www.vergadering.nu Recensie-index www.vergadering.nu
4
RECENSIES
De boeken van W.J.
Ouweneel
De negende
koning
Het laatste der hemelrijken
De triomf van Christus over de machten
prof dr. Willem J. Ouweneel
Gen. gebroch., 360 blz.,
geen illustraties, prijs fl. 44,95
Uitgave: Barnabas, Heerenveen
4.
In het Zoeklicht stond deze keer
geen boekrecensie maar enkele ruime citaten
uit het boek "De negende Koning" van Willem J. Ouweneel
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
Het Zoeklicht - 26 oktober
2002
Geestelijke machten - engelvorsten
De geschiedenis, zowel als de wereld van vandaag, leren ons dat volkeren leven onder goden en geesten.
Ook de Bijbel, vooral de profeten, leren ons achter de dingen te kijken, naar de machten en krachten in de hemelse gewesten. De oude culturen, de oude wereldrijken, hadden machtige goden, die wij kennen vanuit de profetie als 'afgoden'. Die afgoden waren en zijn engelen, geesten en demonen uit het rijk der duisternis. In het indrukwekkende boek "De negende koning" (uitg. Barnabas) beschrijft Dr. Willem Ouweneel de resultaten van zijn onderzoek naar deze geestelijke werkelijkheden in onze wereld.
Dr. Willem J. Ouweneel:
"Samenvattend heeft het er alles van dat wij onder allerlei verschillende Oud Oosterse namen steeds stuiten op een en dezelfde geestelijke werkelijkheid. Er is een bijzonder opmerkelijke continuïteit tussen de engelvorsten van Egypte, Assur, Babel, Griekenland en Rome. We moeten ons daarbij niet laten misleiden door schijnbare verschillen. Zo wordt Hermes
een 'incarnatie' van de Egyptische god Thoth genoemd, die de raadgever is van Osiris. Daarin lijkt hij dus onderscheiden te worden van Osiris, net zoals Hermes, de boodschapper van de goden, onderscheiden is van Zeus (vgl. Hand. 14: 12). Maar in andere opzichten vallen hun attributen weer samen, net zoals we zagen dat vader en zoon Osiris en Horus, Bel/Mardoek en Nebo, Kronos en Zeus, Zeus en Apollo
vaak 'samenvallen'.
|
Het lijkt er sterk op dat een en dezelfde engelmacht, ook al kunnen daarin mogelijk verschillende engelfiguren onderscheiden worden, de geschiedenis van de zeven wereldrijken beheerst. Soms staan deze rijken tegenover elkaar; als ze elkaar opvolgen, onderwerpt het volgende rijk het vorige. Dan keert dus de ene engelvorst zich tegen de andere. Maar Dan. 10 maakt al duidelijk dat in werkelijkheid de engelvorsten één gecombineerde macht vormen wier eigenlijkste, werkelijkste tegenstander nooit een bepaald ánder rijk is, maar het volk van God, en de God der goden die achter dat volk staat. Het gaat slechts om verschillende verschijningsvormen van dezelfde diabolische macht, die staat tegenover JHWH en zijn volk".
De Bijbel zegt over Babel, dat Gods oordeel zal komen:
'Vant de sterren en de sterrenbeelden des hemels doen hun licht niet stralen, de zon is bij haar opgang verduisterd en de maan laat haar licht niet schijnen. Dan zal ik aan de wereld het kwaad bezoeken en aan de goddelozen hun ongerechtigheid en Ik zal de trots der overmoedigen doen ophouden en de hoogmoed der geweldenaars ver
nederen daarom zal Ik de hemel doen wankelen
en de aarde zal bevend van haar plaats wijken door
de verbolgenheid van de Here der heerscharen, ten
dage van Zijn brandende toorn" (jes.13:10 13).
Dan volgt een spotlied (Jes. 14:4) op de koning van Babel: 'Woe zijt gij uit de hemel gevallen Gij morgenster, zoon des dageraads, Hoe zijt gij ter aarde geveld, overweldiger der volken' En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen; boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst ver in het noorden; ik wil opstijgen boven de hoogte der wolken, mij aan de Allerhoogste gelijkstellen" (Jes. 14:12 14).
De Schrift verbindt hier de koning van Babel met de persoon van Satan. De macht áchter de koning van Babel is "de gevallen morgenster, de zoon des dageraads" namen voor de duivel.
EUROPA
De geestelijke macht achter Babylon behoort tot dezelfde hiërarchie als de machten achter de andere drie rijken die op Babylon volgen: het Perzische, Griekse en Romeinse wereldrijk. Met het Romeinse rijk komen we dan bij de ontwikkelingen in Europa. Het christelijk geloof wordt spoedig vermengd met de 'christelijke' religie, waarin allerlei geestesstroming misleidende geesten binnendringen. De Europese cultuur wordt gedomineerd door de Pontifex Maximus zoals eerst de Romeinse keizers en later de paus van Rome zich zou noemen. Achter dat (christelijke) Europa gaat dezelfde geestelijke macht een engelvorst schuil als achter het oude Babylon.
Opnieuw Dr. Willem Ouweneel (in 'De negende Koning"):
In dat opzicht geven de kerkvaders ons een treffend antwoord. Uiteraard wisten zij heel wel van het bestaan van nationale engelvorsten. Zo zegt Pseudo Clemens, dat God de naties der aarde in 72 delen verdeeld en over elk een engel gesteld heeft, maar over Israël de grootste onder de aartsengelen
(Michaël - ftv). Volgens Clemens Alexandrinus heeft God engelen gesteld over volken en staten; elders zinspeelt hij kennelijk op Deut. 32:8 en wel op de eerder genoemde, waarschijnlijk juiste lezing van Qumran en de antieke versies ervan ('zonen Gods' in plaats van 'zonen Israëls'). Ook Origenes spreekt vaak over volksengelen naar aanleiding van Deut. 32:8v.
Waar het nu om gaat, is dat de kerkvaders niet alleen wisten van volksengelen in het algemeen, maar ook van een dergelijke engelvorst voor de christenheid. Zij maken hier melding van in het kader van de reeds vroeg ingeslopen leer als zou de christelijke kerk de positie, de zegeningen en de beloften van Israël hebben overgenomen (de kerk als het 'geestelijk Israël'). In dit verband wordt ook Michaël, de engelvorst van Israël, door de kerkvaders geannexeerd. Zo lezen we:
"Michaël... die het gezag heeft over dit volk en over hen regeert"; de uitdrukking 'dit volk' slaat oorspronkelijk natuurlijk op de Joden, maar wordt hier toegepast op de christenheid. Elders vinden we de opvatting als zouden de engelen vlak voor de verwoesting van Jeruzalem in 70 n.C. het verworpen volk verlaten hebben, en met hen ook Michaël, en dezen zouden dan zijn "overgelopen" naar de bekeerde heidenen. Uiteraard werpen we deze gedachte van het overlopen van Michaël beslist van ons. Immers, Dan. 12 en Openb. 12 wijzen erop dat Michaël tot aan de wederkomst van Christus de zaakwaarnemer (om niet te zeggen de engelvorst) van Israël blijft. Waar het mij nu om gaat, is slechts aan te tonen dat de oude kerk vertrouwd was met de gedachte van nationale engelvorsten, en zelfs met de idee van een engelvorst van de christenheid, ook al vergisten zij zich in de identiteit van deze engelvorst.
Uit de vergissing blijkt trouwens wel dat de kerkvaders intuïtief een parallel aanvoelden tussen Israël en de christenheid. Zolang Israël nog met JHWH zijn weg ging, was het Diens rechtstreekse erfdeel en was er geen sprake van de tussenkomst van een engelvorst.
Maar, Israël week van JHWH af en ging de weg der heidenen op, ja, werd ten slotte zelfs in ballingschap weggevoerd onder de heidenen. Daaruit is het in zekere zin nog nooit écht teruggekeerd,
omdat van Zerubbabel tot de val van Jeruzalem in 70 n.C. de Joden in Palestina deel bleven uitmaken van de respectieve wereldrijken en daardoor feitelijk ballingen in eigen land waren
(Neh. 9:37). Welnu, vanaf Israëls afgoderij en de daarop volgende ballingschap werd ook Israël onder toezicht van een engelvorst geplaatst. Weliswaar was dit Michaël, de voornaamste van de engelvorsten, maar het was toch een 'tussenwezen' tussen JHWH en Israël (Dan. 10:21; 12:1).
Ook de van God afgeweken christenheid is onder een dergelijke engelvorst komen te staan. Maar dit is geen goede engel zoals Michaël. In het boek Openbaring is de 'grote hoer' het in Rome gecentreerde naamchristendom, dat rijdt op het 'beest', het Romeinse rijk. Zij vormen als twee vleugels, een religieuze en een politieke, één macht, die onder toezicht staat van de 'draak', de engelvorst van het Romeinse rijk.
Een verminkt, syncretistisch 'christendom' veroverde het voorheen heidense Romeinse rijk. Binnen dat christendom bevonden zich vele ware christenen, die als martelaars hun leven gaven voor hun hemelse Heer. Maar het systeem waarvan zij deel uitmaakten, stond onder de macht en de invloed van Samaël, de engelvorst van Rome.
Vooral na de 'kerstening' van het rijk onder Constantijn en zijn opvolgers verloor de massa van de 'christenen' de persoonlijke, levende band met de God van Jakob. Daardoor werd het mogelijk dat ook hier 'tussenwezens', maar dan diabolische machten, tussen de God der goden en het gekerstende Westen, het 'volk der christenen' kwamen te staan.
Door alle eeuwen heen heeft een 'rest' van getrouwe gelovigen de levende gemeenschap met Christus bewaard. Maar het gros van de christenheid kende en kent deze levende band niet. Het heeft niet de persoonlijke band met Israëls God; het kent slechts de engelvorsten, de tussenwezens die de plaats van Christus de facto hebben ingenomen en in Zijn plaats een voorwerp van verering en dienstbetoon zijn geworden (vgl. Kol. 2: 18).
In deze visie is het uiteraard van essentieel belang, dat deze engelvorsten door (het gros van) de christenheid worden aangezien voor Christus Zelf óf Zijn apostelen, met name
Petrus. Als men zich op dit standpunt stelt, gaat er een totaal nieuw licht over de geschiedenis van de christenheid oftewel van de Westerse cultuur op. De 'Petrus' die in de kerk van Rome vereerd wordt, is niet de apostel Petrus uit het Nieuwe Testament. En de 'Christus' die door de massa van de christenen (kortweg: de christenheid) vereerd wordt, is niet de Christus der Schriften. Die wordt slechts gekend door de smalle lijn van Schriftgetrouwe gelovigen, die door de hele kerkgeschiedenis heenloopt. Zelfs dat wat in de
Reformatie waarlijk een groots werk Gods was, is uiteindelijk niet anders dan een smalle lijn in de geschiedenis gebleven. En ook binnen het protestantisme heeft grosso modo slechts een 'rest' de band met de Christus der Schriften gekend.
Het is helemaal niet zo vreemd om de verering van zulke 'christussen' in de kerkgeschiedenis aan te nemen. De Here Zelf heeft gewaarschuwd (Matt. 24:24; vgl. Mark. 13:22):
'Want er zullen valse christussen ( Gr. pseudochristo) en valse Profeten opstaan en grote tekenen en wonderen geven, zodat zij zo mogelijk ook de uitverkorenen misleiden'.
Tot zover dr. Ouweneel.
De geest van Babylon en de andere wereldrijken zijn nog springlevend onder ons en domineren de wereld waarin wij leven vanuit het 'geestelijk centrum'
- het rijk der duisternis.
Feike ter Velde
3.
De Negende Koning
W.J. Ouweneel
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
Nederlands Dagblad, 18-11-1997
door prof. dr. W. van 't Spijker
Fantasierijk boek over wereldrijken
Met De Negende Koning heeft prof. dr. W. J. Ouweneel een
fantasierijk boek geschreven. Het is een studie over de geschiedenis achter de geschiedenis, met
een moeilijk woord: metahistorie. Ik heb lang nagedacht of ik de karakterisering 'fantasierijk'
zou gebruiken. Toch ontkom ik er niet aan. Het boek mag er zijn. Het telt 360 bladzijden,
waaronder een bibliografie, een tiental excursen, een genealogie, een register van bijbelteksten
en een persoonsregister.
Het boek getuigt van een indrukwekkende kennis van zaken omtrent van alles en allerlei. De
schrijver heeft een groot bevattingsvermogen en weet daardoor bijbelse gegevens, of vermoedens
daaromtrent, te verbinden met feiten uit de wereldgeschiedenis, christelijke en joodse uitleg
van de Schrift, mythologische voorstellingen en geschiedfilosofische ideeën.
Hoofdmomenten voor zijn opvattingen worden geleverd vanuit de omstreden denkwereld van de aan
Evangelische Hogeschool te Amersfoort nogal verschillend beoordeelde dr. F. de Graaf. Op
belangrijke kruispunten van de apocalyptische literatuur grijpt Ouweneel terug op de
verklaringen van 'de belangrijkste profetische uitlegger van de negentiende eeuw, die
leermeester en inspirator voor honderden andere uitleggers geworden is: John Darby (blz. 247).
Een geschiedenis achter de geschiedenis: metahistorie, zo kenschetst Ouweneel zijn studie. Dat
er méér in en achter de wereld is dan onze geschiedenis, zal menigeen toegeven. Ook al zullen
de meesten niet bereid zijn om het eigenlijke van deze metahistorie te zoeken in het optreden
van een groot aantal engelgeesten, machten en tronen , goden of demonen die zich geassocieerd
hebben met de opeenvolgende wereldrijken. Daar ligt de essentie van het boek. Wie op dit punt de
schouders ophaalt, wordt door het geheel weinig gesticht, soms zeer vermoeid en tot verbazing
gebracht over het vermogen te construeren, te schikken, te herschikken en te interpreteren.
Goden of mensen
De gedachtenwereld van Hattemse cultuurwijsgeer dr. De Graaf heeft Ouweneel geïnspireerd.
Evenals deze laat hij zich leiden door de opvatting dat op verschillende plaatsen in de Heilige
Schrift waar over goden wordt gesproken, in feite mensen of aardse vorsten zijn bedoeld. Een
sleutelfunctie vervult Psalm 82, waar het volgens Ouweneel om een hemelse hofhouding gaat. Ook
zou er sprake zijn van 'sterrengoden', die eveneens figureren in de heidense mythologie. Er zijn
verder volksengelen, die aan iedere natie afzonderlijk zijn toegewezen. Ze spelen een
beheersende rol in de geschiedenis van de volken, en met name in de grote wereldrijken die het
leven op deze planeet (overigens alleen in het Westen) getekend hebben. Die goden, engelen of
machten spelen hun spel, dat op de achtergrond van het wereldgebeuren zich voltrekt, maar
tegelijk in onze eigen werkelijkheid een veelal verderfelijke invloed uitoefent.
Centraal in de wereldgeschiedenis staat het volk Israël. Het heeft een machtige tegenspeler in
de krachten die zich in Edom openbaren. De uitleg van Gen. 32, waar het gaat over de worsteling
van Jacob aan de Jabbok: 'een man worstelde met hem', is een karakteristiek voorbeeld voor het
boek. De worstelaar, die een zegen moet achterlaten, blijkt niemand anders te zijn dan de boze
engel van Ezau (Edom), ook verpersoonlijkt in tal van andere reële en minder werkelijke,
mythologische machten en figuren. Die machten keren zich tegen Israël, tegen de Gezalfde. En
zij werken door tot op de jongste dag. Eerst dan zullen ze op een grootscheepse manier
vernietigd worden.
Drie rijken
De wereldgeschiedenis kent vier plus drie rijken: Egypte, Assur, Babel, Medo-Perzië,
Griekenland, Rome, het 'dritte Reich', gevolgd door het rijk van de Antichrist en dan als
negende het Rijk van de Messias.
Hier wordt het schema van Daniël ingeweven in de voorstelling uit het laatste bijbelboek, dat
spreekt over een dier met zeven hoornen. Elke hoorn vertegenwoordigt een wereldrijk. Volgens
deze visie verkeren we nu in een stadium van de geschiedenis, waarin men slechts kan spreken
over vermoedens. Het is 'goed denkbaar' dat het herrijzende Romeinse rijk de hele Westerse
wereld zal omvatten, of even verder: 'Alles is mogelijk'. (blz. 252v.)
Deze constructies bieden weinig steun tot werkelijke conclusies, die niettemin stevig worden
getrokken. Eén ding echter is wel zeker: men moet de Bijbel nu eenmaal uitleggen en het is niet
genoeg om vaag te spreken over een 'antigoddelijke' of een 'antichristelijke' macht. Geen
speculaties, maar uitleg dus. Deze beweegt zich uiteindelijk om de staat Israël. Rond Israël
ziet Ou-weneel vrijwel alle machten weer naar voren komen, het hele circuit van oppergoden, die
ooit de Olympus bevolkt hebben of op andere plaatsen troonden, Hier wordt het
voorstellingsvermogen van de schrijver naar mijn gedachten wel bijzonder ruim. Het kan ook,
omdat hij een zekere positieve waarde toekent aan de oude griekse en romeinse mythen en
legenden. Het komt een beetje vreemd bij mij over, die hele kraam van goden, halfgoden, engelen,
vorsten en wat er al niet meer geweest is. Ook de aan fantasieën zo rijke voorstellingswereld
van de rabbijnen met hun verhalen komt aan bod. Ouweneel borduurt hun namen in het gebeuren van
de geschiedenis in. En wanneer dan alles geweest is, dan is het Rijk van de negende Koning daar.
Verlegenheid
Het boek bracht mij in verlegenheid. Ik moet eerlijk zeggen dat ik er geen raad mee weet.
Ouweneel verzet zich tegen wijsgerige ontwikkelingen die hij in de kerkgeschiedenis slag op slag
weet aan te wijzen. Het wijst de christelijke wijsbegeerte ('philosophia christiana') bij
Augustinus en Calvijn radicaal van de hand. Ik meen dat hij op dit punt beiden onrecht aandoet.
In ieder geval gaat hij hier al te kort door de bocht. Hij rept daartegenover van een
schriftgetrouwe filosofie, die hij bij de Reformatie niet ontdekt, waarom deze beweging ook
mislukt is.
Tegen die achtergrond is het ietwat merkwaardig dat hij welhaast een openbaringskarakter toekent
aan mythologieën die stammen uit het duistere brein van eersteklas heidenen: heidense
mythologie die in de kern terug gaat op een historische werkelijkheid, die bij haar sterk
verbasterd en verdicht is.
In een paar excursen biedt Ouweneel het materiaal, dat zijn visie zou moeten ondersteunen,
terwijl daarachter zijn eigen genealogie geplaatst wordt die ons leert, hoe de auteur afstamt
van prinsen, koningen, keizers en andere wereldgroten. Ik mag eindigen met een citaat: 'Over
deze stamreeksen heb ik
gemengde gevoelens'. Ik deel die gevoelens, ook als het gaat om de plaatsing
ervan in dit boek.
2. -
1 maart 1999 - www.digibron.nl...
Boekbespreking De negende koning
Recensie door H.H.J. van As
Willem (toen nog Wim) Ouweneel was altijd al het knapste jongetje van de klas. Ik kan het weten, want op de christelijke lagere school al was ik zijn klasgenoot. En later op het Chr. Lyceum (in Apeldoorn) was ik dat eveneens. Alleen ‘deed’ ik gymnasium Alpha, maar Ouweneel zowel Alpha als Bèta. Hij ging in Utrecht studeren; ik ook. Hij biologie - hij woonde dan ook aan het Veemarktplein... - en ik toen geschiedenis.
Maar Willem O. sloeg ook heel wat andere wegen in. Hij promoveerde liefst drie keer: in de biologie (Utrecht), in de wijsbegeerte (VU, Amsterdam) en in de theologie (Bloemfontein, Zuid- Afrika). Kerkelijk behoorde hij tot wat wel de Vergadering van Gelovigen heet en dat is hij nog wel, maar hij ontwikkelde zich daarbij wel. In de strijd tussen gesloten en open vergaderingen zoekt hij meer openheid. En mocht hij vroeger met zijn geloofsgenoten de staat als boosaardige Leviathan afwijzen en politiek daarom weigeren te stemmen, nu staat hij op de RPF-kandidatenlijst. En mocht men in zijn geestelijke achterban niet veel op hebben met geleerde theologen en kerkelijke leidslieden, hij volgt nu in menig opzicht de vermaarde hervormde theoloog en cultuurfilosoof dr. F. de Graaff, bij leven o.a. predikant te Hattem en meermalen gepasseerd als hoogleraar theologie of wijsbegeerte omdat hij een te eigenzinnig en oorspronkelijk denker was. Welnu, Ouweneel volgt in bepaalde zin het spoor van De Graaff en zijn visie op de geschiedenis en wat daarachter ligt, de meta-historie.
Originele denkers moeten niet op al te veel bijval rekenen als ze hun hoofd (soms ver) boven het kerkelijk of wetenschappelijk maaiveld uitsteken. Anderen, minder geleerd en begaafd, kunnen hen in hun denkwerk niet volgen en houden hen voor warhoofden. Zulke universele geesten en zelfstandige denkers zijn er niet zoveel meer. Dr. W. Aalders is zo iemand, dr. F. de Graaff, drs. Frans Breukelmans, dr. O. Noordmans waren zo. Hoort Ouweneel nu of straks in dit rijtje thuis? Ik weet het (nog) niet. Zelfs met drie doctorsbullen behoef je geen universeel en origineel denker te zijn. Je kunt immers ook een omgevallen boekenkast zijn, een wandelende of hardlopende encyclopedie die duizenden weetjes bevat, maar ze niet zelf heeft uitgedacht. Dat de vroegere bioloog nu wijsbegeerte, psychologie, dogmatiek en wetenschapsleer doceert maakt hem nog niet tot een dénker van formaat. Dat hij vele tientallen boeken op zijn naam heeft staan, van bijbelstudies en een hugenoten-roman tot wetenschappelijke werken en populaire werken over occultisme en ik weet niet wat al meer, dat bewijst opnieuw, dat hij altijd al het knapste joch van de klas was. Maar zijn duizelingwekkende kennis van tal van wetenschapsgebieden maakt hem nog niet automatisch tot een groot en zelfstandig denker. Is hij dat nu wél of niet? Ik ben er niet uit.
Deze lange inleiding is wel nodig om hem en zijn boek ‘De negende Koning’ recht te doen. Het staat zó bol van eigenzinnige verklaringen van Schrift en historie dat je het zuchtend terzijde legt omdat voor jou al die feiten en verbinddingen en interpretaties niet meer zijn na te rekenen. ‘Fantasierijk’, noemde prof. W. van ’t Spijker - toch ook geen analfabeet... - dit boek en zijn auteur. En ds. J. Maasland meent, dat Ouweneel een bepaald schema van Schriftuitleg (vooral de profetieën van Daniël, Zacharia en Openbaring) normatief over heel de Bijbel legt.
Wat is nu het bijzondere van ‘De negende Koning’?.................
Lees
verder...
1.
Reformatorisch Dagblad, 21-12-1996
Door ds. J. H. Velema
Dr. W. Ouweneel belicht metahistorische achtergronden van de wereldgeschiedenis
Profetisch belang van "De Negende Koning"
"De Negende Koning", uitg. Barnabas, Leiden, 1996; 360 blz.
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
LEIDEN - De geschiedenis achter de geschiedenis. Zo zouden we de inhoud van het nieuwste boek
van dr. W. Ouweneel, "De Negende Koning", kunnen samenvatten. De auteur verantwoordt
zichzelf als hij schrijft dat hij staat in de traditie van de oudste (dit is augustiniaanse)
geschiedverklaring. Het is de interpretatie die achter de geschiedenis een metahistorie ontdekt.
De aardse gebeurtenissen zijn een gevolg en een weerspiegeling van metahistorische
gebeurtenissen achter de schermen van de wereldgeschiedenis. Het gaat erom door te dringen in de
wereld van de 'goddelijke' machten.
Ouweneel gebruikt vaak het woord metahistorie en metahistorisch. Woorden die we tot dusver niet
vaak tegenkwamen, maar die door deze studie met verve worden ingevoerd. Sterk wordt de nadruk
gelegd op de invloed van hogere machten die inwerken op geestelijke en politieke leiders. Vooral
Daniël 10 geeft de schrijver sterke argumenten in handen om te wijzen op het feit dat niet de
aardse heersers, maar hemelwezens de eigenlijke machthebbers zijn.
Die gedachte wordt breed uitgewerkt. Om die reden hebben we in dit boek te maken met een
heel bijzondere studie, boeiend en in menig opzicht inzichtgevend.
Verbluffend
Op grond van Openbaring 17 is de auteur van mening dat er sprake is van zeven wereldrijken.
Achtereenvolgens bespreekt hij Egypte, Assyrië, Babylonië, Medo-Perzië, Hellas, het Romeinse
rijk - zeer uitvoerig - en het zevende rijk zijn dan de post-Romeinse rijken. Het achtste rijk
is het rijk van de antichrist. En daarna komt het laatste wereldrijk der hemelrijken. Vandaar de
titel van het boek, "De Negende Koning"; dat is de triomferende Christus over alle
machten.
Ouweneel bezit een verbluffende kennis van de geschiedenis en de mythologie. Hij strooit met
namen van keizers en pausen alsof het zijn huisvrienden zijn en weet alles van de relaties van
allerlei mythologische figuren. Hij laat achtergronden zien van feiten en gebeurtenissen, die,
al zou men menen dat hij te veel wil bewijzen, toch in ieder geval stof tot nadenken
leveren. Het boek bevat tien hoofdstukken, maar ook nog tien excursen waarin bepaalde
onderwerpen die in de tekst aan de orde waren, uitvoeriger worden belicht. Heel uitvoerig is
Excurs 3 over het wezen van de mythologie.
Verrassend
Dit boek is verrassend in meer dan één opzicht. De titel doet verwachten dat het een
stichtelijk, theologisch boek betreft, waarin Christus centraal staat. Maar dat is niet het
geval. We hebben meer te maken met een geschiedenisboek, waarin historische
achtergronden scherp worden belicht en verbanden tussen allerlei gebeurtenissen worden gelegd.
Achter alles ziet de schrijver steeds weer de strijd tussen de engelenvorsten, die strijden
tegen de Heere. Veel aandacht wordt besteed aan de strijd Jakob/lsraël en Edom/Rome.
Verrassende gezichtspunten komen dan naar voren. Veel aandacht krijgt de houding tegenover de
joden. Aan hun vervolging werken boze engelenmachten. aldus de schrijver. Verrassend is wat zich
in Rome afspeelt: heidense invloeden in kerkelijke beslissingen. De Janus/Peter-geest of -vorst
wordt genoemd. Roomse lezers zullen niet blij zijn met deze visie en lezers die cpgevoed zijn
bij de opvatting dat de paus de antichrist is, zullen zich gesterkt weten.
Niet minder opvallend is het hoofdstuk over het achtste wereldrijk en vooral het onderdeel over
het herleefde Romeinse rijk en de wereldsituatie. Graag onderstreep ik de zin: ,,Achter de
coulissen van de wereldgeschiedenis speelt zich de eigenlijke strijd af die tussen het Lam en de
draak". Ouweneel is ervan overtuigd dat in de eindtijd, de tijd vlak voor Christus'
wederkomst, een Romeins rijk, een Assur, een koning van het Noorden bestaat. ,,Dat allemaal óf
wegschuiven naar het verre verleden óf in vage termen afdoen, is geen uitleg".
Verschil
Ten slotte noem ik enkele facetten van dit boek waarover verschil van mening zal blijven
bestaan. In hoofdstuk 4.2 en in Excurs 6 wordt geponeerd dat de Man, die met Jakob streed in de
nacht van Pniël, geen goede engel of zelfs de oudtestamentische openbaring van Christus is
geweest, maar een kwade engel, de engelvorst van Ezau. Verschillende uitdrukkingen worden dan
duidelijker, toegestemd. Maar zou die kwade engel dan aan Jakob de naam Israël hebben gegeven,
die heel de Godsopenbaring door Gods eigendomsmerk van Zijn volk is geweest?
Ook in dit boek verdedigt Ouweneel de kerkhistorische interpretatie van de zeven brieven uit
Openbaring 2 en 3: die brieven zouden perioden in de kerkgeschiedenis aangeven. Zo zou Sardis de
tijd van het protestantisme zijn. De Reformatie was een werk van God, maar het
protestantisme een werk van mensen, nauwkeuriger: van de goden van de Renaissance. Eerder was
betoogd dat het protestantisme op drie punten de strijd tegen Rome en de Renaissance verloren
heeft: contra-reformatie, jodendom en scholastiek.
De zegen van de Reformatie wordt mijns inziens toch wat onderbelicht. En dat die zeven brieven
perioden in de kerkgeschiedenis zijn, is een menselijke vinding. waar de Schrift geen sleutel en
slot voor geeft. Terecht werd deze gedachte zeer onlangs afgewezen in Profetisch Perspectief.
Titel
De titel van dit boek vind ik niet gelukkig. Nergens in de Bijbel wordt Christus zo genoemd. De
redenering is wel duidelijk. maar om Christus dan als de negende Koning te typeren, lijkt me
onjuist. De auteur is vrij terughoudend in z'n visie op de eindtijd en op bijvoorbeeld het
duizendjarig rijk, dat nog wel komen moet, maar toch geen bijzondere aandacht krijgt. Evenmin de
leer van de opname van de gemeente. Dat is te waarderen.
Gegeven titel en ondertitel van het boek valt het laatste hoofdstuk me wat tegen. De auteur
verweert zich bij voorbaat tegen dit bezwaar: De Negende Koning had achter de coulissen van de
wereldgeschiedenis alle draden in handen. Het ging daarom in dit hele boek over Hem. En aan het
einde manifesteert Hij Zich in macht en majesteit en vestigt Hij Zijn rijk zichtbaar op aarde,
met Israël als middelpunt. ,,Over deze evidente feiten zou vandaag onder Schriftgetrouwe
uitleggers eigenlijk geen discussie meer mogen zijn".
Hier blijven de vragen en komen steeds meer vragen naar boven. Zo eenvoudig ligt het niet, al
stelt de schrijver dingen aan de orde die in reformatorische kringen vergeten worden, bewust of
onbewust.
Stamboom
Ten slotte worden de lezers getrakteerd op de stamboom van de auteur, waaruit blijkt dat hij
afstamt van diverse historische personen die in zijn boek worden genoemd. Indrukwekkend als je
de namen leest van Karel de Grote en vele graven van Holland. Niets bijzonders, merkt hij
bescheiden op. Duizenden andere Nederlanders stammen van hen af. ,,De kunst alleen is dit aan te
tonen". Ouweneel beoefent deze kunst. Wordt hij een trendsetter? Dan gaan we straks snel
kijken wie van wie afstamt. Misschien blijkt er wel verwantschap tussen Kersten en Kuyper,
Brakel en Luther!
"De Negende Koning" is geen eenvoudig, maar wel een boeiend boek, dat op vele zaken
licht werpt. Het roept vragen op, vragen die we niet moeten wegduwen. Met de schrijver zien we
uit naar de komst van de laatste Koning, Jezus Christus Triomfator.
Dit boek bestellen bij Boekwinkeltjes.nl (tweedehands)... of zoek bij: fakkel.nl | ichthusboekhandel.nl | goedhartboeken.nl
|