www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

7 RECENSIES                                      De boeken van Willem J. Ouweneel


Hoe lief heb ik uw wet!
Willem J. Ouweneel  
Uitg. Medema, Vaassen
302 pag.

prijs € 19,95
fraaie paperback met flappen.
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...
of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Zijn het Oude Verbond en de Mozaïsche Torah afgeschaft of niet?
Wat is de relatie tussen de Mozaïsche Torah en de Messiaanse Torah? Waarom hield Paulus de Mozaïsche Torah? Was dit zijn plicht, een zwakheid, gewoonte, zonde of legitieme concessie?
Deze en nog tientallen andere vragen worden beantwoord in dit studieboek.

Een talmied (discipel) van Jezus op aarde te zijn in de tegenwoordige eeuw - wat is er groter dan dat. De geringste in het koninkrijk is groter dan de grootste van alle profeten, zegt de Heer. De torah (wet) wees vooruit naar Johannes, dat is groots. Johannes wees naar Christus, dat is grootser. Maar het grootste is te behoren tot Christus.


7. Biblion - 2010 - www.deboekensalon.nl 


Boekrecensie door Biblion

Een nauwkeurige, diepgaande theologische studie over de betekenis van de thora voor christenen, met name ook joodse christenen. De verhouding tussen het Oude en Nieuwe Testament bestaat voor Ouweneel niet in tegenstelling, maar in continuïteit. Want er is slechts één, eeuwige, door God geschonken thora, die te allen tijde van kracht is voor Gods volk. 

Een Messias-belijdende jood is dus niet van godsdienst veranderd, maar is gekomen tot de vervulling van zijn joodse geloof. Het probleem dat het christelijke en joodse geloof toch grote verschillen vertonen, lost Ouweneel op door aan te nemen dat de thora in de loop der geschiedenis van gestalte verandert. In hoofdzaak onderscheidt hij drie van zulke 'gestalten': de Mozaïsche, Messiaanse en Milleniale thora. De Messiaanse tijd van de nieuwtestamentische geboden biedt een verrijking van de Mozaïsche Tora; de Millenniale Tora heeft betrekking op de voorspelde duizendjarige periode waarin Christus regeert. 

De vraag of niet-joodse christenen de ceremoniële geboden van de thora moeten onderhouden, beantwoordt hij ontkennend: het zijn tijdelijke geboden.


6. Antispace - De Boekenkast - http://antispace.nl boekrecensie juni 2010

Hoe lief heb ik uw Wet!

Tijdens mijn laatste verjaardag ontving ik dit boek als kado. Ouweneel gaat in dit boek in op de vraag in hoeverre er vandaag de dag nog sprake is van de thora en wat de thora heeft te betekenen in de toekomende tijd van het duizendjarig vrederijk.

Dit boek is geen lees boek, maar echt wel een studieboek. In elk hoofdstuk komen tientallen, soms wel meer dan 100, referenties voor. De schrijver haalt vrijwel elke bijbeltekst aan, die ook maar een beetje te maken heeft met de wet. Hij stelt dat er een eeuwige, ongeschreven Thora is, waar door de geschiedenis heen verschillende 'versies' van actief waren. Zo spreekt hij over de Mozaische Thora, de Messiaanse Thora en de Milleniale Thora. Dit zijn eigenlijk meteen de drie belangrijkste die in dit boek besproken worden. Dit uit zich in vragen als: Wat moet een niet-Joodse christen met de wetten uit het Oude Testament? Moeten Messias-belijdende Joden de Mozaische wet nog naleven? Zijn offers definitief verleden tijd?

De theoloog ziet elke vorm van de thora als een thora die iets afspiegelt van de eeuwige thora. De ene thora is niet beter dan de andere, en ze mogen ook niet tegen elkaar uitgespeeld worden. Zo vinden we in het Nieuwe Testament niet meer genade dan dat we in het Oude Testament vinden. In beide testamenten is het telkens de genade van God die nodig is voor de schuldige, ontrouwe mensen. Ook legt Ouweneel uit wat bepaalde standpunten zijn onder christenen. Dan hebben we het over verbondstheologen en bedelingstheologen. Ouweneel ziet zichzelf daar min of meer tussenin staan. Hij vind de visie van verbondstheologen (die zeggen dat het morele gedeelte van de mozaische wet nog geldt) niet steekhoudend, maar is het ook niet eens met de bedelingstheologen als zij stellen dat de oude wet heeft afgedaan.

Het boek eindigt met een viertal bijlagen:

1 De olijfboom en het burgerschap van Israel
2 Visies op de Thora in het eerste-eeuwse jodendom
3 Zondag en sabbat
4 Mozaisch-Messiaanse verordeningen
 


5. Hoe lief heb ik uw Wet!

Boekbespreking door H.D. Rietveld 

in: Vrede over Israël - jaargang 47, nr. 3 - juni 2003 - http://www.kerkenisrael.nl/voi/voi47-3d.htm 

Hoe lief heb ik uw Wet is de titel van een nieuw boek van dr. Willem J. Ouweneel. (Uitgev. Medema, Vaassen, 302 pag.) 

Het boek is het resultaat van diens bezig zijn met belangrijke vragen als: Wat betekent de vervulling van de wet door Christus? Wat heeft de wet Messiasbelijdende Joden te zeggen? Wat moeten christenen uit de heidenvolken nog met die wet? Ouweneel baant zich een weg door een woud van vraagstukken over deze complexe materie. Soms komt hij tot stellige uitspraken, soms zegt hij eerlijk dat hij er ook niet uitkomt.
 




Gelukkig geeft de auteur aan het begin van elk hoofdstuk een samenvatting van wat hij erin behandelt, want anders zou de lezer door de vele bomen die worden opgezet het bos niet meer zien.

Ouweneel merkt terecht op dat het betrekkelijk nieuwe verschijnsel van de opkomst van Joods-christelijke theologen die zich vanzelf ook hebben te bezinnen op hun houding ten opzichte van de wet een uitdaging is voor zowel reformatorische als evangelische christenen. Hij is dan ook in gesprek met Joods-christelijke schrijvers als David Stern, die vindt dat de wet ook door Messiasbelijdende Joden moet worden nageleefd, en Arnold Fruchtenbaum, die meent dat de wet in Christus is vervuld en dus ook voor Joodse christenen niet meer van kracht is.

Ouweneel noemt zichzelf een gematigd aanhanger van de bedélingenleer en zoekt inderdaad een tussenstandpunt in te nemen tussen de (meestal reformatorische) verbondstheologen en de (meestal evangelische) bedelingentheologen.

Al vrij in het begin zet Ouweneel in grote lijnen zijn visie uiteen. Het is volledig aanvaardbaar dat Messiasbelijdende Joden de wetten op de besnijdenis, de sabbat, de Joodse feesten en de spijswetten onderhouden. Ook niet-Joodse gelovigen mogen de mozaïsche geboden onderhouden, zeker als zij in Israël wonen, als het maar niet uit wettische motieven gebeurt doch uit verbondenheid met de Joden. Toch is het onwenselijk, want het valt niet mee om je motieven zuiver te houden en bovendien is er in het NT geen aanwijzing voor. Met deze visie kan ik het op zichzelf genomen wel eens zijn.

Anders wordt het wanneer Ouweneel met een belangrijke vooronderstelling komt om zijn visie nader uit te werken. Hij stelt nl. dat er een eeuwige, transcendente Tora bij God is, (op zichzelf ook een joodse gedachte) die in drie gestalten vorm heeft gekregen of zal krijgen. Er was een Oudtestamentische of Mozaïsche wetgeving (met als kern de tien geboden), er is een Nieuwtestamentische of Messiaanse wetgeving (met als kern het liefdesgebod van Christus of preciezer: Christus Zelf) en er zal nog een millenniale wetgeving komen in het door Ouweneel te verwachten duizendjarige rijk.

Ouweneel meent deze visie nodig te hebben om de blijvende geldigheid van de mozaïsche wetten te benadrukken. Hij moet daar voor zijn evangelische lezers wel extra moeite voor doen, omdat die nooit met die blijvende geldigheid zijn opgevoed.

Voor calvinistisch geschoolde lezers, die de uitleg van de Catechismus inzake de wet in het stuk der dankbaarheid hebben meegekregen, is dat veel duidelijker. Die hebben juist moeite met de door Ouweneel gepostuleerde millenniale wetgeving.

Nu is er aan een bepaalde onderscheiding niet te ontkomen wanneer we over de geldigheid van de wetten in het Oude Testament spreken. Terecht heeft men in de gereformeerde theologie onderscheiden in ceremoniële, burgerlijke en morele wetten. Ouweneel doet daar helaas wat laatdunkend over of stelt er zich zelfs heel scherp tegenover, maar zelf schematiseert hij nog sterker doordat hij bijv. ook nog eens de wetten voor het komende millennium aangeeft vanuit de profetische boeken.

Deze leeswijze houdt m.i. geen rekening met de eigen aard van de profetische teksten - evenals de constructie van het duizendjarig rijk zelf dat niet doet. Het door God beloofde toekomstige heil wordt door de profeten immers beschreven (natuurlijk, zou ik haast zeggen) in bewoordingen aan de mozaïsche wetgeving ontleend. Bijvoorbeeld: er zal geen onbesnedene in Jeruzalem komen, de sabbatten en nieuwemaansdagen zullen weer gehouden worden. Een koning zal op de troon van David zitten en met gerechtigheid regeren en de kwaden straffen (doodstraf). Deze woorden zullen volgens Ouweneel in het duizendjarig rijk letterlijk in vervulling gaan.

Dat schema’s niet toereikend zijn moet ook Ouweneel toegeven, wanneer hij eerlijk stelt dat het bestaan van Jezus-als-Messiasbelijdende Joden in deze bedeling eigenlijk niet thuishoort. Hun bekering wordt immers in de bedeling van het duizendjarig rijk verwacht.

Exegetisch hakt de auteur ook wel eens knopen door waarvan ik dacht: het kan anders. Zo vat hij in Kol. 2:17 (spijs en drank, nieuwe maan of sabbat zijn een schaduw der toekomende dingen) het woord ‘schaduw’ positief op met o.a. verwijzing naar Hebr. 8:5. Maar in dat hoofdstuk staat nu juist alles in het teken van de verdwijning van het oude verbond (zie vs. 13). Dus ben ik eerder geneigd het woord ‘schaduw’ negatief op te vatten. Zo vond ik de uitleg van de bekende geboden, die op het apostelconvent te Jeruzalem werden gegeven voor de gelovigen uit de heidenen (Hand. 15:28,29), niet duidelijk. Zijn ze nu wel of niet geldig voor ons? vroeg ik me na de uiteenzetting af (tegelijk toegevend dat het ook een moeilijke tekst is).

Sommige hoofdstukken heb ik met instemming gelezen. De reformatorische theologie heeft immers in het spoor van Calvijn veel oudtestamentische lijnen vastgehouden. Vaak dacht ik: dit komt me bekend voor. Even vaak ook: wat is het moeilijk om onbevooroordeeld de Bijbel te lezen. En: geef mij dan maar de niet zo schematisch werkende gereformeerde kijk op deze dingen.

Niet dat er dan geen vragen meer zijn, zoals over de betekenis van de tempeldienst zoals de profeet Ezechiël die gezien heeft (hfdst. 40-46). Op de vraag van Ouweneel: Wat zou de betekenis van de nauwkeurige en gedetailleerde voorschriften voor de offerdienst kunnen zijn als deze offers allemaal beschouwd moeten worden als allang te zijn vervuld in het ene offer van Christus? heb ik geen afdoende antwoord. Alleen is het m.i. de vraag of en wanneer deze tempel dan wel zal worden herbouwd.

U zult uit het bovenstaande wel hebben begrepen dat ik het een hoogst interessant boek heb gevonden, waar best de nodige kritische vragen bij te stellen zijn. Het vergt ook wel enige studiezin om het door te nemen. In het geheel van de discussie over de geldigheid van de oudtestamentische geboden heeft Ouweneel met zijn bewust ingenomen tussenpositie een eigen inbreng.


4. Ellips - tijdschrift over bijbel & wetenschap van de Evangelische Hogeschool
boekrecensie januari 2003

Hoe lief heb ik uw Wet!
 De Eeuwige Torah tussen Oude en Nieuwe Verbond,

Recensie door Dr. Pieter J Lalleman, Londen

Dr Ouweneel doet in dit boek een poging de tegenstelling tussen bedelingenleer en verbondstheologie te overstijgen. Ruwweg komt de eerstgenoemde visie erop neer dat de geboden van het Oude Testament voor christenen geen gezag meer hebben, laatstgenoemde dat grote delen van 'de wet' nog gelden. Ouweneels centrale gedachte is dat de wet Gods, de Torah, eeuwig en transcendent is en zich in verschillende gestalten openbaart, zoals de kosmische Torah, de wet van Mozes, de wet van Christus (de Messiaanse Torah), Jezus Christus Zelf, en de wet die in het duizendjarig rijk zal gelden. Dat de wet eeuwig is, wordt beargumenteerd met de gedachte dat Jezus Christus, omdat Hij de Logos is, Gods eeuwige Torah is. Uw recensent is er niet van overtuigd dat deze gedachte houdbaar is. Ouweneel betrekt in dit boek bekende stellingen van de bedelingenleer waarvan ik er een aantal noem:

Het nieuwe verbond is niet

Dten met de kerk van Jezus Christus, maar het zal in de toekomst gesloten worden met het joodse volk. * De kerk is een interim-gestalte, die door de opname van de aarde zal verdwijnen; daarna gaat Gods plan met Israël verder. * In het duizendjarig rijk zal de tempel worden herbouwd en er zullen weer offers gebracht worden; veel teksten uit het Oude Testament zullen letterlijk vervuld worden in het duizendjarig rijk. * De bedelingenleer is kenmerkend is voor de evangelische beweging, met andere woorden de meerderheid van de evangelische christenen hangt deze leer aan (p. 16, 32). Dit laatste is zelfs in Nederland waarschijnlijk niet correct en klopt zeker wereldwijd

niet. Hier in Engeland is de evangelische beweging sterk, maar dispensationalisten zie ik zelden. Tegelijk nuanceert Ouweneel de dispensationalistische positie aanzienlijk (bijv. p. 60-61) en noemt hij zijn eigen opvatting een 'gematigde bedelingenleer'. Opvallend is dat de auteur sterk onder de indruk is van de groei van het aantal Messiasbelijdende Joden. Hij houdt zich nadrukkelijk bezig met hun positie ten opzichte van de wet en hun theologen zijn belangrijke gesprekspartners in dit boek. In zijn verdediging van de speciale positie van deze gelovigen neemt hij een aantal aanvechtbare standpunten in. In de eerste plaats beargumenteert hij dat Paulus zich altijd nauwkeurig aan alle Mozaïsche wetten is blijven houden. Ten aanzien van de offer- en spijswetten lijkt me dat niet juist. In de tweede plaats relativeert hij Paulus' uitspraak kapot dat er in Christus geen man of vrouw, Jood of Griek meer is. Ouweneel schrijft daarover letterlijk: 'Maar net zoals in de praktijk van het leven het onderscheid tussen man en vrouw, en tussen slaaf en vrije, uiteraard gewoon voortbestaat, zo geldt dat ook voor het onderscheid tussen Jood en niet-Jood.' Maar Paulus schreef toch 'in Christus'! Ouweneels conclusie is dat Messiasbelijdende Joden verplicht zijn zich aan de wet van Mozes te houden, inclusief de offerdienst, de sabbat en de reinheidswetten, terwijl het voor christenen uit de volken niet verkeerd is hetzelfde te doen (p. 142, 246). Maar aan bepaalde wetten zoals die voor de vrijsteden, sabbatjaar en jubeljaar, behoeven ze zich niet te houden: die hadden betrekking op het land Israël en waren daarom wel tijdelijk (p. 170171). Het praktische belang van het boek voor niet-joodse gelovigen is dat Ouweneel met name in hst. 5 een poging doet aan te geven in hoeverre christenen zich aan bijbelse regels zoals het sabbatsgebod moeten houden. (Zie voor een vergelijkbare poging Hetty Lalleman, Van Levensbelang: De relevantie van de oudtestamentische ethiek, Zoetermeer 1999, dat Ouweneel niet noemt.) Daarbij is het eenvoudiger om opvattingen van anderen te bekritiseren dan met een goed alternatief te komen. Interessant is Ouweneels gedachte dat het Nieuwe Testament heel wat nieuwe geboden bevat, met name voor het leven van de christelijke gemeente. In aanhangsels wordt besproken wat Paulus in Rom. 11 bedoelt met de vijgenboom en hoe het zit met sabbat en zondag. Ouweneel geeft ook een goed overzicht van het 'Nieuwe Perspectief' op Paulus sinds E.P. Sanders. Het is jammer dat hij in het laatste aanhangsel wel een groot aantal van de 613 geboden en verboden opsomt, maar niet de gehele lijst geeft. Het boek geeft blijk van de bekende enorme belezenheid en eruditie van Ouweneel; de keerzijde daarvan is dat het geen eenvoudige kost is. Moeilijke begrippen als eeuwig en transcendent worden niet uitgelegd en er wordt kwistig met Hebreeuwse begrippen gestrooid. Ik vermoed dat het boek met name dispensationalisten zal aanspreken. Alleen zij zullen de uitgebreide beschouwingen over het duizendjarige rijk, waarin o.a. de doodstraf weer voltrokken zal worden (p. 139), met instemming lezen. P. 51 nt. 3 verwijst naar een boek dat niet in de literatuurlijst staat. De gedachte dat Matteüs het onderwijs van de Here Jezus in vijf blokken heeft verdeeld (p. 180) is veel ouder dan James Dunn.




3. Reformatorisch Dagblad - 22 mei 2002 - www.refdag.nl

Recensie door Ds. W. Chr. Hovius

Hoe lief heb ik Uw wet.
De Eeuwige Torah tussen Oude en Nieuwe Testament
Auteur: Willem J. Ouweneel
Uitgeverij: Medema, Vaassen, 2001
ISBN 90 6353 369 1
Pagina’s: 302
.
Waarom eet een niet-Joods christen wel en een Joods christen geen varkensvlees? Is de wet van Mozes voor de christen nu wel geheel of gedeeltelijk afgeschaft of juist helemaal niet? Vorig najaar verscheen over de betekenis en functie van de wet een instructieve studie van de bekende Willem J. Ouweneel. Beide uitersten schieten volgens hem tekort.
.
Wat hebben christenen met de wet van Mozes te maken? Om dat te begrijpen, moeten we eerst weten wat we onder de wet hebben te verstaan. Deze is openbaring van God en Vaderlijke onderwijzing.
.
Maar zijn we niet van de wet verlost door het geloof in Christus? En leven christgelovigen niet onder de ”wet van Christus”?
.
Via de Septuagint is het woord voor wet in het Nieuwe Testament ”nomos”, een levend netwerk van gevestigde tradities, wat ieder past te doen.
.
In zijn boek verdedigt Ouweneel de opvatting dat Messiasbelijdende Joden de besnijdeniswet, de sabbat en de Joodse feesten trouw nakomen en onderhouden als middel om hun Joodse identiteit vast te houden; niet als een weg tot behoud. Dat is wel heel belangrijk. Voor de niet-Joodse christenen zijn de voorschriften uit Handelingen 15 uiteraard van levensbelang. Maar hen raadt Ouweneel af de wetgeving van Mozes na te komen. In het Nieuwe Testament zijn daarvoor echter noch aanbevelingen noch aanwijzingen te vinden.
.
Breedvoerig gaat Ouweneel in op het verschil tussen de wet van Mozes en de Messiaanse Torah. Hij onderscheidt drie gestalten van de wet, waarvan een in het duizendjarig rijk. Over dat laatste verschillen we van opvatting.
.
Uitvoerig gaat de auteur in hoofdstuk 8 in op de relaties tussen Messiasbelijdende Joden -wat kunnen we verheugd zijn dat die er zijn- en niet-Joodse christenen. Eerlijk geeft hij de verschillende standpunten weer. Wezenlijk is het geloof in de Heiland. We moeten oppassen voor wetticisme. Dit onderdeel van de studie is heel instructief.
.
Dit boek biedt veel. Het telt acht hoofdstukken, met een uitgebreid notenapparaat na elk onderdeel. Aan het slot is een uitvoerige bibliografie opgenomen. De betoogtrant is helder, en het is duidelijk hoezeer de auteur zich de stof heeft eigen gemaakt.
.
Je leest dit werk niet zomaar in een avond uit. Daarvoor stelt de schrijver te veel aan de orde. Het is een studiewerk geworden, dat van deel tot deel moet worden verwerkt. De prijs is helaas nogal fors.
 


2. Profetisch Perspectief - maart 2002 -  www.christenenvoorisrael.nl

Willem J. Ouweneel / Hoe lief heb ik U wet! De Eeuwige Torah tussen Oude en Nieuwe Verbond

Veel vragen zijn er ten aanzien van de verhouding tussen de Christus-gelovigen uit de heidenen en de Messias-gelovigen uit de Joden. Zijn het Oude Verbond en de Mozaïsche Torah afgeschaft of niet? Wat is de relatie tussen de Mozaïsche Torah en de Messiaanse Torah? Moeten Messias belijdende Joden de Mozaïsche Torah onderhouden? De hele Mozaïsche Torah? Is sinds Jezus alle voedsel kosjer voor de Joodse Christusgelovigen? En voor niet Joodse Christenen?

Al deze en nog veel meer vragen komen in dit pas verschenen boek van dr. Ouweneel aan de orde. Op zijn bekende nauwgezette wijze gaat de auteur in op deze interessante vragen. Net zoals in het boek Handelingen deze vragen de eerste christenen bezighielden, zo ook in onze dagen. Het is één van de grote Goddelijke wonderen van deze tijd dat er wereldwijd een Messiaans-Joodse beweging aan het opkomen is. Het totaal aantal Messias belijdende Joden vormt nog steeds op z'n best een paar procent van het internationale Jodendom, maar in absolute zin vormen zij verreweg het grootste aantal Messias belijdende Joden sinds de eerste eeuw.

Het is een boek om in te studeren en voor ieder die in deze materie belangstelt, is het machtig interessant en leerzaam.


1. "Oogst" (Vereniging Tot Heil Des Volks), februari 2002
Recensie door H. Frinsel

Hoe lief heb ik Uw wet

De productiviteit van Dr. W. Ouweneel op het gebied van boeken blijft verbazen. Zijn nieuwste boek 'Hoe lief heb ik uw Wet!' handelt, zoals de titel aangeeft over de Wet van God. Misschien wekt het de suggestie van een oud onderwerp, maar het boek bevat verrassende inzichten. Ouweneel stelt dat wet, zoals we die kennen in de Torah van het OT, slechts een verschijningsvorm van de eeuwige, transcendente wet van God is, die zich in verschillende bedelingen in verschillende vormen aan ons presenteert. Zoals genoemd is er de Mozaïsche Torah van het Oude Verbond. Dan is er de Messiaanse Torah, die tot ons kwam in het onderwijs van Christus, maar in feite ook in Christus zelf, de Logos - het eeuwige Woord - van God. Dan is er - of liever gezegd zal er zijn - de Millenniale Torah, waarvan de Bijbel ons al veel laat zien. Ouweneel laat zien dat zowel voor de transcendente, eeuwige Torah, als voor de verschijningsvormen, duidelijk Bijbels bewijsmateriaal aan te voeren is.
Aan de ene kant laat de eenheid van de eeuwige Torah zien dat er een continuïteit is in Gods wet. Aan de andere kant zijn er verschillen in de verschijningsvormen. Wat Ouweneel hiermee laat zien, dat zowel een extreme bedelingen leer, die de wet geheel laat ophouden, als een sterke verbondsleer die de Mozaïsche wet in afgeslankte vorm continueert en de basis vormde voor de vervangingstheologie, niet op het juiste spoor zitten. Hij komt tot een zeer aannemelijke tussenpositie, die plaats laat voor een nieuwe bedeling, maar die de wet niet afschaft.
De bovengenoemde constructie laat ook de legitimiteit voor continuïteit van de Mozaïsche Torah naast de Messiaanse Torah in Messiasbelijdende gemeentes. Ook hier heeft Ouweneel de Bijbel en de vroege kerkgeschiedenis aan zijn kant, die laten zien dat dit toen de praktijk was, terwijl de gemeente uit de heidenen alleen met de Messiaanse Torah te maken had, (die echter niet losstaat van de Mozaïsche Torah). Dit gegeven is vooral interessant in verband met de verwarring die er in sommige evangelische kringen heerst, waar geleerd wordt dat ook de gemeenten uit de heidenen terug moeten naar de wetten uit de Mozaïsche Torah. Hier kan het boek zeer verhelderend werken.
Er zijn enkele punten met betrekking tot de Millenniale Torah, de Torah die zal gelden in het millennium, die mij wat speculatief toeschijnen, maar hier is de grote lijn van zijn verhaal overtuigend. Het is best zware kost en vraagt inspanning en concentratie om doorheen te werken, zeker vanwege de vele tekstverwijzingen en lijnen die door het boek lopen, maar het is beslist de moeite waard. Het geeft inzichten die vooral in onze tijd belangrijk kunnen zijn voor de gemeente. En het geeft een nieuwe liefde voor Gods wet.


www.vergadering.nu