Maar verder gaat alles goed
Mariëlle Kramer
paperback, 128 pagina's
ISBN: 9063534701
Prijs: € 9,95
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
Ze zou je buurvrouw kunnen zijn. Ze geniet van haar leven: alles loopt op
rolletjes. Daarom vraagt ze zich wel eens af of het haar allemaal niet te goed gaat – heeft ze God eigenlijk nog wel nodig? Dan
neemt haar leven een onverwachte wending. Na de geboorte van haar derde kindje blijkt dat er met hem iets bijzonders aan de hand
is. Vier jaar later ontdekken ze ook bij een van de andere kinderen iets ongewoons.
Gaandeweg wordt duidelijk dat de verzorging en opvoeding van haar kinderen een weg wordt met hindernissen. In Maar verder gaat
alles goed vertelt zij belevenissen uit haar gezin. Het is haar persoonlijke verhaal, over een moeder die zoekt naar het beste
voor haar kinderen.
toon volledige tekst
Maar verder gaat alles goed is zowel ontroerend als ontnuchterend, en vaak erg humoristisch. Het is bovendien heel eerlijk. Lees
over de frustraties en misverstanden, de goedbedoelde maar toch kwetsende reacties van anderen, over hoop en wanhoop, mooie
momenten, verdrietige dagen, twijfel, moeite, zorgen – en over geloof. Niet het geloof in makkelijke antwoorden of kant-en-klare
oplossingen. Wel een geloof dat eerlijk alle twijfel en moeite durft te erkennen, en dat zich daardoor heeft kunnen verdiepen.
Maar verder gaat alles goed is het verhaal van een moeder die vastbesloten is door alles heen op God te vertrouwen – ook als er
geen snel ‘happy end’ op volgt...
Meer boeken: Loodwit...
6. Opwekking Magazine - april 2006
Maar verder gaat alles goed
‘Gelukkig maar dat ik Hem niet begrijp. Als Hij klein genoeg zou zijn voor mijn begrip, zou Hij niet groot genoeg zijn voor mijn
behoeften...’
Indringende woorden van de schrijfster die in dit boek haar belevenissen met haar gezin met drie kinderen (waar iets bijzonders
mee is) deelt. Ze schrijft over haar frustraties en misverstanden, over goedbedoelde maar toch kwetsende reacties van anderen,
over hoop en wanhoop, mooi momenten, verdrietige dagen, zorgen – en over geloof. Niet het geloof in makkelijke antwoorden of
kant en klare oplossingen. Wel een geloof dat eerlijk alle twijfel en moeite durft te erkennen, en dat zich daardoor heeft kunnen
verdiepen. Het is het verhaal van een moeder die vastbesloten is door alles heen op God te vertrouwen… ook als er geen snel ‘happy
end’ op volgt…
Indrukwekkend.
5. Oogst - april 2006
Maar verder gaat alles goed
Boekrecensie door P.A. Siebesma
Wat gebeurt er wanneer je derde kind wordt geboren en je ontdekt dat hij gehandicapt is en uiteindelijk in een rolstoel
terechtkomt? Vervolgens blijkt dat je oudste kind, een meisje, hoogsensitief (HSP) is en je tweede kind, een jongetje, autistisch.
Dat overkwam de schrijfster. Op een heel eerlijke en daardoor indrukwekkende manier beschrijft ze hoe zij, haar man en hun
kinderen zelf hierop hebben gereageerd. Je proeft de frustraties van de schrijfster. De zorg voor deze drie kinderen is zwaar en
dat wordt vaak verergerd door goedbedoelde maar kwetsende reacties van de christelijke omgeving. Toch is de teneur positief. Ze
leert vanuit haar geloof hiermee om te gaan.
Ouders van gehandicapte kinderen zullen er veel in herkennen en de omgeving kan van dit boek
leren. Van harte aanbevolen!
4. Nederlands
Dagblad – 1 maart 2006
Humor als pleister op de wond
Boekrecensie door Martha Aalbers
Maar verder gaat alles goed is de titel van het boek dat de Edese Mariëlle Kramer (41 jaar) heeft geschreven over haar gezin. Het
gezin dat bestaat uit een zoon op wielen, de zevenjarige spastische Job, een zoon met autisme, Harm (9) en een dochter, Pauline
(11). Rode draad in het boek is de humor als pleister op de wonde van het gezinsleven van de Kramers. Het kruis dat Mariëlle
achter Christus aan heeft te dragen, is heel zwaar, maar zal haar niet verpletteren.
Je boek heeft een waar mediacircusje veroorzaakt, ook bij de seculiere pers. Is het eng je geesteskind over
te geven aan de publiciteit?
‘Vijf jaar terug had ik dit niet gedurfd. Het is nog wel eng, maar ik ben veel opener geworden over mijn leven en mijn moeiten.
Opvallend is dat de seculiere pers ook zo’n belangstelling heeft voor het boek. Wat ik schrijf over het hebben van gehandicapte
kinderen roept ook daar veel herkenning op. En het gekke is dat ik veel meer twijfels heb dan vroeger, maar ook veel meer goeie
gesprekken, nu ook weer met de niet-christelijke pers.’
Laat je in het boek het achterste van je tong zien?
‘Ja, wel wat mijzelf betreft, over mijn eigen twijfels ben ik heel eerlijk. Anderzijds heb ik niet mijn hele privé-leven
in het boek uitgestald. Voor mijn kinderen was de maat dat ik ze niet wilde afbreken, ze niet voor gek wilde zetten, maar juist
liefdevol over hen wilde schrijven. Als een fotoalbum dat een ander ook mag zien.’
Hoe is het om een autistische zoon te hebben?
Een autist heeft een hekel aan nieuwe situaties en dus zijn die niet makkelijk. Toen we bijvoorbeeld eens een
rode-paaltjes-wandeling gingen lopen en een stukje afsneden omwille van de tijd, moesten we eerst Harm overtuigen van de noodzaak
ervan. Rode-paaltjesroute is rode-paaltjesroute. Niet altijd heb je zin in en tijd voor eindeloze verklaringen. Harm beheerst
gelukkig niet meer het gezinsleven en is zeker ten goede veranderd door zijn nieuwe school. Wat dat betreft, besef ik dat ik echt
wel in mijn handen mag knijpen dat Harm licht autistisch is.’
Je kruis volgen achter Christus aan is een bijbelse notie. Valt het tegen?
‘Ja, wat kan dat in de praktijk tegenvallen. Job was kruis voor ons toen hij werd geboren. Alles werkt mee ten goede voor
hen die God liefhebben, God had ons speciaal uitgekozen om voor dit kind te zorgen. Ja, wij zouden kracht krijgen om het te
dragen, en nog meer bijbelteksten en tientallen ‘voetstappeninhetzand’-kaarten werden ons gestuurd. Kortom, wij zaten vol
adrenaline en gingen er tegenaan. Wat was dat een overschatting van onszelf, zeg. Het is niet dankzij mijzelf dat het nu goed
gaat. God moet er achter hebben gezeten, want het was gewoon genade. Wij doen het niet beter dan een ander. Er zijn ook gelovigen
met gehandicapte kinderen die het niet redden.’
Humor als pleister op de wonde, ironie en zelfspot, maar nooit verbittering. Hoe doe je dat?
‘Het moet mijn karakter zijn: niet zeuren, het kan altijd erger. Mijn valkuil is eerder dat ik vind dat ik niet klagen mag. In
verbittering zit ook zelfmedelijden en dat heb ik niet vaak. Wel verdriet, bijvoorbeeld als ik alle kinderen ’s zondags bij de
kerk zie rondrennen en Job zit daar maar in zijn rolstoel. Bovendien kan René, mijn man, me ook uit de put trekken, zo van: ‘Kom
op, we kunnen wél naar het strand, we kunnen wél kamperen’ en dan blijkt dat ook best te kunnen.
Vroeger wilde ik dat iedereen alles zou snappen van het leven met deze kinderen. Bijvoorbeeld waarom het ons soms een uur kost om
weg te gaan. Nu denk ik: ‘Laat maar’ en zijn een paar mensen genoeg. Dat hoeven niet per se mensen met dezelfde problematiek
te zijn. Ik merk dat het contact met mensen die weten wat strijd of lijden is, beter gaat dan mensen die weinig hebben meegemaakt.’
Pauline is wat men tegenwoordig hooggevoelig noemt (HSP of High Sensitive Personality). In het boek laat je
doorschemeren daar niet veel mee op te hebben.
Ik vind het een luxediagnose vergeleken met ander leed. Je kunt zeggen: ‘Ik word moe van veel bezoek.’ Klaar. Dus zorg je dat
je niet te veel bezoek ontvangt. ‘Ik heb HSP en daarom kan ik zo weinig bezoek ontvangen’, klinkt wel interessant, maar is
totaal niet relevant. Het gevaar loert namelijk dat je over niets anders meer kunt praten en dat HSP je identiteit word.
Dit vind ik overigens ook gelden voor de handicaps van Harm en Job. Ik wil ook niet alleen maar over Job en Harm praten en
zodoende het gezin slechts definiëren via hun handicaps. Bij Pauline betekent HSP dat je haar goed in de gaten moet houden en dat
doen we dan ook. Ze heeft heel veel voelhoorntjes en sommige dingen durft ze niet te zeggen. Maar ja, je kunt ook zeggen dat ze
typisch een oudste dochter is met te veel verantwoordelijkheidsgevoel.’
Ben je gelukkig?
‘Ja, ik heb een optimistisch karakter en probeer altijd lichtpuntjes uit een situatie te peuren. Ik kan mij verheugen op dingen,
ik kan genieten en daarbij: humor kan veel relativeren. We hebben de ellendige jaren achter de rug. De eerste vier jaren met Job
was ik zeker niet gelukkig. Ik werk sinds kort twintig uur per week in een boekhandel. Dat is zo geweldig. René werkt minder en
zorgt meer voor de jongens. Dat is ruimte.’
3. Reformatorisch Dagblad - 15 februari 2006
Elke ochtend twee busjes voor het huis
Mariëlle Kramer: Humor is een gave van God om moeilijkheden aan te kunnen
Boekrecensie door Rudy Ligtenberg
‘Maar je krijgt er wel veel voor terug hè?’ zeggen mensen wel eens tegen Mariëlle en René Kramer uit Ede. ‘Jazeker’,
zeggen ze dan, ‘een dubbele hernia.’ Humor is een gave van God om moeilijkheden aan te kunnen, zegt Mariëlle. Ze schreef een
openhartig boekje over de opvoeding van haar drie kinderen. Job is spastisch en zit in een roelstoel, Harm is hoogbegaafd en
autistisch en Pauline is alleen maar hooggevoelig. ‘Maar verder gaat alles goed,’ luidt de titel.
(…) Na een paar weken weten we dat de oogarts gelijk had: Jobs ogen zijn prima. Job heeft alleen een hersenbloeding gehad
tijdens de zwangerschap, waardoor een gedfeelte van zijn hersenene is afgestorven en de oogzenuwen niet meer goed functioneren. En
Job dus niet optimaal kan zien.
Maar zijn ogen zijn prima…
En verder functioneren de zenuwen naar zijn romp en ledematen ook niet goed. Dat heet: spastisch. (…)
Hoe komt een moeder ertoe om een boekje over haar kinderen te schrijven?
‘Ik schreef al columns voor ons kerkblad. Ik zette ook wel belevenissen op papier voor mijn ouders en vrienden. Want we hebben
tropenjaren achter de rug. Op een gegeven moment ben ik eens gaan opschrijven wat ik me nog allemaal herinnerde. We hadden zo veel
meegemaakt. Het resultaat stuurde ik naar uitgeverij Medema, met de vraag of er ooit een boekje van gemaakt zou kunnen worden. Dat
bleek eerder mogelijk dan ik had verwacht. Er moest alleen nog wat worden bijgeschaafd.’
(…) Overdag is Job erg gefrustreerd. Hij wil veel meer dan hij kan.
Een goed teken, wordt er gezegd, want dan is hij verstandelijk vást goed. Wees maar dankbaar. Het achternichtje van de zus van
onze buurvrouw heeft hetzelfde als Job, maar dan veel erger.
O, ik ben zo dankbaar… (…)
Waarom zo’n persoonlijk verhaal naar buiten brengen?
‘Ik las “Eclips. Verslag van een bornout” van Adrian Verbree. Dat boekje sprak me erg aan omdat het zo’n eerlijk beeld
geeft van de problemen waarmee de schrijver worstelde. In veel boeken over christen-zijn en het omgaan met tegenspoed gaat het
over mensen die voelden dat ze door God werden gedragen en ondanks de moeilijkheden vrede ervoeren.
Ik geloof best dat die mensen er zijn, maar bij mij was dat niet het geval. Zulke boeken schetsen een beeld dat niet voor iedereen
opgaat. Mensen kunnen daar op afknappen omdat het bij hen zo anders gaat. Verbree heeft me laten zien dat je echt niet altijd
vrede en kracht voelt, ook al ben je christen. Dat was voor mij zo’n opluchting, dat ik zelf wilde opschrijven hoe ik de zorg
voor mijn kinderen en mijn christen-zijn beleef. In de hoop dat anderen zich erin herkennen en er iets aan hebben.
In een paar weken heb ik toen het boekje geschreven. Tot mijn verbazing kon ik wat ik op bepaalde momenten voelde weer helemaal
terughalen, ook uit de begintijd.’
(…) ‘Papa, gaan we ook echt bergbeklimmen?’
‘Ja hoor, jongens, kom maar op!’
Achter het huis is een helling. René, Pauline en Harm beginnen te klauteren, en dan wil Job ook. Dit wordt niks natuurlijk, maar
dat kan hij beter zelf ondervinden dan dat ik het zeg.
Hij komt met veel gezwoeg één meter omhoog, en zegt dan: ‘Zet mij toch maar in de rolstoel, mama, want dit kan ik niet.’ Hij
zegt het gelaten, niet eens verdrietig, maar ik kan wel janken. (…)
U schrijft openhartig over de worsteling met de vraag naar Gods bedoeling met uw leven.
‘Ik heb geleerd niet te veel op mijn gevoel te varen. Het is meer een wéten dat God erbij is dan een ervaren. In het begin was
ik bezorgd omdat ik Zijn aanwezigheid niet voelde. Nu denk ik: de Heere God ís er, ook al voel ik me rot of moe. Ik vertrouw Hem,
ik weet dat we worden gedragen.
Maar het is wel eens moeilijk als je dat niet zo ervaart. Dan denk je: wat doe ik fout? Je voelt je soms verschrikkelijk eenzaam.
Ook al omdat de omgeving het nooit goed kan doen. Elke opmerking valt verkeerd, want je bent overgevoelig. Je zit niet te wachten
op medelijden, maar wilt toch aandacht.’
(…) De ene dag denk ik, onredelijk: Kan er nu nooit eens iemand vragen hoe het met Job gaat?
De volgende dag vraagt er iemand naar Job, en denk ik: Nou zeg, vraag eens wat anders, Job-op-wielen, is onze identiteit niet,
hoor!
Inderdaad, volstrekt onredelijk. Ik ga denk ik buttons maken, dan weet iedereen waar hij of zij aan toe is.
Eén button met: VRAAG NAAR JOB!
Eén button met: VRAAG NAAR RENE EN MIJ!
Eén button met: VRAAG NIKS!
Het gevaar van zelfmedelijden ligt op de loer?
‘Toch hebben we nooit gedacht: Waarom wij? Toen Job werd geboren, zei René: Waarom wij níét? Dat vond ik heel reëel. We
hebben geen rechten. We zijn in Nederland geboren en niet in Bangladesh. Dan zeg je ook niet: Waarom wij? Zegeningen accepteren we
klakkeloos en bij tegenslagen zouden we vragen waarom óns dit overkomt?’
(…) In de auto staat het huilen me nader dan het lachen.
Ik wil helemaal geen twee busjes voor mijn huis, iedere ochtend. (…)
Weet u welke bedoeling God heeft met uw leven?
‘Toen Harm autistisch bleek te zijn, dacht ik: Het kan statistisch gezien toch bijna niet dat er in één gezin twee kinderen
met verschillende aandoeningen zijn en dat beiden speciaal onderwijs nodig hebben? Ik heb heel lang geworsteld met de zinvraag.
Moet ik hiervan leren? Doe ik iets niet goed? Is dit een beproeving? Is het de gebrokenheid van de wereld?
Ik kwam er niet uit en heb de vraag maar laten zitten. Ik hoef dat niet uit te puzzelen. Het doet er ook niet meer toe. Voor mij
is duidelijk dat God er is. Hij laat ons niet in de steek, Hij is met ons bewogen. Dat staat als een paal boven water. En verder
heb ik gewoon goed voor mijn gezin te zorgen. De rest kan ik aan God overlaten, Hij is te vertrouwen.
Als je vrienden en familie om je heen hebt, mensen die je kennen en begrijpen en met je meeleven, dan zie ik daarin Gods
aanwezigheid. Als mensen op bezoek komen, heeft God ze gestuurd. Als mensen hun intuïtie volgen en een kaartje sturen, of een
keer voor ons koken, dan zien we daarin Gods leiding. Het gaat dus niet om uitzonderlijke dingen.’
(…) Wat een rare ideeën hebben wij over wonderen, besef ik. Als Job op een dag opgesprongen was uit de rolstoel, hadden we het
een wonder gevonden, maar nu we een jochie met een enorm, bijna fanatiek doorzettingsvermogen zien, en een fantastische
fysiotherapeut, noemen we het géén wonder! (…)
Uw kinderen zeggen wel eens: Als God alles kan, waarom ben ik dan zo?
‘Dat vinden we nog heel spannend. Vooral Job is er zo mee bezig dat de Heere alles kan. Hij heeft pas weer een behandeling gehad
en nu zegt hij dat hij over een halfjaar gaat lopen. De arts zegt dat dat waarschijnlijk niet zo is. Maar Job is vol vertrouwen.
Hij zegt: Ik vraag het iedere dag aan de Heere God, Hij houdt van kinderen en Hij kan alles en ik doe goed m’n best. Dan houd ik
mijn hart vast en denk: Straks komt de grote klap en dan is hij zijn geloof kwijt.
Gelukkig weten we dat God ook hier bij is. We leren echt vertrouwen, loslaten, al zijn er ook momenten dat je alles weer kwijt
bent. We piekeren ook niet meer over de vraag hoe het over vijf of tien jaar moet. Voor vandaag is de Heere God genoeg. De Heere
Jezus heeft gezegd dat elke genoeg heeft aan zijn kwaad. Die les hebben we wel geleerd.’
(…) Soms heb je het gevoel dat het niks uitmaakt.
Toch bid ik.
Ik weet in ieder geval dat God graag wil dat ik Hem vertel wat me bezighoudt, en ook wat ik graag zou willen.
Maar Hij is wel God, en veel groter dan wij.
Gelukkig maar dat ik Hem niet begrijp.
Als Hij klein genoeg zou zijn voor mijn begrip, zou Hij niet groot genoeg zijn voor mijn behoeften. (…)
Mag een mens opstandig zijn?
‘René heeft wel een periode van opstandigheid gehad, ik was eerder verdrietig. Dan ging ik naar de Heere God toe als naar een
Vader. Dan vertel ik Hem dat het leven wel heel zwaar was. Wat bedoelt U hiermee?
Een mens mag vragen hebben naar God toe, maar hij moet ervoor oppassen dat hij wrok gaat koesteren. Als je God als je Vader mag
zien, dan past daar wel boosheid bij, maar daarna komt toch weer het vertrouwen. En de overgave.’
(…) Tot onze verbazing horen we dat onze lieve zachtmoedige dochter vanbinnen eigenlijk hartstikke boos is op Job. Want: hij
krijgt wel de meeste aandacht van ons. Maar: ze mág natuurlijk helemaal niet boos zijn, ook al hebben papa en mama altijd gezegd
dat ze het best niet leuk mag vinden. Want zíj heeft twee gezonde benen, dus ze moet niet zeuren. Vindt ze.
Ik verwijt mezelf toch niet genoeg op haar te hebben gelet. Dáár waren we juist alert op, dat Pauline en Harm niet
ondersneeuwden… (…)
U stond er gelukkig sámen voor.
‘Een revalidatiearts waarschuwde ons: veel huwelijken van ouders met gehandicapte kinderen lopen spaak. Toen Job kwam en we na
een halfjaar wisten dat er iets met hem was, voelden we allebei de adrenaline stromen. God heeft ons dit kindje gegeven, dachten
we, hier gaan we goed voor zorgen. Dit kunnen we aan.
Maar later ben je gesloopt en besef je dat het grootspraak was. Je gaat als man en vrouw soms heel gescheiden wegen omdat je de
dingen zo verschillend verwerkt. Dan is het genade dat je elkaar weer tegenkomt.
Maar een huwelijk heeft ook met trouw te maken. Al is het gevoel misschien helemaal weg, het blijft een opdracht. We hebben tegen
elkaar gezegd dat we ervoor moeten oppassen dat we ons straks, als de kinderen het huis uit zijn, afvragen: En waar waren wij
gebleven? Het is belangrijk dat je sámen doorgaat.’
(…) Het is echt veel. Het fysieke gedeelte natuurlijk: veel tillen, steeds verschonen, want Job is met zijn zes jaar nog lang
niet zindelijk, áls hij het al ooit wordt.
Helpen met dit, helpen met dat.
En het emotionele gedeelte, wat je soms weer aan kan vliegen: nooit als gezin die dingen kunnen doen die je vroeger zelf met je
ouders deed en waar je zulke goeie herinneringen aan had. (…)
Hebben de moeilijkheden u dichter bij God gebracht?
‘Ja. Dat wil zeggen: we moesten wel toen het leven zwaar en moeilijk werd. We leven in het rijke Westen vaak zo onafhankelijk
van God. We hebben eten, ook als je geen werk hebt, we hebben een dak boven ons hoofd, de meesten zijn verzekerd voor het geval je
ziek wordt. We redden het wel. Waarvoor hebben we God nog nodig? Mijn nicht die in Congo woont, is veel afhankelijker, kent meer
van een leven met de Heere. We moeten God er niet bij halen als het even spannend is. We hebben God ook doordeweeks nodig. Hij is
er niet alleen voor de zondag.’
(…) Op een dag, rond het middaguur, wordt er aangebeld. Harm doet open en de persoon in kwestie vraagt of Harms vader ook thuis
is.
René is gewoon op zijn kamer aan het werk, maar Harm weet dat blijkbaar niet en zegt daarom maar: ‘Ja, die ligt in bed.’
‘O’, zegt de vraagsteller, ‘is je moeder dan soms thuis?’
Ik ben op zolder bezig bij de wasmachine, maar ook dat is blijkbaar aan Harms aandacht ontsnapt.
‘Jawel hoor’, zegt Harm, ‘maar die ligt ook in bed.‘
Ik ben er nog niet achter wie het was. Hopelijk een vreemde.
Soms lig ik er nog wel eens wakker van. (…)
En de lichtpunten?
‘De kinderen hebben een grote humor en een rijke fantasie. Dat is een cadeau van God. De opmerkingen die ze maken zijn vaak erg
leuk. Ik heb in het boekje een aantal voorvallen geschetst.’
Dat hebben ze kennelijk niet van een vreemde…
(Lachend:) ‘Nee…’
(…) Dan vindt de avondvierdaagse plaats. Pauline en Harm doen mee met hun school, dus René en ik lopen ook mee, want Job wil
ook graag meedoen. Dat gaat zo: René duwt Job vier avonden door mul zand en Job krijgt een medaille. (…)
Is humor een manier om met moeilijkheden om te gaan?
‘Ja, natuurlijk. En soms neigt het naar zwarte humor. Humor is een gave om moeilijkheden aan te kunnen. Omdat het zo zwaar is
móét je soms iets kwijt waar buitenstaanders van zeggen: Dat zég je toch niet? Het maakt het leven draaglijker om zo,
relativerend, naar de dingen te kijken.’
2. Barneveldse Krant - 15 februari 2006
Vertrouwen en loslaten
Edese bundelt (humoristische) zieleroerselen
Boekrecensie door Juditte Aangeenbrug
Ze besluit het zomaar: ‘Ik ga gewoon alles opschrijven.’ In een vlaag van bravoure stuurt de Edese alles op naar een uitgever
en tegen de verwachtingen in wil die het bundelen. Nu kan Mariëlle Kramer (41) voorlezen uit eigen werk. In ‘Maar verder gaat
alles goed’ vertelt ze over haar drie speciale kinderen, hoe humor haar er doorheen sleept en over twijfel en vertrouwen in God.
Mariëlle en haar man René (41) zijn de ouders van Pauline (11), Harm (9) en Job (7). Als hun jongste zoontje wordt geboren,
blijkt dat hij een hersenbloedinkje heeft gehad. Job kan daardoor niet lopen, niet helemaal goed zien en hij zit dan ook al op
jonge leeftijd in een rolstoel. Alsof de perikelen nog niet heftig genoeg zijn, komen de ouders er later achter dat Harm
autistisch is.
Cadeau
In ‘Maar verder gaat alles goed’ schrijft Mariëlle alles van zich af: vanaf de eerste diagnose tot aan nu. ‘Nu schijnt
de zon weer, loopt het meer op rolletjes’, vertelt de schrijfster achteraf. ‘Het is nog wel zwaar, maar het is niet meer dat
we tot aan onze kin in het water staan. Zo voelde het soms.’ Het is niet alleen de routine die voor verlichting zorgt. ‘Humor,
Gods cadeau voor ons, sleept ons erdoorheen.’
Het boek is Mariëlle’s persoonlijke verhaal over een moeder die zoekt naar het beste voor haar kinderen, over frustraties en
misverstanden, de goedbedoelde, maar toch kwetsende reacties van anderen, over hoop en wanhoop, mooie momenten, verdrietige dagen,
twijfel, moeite, zorgen en geloof, niet aan de makkelijke antwoorden, wel van eerlijke twijfel.
Vroeger dacht de Edese dat ‘als je gelooft, je de moeilijkheden beter aankan, je altijd vrede ervaart en dat je er ook veel voor
terugkrijgt.’ In haar leven veroorzaken de zorgen echter vaak twijfels. Toch verdwijnt haar geloof nooit: ‘Ik heb altijd
erkend dat Hij bestaat en dat betekent voor mij vertrouwen, en de rest soms loslaten.’ Bovendien zorgt Mariëlle’s
analyserende karakter ervoor dat al schrijvend sommige kwesties tot op het bot worden uitgekleed.
‘Ik durf nu toe te geven dat ik het niet altijd weet bij moeilijke (geloofs)vragen’, zegt Mariëlle. En die komen er soms van
Job. Hij vraagt zich bijvoorbeeld op een gegeven moment af waarom God hem niet zo mooi heeft gemaakt. Of Hij het wel goed vond zo
of dat Hij het gewoon vergeten is? Ook Harm kan moeilijke vragen stellen dankzij zijn hoogbegaafdheid en Pauline vindt al die
aandacht voor haar broertjes soms lastig. ‘We zijn er nu heel alert op om onze tijd ook met haar te besteden’, aldus haar
moeder.
Beroemd
Naast al het verdriet, komt de humor ook naar boven borrelen en neemt Mariëlles fantasie soms een loopje met de serieuze
zaken. Haar eigen zieleroerselen worden afgewisseld met die van haar kinderen en die zorgen voor de meest komische passages. De
uitgave (en bijbehorende media-aandacht) van ‘Maar verder gaat alles goed’ is in ieder geval positief ontvangen bij het gezin
en vooral Harm en Job reageerden uitgelaten: ‘Hoera, we worden beroemd!’
1. De feestelijke presentatie op 18
februari 2006... |