk een erkend natuurkundige met een groot aantal publicaties op zijn naam. Wetenschappelijke instituten nodigen hem uit om in debat te gaan met activistische atheïsten als Dawkins en Jerry Coyne: 'Wat is betrouwbaarder: de leer van de schepping of het door nieuwe atheïsten als absolute waarheid gebrachte evolutionisme?'

Wie heeft God gemaakt? is ook voor leken op het gebied van de 'grote moleculen' en materiaalkunde - bij uitstek het vakgebied van Andrews - goed te lezen. Ook al zullen zij, net als ik, zijn technische uiteenzettingen niet altijd helemaal begrijpen. Wat een originele titel overigens. De vraag is favoriet bij niet-gelovigen: 'Als God alles heeft gemaakt, wie heeft God dan gemaakt?' Andrews reageert met een wedervraag: 'Hoe lang is een touwtje?' Die vraag is natuurlijk onzinnig, simpel omdat niet duidelijk is over welk touwtje het gaat. Zo zal ook het begrip 'God' eerst gedefinieerd moeten worden. Want stel nu eens dat Hij veel complexer is en over veel meer dimensies beschikt dan wij ... In dat geval hoeft Hij natuurlijk helemaal nooit door een ander te zijn gemaakt. Om met C. S. Lewis te spreken: 'Van het grotere (goddelijke) geschrift is slechts een deel zichtbaar in het kleinere schrift dat het verhaal van deze wereld beschrijft.'

Maar Andrews blijft niet steken in aannamen. In zijn ook qua omvang forse boek wil hij tevens een intellectueel bevredigend alternatief bieden voor het evolutionaire atheïsme. Met een heel scala aan voorbeelden wil hij aantonen dat onze menselijke waarnemingen en ervaringen eerder wijzen op het bestaan van God dan op de afwezigheid van de bijbelse Schepper en Onderhouder van alle dingen. Verschillende uit de apologetiek bekende onderwerpen passeren de revue: waar komt de oerknal vandaan, de natuurwetten, hoe ontstond de moraal, hoe gebeuren wonderen, wie was de eerste 'echte' mens? Andrews waarschuwt dat christenen geen tegenstelling moeten maken tussen wetenschap en bijbels christendom. Ze zijn geen vijanden van elkaar, integendeel: ze bevestigen elkaar. De kracht van Andrews' boek is dat het niet alleen de al overtuigden in hun mening bevestigt, maar ook nieuwe atheïsten aan het denken kan zetten.
 


14. De Band - oktober 2013 - www.filadelfia-zending.nl

Wie heeft God gemaakt?

Recensie door Barend Verkerk

lk heb er lang over gedaan om dit boek uit te lezen. Niet dat het niet interessant is, maar omdat het zoveel stof tot (tussendoor) nadenken geeft. We worden vanuit de wetenschappelijke hoek voortdurend bestookt met boeken die beweren en 'bewijzen' dat de evolutietheorie hét antwoord is op alle vragen over het ontstaan van heelal, aarde, mens enz. De boeken die daar tegenin gaan,zijn meestal geschreven door theologen of populair-wetenschappelijke
schrijvers. Waarbij je dan vaak de gedachte bekruipt, dat ze willen evangeliseren of er wetenschappelijk gezien geen verstand van hebben. Dat is met 'Wie heeft God gemaakt' niet aan de orde.

Hier spreekt een door beide zijden geaccepteerde deskundige: zijn theorie die alles verklaart, zoals de ondertitel van het boek zegt, is de Godhypothese. Met humor en scherpe argumenten brengt hij deze hypothese onder onze aandacht.
Met hoofdstuktitels als Met een stoommachine naar de sterren en Uien pellen begrijp je meteen al dat dit boek ook geschreven is voor de gewone lezer, die niet bijzonder wetenschappelijk geschoold hoeft te zijn om door dit boek gefascineerd te worden. Maar als u vanwege de titel denkt dat dit boek voorgoed met God afrekent, is het maar beter dat u uw geld terugvraagt, aldus de schrijver in zijn inleiding.

Als u nog geen bevredigende antwoorden hebt gevonden op de vragen van het leven: waar kom ik vandaan, waartoe ben ik op aarde en waar ga ik naartoe, dan is de Bijbel natuurlijk het eerste boek dat u kunt lezen, maar dit boek van professor Andrews is dan wel een goede hulp daarbij. Het boek wil (volgens een citaat uit de inleiding) onderzoeken hoe de Godhypothese voorziet in een begrijpelijke (zowel intellectueel als geestelijk acceptabele) visie op het bestaan. Nu ik dit zo opschrijf met nog heel veelvragen in mijn hoofd en hart over dit onderwerp, bedenk ik ook dat ik het boek nog maar een keer ga lezen...


13. www.boekhandelwesterhof.nl - juni 2013

Wie heeft God gemaakt?

Recensie door ds. Jenno Sijtsma

Als u bovenstaande titel opmerkelijk vindt, kan ik u alleen maar helemaal gelijk geven. Ook ik moest wel even slikken toen ik deze titel zag, en dan ook nog met de ondertitel: Op zoek naar een allesverklarende theorie. Maar nu ik het boek gelezen heb en meerdere pagina’s zelfs meer dan eens, kan ik u verzekeren dat in dit boek ongelooflijk veel materiaal wordt aangeboden dat uitgebreid ingaat op het bestaan van God, wie Hij is en wie de mens is.

Allereerst iets over de auteur Edgar H. Andrews. Hij is emeritus hoogleraar Materiaalkunde aan de Universiteit van Londen en internationaal expert op het gebied van polymeren (grote moleculen). In 1967 richtte hij de afdeling Materiaalkunde op aan het Queen Mary College van die universiteit. Daar begon hij als rector en later werd hij decaan technische wetenschappen. Hij heeft niet alleen meer dan honderd (!) wetenschappelijke studies en boeken gepubliceerd, maar ook twee bijbelcommentaren en verscheidene werken over wetenschap, religie en theologie.

De Godhypothese
Over de titel van het boek schrijft prof. dr. ir. Kees Roos - emeritus hoogleraar wiskunde aan de TU Delft - in het voorwoord bij deze Nederlandse vertaling dat die ontleend is aan een favoriete vraag van de sceptici: Als God alles gemaakt heeft, wie heeft God dan gemaakt? Voor de auteur is het geen vraag dat God (er) is, en dat wij door Hem bestaan. Andrews treedt in dit boek in discussie met hedendaagse wetenschappers die het publiek ervan proberen te overtuigen dat de wetenschap heeft aangetoond dat er geen God is. Het is niet de bedoeling van de geleerde auteur om het bestaan van God te bewijzen, integendeel, zijn uitgangspunt is het bestaan van God. Hij noemt dat de ‘Godhypothese’, en in heel zijn boek toont hij aan dat die hypothese tot een opmerkelijk aantal conclusies leidt, die GETOETST kunnen worden aan de menselijke ervaring, en dat zelfs inclusief de wetenschappelijke waarnemingen. Hij bespreekt niet alleen de bevindingen van de moderne natuurkunde (zijn eigen vakgebied), maar gaat ook in op vragen met betrekking tot de oorsprong van het universum. Dat betekent dat er diepgaand nagedacht wordt over het ontstaan van de tijd, de natuurwetten en al hun aspecten, het leven, het menselijk verstand en de moraal. En, zo merkt hij op, ‘op die manier kunnen we de vooronderstellingen van de Godhypothese en die van het atheïstisch naturalisme met elkaar vergelijken’, waarna uiteraard de conclusie luidt dat ‘de Godhypothese zonder meer en in elk opzicht superieur is’. En de wetenschap…?

Geen verklaring
Wetenschap verklaart niets, zo betoogt Andrews. Neem bijvoorbeeld de zwaartekracht. De zwaartekracht betekent dat we met beide benen op de grond kunnen blijven staan, en we kunnen die kracht ook meten. Maar de wetenschap vertelt ons niet waarom de zwaartekracht bestaat, en ook Einstein heeft daar met zijn algemene relativiteitstheorie geen verklaring voor geboden. De wetenschap, het wetenschappelijk onderzoek en allerlei wetenschappelijke ideeën helpen ons ontegenzeggelijk beter te begrijpen hoe het universum werkt, maar tegelijkertijd stuit men daarbij op grote onverklaarbare geheimenissen - zoals gekromde ruimtetijd waarin we gewoon wegzakken. Niet voor niets zei de grote geleerde J. B. S. Haldane: ‘Het universum is niet alleen vreemder dan we denken, het is ook vreemder dan we kunnen denken.’ 

Hypothese nodig
Elke keer als we iets willen onderzoeken dat buiten het directe bereik van onze zintuigen ligt, beginnen we met een hypothese. Van daaruit redeneren we en proberen we ertoe te komen dat er conclusies aan verbonden kunnen worden, die overeenkomen met de werkelijkheid. Zo gaat de auteur met de joods-christelijke geschriften uit van de ‘hypothetische’ benadering, waarin het bestaan van God wordt aangevoerd als een aanname, als een fundament, waaruit vervolgens conclusies getrokken kunnen worden. Wij waren er niet bij toen God de wereld schiep en dus moet het ons geopenbaard worden. In en vanuit die hypothetische benadering is openbaring een gegeven en tegelijk bewijst en verklaart die hypothese het bestaan van God niet. (Maar dat geldt voor meer dingen die onverklaarbaar zijn, en de auteur noemt er vier: de oorsprong van het universum, van de natuurwetten, van het leven en van het verstand en de gedachten). Maar, aldus Andrews, de uitspraak in Genesis: ‘In den beginne schiep God de hemel en de aarde’ komt echt 100% overeen met het huidige wetenschappelijke geloof in een oerknal als begin van het universum. Bovendien, we moeten niet vergeten dat de oerknaltheorie of het ‘standaardmodel’ van het universum ‘niet meer is dan een wetenschappelijk model. 

'Het is het scenario dat werd bereikt door met behulp van berekeningen terug te gaan in de tijd aan de hand van het huidige inzicht dat de ruimte uitdijt en overal gelijkmatig doortrokken is van een ‘achtergrond’ van elektromagnetische straling, en wat strookt met een oorspronkelijk, superheet en samengeperst universum’. 

Voor de man in de straat
Wat de oerknal betreft zegt de auteur voorin het boek nog het volgende: ‘De lezer zou zich kunnen afvragen waarom ik niets zeg over de ideeën van creationistische astronomen als Hartnett, Humphreys, Lisle en Setterfield. Ik ben op deze en andere zaken niet ingegaan omdat het een boek is voor ‘de man in de straat’, en het zou averechts werken als ik een impasse creëer door dieper in te gaan op allerlei moeilijke (maar ongetwijfeld waardevolle) creationistische theorieën die door de meeste kosmologen niet aanvaard worden. Ik wil met dit boek laten zien dat de reguliere wetenschap ook middelen heeft die de Godhypothese kunnen bevestigen. Anders zou ik mij schuldig maken aan het houden van een pleidooi voor een specifieke richting. Ik ga dus niet verder op deze dingen in, omdat het de gemiddelde lezer zal afleiden van het hoofdthema van het boek, namelijk dat naast de theorie van de macro-evolutie, de bijbelse wereldvisie heel goed kan samengaan met de huidige wetenschappelijke consensus.’

De natuurwetten
Zonder natuurwetten kan de wetenschap niet bestaan. Maar er dienen zich vragen aan als: waar komen ze vandaan, hoe werken ze, en waarom blijven ze onveranderd van kracht? De atheïsten veronderstellen dat ze de oorsprong van de natuurwetten kunnen verklaren (!) door een beroep te doen op dingen als ‘symmetrie van de lege ruimte’. Maar, zegt Andrews, stel dat het inderdaad zo was, dan blijft de moeilijke vraag: Waarom heeft de ‘lege ruimte’ deze veronderstelde symmetrieën? 

Een andere vraag is waarom de structuur van het stoffelijk universum wiskundig is. Wiskunde is toch alleen maar een product van het menselijk denken? De auteur laat in een prachtig betoog zien dat de Godhypothese op deze vragen een kant-en-klaar antwoord heeft. Want als God de Schepper is van het universum en van de wetten die het besturen, en als de mens naar het beeld van God is geschapen als rationeel, intelligent wezen, dan ‘is het absoluut mogelijk - zelfs noodzakelijk - voor de mens om Gods gedachten te ‘traceren’, of na te denken, dat is ‘herdenken’ (Kepler) en ‘de gedachten van God te kennen’ (Hawking). Als God een wiskundige is, moet de mens ook een wiskundige zijn. Maar als er geen God is en de mens een evolutionair ongelukje is, is er geen enkele reden waardoor we in staat moeten zijn om de wiskundige structuur van het universum te begrijpen, laat staan herkennen’.

Conclusie
Andrews is duidelijk en glashelder in zijn betoog, ook al zijn er soms formuleringen die diep nadenken vragen. Maar hij is helder als hij als het ware zijn conclusie geeft over de bijbelse Godhypothese die drie dingen suggereert. In de eerste plaats stelt zij dat de kosmos ‘beheerst’ wordt door vaste, rationele en universele natuurwetten, die de vrucht zijn van een rationele, almachtige en alomtegenwoordige Schepper wiens aard ‘niet verandert’. In de tweede plaats stelt de Godhypothese dat deze natuurwetten geen op zichzelf staande, onafhankelijke principes zijn die los van hun Schepper bestaan, maar de voortdurende uitdrukking zijn van Zijn wil en verstand. In de derde plaats laat deze hypothese ook toe dat God de vrijheid heeft om ‘van gedachten te veranderen’ en op een andere, wonderbaarlijke manier in de natuurlijke wereld te werken. Gods absolute macht en Zijn absolute volmaaktheid gaan hand in hand.

Ten slotte
Er komt machtig veel in dit boek aan de orde, vooral waar Andrews duidelijk aantoont dat atheïsten als Dawkins en anderen pertinent de plank misslaan met hun visies en veronderstellingen. Zonder een werkend systeem kan natuurlijke selectie nooit werkzaam zijn en het is zonder meer helder dat de Godhypothese hier de juiste weg wijst. Maar ook dient de lezer te beseffen dat het werk van God ons vermogen om het te begrijpen overstijgt. Het boek van Andrews is rijk aan visie en gedachten, die zeker in deze tijd waarin velen die God niet meer denken nodig te hebben of niet meer in Hem geloven, op wetenschappelijk verantwoorde manier tot een juist inzicht kunnen komen.
Doe ik de auteur van dit verbazingwekkende, veelomvattende, zeer interessante en bovenal verrijkende boek met mijn woorden recht? De vraag stellen is haar beantwoorden en ik zeg volmondig: nee, ik doe hem geen recht. Maar omdat er zo onnoemelijk veel meer in dit boek aan de orde komt, is bovenstaande uitsluitend bedoeld om u te interesseren voor dit belangrijke werk. Helder verwoordt Andrews het zelf, als hij zegt dat zijn boek een onderzoek is naar ‘hoe de bijbelse Godhypothese voorziet in een begrijpelijke, intellectueel consistente en geestelijk bevredigende visie op het bestaan, die zowel het menselijk leven als het universum en al wat daarin is, omvat’. En dat is naar mijn gevoelen zonder meer waar !


12. Documentum - www.depositumcustodi.nl - 25 mei 2013
        (Studentenblad van de christelijke studentenvereniging Depositum Custodi)

De Godhypothese

Recensie door Elsbeth den Braber

Natuurwetenschappers zijn al decennia lang op zoek naar een theorie die alle natuurkundige processen in het universum verklaart. Zo’n theorie omvat echter alleen de materiële aspecten van dit bestaan. Zou het ook mogelijk zijn om een theorie te vinden die een verklaring biedt voor alle materiële en immateriële zaken in dit universum? Ja, zegt dr. Andrews in zijn boek Wie heeft God gemaakt? Sterker nog, Andrews stelt ‘dat we zo’n theorie al hebben, namelijk een die gebaseerd is op de Godhypothese’(II). Deze Godhypothese is de rode draad in het hele boek. Elke keer komt Andrews hier weer op uit. Deze hypothese wordt dan ook omschreven als ‘een fundament waarop gebouwd kan worden - een aanname die ons tot een hele reeks van conclusies leidt die getoetst kunnen worden aan de menselijke ervaring, inclusief de wetenschappelijke waarnemingen’(65).

Toetsen is ook precies wat Andrews in dit boek doet. In zeventien hoofdstukken komen de meest uiteenlopende onderwerpen aan de orde: van de Tien Geboden en Einsteins relativiteitstheorie tot en met de genetische code. Wat de onderwerpen bindt, is hun kritiek op het zuiver materialistisch denken dat kenmerkend is voor de consequente atheïst. Elke keer wordt
duidelijk dat de Godhypothese de meest logische verklaring is voor de ervaringen van de mens.

In hoofdstuk 6 behandelt Andrews wie God is en wie Hij niet is. ‘God is geen God van de gaten, en dat is Hij ook nooit geweest. Dat beeld van de godheid is een parodie op religie die nooit door enig weldenkend mens is omarmd’(94). Ondanks deze ferme woorden ontkwam ik niet helemaal aan het idee dat Andrews’ God toch ook een God-van-de-gaten is. De onderwerpen waartoe Andrews zich in zijn boek beperkt, vertegenwoordigen de hiaten in de natuurwetenschappelijke kennis van onze tijd. Door de focus op deze onderwerpen lijkt de rol van God (onbedoeld) slechts beperkt te zijn tot het opvullen van de gaten in onze kennis.

De ‘natuurwetenschappelijke gaten’ worden overigens op een zeer duidelijke en beeldende manier beschreven. Een groot pluspunt zijn de grijze kaders waarin een overzicht wordt gegeven van wat in het volgende hoofdstuk besproken gaat worden. Hierin worden ook moeilijke woorden uitgelegd die in dat hoofdstuk gebruikt worden. Op deze manier weet je wat je als lezer kunt verwachten en heb je meer grip op de behandelde stof. Dat is geen overbodige luxe: bijzonder ingewikkelde zaken passeren de revue. Toch krijgt Andrews het voor elkaar dat zelfs de grootste leek op natuurwetenschappelijk gebied het boek kan begrijpen. ‘U weet niets van thermodynamica? Dan gaat u er nu iets van leren. Neem een porseleinen soepkom en laat die op een stenen vloer vallen, bij voorkeur zonder de soep erin. […] Veeg nu alle scherven bij elkaar en laat ze nogmaals op de vloer vallen. Zijn ze weer verenigd in de ‘geordende’ vorm die de soepkom eerst had? Nee? Wel, dat is thermodynamica’ (12, 13). Dit soort voorbeelden kenmerken Andrews’ schrijfstijl. Een keer iets niet begrijpen is overigens ook niet erg. ‘Mijn tweede verontschuldiging is dat u sommige dingen in het huidige en volgende hoofdstuk niet zult begrijpen, omdat we ons met behoorlijk ingewikkelde dingen zullen bezighouden […], om u te bemoedigen wil ik er echter op wijzen dat het ook niet de bedoeling is dat u het begrijpt’(20, 21). Deze vleugjes Britse humor maken het boek makkelijker te lezen, alhoewel het voor nuchtere Hollanders soms wat te veel van het goede is. Jammer is ook dat er af en toe verwezen wordt naar onbekende personages uit de Engelse kinderboekenwereld.

Toch blijft de boodschap van het boek staan als een huis. God bestaat en de natuurwetenschap verwijst terug naar Hem. Dit boek is daarom een absolute aanrader voor iedereen die zich afvraagt hoe je de huidige natuurwetenschappelijke inzichten en het geloof in de God van de Bijbel kunt verbinden.


11. www.kerkbladvoorhetnoorden.nl - 11 mei 2013

God als verklaring

Recensie door N. Sikkema- Holwerda

Bestaat God? Velen ontkennen dat. Ze gaan ervan uit dat het heelal in een proces van geleidelijke ontwikkeling is ontstaan. Geen God, maar evolutie. Wat moet je daarop antwoorden? Kun je bewijzen dat God bestaat en dat Hij de Schepper is?

Volgens Edgar Andrews moet je gewoon aannemen dat Hij bestaat. Dan kun je alles om je heen veel beter verklaren dan wanneer je uitgaat van de evolutietheorie. Ook allerlei menselijke ervaringen en wetenschappelijke inzichten. Wanneer je uitgaat van de evolutietheorie, loop je vast en zeker op een aantal punten vast.

Tegen evolutietheorie
Volgens Andrews geeft het bestaan van God en wat Hij zegt in zijn Woord een beter inzicht in het ontstaan van het universum. Daarmee kun je ook verklaren dat er orde is in het universum. Je kunt daarin de hand van een Ontwerper zien. Je kunt ook gemakkelijker begrijpen dat de natuur heel complex in elkaar zit. Deze complexiteit is op celniveau al enorm groot. Dat er moraliteit bestaat, dus dat mensen spreken over goed en kwaad, is ook beter uit te leggen. Je hebt dan ook een beter inzicht in de verhouding tussen de menselijke geest (onstoffelijk) en de materie (waarneembaar).

Sommigen zoeken naar een combinatie. Zij gaan uit van het bestaan van God en nemen tegelijk aan dat het heelal in een proces van evolutie is ontstaan. Dit is de stroming van het zogenaamde theïstisch evolutionisme. Deze stroming meent dat de evolutie een proces is dat door God wordt gestuurd. Hij leidt dat proces. Regelmatig grijpt Hij in dit proces in. Dat heeft Hij bijvoorbeeld gedaan bij de schepping van de mens. Maar verder blijft Hij op de achtergrond. Deze visie vindt Andrews echter onaanvaardbaar. Hij kan dat vanuit de Bijbel niet aanvaarden. Bovendien kan hij dat model niet rijmen met zijn eigen nadenken over deze dingen. Daarnaast wijst hij op een gevaar. Wie de evolutietheorie aanvaardt, zal daar nog iets anders bijkrijgen. Dat is het nihilisme. Het nihilisme gaat ervan uit dat onze wereld bij toeval is ontstaan en daarom uiteindelijk zinloos is. Er is geen ontwerp. Waarom, zo wordt gezegd, zouden we dan waarde toekennen aan de wereld waarin we leven en aan het leven op zichzelf?

Iets uit niets
In het gesprek met iemand die niet gelooft, doet Andrews een voorstel: laten we ervan uitgaan dat God bestaat. Dan kun je alle dingen veel gemakkelijker verklaren. De gesprekspartner zal misschien zeggen: 'Maar wie heeft God dan gemaakt?' Op deze vraag is maar één antwoord mogelijk: niemand. Dat zal voor onze gesprekspartner misschien niet zo gemakkelijk zijn. Hij zal zeggen: 'Als niemand Hem heeft gemaakt, kan Hij er niet zijn. Alles heeft een oorzaak. Toch?' Ja, tenzij je aanneemt dat er een geestelijke werkelijkheid is. Volgens Andrews moet je dat wel doen. Er is een geestelijke werkelijkheid waar andere ‘wetten’ heersen dan in onze zichtbare werkelijkheid.

In onze werkelijkheid heerst de wet van oorzaak en gevolg. Er is niets zonder oorzaak, zo zeggen we. Maar de vraag is of je met dat laatste uitkomt. Als je zegt dat alles zijn oorzaak heeft, moet je doorgaan tot in het oneindige. En dat is toch onmogelijk. Er zal een eerste oorzaak moeten zijn. En dat is God. Hij staat aan het begin.

Ook wetenschappers worden soms wat terughoudender in het spreken over oorzaak en gevolg. Van sommige dingen is geen oorzaak aan te wijzen. Maar al te vaak staan wetenschappers voor zaken die zij niet kunnen verklaren. Denk bijvoorbeeld aan de allerkleinste deeltjes waaruit atomen zijn opgebouwd. Het zijn deeltjes, maar toch ook weer niet. Ze zijn eerder energie die informatie bevat welke zich in verschillende richtingen kan ontwikkelen. Onvoorstelbaar. Als je naar de macrokosmos, het heelal, kijkt is deze onvoorstelbaar, maar ook als je naar de microkosmos kijkt. Dan schieten wetenschappers met hun verklaringen van oorzaak en gevolg te kort. Op dat niveau lijkt er niet eens sprake te zijn van oorzaak en gevolg! Men kan niet meer doen dan met ingewikkelde berekeningen aannemen dat iets zo en zo in elkaar zit. Dus, zo zegt Andrews, ook in de wetenschap leeft men met wat je moet aannemen. Je hebt het gewoon maar te geloven, deze onzichtbare ‘dingen’, die ten grondslag liggen aan de stoffelijke wereld. Waarom zou je dan ook niet aannemen en geloven dat God de Schepper is?

Verwondering
Het verwondert mij diep dat de grondstof van onze stoffelijke wereld zelf onstoffelijk is. Niet het atoom is uiteindelijk de basiseenheid van de materie, maar energie en informatie. Sommigen spreken dan ook over een intelligent, denkend heelal. We scheren dan, het kan niet anders, langs het geheim van Gods schepping en instandhouding, waarin Hij zelf nog steeds aanwezig is: denkend, sprekend en daarmee scheppend. Want zijn denken en spreken zijn bij uitstek impulsen van energie en informatie. Hij sprak: er zij licht. En er was licht.

Het bevreemdde mij dat Andrews zichzelf positioneert als een dualist. Materie en geest zijn twee niet tot elkaar te herleiden werkelijkheden, stelt hij. Dat hij niet meegaat in de opvatting dat geest een product van materie is, dat begrijp ik. Maar hoe verklaart hij dan de wisselwerking tussen de geest en de materie (lees: lichaam, hersenen)? Het denken heeft invloed op de materie en in het bijzonder op onze hersenen, zo stelt hij zelf. Dus zijn geest en materie heel nauw verbonden. Geest en materie zullen dan toch een onderliggende gemeenschappelijke werkelijkheid moeten delen?

Andrews schrijft met humor en geeft ook goede uitleg. Het is soms een moeilijk boek, maar toch ook heel leerzaam. Het geeft een beter begrip van de menselijke ervaring en de werkelijkheid, uitmondend in een conclusie over wat de mens van God nodig heeft, een vernieuwd hart.


10 . Forum C - 29 maart 2013 (geplaatst op Forum C in juni 2012 - www.geloofenwetenschap.nl

Wie heeft God gemaakt?

Een reactie van professor Edgar Andrews op de recensie door René Fransen van het boek 'Wie heeft God gemaakt?'

Normaal gesproken reageer ik niet op ongemanierde en oppervlakkige recensies als deze, maar ik zie mij hier nu toch toe genoodzaakt vanwege de vele extravagante onjuistheden die deze ‘recensie’ bevat. Allereerst lijkt de recensent niet te begrijpen wat er bedoeld wordt met deze zin op de achterflap: ‘Het boek behandelt (en dus niet: beantwoordt) moeilijke vragen over wetenschap, filosofie en geloof met verbazingwekkende eenvoud. Edgar Andrews ontmaskert de pretenties van het ‘nieuwe atheïsme’ van Richard Dawkins en anderen, waarbij hij scherpe argumenten op een vriendelijke en humoristische wijze weet over te brengen.’

Het moet mij dunkt toch duidelijk zijn dat de ‘verbazingwekkende eenvoud’ waarmee het boek ‘moeilijke vragen over wetenschap, filosofie en geloof behandelt’, naar de schrijfstijl verwijst (die toegankelijk is voor leken), maar de recensent geeft er in zijn hoofd de betekenis aan van ‘makkelijke antwoorden op moeilijke vragen’, en daarom, zo geeft hij zelf toe, heeft hij de nodige scepsis voordat hij het boek ook nog maar opengeslagen heeft. Dat is geen veelbelovende start.

Aangemoedigd door deze fundamentele non sequitur (onlogische gevolgtrekking), voelt hij de behoefte om het boek te trivialiseren [onbelangrijker te maken] door te beweren dat ik de wetenschap verwerp en elke moeilijke vraag beantwoord met ‘God deed het!’ Hij schrijft: ‘[de auteur] wil aantonen dat de wetenschappelijke verklaring voor de oorsprong van het universum en de ontwikkeling van leven op aarde niet klopt, zodat hij daarna triomfantelijk kan uitroepen: dus God deed het!’ Ik heb nieuws voor de recensent: er zijn helemaal geen wetenschappelijke verklaringen voor het ontstaan van het universum en de oorsprong van het leven - zoals ik uitvoerig in mijn boek betoog, wat eerlijke critici ook steeds weer beamen; er zijn slechts speculaties.

De recensent ontbreekt het helaas aan de hierboven genoemde eerlijkheid. Hij zegt: ‘[de auteur] probeert dan ook aan te tonen dat de Bijbel geen ‘platte aarde’ voorstaat, terwijl veel teksten toch echt uitgaan van een aarde met hemelkoepel.’ Nu vind ik het woord ‘koepel’ nergens terug in de Bijbel, en het enige woord dat er dicht bij in de buurt komt, is het Hebreeuwse woord ‘chug’, dat slechts vier keer in het Oude Testament voorkomt, en betekenissen heeft als omtrek (twee keer), cirkel of gewelf (twee keer). Zeker, Jesaja 40:22 gebruikt het woord om de ‘hemelkoepel’ te beschrijven, maar dat is slechts poëtische taal van de soort die we vandaag de dag ook gebruiken. Misschien wil de recensent vertellen waar ik de ‘vele’ andere teksten kan vinden.

De recensie is ongemanierd omdat de recensent het nalaat de lezer te vertellen dat ik schrijf als een hooggekwalificeerd wetenschapper met een doctoraat en een hoger doctoraat in de natuurkunde, en met een internationale reputatie in de moleculaire fysica, en dat ik de academische posten bekleed heb van rector en later hoofd van de faculteit technische wetenschappen aan een toonaangevende Britse universiteit. Hij schrijft: ‘Andrews maakt gebruik van standaard creationistische kritiek op de wetenschap’ en ‘hij grijpt terug op de fictieve strijd tussen geloof en wetenschap’. O ja, natuurlijk … niemand die dit leest zou beseffen dat mijn boek geschreven is door een wetenschapper met meer dan 50 jaar onderzoekservaring en die meer dan 100 ‘peer reviewed’ (door vakgenoten besproken) wetenschappelijke artikelen geschreven heeft die in vooraanstaande internationale vakbladen gepubliceerd zijn! Zelfs mijn atheïstische critici hebben geen commentaar op de wetenschap in mijn boek; zij hebben alleen kritiek op mijn theïsme.

In de tweede plaats is de recensie oppervlakkig. Hij zegt namelijk dat het onzin is ‘dat het oerknalmodel een idee was waar eigenlijk niemand iets van wilde weten’, maar dat ‘het model al snel werd aanvaard, ook door niet-gelovige wetenschappers’. Ik heb in mijn boek zeer uitvoerig uiteengezet hoe het wetenschappelijk concept ‘dat het universum een begin had’, heel geleidelijk aan vorm kreeg, en dat het nog redelijk lang heeft geduurd voordat het algemeen aanvaard was. Het begon met Einsteins algemene relativiteitstheorie, waarbij hij bewust nog een ‘fudge factor’ (zeg maar een veiligheidsmarge of correctie) aan zijn vergelijkingen toevoegde om ze te laten stroken met een ‘steady-state’ universum (zie pag. 114 van Wie heeft God gemaakt?) en om onder de suggestie van ‘een begin’ uit te kunnen komen. Dat was in 1915, en het uiteindelijke wetenschappelijke bewijs voor de oerknal kwam pas in 1963, met de ontdekking van de uniforme elektromagnetische achtergrondstraling. Zelfs nog tot in de jaren vijftig van de vorige eeuw verkondigden de toonaangevende Britse kosmoloog Fred Hoyle en zijn medewerkers het idee van een ‘steady-state’ universum, terwijl ook vandaag kosmologen als Stephen Hawking nog steeds werken aan theorieën die de voorwaarde van een ‘begin in de tijd’ voor het universum zouden moeten wegnemen.

Ten slotte beschuldigt hij mij ervan dat ik ‘aperte nonsens’ schrijf over evolutie. Dat is heel vreemd, vooral omdat ik in niet één van de meer dan 100 eerdere recensies van het boek ervan beschuldigd ben ‘nonsens’ te schrijven over evolutie. Vorig jaar (2012) heb ik een uur lang op de radio gedebatteerd over mijn boek met toonaangevend atheïst en bekend emeritus professor biologie Lewis Wolpert. Het kan nog steeds beluisterd worden: http://www.premierradio.org.uk/listen/ondemand.aspx...

Niet eenmaal suggereerde hij dat mijn bespreking van de relevante wetenschap niet klopte. Integendeel. Hoewel hij uiteraard mijn theïstische conclusies verwierp, zei hij dat het ‘heel goed’, ja, zelfs ‘prachtig geschreven’ was. Dat zou hij natuurlijk niet gezegd hebben als het boek vol zou staan met ‘aperte nonsens’ over zijn eigen vakgebied.

De recensent zegt dat ‘[de auteur] ook geen ruimte laat voor de visie dat God via evolutie zou kunnen hebben gewerkt’. Dat is nauwelijks een eerlijke samenvatting van de vier hoofdstukken en zeventig pagina’s waarin ik juist dit onderwerp grondig analyseer. Hij zegt ook nergens dat ik geen probleem heb met micro-evolutie maar om heel goede wetenschappelijke redenen macro-evolutie verwerp (gemeenschappelijke afstamming). Hij heeft natuurlijk het recht om het oneens te zijn met mijn conclusies, maar in plaats van mijn gedetailleerde wetenschappelijke argumenten te trivialiseren, had hij er beter gewoon op kunnen reageren. Helaas doet hij geen poging om mijn argumenten te weerleggen.

Ik neem afscheid van de lezer met een laatste voorbeeld van de verkeerde weergave van mijn gedachten door de recensent. Hij citeert mij als volgt: ‘Al het leven bestaat hoofdzakelijk uit taal.’ Hij laat echter het vervolg van de zin weg, die luidt: ‘(…) gecodeerde informatie die wordt samengesteld, opgeslagen, gecommuniceerd en geïnterpreteerd en waarop gereageerd wordt.’ Zelfs theïstisch evolutionist Francis Collins noemde zijn eigen boek over genetica De taal van God.
http://uitgeverijmaatkamp.nl/andrews/forumc.pdf

Recensie door RENÉ FRANSEN

Sommige boeken zetten zo hoog in dat je er als lezer eigenlijk al sceptisch aan begint. Een boek dat volgens het achterplat moeilijke vragen over wetenschap, filosofie en geloof met ‘verbazingwekkende eenvoud’ behandelt, moet bijna wel tegenvallen. want gemakkelijke antwoorden op moeilijke vragen zijn nu eenmaal meestal onbevredigend. 

Edgar Andrews, emeritus hoogleraar materiaalkunde van de universiteit van Londen, wil in zijn boek Wie heeft God gemaakt? het atheïsme bestrijden. Maar en passent bestrijdt hij ook de evolutietheorie (die daar blijkbaar bijhoort) en introduceert hij de ‘God-hypothese’ als superieur alternatief. 

GOD-HYPOTHESE
Wat is de God-hypothese? Dat blijft een beetje vaag. ‘God heeft het gedaan’ is de meest simpele omschrijving. Het universum is niet vanzelf ontstaan, dat kan niet volgens de natuurwetten, dus God heeft het gedaan. Evolutie is onmogelijk, dus: God heeft het gedaan.

Wat is het probleem? Andrews ergert zich aan wetenschappers die menen dat zij hebben aangetoond dat God niet bestaat. Die de vraag stellen: ‘Wie heeft God dan gemaakt?’ Op die vraag gaat hij niet in. Hij draait de bewijslast om. Als we aannemen dat God bestaat, kunnen we dan de werkelijkheid om ons heen verklaren? 

Zo’n stellingname kan interessant zijn. Want wat verwachten we wanneer de God van de Bijbel echt bestaat? Dat zou een soort hypothese op kunnen leveren, die je aan de geobserveerde werkelijkheid toetst. Alleen doet Andrews dat niet. Hij toetst niet de God-hypothese die hij keer op keer opvoert maar nooit definieert, nee, hij wil aantonen dat de wetenschappelijke verklaring voor het ontstaan van het universum en de ontwikkeling van leven op aarde niet klopt. Zodat hij daarna triomfantelijk kan roepen: dus God deed het!

STANDAARD CREATIONISTISCHE KRITIEK
Daarbij maakt hij gebruik van standaard creationistische kritiek op de wetenschap. Verder voert hij als tegenstanders nogal eens een zelfgeschapen stropop op. Het oerknalmodel voor het ontstaan van het universum noemt hij bijvoorbeeld ‘een idee waar eigenlijk niemand iets van wilde weten’ (blz 115). Een universum met een begin, dat leek te zeer op Genesis. Dit is onzin, er was zeker discussie over, maar het model werd al snel aanvaard, ook door niet-gelovige wetenschappers. Hij grijpt terug op de fictieve strijd tussen geloof en wetenschap. Simpele hypothesen (zoals de worsteling van natuurkundigen met het begrip ‘tijd’) worden neergezet als een poging theologische implicaties van de wetenschap te bestrijden.

Waar Andrews schrijft over het ontstaan van het leven of over evolutie toont hij vooral aan dat hij geen goed zicht heeft op deze onderwerpen. Inderdaad, de wetenschap weet niet hoe het leven op aarde ontstaan is. Maar er zijn talloze hypothesen, en talloze aanwijzingen dat al het leven uit één oorsprong is ontstaan. Dit alles negeert hij volkomen.

Over evolutie schrijft hij aperte nonsens. En hij gebruikt een standaardargument van de Intelligent Design-beweging dat tegen evolutie zou pleiten: DNA bevat een code, dus informatie, en informatie moet ergens vandaan komen. Waar vandaan? De triomfantelijke redenering van Andrews is schokkend simplistisch. DNA is een soort taal, dus: ‘al het leven bestaat hoofdzaklijk uit taal’. Wat zegt de Bijbel? God schiep door taal, Hij sprak en het was er! ‘Wat zouden we anders verwachten van een Schepper die alles heeft geschapen door te “spreken”?’(blz 231-232) Het leven bestaat uit taal? Hier gaat Andrews op een onvergeeflijke manier met een metafoor aan de haal.

BIJBELVISIE
Andrews is niet alleen wetenschapper, hij heeft ook twee bijbelcommentaren geschreven. Zijn Bijbelvisie, zoals die uit dit boek blijkt, is dezelfde die je ook bij jonge-aarde-creationisten tegenkomt: Genesis is letterlijke geschiedenis. Hij probeert dan ook aan te tonen dat de Bijbel geen ‘platte aarde’ voorstaat, terwijl veel teksten toch echt uitgaan van een aarde met hemelkoepel. Er is ook geen ruimte voor de visie dat God via evolutie zou kunnen hebben gewerkt. 

Het boek is oude wijn in versleten zakken. Standaardargumenten tegen evolutie die met een omhaal van woorden meer wetenschappelijk cachet zouden moeten krijgen. Het werkt niet. Andrews hanteert bovendien een tamelijk badinerende stijl. Ja, hij schrijft op eenvoudige wijze. Maar niet met de eenvoud van iemand die het grote geheel begrijpt en het daarom helder uiteen kan zetten. Het is de eenvoud van iemand die maar één antwoord heeft op alle vragen: God heeft het gedaan.

[ Lees meer over ForumC en het boek Check it out! van René Fransen... ]


9. Sophie - februari 2013 - www.sophieonline.nl/.....wie-heeft-god-gemaakt

Wie heeft God gemaakt?

Boekrecensie door Pieter de Boer

De auteur, emeritus hoogleraar materiaalkunde in Londen, gaat in dit boek in op de aloude vraag waar God vandaan komt. Hij stelt dat natuurwetenschappers dezelfde zoektocht maken als theologen. Andrews gaat met name in op de discussie die is opgerakeld door de ‘nieuwe atheïsten’. Je zou de redeneertrant van deze beweging de ‘wetenschap van de gatentheorie’ kunnen noemen. Nieuwe atheïsten verwijten christenen in sprookjes te geloven, terwijl je kunt ontdekken dat zij zelf heel veel dingen voor waar aannemen, zonder daar bewijzen voor te hebben. 

Uitgebreid gaat Andrews in op de verschillende soorten wetten die er zijn. Daarbij tekent hij aan dat de wetten de grenzen bepalen, ze bepalen niet hoe we het spel moeten spelen. Vanuit de wetten kun je daarom niets verklaren over de oorsprong. In schoolboeken waarin gesproken wordt over het ontstaan van het heelal worden diverse wetten als reeds aanwezig verondersteld. Maar als er niets is, is de bijdrage van bijvoorbeeld de zwaartekracht aan het ontstaan van de elementen zeer onwaarschijnlijk. Of je moet aannemen dat de zwaartekracht bij een eventuele ‘big bang’ negatief was, maar dat is natuurkundig lastig te verklaren. 

Over natuurlijke selectie zegt hij dat ‘een vluchtreflex bij een groene kool om te vluchten voor een konijn’ geen vorm van natuurlijke selectie is. Deze selecties kunnen alleen voorkomen in functionerende systemen. Zeker als er gesproken wordt over complexe systemen is er geen sprake van zich herhalende patronen, maar juist van afwijking van het patroon. 

Elk hoofdstuk begint met een samenvatting en uitleg van moeilijke begrippen. Het boek biedt veel stof tot nadenken, ook voor mensen die minder thuis zijn in deze ingewikkelde en tevens boeiende materie.


8. Profetisch Perspectief - oktober 2012 - www.profetischperspectief.nl

Wie heeft God gemaakt?

Recensie door Hubert Luns

Een mooi boek, bestemd voor mensen met een wetenschappelijke belangstelling. Ingewikkelde materie weet Edgar Andrews in toegankelijke taal uit te leggen. Het boek is uitstekend vertaald en heeft een woord vooraf van Kees Roos, emeritus hoogleraar wiskunde aan de TU Delft.

De auteur heeft de titel van zijn boek ontleend aan een favoriete vraag van sceptici: ‘Als God alles heeft gemaakt, wie heeft God dan gemaakt?’ Edgar Andrews stelt vooraf de hypothese dat God bestaat. Vervolgens bekijkt hij in hoeverre deze hypothese door wetenschappelijk onderzoek wordt bevestigd. In zijn debat kruist Edgar Andrews de degens met bekende coryfeeën zoals Richard Dawkins en Stephen Hawking, die juist het tegenovergestelde beweren (‘God bestaat niet’). 

Alhoewel God via de Godhypothese niet kan worden bewezen, blijkt het uitstekend verdedigbaar, veel beter zelfs dan de veronderstelling dat God ‘niet bestaat’. Nog altijd zoekt de wetenschap naar de allesomvattende theorie. Krampachtig wordt iedere indicatie naar God uitgeband, zelfs als de logica duidelijk wijst op (goddelijk) ontwerp. 

Voor de Godhypothese, en zo is ook de opzet van dit boek, gaat de schrijver uit van vier dingen die wetenschappelijk onverklaarbaar zijn: 1) de oorsprong van het heelal, 2) de oorsprong van de natuurwetten, 3) de oorsprong van het leven en 4) de oorsprong van het verstand en de gedachten. Deze vier ‘ongerijmdheden’ werkt hij op sublieme wijze uit. Ik noem het derde punt, de oorsprong van het leven. Hier gaat hij in op de basisblokken van het leven zoals die zijn vastgelegd in onze genetische code. Nog nooit heb ik over dit aspect zo’n goed onderbouwd betoog gezien. Edgar Andrews stelt dat chemie, of biochemie nooit informatie op zichzelf heeft; DNA is informatie-drager. Er is dus iemand nodig geweest, een macht, om die informatie via de chemische verbindingen toe te voegen en werkzaam te maken, want in de oersoep - toen alles begon - vallen aminozuren uiteen (het celvocht is een universum apart). Volgens het chemisch script van het DNA ontstaat het leven in welhaast oneindige variatie en geeft het zich op die manier door aan volgende generaties. Het DNA is de taal van God. Daarom: God sprak ... en creëerde. 

Ik zou graag eens met professor Andrews over verschillende onderwerpen van gedachten willen wisselen. Eén punt wens ik nu reeds te bespreken. Hij beweert dat wiskunde (en dus ook getallen) ‘alleen het product is van het menselijk verstand’ (p. 171). Daarmee schaart hij zich achter Richard Dedekind. In een geschrift uit 1887 - Wat zijn getallen en wat betekenen ze? - legt de laatste uit dat getallen een product zijn van het menselijk vernuft. Deze opvatting is sindsdien binnen de wetenschap leidend geweest. Deze opinie is gerechtvaardigd indien God ‘niet bestaat’. De atheïst Bertrand Russell stelde dan ook: ‘Natuurkunde is wiskunde, niet omdat wij zoveel over de materiële wereld weten, maar omdat wij er zo weinig van weten: alleen haar wiskundige eigenschappen kunnen wij ontdekken.’ 

Ik neem daar stelling tegen. Indien God ‘bestaat’, zou wiskunde de taal van God kunnen zijn waarmede het universum in zijn natuurwetten cohesie krijgt. Aldus zijn de wiskundige formules de ultieme verklaring voor de fenomenen die zich aan ons voordoen, zelfs als die formules weinig raakpunten schijnen te hebben met onze zintuiglijke ervaring en ons voorstellingsvermogen. 
O ja, u hebt het reeds begrepen, mijn advies is goudomrand. Een uitstekend boek!


7. Weet Magazine - oktober 2012 - www.weet-magazine.nl 

Wie heeft God gemaakt?

Boekrecensie door Redactie

Als God bestaat, dan moeten daar ook sporen van te vinden zijn in de natuur. Met deze hypothese start Edgar Andrews zijn studie in zijn nieuwe boek. Andrews, doctor in de toegepaste natuurkunde, heeft dagelijks met allerlei hypothesen gewerkt.

Hij weet dat je eerst je definities helder moet maken, voordat je een hypothese kunt opstellen. Zo werkt het ook als je een ‘Godhypothese’ opstelt. Wat bedoel je dan met God? Andrews komt tot de conclusie dat het juiste Godsbeeld in de Bijbel is te vinden. Maar hoe zit het dan met de wetenschap? Kun je daar God in vinden? Gods woord en de werkelijkheid kunnen niet met elkaar in tegenspraak zijn. God is alomtegenwoordig. Volgens Andrews woont God niet in een tempel die bestaat uit een onverklaarbaar gat in de menselijke kennis. De wetenschap dient als hulpmiddel om meer van God te ontdekken en laat volgens hem zien dat de Godhypothese juist is.

Met enkele voorbeelden illustreert hij dit: Andrews gelooft dat de oerknal heeft plaatsgevonden. Volgens hem wijst het begin door een oerknal op het bestaan van God. Andrews laat de lezer in zijn boek ontdekken dat modellen als Big Bang ‘wijzen op een oorsprong waarin ruimte, tijd en energie voortkwamen uit niets - precies zoals de bijbelse Godhypothese aangeeft’. Hij vraagt zich af waarom natuurwetten door de mens te begrijpen zijn in wiskundige formules. Zijn antwoord is niet moeilijk: ‘Wanneer God dit universum inclusief de wetten gemaakt heeft, dan is het voor de mens, die naar Gods beeld geschapen is, mogelijk om Gods werken te overdenken en dat kan door wiskundige vergelijkingen te maken. 

Maar als er geen God is, dan is het onverklaarbaar waarom het universum een wiskundige structuur heeft.’ De complexiteit van cellen en het genoom is een argument voor het bestaan van God. Het ontstaan van leven uit niet-leven is niet mogelijk, omdat zelfs de meest simpele cel ontzettend complex in elkaar zit. Het bestaan van moreel gedrag pleit voor het bestaan van de schepper.

Volgens Andrews is macro-evolutie (van microbe tot microbioloog) niet mogelijk. De verklarende kracht van natuurlijke selectie en mutaties schiet volgens hem tekort. Natuurlijke selectie selecteert op bestaande eigenschappen en kan daarom geen nieuwe, niet-bestaande informatie voortbrengen. Het gros van de mutaties zijn neutraal of pakken zelfs negatief uit. De positieve mutaties die er zijn, brengen geen nieuwe biologische structuren voort, of blijken, bij nadere bestudering, toch negatief (degeneratief qua informatie) te zijn. Andrews betoogstijl is helder en begrijpelijk, met af en toe een vleugje humor. Ingewikkelde natuurkundige begrippen legt hij eenvoudig uit. Een minpunt is dat hij het Big Bang-model accepteert zonder daar kritisch naar te kijken. Dit doet echter weinig af van de verdere inhoud van dit boek.

Aanvulling uitgever: 
Andrews beschrijft de oerknal in hoofdstuk 7 inderdaad als een scheppingsdaad. De lezer zou zich kunnen afvragen waarom hij niets zegt over de ideeën van creationistische astronomen als Hartnett, Humphreys, Lisle en Setterfield. 

Andrews: ‘Ik ben op deze en andere zaken niet ingegaan omdat het een boek is voor ‘de man in de straat’, en het zou averechts werken als ik een impasse creëer door dieper in te gaan op allerlei moeilijke (maar ongetwijfeld waardevolle) creationistische theorieën die door de meeste kosmologen niet aanvaard worden. 

Ik wil met dit boek laten zien dat de reguliere wetenschap ook middelen heeft die de Godhypothese kunnen bevestigen. Anders zou ik mij schuldig maken aan het houden van een pleidooi voor een specifieke richting. Ik ga dus niet verder op deze dingen in omdat het de gemiddelde lezer zal afleiden van het hoofdthema van het boek, namelijk dat naast de theorie van de macro-evolutie, de bijbelse wereldvisie heel goed kan samengaan met de huidige wetenschappelijke consensus.’


6.   NBD-Biblion - oktober 2012

Wie heeft God gemaakt?

Boekrecensie door dr. H. Chr. van Bemmel

De auteur is emeritus hoogleraar materiaalkunde aan de Universiteit van Londen. Je zou verwachten dat een natuurkundige het bestaan van een God zou betwijfelen. Maar niets is minder waar. Voor Andrews is de godhypothese ruimschoots bewezen. Dat is zijn conclusie aan het einde van het boek. Hij keert zich daarbij tegen de vrij gangbare evolutietheorie. Wie het daarbij vooral moet ontgelden is Richard Dawkins, de bekende auteur over dit onderwerp. Andrews noemt hem, 'met zijn consorten', de nieuwe atheïst. De auteur gaat daarbij vrij ver in het aanhalen van argumenten om zijn gelijk te bewijzen. Zo heeft hij antwoorden op de theorie van de oerknal. Ook gaat hij in op de door wetenschappers aangehaalde mutaties van genen, maar uiteindelijk keert hij terug naar het bijbelboek Genesis waarin God als Schepper van alles wordt beschreven. 
Voor velen zal dit een intrigerend boek zijn, zowel voor degenen die in God geloven als voor degenen die Zijn bestaan ontkennen. De vraag is wel of dit uitgebreide betoog veel lezers zal aanspreken. Voorzien van voetnoten, eindnoten en een register.


5.   Oogst - 1 september 2012

Wie heeft God gemaakt?

Boekrecensie door Pieter de Boer

Enige tijd geleden stond er in dit blad een bespreking van het boek 'Wie heeft God verzonnen?' dat inging op vragen van kinderen over God. Het boek 'Wie heeft God gemaakt?' richt zich op volwassenen die hun denken over God willen aanscherpen.

De auteur is (emeritus) professor Edgar Andrews, een vooraanstaand Brits wetenschapper die op een bijbelgetrouwe manier de wetenschap wil bevragen. Hij zegt dat tegenwoordig veel wetenschappers uitgaan van een multiversum in plaats van een universum. Hierdoor denken ze het probleem van het ontstaan van de tijd en de eeuwigheid van God te kunnen omzeilen. Maar dat is alleen een verplaatsing van het probleem, want waar komen die andere universa vandaan? Je zou kunnen zeggen: het is ‘een wetenschap van de gaten’-verklaring.

Drie soorten wetten
Veel scheikundeboeken houden jongeren voor dat de meeste elementen zijn ontstaan onder invloed van de zwaartekracht. Daarbij wordt er gemakshalve van uitgegaan dat de materie uit het niets is ontstaan (big bang) en dat de zwaartekracht blijkbaar al bestond. Maar de natuurwetten bepalen juist de grenzen en geven de mogelijkheden van het geschapene aan. Uit wetten kun je niets verklaren over de oorsprong van het heelal. Naast de natuurwetten zijn er de morele wetten, die God heeft gegeven, en de wetten die mensen hebben bedacht om over de aarde te heersen. Veel mensen zien tegenwoordig geen verband meer tussen deze drie soorten wetten, maar vanuit de Bijbel weten we dat ze allemaal vallen onder Gods heerschappij. Andrews gaat uitgebreid in op de verschillen en verbanden. 

Dat veel wetenschappers God niet ontdekken met hun wetenschappelijke waarnemingen, zegt eerder iets over de wijze van meten dan over Gods bestaan. Een voorbeeld: al zijn er geen wetten voor liefde en haat, daarom bestaan ze nog wel. Vooral Andrews opmerking dat veel wetenschappers God op een verkeerde plek zoeken is veelzeggend. God laat zich namelijk het beste vinden in Zijn Woord, niet in allerlei wiskundige vergelijkingen en berekeningen. Andrews gaat fel in discussie met een aantal hedendaagse atheïstische wetenschappers. Frappant is zijn stelling dat Victor Stengers verklaring over het ontstaan van de natuurwetten in zijn boek 'God, een onhoudbare hypothese' zelf een van de meest onhoudbare hypotheses is. In het laatste hoofdstuk geeft Stenger een reactie op het boek van Andrews.

Zondeval
Volgens de auteur houden veel evolutiebiologen bij hun onderzoek naar DNA geen rekening met een cruciale gebeurtenis, namelijk de zondeval. Vanaf dat moment is er sprake van verval en achteruitgang van zowel het genetisch materiaal als het leven van dieren. Voor de zondeval aten de dieren geen andere dieren, toen trad de dood in en veranderde het eetpatroon van mens en dier. 
Al met al een pittig boek, maar niet puur voor filosofen. Het is voor ieder christen de moeite van het lezen meer dan waard om allerlei drogredeneringen over het ‘niet bestaan’ van God te kunnen ontzenuwen.


4. - 20 juli 2012

Creationisme 2.0

Boekrecensie door H.R.

Elke ideologie heeft behoefte aan een simpel vijandsbeeld. Bij communisten was dat 'fascist', bij darwinisten is het 'creationist'.

In feite bedoelen ze daarmee al wie durven af te wijken van de partijlijn. Dat neemt niet weg dat echte creationisten ook bestaan. Met het juist verschenen Science and Human Origins van Ann Gauger, Douglas Axe en Casey Luskin (wetenschappers die zich rekenen tot Intelligent Design) krijgen zij zelfs weer grond onder de voeten, want dat boek laat zien hoe DNA-onderzoek de afstamming van het mensengeslacht uit één eerste mensenpaar onderbouwt.
Schrijf intussen die creationisten (de 'echte', bedoel ik nu, die Genesis als pure historie opvatten) niet te snel af. Dit boek van Edgar Andrews (het heeft een eigen website) is een van de beste, scherpzinnigste én toegankelijkste kritieken op het sciëntisme (de ideologisering van natuurwetenschap) die ik de laatste tijd gelezen heb. Zéér Brits in zijn verdraagzaamheid en vriendelijke humor, en tegelijk voortdurend ter zake. Deze oud-hoogleraar is dan ook zeer competent: hij voert zeven wetenschappelijk titels. Hoewel ik zijn creationistische uitgangspunt niet deel, is mijn waardering voor de wijze waarop hij de gangbare academische clichés doorprikt, er niet minder om. Als u zich voor deze materie interesseert, mag u het niet missen.

Rode lijn bij Andrews is de vraag voor even het uitgangspunt aan te nemen dat de God van de Bijbel werkelijk bestaat. De rest van zijn boek rolt het materiaal uit op een manier die zonneklaar maakt dat dit een coherentere en intellectueel consistentere visie oplevert dan het oppervlakkige sciëntisme voor de massa's van 'nieuwe atheïsten' als Dawkins. Zo bewijst de kreet dat mensen 96 procent van hun DNA delen met chimpansees slechts dat het niet alleen om genen kan gaan, aldus Andrews. En inderdaad blijkt inmiddels het junk DNA, dat voorheen door darwinisten werd aangevoerd als 'afval', en dus 'bewijs' van de evolutie, juist een creatieve hoofdrol te spelen. Het spelt vitale informatie uit. Hoeveel intelligenter wou je het ontwerp nog hebben?

De kleine letters van intelligent ontwerp zijn bij Andrews niet toevallig. Hij prijst immers Intelligent Design vanwege haar belangrijke bijdragen, maar beschouwt deze beweging van wetenschappers niet als wetenschap, maar als een visie daarop, net zoals zijn eigen God-hypothese. Hij ervaart het daarnaast als een bezwaar dat ID de gepostuleerde intelligentie niet identificeert als de God van de Bijbel. Een echte creationist dus, die Andrews, maar ook een heel boeiende!

 


3. - 2 juli 2012 - www.rd.nl 

Het moderne atheïsme bekritiseerd

Boekrecensie door Ds. G. A. van den Brink

Opmerking vooraf: in de oorspronkelijke recensie noemt ds. van den Brink de auteur een Amerikaanse natuurkundige en theoloog. Edgar Andrews is echter Engelsman. Andrews maakt ook geen gebruik van Amerikaanse stripfiguren, maar van Engelse. Beide in deze recensie gecorrigeerd. [HS]

In Wie heeft God gemaakt? bekritiseert de Engelse hoogleraar Edgar Andrews het moderne atheïsme. Met behulp van de huidige stand van de wetenschap gaat hij op zoek naar een allesverklarende theorie.

Reactie op deze recensie
van de schrijver van het voorwoord, prof. dr. ir. Kees Roos:

"Inderdaad is het te betreuren dat dit boek niet het 'unieke, definitieve boek' is over het onderwerp 'wetenschap en geloof'. Maar mogen we zo'n boek wel verwachten? Mij dunkt van niet. Het onderscheidt zich van andere boeken in positieve zin doordat het gezag toekent aan de H. Schrift, en ook nog is geschreven door iemand die zijn sporen in de natuurwetenschap heeft verdiend."

Er is, gelukkig, een toenemende aandacht voor de vraag naar het bestaan van God. Er vinden debatten plaats en er verschijnen boeken over theïsme en atheïsme. Het is waar, de vraag naar het bestaan van een god is nog ver verwijderd van de vraag naar de God en Vader van Jezus Christus. Toch is die basale vraag van groot belang.

In de christelijke traditie wordt onderscheid gemaakt tussen Gods openbaring in de natuur en in de Schrift. Het nadenken over de wijze waarop God Zich buiten de Schrift om openbaart, wordt samengevat als natuurlijke theologie. De belangstelling hiervoor neemt de laatste decennia duidelijk toe. Naturalistische theorieën (zoals de evolutietheorie van Darwin) en theologische kritiek (vooral door Karl Barth) hadden de natuurlijke theologie lange tijd verdacht gemaakt. Maar door de indrukwekkende arbeid van apologeten als Swinburne en Plantinga zijn oude argumenten voor het bestaan van God weer fris en frank in het debat present. De atheïst Herman Philipse beschouwt de natuurlijke theologie als de grootste uitdaging voor het atheïsme.

Hypothese
Van de Engelse natuurkundige en theoloog Edgar Andrews verscheen een Nederlandse vertaling van zijn boek Who Made God? Ook Andrews neemt zijn vertrekpunt in de natuurlijke theologie. Hij doet dit door een God-hypothese te presenteren. In zijn boek stelt hij de vraag: Biedt het bestaan van God een betere verklaring van deze werkelijkheid dan het door natuurwetenschappelijke theorieën geïnspireerde atheïsme?
Hij presenteert het bestaan van God dus als een theorie, een hypothese. Het zijn vervolgens de feiten en de waarnemingen die beslissen welke optie plausibeler is: die van het theïsme of die van het atheïsme. Daarbij is wel belangrijk dat het hem gaat om een theorie van 'alles': niet alleen natuurwetenschappelijke, maar ook levensbeschouwelijke vragen (zoals de objectiviteit van de moraal en de uniciteit van de mens) moeten door een dusdanige theorie kunnen worden verklaard.
Sommige theologen vinden dit een gewaagde onderneming. Wat nu als de wetenschap bewijst dat God niet bestaat? Zou het voortschrijdende inzicht deze God-hypothese niet kunnen ontkrachten? Wordt het geloof in God aldus niet een 'God-van-de-gatentheorie'?
Andrews denkt echter van niet. Hij bespreekt in zijn boek gaandeweg de vijf bekende argumenten die een zuiver materialistische wereldbeschouwing bekritiseren: het ontstaan van het heelal, het ontstaan van leven, de aanwezigheid van moraal, het menselijke zelfbewustzijn en de finetuning van de natuurconstanten. En het moet gezegd: de combinatie van deze vijf zaken leveren een krachtig pleidooi voor de redelijkheid van het geloof in het bestaan van God.

Losse toon

Volgens de achterflap bespreekt het boek 'moeilijke vragen over wetenschap, filosofie en geloof met verbazingwekkende eenvoud.' In de aanbevelingen voorin roemt iemand: 'Ik heb al veel apologetische boeken gelezen. Dit is een van de meest duidelijke en bruikbare boeken die ik ooit op dat gebied ben tegengekomen.' Dat klinkt veelbelovend. Te veelbelovend, vind ik. 'Wie heeft God gemaakt?' is niet het unieke, definitieve boek waarvoor deze geluiden het willen houden. Waarom niet?
1. Andrews schrijft op een humoristische manier en in een losse toon. Daar moet je als lezer van houden. Mij sprak het niet zo aan, en dan wordt het al gauw vermoeiend. De grappig bedoelde uitlatingen die ontleend zijn aan Engelse stripfiguren, televisie en liedjes bereiken hun effect niet bij een Nederlandse lezer die de context niet kent.
2. Het boek had.......

    Lees verder... 


2. Nederlands Dagblad - 18 mei 2012 - www.nd.nl

Godhypothese overtuigt niet

Boekrecensie door Maurice Hoogendoorn

Als God alles heeft gemaakt, wie heeft God dan gemaakt? Het is een bekende vraag die atheïsten als Richard Dawkins en Victor Stenger vaak stellen aan christenen.

Volgens de Brit Edgar Andrews, emeritus professor materiaalkunde aan de Universiteit van Londen én christen, is het een onzinnige vraag, die net zo min te beantwoorden is als de vraag: ‘Hoe lang is een touwtje?’ Voordat je daarover iets zinnigs kunt zeggen moet immers eerst duidelijk zijn over welk touwtje we spreken, stelt Andrews.

In zijn boek Wie heeft God gemaakt?, de Nederlandse vertaling van Who made God? (Evangelical Press, 2010), gaat Andrews in op de vraag in de titel. Daarnaast behandelt hij zo ongeveer alle grote onderwerpen op het terrein geloof-wetenschap: de oorsprong van het universum, het ontstaan van leven, tijd en eeuwigheid, evolutie, wonderen en natuurwetten en moraliteit.

De auteur slaagt er in de meeste gevallen in moeilijke zaken vrij eenvoudig uit te leggen. Je krijgt er haast plezier in meer te leren over neutronen en fotonen, of over de snaartheorie bijvoorbeeld, een poging vier natuurkrachten in de natuurkunde onder te brengen in één allesverklarende theorie.

De snaartheorie gaat uit van een hypothese die volgens Andrews uitspraken doet over dingen die we niet kunnen zien. Dat bracht hem op een idee. De auteur bedacht ook een allesverklarende theorie, die hij ‘de Godhypothese’ noemt. Andrews zoekt naar eigen zeggen niet naar argumenten om God te bewijzen (dat vindt hij maar niks), maar hij begint met de aanname, de hypothese, dat God bestaat. En in zijn boek probeert Andrews duidelijk te maken dat die hypothese door menselijke ervaringen telkens weer wordt bevestigd.

Van die Godhypothese mogen we volgens de auteur meer verwachten dan van wetenschap. Want de wetenschap verklaart volgens hem niets, ze beschrijft slechts. De natuurkunde kan bijvoorbeeld een beschrijving geven van hoe zwaartekracht werkt, maar kan ons niet vertellen waarom die kracht bestaat. Een echte verklaring vindt Andrews ‘een aaneenschakeling van argumenten die ons terugvoert naar vooronderstellingen die intuïtief of vanzelfsprekend zijn’.

Irriterend triomfalistisch
Hoe verder je vordert in het boek, hoe sterker echter blijkt dat Andrews’ poging de Godhypothese aannemelijk te maken een onzalige exercitie is. In het voorwoord wordt nog gesteld dat de Godhypothese niet tot conflicten met de wetenschap leidt, maar een ‘meeromvattende visie op de werkelijkheid oplevert’. Op de eerste bladzijden lijkt dat nog waar: Andrews zegt een positief verhaal te willen vertellen en niet een verhaal tegen andersdenkenden. Maar met de bladzijden wordt de auteur polemischer. Hij neemt het op tegen Darwin, Dawkins en Stenger. Hij zet ze vaak als lachwekkend weg, er sluipt een irriterend triomfalistisch toontje in zijn woorden.

God en wetenschap zijn weer concurrenten geworden bij Andrews. En dat is vaak appels met peren vergelijken. In een hoofdstuk over DNA schrijft de Brit dat ‘al het leven gebaseerd is op dezelfde moleculaire mechanismen en dezelfde genetische codes’. De evolutietheorie verklaart dit gemeenschappelijke kenmerk volgens hem door gemeenschappelijke afstamming. De eerste levensvorm ontstond door toeval en alle andere levensvormen delen identieke levensprocessen omdat ze afstammen van dat ‘oerorganisme’.

De Godhypothese geeft volgens Andrews echter een ‘rationelere verklaring’. ‘Wat natuurlijk leven betreft, spreekt God slechts één taal – wat geleid heeft tot één specifieke moleculaire basis van het leven, één genetische code en één systeem waarmee die taal wordt uitgedrukt in een grote veelheid van verschillende wezens.’ Andrews trekt vanuit Genesis 1, waarin God al sprekend schept, de lijn verder naar de metafoor van DNA als taal van het leven. En die ‘verklaring’ zet hij in om de wetenschappelijke theorie onderuit te halen.

Dat roept een paar vragen op. Andrews beweert dat de wetenschap niets verklaart maar slechts beschrijft, maar wat doet zijn Godhypothese dan precies? Volgens Andrews’ definitie van een verklaring zou de Godhypothese ons, als het goede verklaringen geeft, terugvoeren ‘tot vooronderstellingen die intuïtief of vanzelfsprekend zijn’. Maar brengt de Godhypothese ons werkelijk tot vanzelfsprekende vooronderstellingen terug?

Nee, kunnen we gerust stellen. Temeer omdat de auteur zelf aangeeft dat hij de Bijbel, en ook het scheppingsverhaal in Genesis 1, letterlijk neemt. Wat in Genesis 1 gebeurt, is allerminst vanzelfsprekend, evenmin als de opstanding van Jezus uit de dood.

Gaten vullen
Andrews heeft het debat over geloof en wetenschap niet verder geholpen. Onder andere omdat hij in een valkuil trapt waarvoor hij de lezer in het begin van zijn boek nog waarschuwt: om op de proppen te komen met een God-van-de-gaten, een God die de gaten van de wetenschappelijke kennis moet vullen, maar die langzaam verdwijnt doordat de wetenschap zelf de gaten vult. De waarschuwing van Andrews is terecht, maar jammer is het vervolgens te moeten constateren dat de auteur in elk hoofdstuk benadrukt dat de Godhypothese (beter) verklaart wat wetenschappelijk niet te verklaren is.


1. Uitdaging - mei 2012 - www.uitdaging.nl 

Wie heeft God gemaakt?

Boekrecensie door Redactie Uitdaging

Wat was er eerder, de kip of het ei? In die vraag ligt veel meer besloten dan je zou denken.

Je zou met net zoveel recht de vraag kunnen stellen: Wat was er eerder, niets of iets? De huidige natuurkunde leert immers dat alles uit niets is ontstaan. Maar de vraag zou ook kunnen luiden: Wie was er eerder, God of ...? Want als alles door God is gemaakt, zoals het christelijk geloof leert, wie heeft God dan gemaakt?


Dat zijn geen flauwe vragen, om iemand vast te praten. Het zijn hele serieuze vragen waar wetenschappers hun hersenen over pijnigen. Als alles, letterlijk alles, een begin heeft, waar ligt dat beginpunt van God dan? God was er altijd al, zegt u? Maar waar was God dan? Waar ‘woonde’ Hij? Niet in het heelal, want dat was er nog niet, dat heeft namelijk een beginpunt. Wat was er vóór dat beginpunt?

Het zijn vragen die je, als je er werkelijk over nadenkt, doen duizelen. Toch worden ze gesteld. En heel serieus bekeken en behandeld. Het zijn vragen ook die voor de gemiddelde intelligente mens nauwelijks te bevatten laat staan te beantwoorden zijn. Gevolg is dan wel dat atheïsten er mee aan de haal gaan. Hebben christenen dan helemaal geen antwoord, behalve dat God nu eenmaal de Schepper is van alles? Dat is te simpel gesteld. Ook christenen buigen zich over die indringende vragen. Ook zij zoeken antwoorden. Ook zij zijn op zoek naar een ‘theorie van alles’, een verklaring die alle natuurkundige processen en verschijnselen omvat. Maar anders dan bij niet-christenen, die bij zo’n theorie alleen de materiële wereld in ogenschouw nemen, wijzen christenen er op dat een dergelijke theorie volstrekt onvolledig is als zij niet ook de immateriële dingen omvat.

Bestaat er een theorie, die niet alleen zaken als ruimte, tijd, materie en energie omvat, maar ook het hart en het verstand, het geweten en de geest? Ja, zegt professor Edgar H. Andrews, emeritus hoogleraar materiaalkunde aan de universiteit van Londen en auteur van het lijvige Wie heeft God gemaakt? 

Hulde voor Eddy Maatkamp die het heeft aangedurfd dit boek, 427 pagina’s dik, in een Nederlandse vertaling op de markt te brengen. Het is wat de stof betreft niet het eenvoudigste boek om te lezen, maar omdat Andrews allerlei moeilijke termen begrijpelijk uitlegt, is het een boek geworden dat voor iedereen leesbaar is. Af en toe vliegt hij echter wat uit de bocht: Hij schrijft soms wat langdradig en wil af en toe zozeer tot het veronderstelde niveau van zijn lezers afdalen, dat het soms wat al te joviaal wordt. Maar laat u zich daar niet door afschrikken. Het boek is zeer zeker aan te bevelen!


www.vergadering.nu