www.vergadering.nu  Recensie-index  www.vergadering.nu

6 RECENSIES


De boeken van Willem J. Ouweneel

Nachtboek van de ziel
dr. W.J. Ouweneel
Uitgeverij: Buijten & Schipperheijn, Amsterdam, 1998
9789060649756
Pagina's: 262
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)...

of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl

Dromen hebben de mensen altijd gefascineerd. In dit boek vertelt en analyseert de auteur zijn eigen dromen, die hem geholpen hebben uit een 'midlifecrisis' omhoog te klauteren. Het boek is geschreven vanuit het besef dat God ook gebruik kan maken van dromen als opvoedingsmethode voor onze geestelijke groei.

6 RECENSIES


6 . Biblion - 2012 - www.deboekensalon.nl 


Boekrecensie door Biblion

Dromen doet ieder mens, ook al is men zich er vaak niet van bewust. Vanuit dit gegeven heeft de schrijver een belangwekkend boek geschreven. Hij benadrukt dat God als waker en hoeder over zijn mensen ook in de nacht voor die mens zorgt en de dromen dus kent en zelfs door middel van dromen kan werken. 

Vanuit de Bijbel worden daarvan diverse voorbeelden genoemd. Verder put de schrijver uit zijn eigen dromenmateriaal, waarbij het opvalt hoe persoonlijk en uniek de ervaring en interpretatie is van die dromen. Omdat op dit gebied vanuit christelijk oogpunt nauwelijks lectuur van enige omvang is verschenen, is het boek aan te bevelen.


5 . Reformatorisch Dagblad
Recensie door dr. J. van der Wal - 14 oktober 1998

"Dromen als gave van God ondergewaardeerd"
Werken aan zelfinzicht en ontplooiing

De nieuwste publicatie van dr. W. J. Ouweneel is een dagboek van dromen, vandaar de titel "Nachtboek van de ziel". Ouweneel beschrijft en analyseert vooral dromen uit de periode die hij zijn "midlifecrisis" noemt. Die noopte tot zelfonderzoek, waarbij de droom een belangrijke invalshoek was. Deze vorm van zelfanalyse heeft hem in die levensfase geholpen. Hij geeft de lezer dit boek in handen in de hoop dat die gestimuleerd wordt om langs dezelfde weg te werken aan zelfinzicht en ontplooiing.

Bij het onderzoek van zijn dromen stelde dr. Ouweneel zichzelf systematisch een aantal vragen. Welke gevoelens roept de droom op? Wat betekenen de beelden die in de droom voorkomen? Verwijzen deze beelden naar de dromen zelf of naar anderen? Zo kan het zijn dat je droomt over een andere persoon, maar dat "die ander" eigenlijk een representant is van iets van jezelf.
 




Andere vragen richten zich op de droom in relatie tot de levensomstandigheden van het moment en uiteraard de vraag naar de betekenis en de toepassing: Wat is ervan te leren? Ouweneel volgt C. G. Jungs benadering in de exploratie en uitleg van dromen. Jung kende een grote betekenis toe aan algemeen menselijke oersymbolen, die hij archetypen noemde. Zo is de ladder bijvoorbeeld een symbool voor de verbinding met het hogere.

In aparte hoofdstukken worden dromen verteld en uitgelegd over zijn conflict met de "Broederbeweging", over leermeesters in zijn leven (de figuur van de "starets"), zijn verhouding tot het vrouwelijke, zijn staan in het leven en het thema "individuatie". Dit begrip moet worden opgevat in de betekenis van worden wie je krachtens Gods bedoelingen mag zijn. Hoewel dit het overgrote deel (189 bladzijden) van het boek uitmaakt, moet ik het bij deze korte aanduiding laten. De dromen en hun uitleg zijn niet in enkele zinnen samen te vatten.

Betekenis
In de uitleiding stelt Ouweneel dat het uiteindelijk gaat om zelfinzicht, dat hand in hand gaat met Godskennis. Bijbelstudie, gebed en gesprekken met anderen zijn meer gangbare manieren om geestelijk en psychisch te groeien. Wel blijft hij van mening dat de droom als gave van God wordt ondergewaardeerd.

Het boek sluit af met drie 'aanhangsels'. In het eerste gaat het over dromen in de Bijbel. Ook daarin meent hij algemeen menselijke symboliek aan te treffen. Hij stelt dat we onze dromen moeten duiden voor Gods aangezicht en in de kracht van de Heilige Geest. Een verband wordt gelegd met de bede om doorgronding van het hart in Psalm 139 en ook met Psalm 16:7. De uitdrukking "zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren", duidt volgens Ouweneel op raadgevende dromen.

In het tweede aanhangsel trekt hij deze lijn verder door. Dromen zijn een gave Gods en kunnen een wegwijzende betekenis hebben. "De Heilige Geest kan onbelemmerder werken via de ziel, die zoveel 'eerlijker' is dan ons bewuste Ik" (blz. 227). Dit deel bevat verder een vragenlijst om zich bewust te worden van de betekenis van dromen en suggesties om ze te onthouden.

Het derde aanhangsel ten slotte gaat over droomuitleg en verschillende typen dromen. Naast alledaagse dromen, noemt hij de individuatiedroom, waarin God ons onderwijst. "De droom is één weg waardoor de Here God ons kan duidelijk maken wie en wat wij zijn, en wie en wat wij dus hebben te worden" (blz. 249). Verder onderscheidt hij de profetische en de paranormale droom, waarbij de eerste een algemene en de tweede een meer persoonlijke betekenis heeft.

Persoonlijk
Bespreking van een boek als dit noopt tot terughoudendheid. De beschreven dromen en hun uitleg hebben immers een zeer persoonlijk karakter. Ze lenen zich niet voor een publieke discussie. Des te merkwaardiger vond ik het dat Ouweneel via zijn droompublicatie indirect commentaar geeft op zijn opponenten in het conflict binnen de broederbeweging. In het verlengde daarvan is de vraag te stellen of een eerlijke publicatie van dromen wel kan zonder de grenzen van het betamelijke te overschrijden, nog afgezien van de vraag wat anderen met deze dromen aan moeten.

Dat aandacht voor onze dromen aan zelfinzicht en geestelijke groei kan bijdragen, is buiten twijfel. Evenmin zou ik willen ontkennen dat de Heere ook tot ons kan spreken door middel van dromen. Men kan erdoor worden getroost en onderwezen. Een punt van discussie lijkt me wel of Ouweneel de droom niet overwaardeert. Waarom zou de Heilige Geest onbelemmerder kunnen werken via de ziel die zich uit in dromen? En waarom zou de ziel 'eerlijker' zijn (nog afgezien van het feit dat begrip pas ontstaat na verstandelijke analyse)?

Bijbelser is het om vast te houden aan het beginsel dat de Geest voor alles door en met het geopenbaarde Woord werkt. De bewuste overdenking daarvan en het elkaar opscherpen met dat Woord lijken me aanzienlijk belangrijker voor zelfkennis en geestelijke groei dan dromen. Duiding van dromen blijft daarom een boeiende, ook een moeilijke zaak. Wat dat betreft heeft de beslistheid waarmee Ouweneel zijn interpretaties presenteert me nogal verbaasd. Dat neemt niet weg dat er in de aanhangsels bruikbare adviezen staan voor mensen die hun dromen beter willen begrijpen.


4 . Nachtboek van de ziel , door W.J. Ouweneel (Telos)

Zwolsche Courant
, 8 november 1999
Recensie door ds. Jenno Sijtsma

De auteur beschrijft en analyseert eigen dromen in zijn periode van midlifecrisis. Vanuit die zelfanalyse moedigt hij de lezer aan 'door middel van droomanalyse zichzelf onder de loep te nemen.
Hij stelt dat ware zelfkennis hand in hand gaat met ware Godskennis en dat dromen daarbij van nut kunnen zijn. Een zeer persoonlijk boek, dat een intieme blik geeft in de dromen en, door de uitleg, niet minder in de persoon van Ouweneel.


3 . Nachtboek van de ziel
door: Willem J. Ouweneel

Op de hoogte ( www.medema.nl ), november 1998

....
Dromen vormen wellicht het meest duidelijke bewijs dat er naast ons bewuste Ik een bepaalde dieptelaag in onze 'persoonlijkheid' schuilgaat, die de dieptepsychologen 'het onbewuste' noemen. C.G. Jung noemde de diepste, onbewuste kern van onze persoonlijkheid das Selbst, 'het zelf', en betoogde dat dit 'zelf' zich vaak heel anders gedraagt dan ons bewuste Ik.
....
Dromen hebben ook mijn eigen leven beïnvloed. Ik herinner mij dromen uit mijn vroegste jeugd, en zeker toen ik veel alerter op mijn dromen geworden was, kwamen er soms geheel onverwachts herinnerin-gen aan dromen van lang geleden bij mij boven. Sommige van die herinneringen kan ik naar believen oproepen, andere was ik totaal 'vergeten' - dat wil zeggen: had ik weggeduwd naar 'het onbewuste' - en zou ik dan ook niet hebben kunnen terugroepen, totdat ze ineens vanzelf opduiken, en vaak opnieuw 'vergeten' worden, dat wil zeggen: terugzinken in het diepe meer van 'het onbewuste'. Dat 'vanzelf' is maar betrekkelijk: ik moet aannemen dat bepaalde onvermoede en onreconstrueerbare 'triggers' in mijn levenssituatie de vergeten dromen naar boven hebben gehaald. En dat kan elk ogenblik weer gebeuren. Dat is een van de dingen die dromen zo boeiend maken: ze presenteren zich gewoon, of we willen of niet. Ze vertellen ons iets over ons diepste zelf en over de wijze waarop dit innerlijk in ons dagelijkse wakende leven zijn invloed kan uitoefenen. Maar dan moeten dromen wel ernstig worden genomen; dan moet een mens wel de sleutels opsporen die tot zijn dromen toegang geven.

Daarover gaat dit boek 'Nachtboek van de ziel'. Het gaat niet alleen over dromen - hoewel het door de geïnteresseerde lezer als droomhandleiding gebruikt kan worden - maar is eerst en vooral een boek over mijn dromen. Daarom heb ik het boek iets als 'Droomdagboek' willen noemen - totdat het mij te binnen schoot dat 'nachtboek' meer op zijn plaats is. Hoe dan ook: door mijn eigen dromen te analyseren leg ik iets van mijzelf in dit boek bloot. Dat ik iets in mijzelf heb moeten overwinnen, zal menige lezer die zichzelf een beetje kent, wel begrijpen. Vooral als hij iemand is die, net als ik, niet zo gemakkelijk over het eigen binnenste praat. Tien jaar geleden, vóór  mijn 'midlifecrisis', zou een dergelijk boek voor mij volstrekt ondenkbaar zijn geweest. De zelfanalyse waarvan ik in dit boek iets doorgeef is niet bedoeld als een vorm van exhibitionisme - daarvoor houd ik op allerlei saillante momenten toch weer de eer aan mijzelf - maar als een aanmoediging aan anderen om door middel van droomanalyse zichzelf eveneens onder de loep te nemen. Het kan heel gemakkelijk zijn te bidden: 'Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, toets mij en ken mijn gedachten; zie, of bij mij een heilloze weg is, en leid mij op de eeuwige weg' (Ps. 139:23v.) - maar dan moeten wij ook bereid zijn ons hart te laten doorgronden en God tot ons te laten spreken over wat Hij in ons hart aantreft.
Het boek biedt dus niet alleen zelfanalyse, maar wil een uitdaging aan de lezer zijn zelf ook op onderzoek te gaan. Mijn eigen ontdekkingsreis is slechts een voorbeeld, een soort 'paradigma' om aan te geven hoe men een bepaald werkwoord vervoegt. Ikzelf ben in dit boek het werkwoord. Maar het paradigma geeft aan hoe iedere lezer zelf zijn eigen werkwoord kan invullen en kan leren hoe hij het moet vervoegen. Eventueel zou hij daartoe, voordat hij aan het eigenlijke boek begint, eerst de Aanhangsels kunnen bestuderen. De droomanalyse heeft mij in mijn levensontplooiing, als iemand die bezig is uit zijn 'midlifecrisis' omhoog te klauteren, bijzonder geholpen. Ik wens de lezer hetzelfde, vooral hem die eveneens tot de middelbare leeftijd behoort. Trouwens, wat is 'middelbaar' : als de levensduur van een man bijv. 78 is, is zijn middelbare leeftijd van 27 tot 52jaar...
 
 


2 . Nederlands Dagblad - 23 november 1998

Nachtboek van de ziel

Reactie - door prof. dr. W.J. Ouweneel

In 'Het Katern' (Nederlands Dagblad) van vrijdag 30 oktober 1998 stond een recensie van het boek van prof. dr. W.J. Ouweneel, Nachtboek van de ziel. 
Op verzoek van de uitgevers van dit boek, die van oordeel zijn dat de recensie geen recht doet aan de opvattingen van prof. Ouweneel, plaatsen we nu een artikel van prof Ouweneel over hetzelfde onderwerp als dat boek. Het is een samenvatting van enkele artikelen die in 1995/1996 verschenen in het blad 'Bijbel en Wetenschap'

In de twintigste eeuw is er in de psychologie zeer veel aandacht geschonken aan de analyse en de uitleg van dromen. Veel van die inzichten zijn zeer bruikbaar, als wij die althans weten te 'vertalen' in een christelijk denkkader, dus op een schriftuurlijk verantwoorde wijze. Ten eerste weet de christen dat hij altijd, ook in zijn dromen, voor het aangezicht van God staat. Een droomanalyse die God en het geweten er niet in betrekt, moet daarom noodzakelijk falen.
Ten tweede heeft de christen niet slechts weet van God en de werkzaamheid van de Heilige Geest, maar ook van de duivel en het vlees. In de moderne droompsychologische scholen is voor deze inzichten helaas gewoonlijk geen plaats.

Derhalve kan een christen nooit zomaar de droompsychologie van een S. Freud of een C.G. Jung volgen. Als hij dat vanuit een zekere overschatting van 'de' wetenschap of het valse idee van een 'neutrale objectieve' wetenschap toch doet, zal hij onherroepelijk op dwaalwegen komen. Immers, Jung en zijn school staan de christen weliswaar nader dan Freud, want zij hebben tenminste oog voor de betekenis van de religie, en haar ook 'objectieve' waarde toegekend. Als psycholoog beperkt Jung zich strikt wetenschappelijk tot de psychische kanten van het menselijk 'godsbeeld'. Toch gelooft hij wel degelijk dat er niet alleen van subjectieve 'godsbeelden' sprake is, maar ook van het objectief-transcedent-Goddelijke. De christelijke droomanalyse verschilt echter o.a. grondig van die van Jung, doordat zij uitgaat van de tegenstelling tussen de (persoonlijke) Allerhoogste God en de (persoonlijke) 'goden', dat is: de demonische machten. De aanname van een dergelijke antithese zou bij Jung ondenkbaar zijn. Hij erkent slechts 'het goddelijke', dat identiek is met 'het demonische' en voor zover er een antithese is, dan een complexio oppositorum ('verstrengeling van tegenstellingen') binnen het 'goddelijke' c.q. 'demonische' (dat voor hem hetzelfde is). Vooral in dit laatste staat Jung lijnrecht tegenover de Schrift.

Dat betekent echter niet dat wij niet iets van Jung kunnen leren! Wij kunnen van alle wetenschappers iets leren, zolang wij maar oog hebben voor hun wereldbeschouwelijke achtergrond. Bij Jung is dat een sterk syncretische opvatting van religie, en dat is een principieel andere dan bij de christen-wetenschapper.   Wij kunnen daarom van de moderne droompsychologen slechts leren in zoverre wij hun wetenschappelijke resultaten plaatsen in een christelijk denkkader, hun inzichten herinterpreteren in het kader van een christelijke wereldbeschouwing.

Bijbelse droomwijsheid
De Bijbel heeft er weet van dat gedachten en gevoelens. en evenzo onze dromen, uit het hart voortkomen (vgl.  bijv. Matt. 15:19). Onze dromen zijn juist daarom zo wonderlijk en geheimzinnig omdat ons hart 'arglistig' en moeilijk te kennen is Oer. 17:9). De Prediker wist al:
'de droom komt door veel bezigheid' (5:2), d.w.z. door de werkzaamheid van onze eigen ziel, die ook tijdens de slaap nog steeds actief is om de bezigheden van de dag, of ruimer: van ons leven, te verwerken. Men krijgt het ware, diepe inzicht in zichzelf vanuit zijn dromen eerst als men ze voor Gods aangezicht, in de kracht van de Heilige Geest leert duiden. Dit betekent in onze concrete situatie niet slechts een passief 'ontvangen van de uitleg. Er moet met de droom gewerkt worden. In Hand. 16:9 krijgt Paulus in de nacht het gezicht van de Macedonische man die hem vraagt naar hem over te steken om hem en de zijnen te hulp te komen. Paulus en zijn metgezellen handelen niet blindelings volgens deze droom; vers 10 zegt dat zij uit de droom 'opmaakten' dat God hen naar Europa geroepen had. Dit 'opmaken' houdt overweging in, een actief zoeken naar de boodschap van God in de droom. De om hulp roepende man is een symbool, en een symbool moet geduid worden voordat ernaar gehandeld kan worden.
Gelovigen hebben het voorrecht, ja de 'plicht'. al hun dromen in het licht van de Heilige Geest te verstaan. Elihu wijst er immers op dat God tot de mens spreekt 'in een droom, in een nachtgezicht, wanneer diepe slaap op de mensen valt' Job 33:14). De mens die ontwaakt met een klaar herinnerde droom, die een diepe indruk bij hem achterlaat, heeft zich af te vragen wat de Heilige Geest hem door de droom te zeggen heeft. De psychologie zegt dat het ons 'onbewuste' is dat ons aanspreekt; of laten we zeggen: diepere lagen van de ziel die niet tot ons alledaagse bewustzijn doordringen. Maar ook al is het ons eigen onbewuste dat spreekt, dat verandert voor de gelovige niets aan het feit dat hij de boodschap van dat onbewuste voor Gods aangezicht heeft te overwegen.
Natuurlijk: het is ons onbewuste dat spreekt. Daarom kunnen en mogen wij niet zomaar blindelings de stem van onze droom navolgen; de droom neemt nooit onze verantwoordelijkheid van ons over. Maar de droom moet wel voor Gods aangezicht overwogen worden. Ik kan mijn verantwoordelijkheid nooit laten bepalen door mijn dromen; ze is gefundeerd in bewuste, weloverwogen beslissingen. Maar mijn dromen kunnen mij wel helpen inzicht in 'mijn diepere innerlijk te ontwikkelen, waardoor ik minder gevaar loop mij in mijn beslissingen te laten beheersen door onbewuste factoren, die zich anders aan mijn aandacht onttrekken.

Profetisch
In Gen. 41:33-36 trekt Jozef conclusies uit de dromen van Farao en geeft hem belangrijke adviezen, die het land zouden redden. De droom wordt hier niet fatalistisch  als een onontwijkbaar noodlot aanvaard, maar tegenmaatregelen worden genomen om de door de droom aangekondigde rampen tegen te werken.
Het profetisch karakter van de droom is zodanig dat de rampen zelf niet vermeden kunnen worden; maar de gevolgen ervan kunnen wel tot een minimum worden teruggebracht. Dat is verantwoordelijk omgaan met een droom.

Het droomarchief
De ziel put in de droom uit de reusachtige voorraad van onze vroegere belevenissen. Als een onmetelijk archief staan deze gevoelens en ervaringen, die het bewuste Ik dikwijls allang vergeten is, voortdurend vrij ter beschikking van de ziel. Zij citeert daaruit vrijelijk, soms woordelijk, soms in bewerkte vorm, zij haalt vaak uiteen wat bij elkaar hoort en legt allerlei onverwachte en vaak speelse verbanden tussen heel verschillende herinneringen. Uit de rijkdom van het archief biedt de droom ons elke nacht een nieuwe selectie, die, mits scherp opgemerkt en goed verstaan, ons bewuste leven kan verrijken en zelfs tot uitgangspunt van een nieuwe levensinstelling kan worden.
Vele van die vroegere belevenissen zijn strikt individueel; zij behoren slechts mij of u toe. Vele andere belevenissen echter hebben te maken 'met algemeen-menselijke ervaringen, zoals geboorte en dood, groei, bloei en verwelking, liefde en haat, geluk en rampspoed, schuld en verzoening, strijd en vrede, zowel met de 'hogere machten', met de medemensen als met de krachten der natuur. De droomsymbolen kunnen naar onze strikt persoonlijke  belevenissen  verwijzen, maar ook naar deze algemeen-menselijke ervaringen. Het gaat dan om die symbolen die teruggaan op wat Jung aanduidt als archetypen. Het zijn symbolen als dag en nacht, zomer en winter, dieren en planten, sterren, zon en maan, water, zee, man, vrouw, kind (die vooral dan archetypische betekenis hebben wanneer het in de droom om onbekende personen gaat). Onze diepste belevenissen en psychische krachten, die het menselijk loven eigen zijn en die wij derhalve met de hele mensheid delen, kunnen zich in de vorm van zulke symbolen in de droom uitkristalliseren. Deze algemeen-menselijke symbolen treden niet zomaar in elke droom op. Veel dromen zijn 'alledaagse' dromen, weerspiegelingen van het alledaagse leven. En ook dromen die diepere lagen van onze ziel aanboren, brengen niet altijd de oersymbolen aan het licht. Zij lijken gereserveerd te zijn voor beslissende fasen in ons leven, fasen waarin het niet slechts aankomt op persoonlijke beslissingen en persoonlijke vernieuwing, maar die te maken hebben met algemeen-menselijke uitdagingen. De kindsheid, de puberteit, het begin van de carrière en het gezinsleven, de 'midlife'-fase, de ouderdom, wij beleven ze alle op onze eigen unieke wijze, maar zij hebben tegelijk alle te maken met algemeen-menselijke fasekenmerken, ontwikkelingen, problemen, veranderingen, uitdagingen.

De mens is niet rechtstreeks verantwoordelijk voor de inhoud van zijn dromen, zoals hij dat wel is voor zijn bewuste gedachten, woorden en daden. Maar de mens is wel verantwoordelijk voor de wijze waarop hij ten overstaan van God met zijn dromen omgaat. Zoals de droomkenner Ludwig Binswanger stelde: ,,de wetenschappelijke droominterpretatie is zonder gewetensonderzoek niet meer denkbaar".

 


1. Brinknieuws - Zwolle 1998

Boekbespreking Nachtboek van de ziel

Dit had ik verwacht. Nadat br. Ouweneel in het EO-programma Wittewierum uitgebreid uiteengezet had hoe een bezoek aan een congres over dromen en droomduiding hem aangezet had tot bestudering van zijn eigen droomwereld, was het voor mij bijkans vanzelfsprekend dat er een boek over dromen en droomduiding van zijn hand zou volgen - te meer daar de droompsycholoog bij uitstek,

Carl Gustav Jung, al evident plaats geboden was in De Negende Koning.
Inmiddels zal het U bekend zijn dat er rond dit boek nogal wat commotie is ontstaan vanwege de (voor diversen nogal schokkende) recensie in het Nederlands Dagblad van 30 oktober jl. Tot mijn grote teleurstelling heb ik gemerkt dat verschillende mensen om me heen als gevolg van deze recensie de integriteit van br. Ouweneel in twijfel zijn gaan trekken of op zijn minst in verwarring zijn gebracht (eerlijk gezegd heb ik ook een moment niet goed geweten wat ik van de inhoud van de recensie denken moest). Het is mede daarom dat ik deze maand mijn reactie wil geven op het veelbesproken boek en op de bewuste recensie.

Inhoud: 
In dit boek analyseert br. Ouweneel vijfenzeventig dromen die hij in een tijdbestek van een aantal maanden in 1995 gedroomd heeft. De aanleiding over zijn dromen na te denken vormde een congres over droomduiding.

Mening: 
Wie van granieten zekerheden houdt, moet dit boek niet lezen. Net als De Negende Koning en De Zevende Koningin (zojuist verschenen) heeft het boek een meer speculatief karakter. Niet dat deze boeken aan elkaar hangen van het natte-vinger-werk (de uitgebreide bibliografie bewijst dat de wetenschapper Ouweneel zich weer goed ingelezen heeft), maar de filosoof Ouweneel weigert op veel vragen een eenduidig antwoord te geven. Wie met zulke `vaagheden' kan leven, zal veel boeiends in dit boek ontdekken; wie er eerder nerveus van wordt, doet er beter aan het boek gesloten te laten.

Het is m.i. de gesteldheid van het ontvangende publiek waar in de discussie rond het Nachtboek van de ziel het grootste probleem ligt. Ik kan me wel heel goed voorstellen dat dit boek sterk verschillende reacties uitlokt. Ik geloof niet dat ik ooit eerder een boek onder ogen heb gehad, waarin de houding van de lezer t.o.v. het geschre­vene zo sterk bepalend is voor de waardering van het boek: of men waardeert de openhartigheid van de auteur Of men verwijt hem met zijn ziel onder de arm te lopen; of men waardeert de kwetsbaarheid van Ouweneel of men beschuldigt hem van egocentrisme. De mate waarin men dit boek waardeert zal sterk afhangen van hoe eerlijk de lezer tegenover zijn eigen emotionele wereld staat.

Er zijn mensen die menen dat Ouweneel geen boeken moet schrij­ven waar medegelovigen nerveus van kunnen worden. Ik vind dit echter een zeer discutabel uitgangspunt: waarom zou Ouweneel zich aan 'ons' aan moeten passen? Niet Ouweneel moet zwijgen over onderwerpen waar sommige gelovigen geen raad mee weten, maar juist deze gelovigen dienen t.a.v. deze onderwerpen (en boeken daarover) er het zwijgen toe te doen. Waarom moet iedereen zo nodig over alles zijn mening geven?

M.i. is br. Ouweneel er in geslaagd een boeiend boek te schrijven over de (mogelijke) waarde van dromenduiding en geestelijke groei. Ik zeg 'mogelijke waarde', omdat dromenduiding toch een complexe zaak is. Net als in de Bijbelse tijd niet iedereen tot zoiets in staat was, zal dat nu ook niet het geval zijn. Het vergt tijd om er slag van te krijgen en volgens mij vereist het toch ook een introspectieve aanleg. Wie het vatten kan, die vatte het.

www.vergadering.nu