www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
3
RECENSIES
De boeken van Willem J. Ouweneel
3
.
Biblion - 2012 - www.deboekensalon.nl
Boekrecensie door Biblion
Dit boek bevat een serie bijbelstudies over de betekenis en de praktijk van het Avondmaal. De auteur laat eerst het licht van het Oude Testament over dit onderwerp schijnen met twee voorbeelden: het Pascha en het vredeoffer. Daarna wordt aandacht besteed aan de verschillende teksten in de Evangeliën en in de eerste Brief van Paulus aan de Korinthiërs.
Dit boek bevat een aantal bijbelstudies over de betekenis en de praktijk van het Heilig Avondmaal. Uitgaande van het oudtestamentische pascha en het vredeoffer behandelt de auteur, een van de voormannen van de Vergadering der Gelovigen, de instelling en het gebruik van het Avondmaal, de maaltijd des Heren, waarbij hij uitvoerig stilstaat bij wat de Evangeliën en de eerste Brief van Paulus aan de Korinthiërs daarvan zeggen.
Elke zondag zou de maaltijd gevierd moeten worden, zo meent Ouweneel. Het zijn geen geleerde verhandelingen, integendeel, het is een direct, goed geschreven en duidelijk betoog, bedoeld voor meelevende gemeenteleden. Leerzaam en uitnodigend zeker. Het boek verscheen overigens eerder (in 1986) onder de titel 'De maaltijd des Heren' (a.i. 87-07-213-0).
2
.
Nederlands Dagblad - 9 juni 1999
Recensie door dr. M.J. Arntzen
Inspirerend boek van W.J. Ouweneel over het avondmaal
W.J. Ouweneel heeft al heel wat gepubliceerd, op allerlei gebied. Zijn laatste boeken waren nog
wel eens behoorlijk speculatief, bv. over de toekomstverwachting en onze droombelevingen. Daarom
verheugt het ons des te meer nu eens een heel mooi en inspirerend boekje van deze schrijver over
het avondmaal te mogen bespreken. Het was al eerder verschenen, maar kwam nu opnieuw uit onder de
titel Neem, eet. Men wordt bij het lezen getroffen door de diepe eerbied voor onze Here en Zijn
Woord, door de dankbaarheid voor het offer van Zijn leven en door de ernst die gemaakt wordt met
de toewijding van ons zo verloste leven aan de dienst van de Heer.
Merkwaardig; op veel onderdelen kunnen we het moeilijk met de schrijver eens zijn. Vanuit
gereformeerd belijden zijn er ook allerlei vragen te stellen; dat zullen we ook wel doen. Dat
neemt niet weg dat de grondtoon van dit geschrift authentiek christelijk is. En er zijn tal van
verfrissende opmerkingen, die ons tot nadenken stemmen.
Indeling
Het boek bevat zeven hoofdstukken. Eerst wordt, wat voor de hand ligt, het verband besproken
tussen het oudtestamentische pascha en ons avondmaal. Daarna, in hoofdstuk 2, wordt uitvoerig
gesproken over het vredeoffer en het avondmaal. Dan komt het Nieuwe Testament aan de beurt. In
hoofdstuk 3 en 4 wordt gesproken eerst over het avondmaal bij Matteüs en Marcus, dan bij Lucas.
Deze aparte behandeling van Lucas houdt verband met Ouweneels mening dat in de eerste twee
evangeliën de discipelen worden gezien als gelovig overblijfsel van Israël. Maar in Lucas zouden
deze discipelen de gemeente vertegenwoordigen, die echter maar een deel van alle gelovigen omvat,
namelijk de christenen vanaf de pinksterdag tot de zgn. 'opname der gemeente' (zie hiervoor pag.
57/8, 87).
Dan volgt een belangwekkend vierde hoofdstuk over de tafel van de Here en de ontheiliging ervan.
In het zesde hoofdstuk wordt er sterke nadruk op gelegd dat het avondmaal hoort bij de dag des
Heren, de zondag, met beroep o.a. op Hand. 20:7. Veroordeeld wordt dan de praktijk om het
avondmaal maar enige keren per jaar te vieren (p. 126). Maar ook het horen van het Woord hoort er
op zondag bij, al oordeelt Ouweneel, zoals we verwachten konden, dat de prediking van het Woord en
ook de bediening van het avondmaal niet is voorbehouden aan ambtsdragers. Iedere broeder is
gerechtigd voor te gaan.
In het laatste, zevende hoofdstuk herinnert de schrijver eraan dat de tafel wordt toegericht 'voor
de ogen van wie ons benauwen' (Ps. 23:5). Er wordt op gewezen, dat we een geestelijke strijd te
voeren hebben. We vieren het avondmaal in het aangezicht van de vijand, zoals David en zijn mannen
tafelgemeenschap hadden terwijl de vijanden erop uit waren hen te doden. Maar de trouwe strijders
in de wereld die nu nog in het boze ligt, vormen een bruggenhoofd, bewaren een vesting en
verdedigen die ,,totdat Hij komt'' (p. 149v).
Offerlam
Terecht wordt bij de bespreking van het pascha grote nadruk gelegd op Christus als het Lam van
God, het ware offerlam, die onze zonden op zich nam. Ouweneel vergeestelijkt m.i. wel eens te
veel.
Mooi is, als gezegd wordt - bij de bespreking dat het paaslam alleen op het vuur gebraden mocht
worden - dat Christus in zijn lijden aan de volle kracht van het vuur van Gods toorn werd
blootgesteld en dat niets zijn lijden verzachtte. Maar dan staat er dat het lam gegeten moest
worden met hoofd, schenkels en ingewanden. Het hoofd zou ons dan doen denken aan de wijsheid van
Christus. De schenkels spreken van de wandel van de Here Jezus en de ingewanden op de gevoelens
van ontferming. Vooral de eerste twee vergelijkingen gaan ons wel wat ver, maar misschien zijn we
al te nuchter.
Lofoffer
Bij de behandeling van het vredeoffer, waartoe ook het lofoffer behoort, wordt de lezer getroffen
door de nadruk die gelegd wordt op de avondmaalsviering als lof- en dankzegging. Niet alleen zien
we terug op het offer van Golgota, maar ook loven we God voor zijn verlossend werk in het
verkondigen van zijn dood aan het avondmaal. Bij ons krijgen we wel eens de indruk dat deze
dankzegging pas goed op gang komt in de nabetrachtings- of dankzeggingspreek, als het avondmaal al
beëindigd is.
Ouweneel is ook eerlijk, als het gaat om de vraag, wie er toegelaten dienen te worden tot de tafel
van de Here. Hij staat zeker geen open avondmaal voor. Men kan te ruim zijn in het toelaten. Maar
men kan ook te eng denken. En men kan het zich moeilijk maken, als men alleen maar op zichzelf
ziet en in het donker leeft. Men misbruikt ook wel de leer van de uitverkiezing om het aanbod van
genade krachteloos te maken.
Ook kleine kinderen horen volgens Ouweneel (nog) niet aan het avondmaal, omdat ze nog niet de
tafel van de Here onderscheiden van de tafel van de demonen en ook nog niet onderscheiden, dat het
brood wijst op het lichaam van Christus, ook op het geestelijk lichaam, waarvan Christus het Hoofd
is (p. 109). Wij zouden het wat anders formuleren, maar de grondgedachte is goed, namelijk dat er
een zekere geestelijke rijpheid voor nodig is om het heilig avondmaal te vieren.
Vragen
In dit boek komen we voor ons besef allerlei merkwaardige opvattingen tegen. De belangrijkste is
wel de al genoemde, namelijk dat de gemeente maar een deel van de ware gelovigen omvat. Hoe is dat
te rijmen met de wetenschap dat alle ware gelovigen uit alle tijden toch het ene lichaam van
Christus vormen, dat zij ook allen van eeuwig gekend zijn en ook allen geroepen tot dat ene
lichaam van Christus door één Geest?
Ouweneel pleit er ook voor dat we bij de viering van het avondmaal van één geheel brood ieder
telkens een stukje afbreken. Zo gebeurt het ook wel in sommige avondmaalsdiensten in andere
gemeenschappen dan de Vergadering van Gelovigen, ook in hervormde diensten. Het is een
aantrekkelijke en ook wel bijbelse gedachte. Zo wordt duidelijk dat we allen deel hebben aan het
ene brood.
Aan de andere kant moeten we toch ook bedenken, dat de Here Jezus het brood nam en brak en het gaf
aan de discipelen om te denken aan zijn lichaam, dat tot verzoening van onze zonden in de dood
werd gegeven. Zo breekt ook nu de voorganger het brood als vertegenwoordiger van Christus, die de
ware Gastheer is, en geeft van dit gebroken brood aan de gelovigen.
Maar van een voorgaan door een dienaar des Woords wil Ouweneel niets weten. Opmerkelijk is ook,
dat Ouweneel meent dat Paulus met het oog op de viering van het avondmaal een directe openbaring
van de Here heeft ontvangen (p. 131). Wij zien het meestal zo, dat Paulus deze openbaring bij
overlevering (van andere gelovigen) heeft ontvangen. Deze woorden ,,bij overlevering'' (1 Kor.
11:23) voegde het Nederlands Bijbel Genootschap in de vertaling die we nu gebruiken, toe. Maar ze
staan niet in het oorspronkelijk. Daarom kan men zich afvragen, of Ouweneel hier geen gelijk kan
hebben. Paulus kreeg wel meer rechtstreeks een openbaring van de Here (zie bv. Gal. 2:2).
Bovendien legt deze apostel, met name in de brief aan de Galaten, er de nadruk op dat hijzelf
rechtstreeks door de Here geroepen is en in zijn ambtsbediening zich zeer beperkt heeft in het
contact met de andere apostelen (Gal. 1:15vv.).
Slotsom
Al denken we op onderdelen anders dan de schrijver, we zijn dankbaar dat dit boek zo sterk de
nadruk legt op het schuldverzoenend lijden van Christus en dat in dit boek ook veel aandacht
geschonken wordt aan de heerlijke toekomst van onze Zaligmaker. Zijn koninkrijk is inderdaad nog
veelal verborgen, maar de verlosten door zijn zoendood mogen Hem nu al met volle toewijding
dienen. Zo wordt grote ernst gemaakt met het verkondigen van de dood van de Here totdat Hij komt.
Ondanks de vragen die we hebben, voelen we ons veel meer verwant aan deze schrijver dan aan
zovelen die druk in de weer zijn voor intercommunie en oecumenische avondmaalsvieringen, terwijl
door deze ijveraars soms maar weinig wordt stilgestaan bij Christus' plaatsvervangend lijden of
door hen dit verzoenend, plaatsbekledend lijden zelfs geloochend wordt.
1
.
Zwolse Courant, 22 mei 1999
Recensie door ds. Jenno Sijtsma
Neemt, eet, door Willem J. Ouweneel (Medema)
Dit boekje bevat een serie bijbelstudies over de
betekenis en de praktijk van het Heilig Avondmaal. Eerst bespreekt Ouweneel het Pascha en het
vredeoffer, waarna aandacht voor de verschillende teksten in de Evangelieën en in Paulus' eerste
Brief aan de Korinthiërs. Boeiend, en strikt Schriftuurlijk (zo is hij tegen kleine kinderen aan
het avondmaal), zijn het voor mij 150 rijke bladzijden.
|