Bijbelgetrouw, krachtig en praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...

Financieel Rentmeesterschap - 1

Andrew Wommack

Deel 1: Wat is een rentmeester?
Deel 2: De eerste stap naar voorspoed
Deel 3: De oneerlijke rentmeester
Deel 4: Voorspoed is niet voor jezelf
Deel 5: De tienden
Deel 6: Partnerschap in het Koninkrijk

Oorspronkelijke title: Financial Stewardship - 3. ‘The Unjust Steward’
Gedownload als MP3 bestand van TV)

Inleiding:
Voorspoed begint bij het begrijpen van onze rol. Wij zijn Gods rentmeesters. Onze levens, talenten, mogelijkheden en het wonen in een land met ongekende mogelijkheden, zijn allemaal door God gegeven gaven. In dit onderwijs zul je een heel nieuwe waardering krijgen voor de waarheid: ‘Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij’ (Handelingen 17:28).

Deel 1: Wat is een rentmeester

Ik begin vandaag met een volkomen nieuwe onderwijsserie over financieel rentmeesterschap. En ik weet dat dit niet het meest populaire onderwerp is van de meeste mensen. En er bestaan veel vooroordelen over en er wordt veel kritiek op geleverd. Maar ik heb echt de indruk dat de Heer er bij me op aangedrongen heeft om dit met jullie te delen. Het is wel degelijk zo dat er veel opgeklopte toestanden en overdreven onderwijs bestaat over dit onderwerp. Maar de Schrift heeft er echt heel veel over gezegd. In feite heeft Jezus meer onderwijs gegeven over het onderwerp financiën dan over welk ander onderwerp ook. Ik heb dit nooit persoonlijk onderzocht, maar onlangs hoorde ik een prediker zeggen dat er vijfhonderd schriftplaatsen zijn over gebed, slechts een paar minder dan over geloof. En bedenk hoe belangrijk al die onderwerpen zijn en toch zijn er meer dan 2000 verzen over het onderwerp geld of financiën. Ik weet, en dat heb ik persoonlijk nagetrokken, dat Jezus meer tijd heeft besteed aan het spreken over financiën, en dat Hij financiën heeft gebruikt als een voorbeeld of toelichting om mensen iets te leren, dan over welk ander onderwerp dan ook. 

Het is dus een heel belangrijk onderwerp. En ik geloof persoonlijk dat een van de redenen dat de kerk niet meer invloed op de huidige wereld uitoefent, is omdat we het evangelie hebben genomen en alleen maar toegespitst op de vergeving van zonden en eeuwige zaken zoals hemel en hel. En hoewel die onderwerpen heel belangrijk zijn, zijn de meeste mensen zó druk bezig met proberen met de dingen van hier en nu goed om te gaan, dat ze helemaal niet bezig zijn met denken aan eeuwige waarden. En daar zouden we wel aan moeten denken. Maar tegelijkertijd heeft het Evangelie enorm veel te zeggen over financiën. 

Ik ga wat schriftgedeelten met je delen, waar Jezus het erover heeft dat als jij niet met financiën om kunt gaan en op dat gebied niet betrouwbaar bent, dat jou dan ook helemaal niets kan worden toevertrouwd. Het is niet iets voor de super geestelijken, het is niet voor de super heiligen, dit is de basis voor beginners-christendom. Nogmaals, Jezus heeft er heel veel onderwijs over gegeven en ik voel me echt gedrongen om jullie te bedienen op het gebied van geld en financiën. 

Ik zeg al deze dingen dus als een soort introductie over het onderwerp en ik weet wel dat heel veel mensen hier niets over willen horen. Maar wij hébben allemaal financiën en wij zijn ook allemaal aan God verantwoording verschuldigd hoe wij daarmee omgaan. Het is een triest gegeven dat de meeste mensen niet juist met hun financiën omgaan. Ik geloof dat je dat ook kunt aantonen. Ik heb de statistieken niet bij me, maar ik heb gehoord wat de gemiddelde schuld per persoon in de VS is, en dat strekt zich tegenwoordig zelfs uit tot op kleine kinderen die zelf nog helemaal geen schulden kunnen maken. Maar gemiddeld over de totale bevolking is het bedrag echt astronomisch hoog. Want wij leven in een ‘schuldmentaliteit’ en gebruiken creditcards om ons uit situaties te redden. 

De Schrift spreekt over financieel rentmeesterschap. En dat is niet in de marge, niet iets dat in de zijlijn wordt behandeld. Dit hoort echt bij de kern van de zaken. Ik heb eerder statistieken gezien dat het nummer 1 probleem in huwelijken, het punt waar mensen het allermeest ruzie over hebben, financiën zijn. Het is het allervoornaamste ding waardoor echtscheiding wordt veroorzaakt. Ik zeg al deze dingen alleen maar om te zeggen dat dit niet onbelangrijk is. Het is echt heel belangrijk. Als iemand probeert om z’n leven in stukjes te delen, en ze hebben hier een stukje dat ‘geestelijk’ is, en daar een stuk dat ‘geestelijk’ contact met God is, maar als ze niet hun relatie met God en de leiding van God en de Wijsheid van God kunnen overbrengen op de praktische dingen, en op de problemen van het leven van alledag, dan is dat niet wat de Heer verlangt. 

De Heer wil helemaal geen christenen voor alleen op Zondag. Hij wil dat christenen een relatie met Hem hebben en die relatie en principes en wijsheid van het Woord van God toepassen op hun huwelijken, in hun financiën, hun werk en in álles wat ze doen. Dat is dus een essentieel onderdeel van waar God ons voor geroepen heeft. En ik geloof dat het je echt gaat helpen. En als we hier doorheen gaan, zul je zien dat ik niet onderwijs zoals de meeste mensen. Ik heb niet de benadering die veel mensen gebruiken als ze over rentmeesterschap spreken. Ik ga je niet alle echt praktische dingen vertellen, over ‘budgetteren’ en dat soort dingen. Die dingen zijn op zich best belangrijk en nuttig, ik ben daar niet op tegen, maar ik houd me meer bezig met wat de Schrift heeft te zeggen. Met schriftuurlijke principes waarvan ik geloof dat ze direct het hart van het probleem aanpakken. Heb je hart in de juiste richting, en wordt trouw in je hart en zeg: ‘Heer, ik wil Ú verheerlijken met dingen als een budget, en wijsheid gebruiken bij wat ik koop.’ Niet maar impulsieve aankopen verrichten. Niet maar iets kopen omdat je een slechte dag hebt en je niet gelukkig bent, terwijl je denkt dat je je beter gaat voelen door iets te kopen. 

Als je de kernoorzaak van al dit soort dingen kunt aanpakken en leert om je totale relatie in God te hebben, zodat iets kopen helemaal niets toevoegt aan je gevoel van identiteit of waarde, maar dat allemaal in de Heer vindt, als je de wortel aanpakt, dan geloof ik dat al die andere dingen vanzelf op hun plaats vallen. Ik ga dus niet op allerlei details in van de onderwerpen die meestal typisch worden behandeld als iemand het over financiën heeft. Maar ik duik recht het Woord in en onderwijs over dingen uit de Schrift, waarvan ik geloof dat ze een verschil in je leven zullen uitmaken. En het uiteindelijke resultaat daarvan zal zijn dat je financiële vrijheid en bevrijding in je leven zult verkrijgen. 

Weet je dat we in onze Bijbelschool hier in Colorado Springs, onze Charis Bible College, meer dan 200 studenten hebben. Misschien wel 250 of meer. En ik onderwijs meestal op donderdagochtenden. Soms ook op andere dagen, maar tijdens dit rooster onderwijs ik over financieel rentmeesterschap. En wij geven onderwijs over alles wat met financiën te maken heeft. Als jij jezelf eens in plaats van een van deze studenten zou zien. Sommigen hebben zeer goed betaalde banen opgezegd en carrières opgegeven. Ze hebben hun huis verlaten. En hoewel Colorado Springs niet de allerduurste omgeving is om te wonen, is het toch duurder dan veel andere streken. Met name de landelijke gebieden waar veel mensen vandaan komen. Mensen hebben dus carrières opgezegd, waar ze goed verdienden. Ze hebben hun huis verlaten en zijn hierheen verhuisd. Ze hebben hogere kosten voor het levensonderhoud, omdat het voor velen van hen hier duurder is dan waar ze vandaan komen. En ze moeten ook nog het schoolgeld betalen, én zijn ook nog eens zeker vier uur per dag op school, zodat de meesten parttime baantjes moeten hebben, of late diensten en dat soort dingen. 

De gemiddelde student hier kent dus een afname van inkomsten, een stijging van kosten en bovendien nog schoolgeld en dan ook nog parttime werken en dat soort dingen. Dat is gewoon vrágen om financiële rampen. Maar wat wij doen is onderwijs geven over het onderwerp financiën. En aan het eind van ieder jaar vraag ik aan de studenten hóeveel van hen financieel beter af zijn dan toen ze aan de school begonnen. En onthoud: hogere kosten, schoolgeld, minder inkomen en al deze dingen, en hoeveel van hen zijn er financieel beter aan toe dan toen ze kwamen? In het natuurlijke, zonder God, zou je verwachten dat iedereen er slechter aan toe zou zijn. En dat ze hun spaargeld op moesten maken, dat ze het hoofd nauwelijks boven water konden houden. Maar minimaal 80% en soms zelfs meer dan 90% van al onze studenten steken hun hand op. Ze zijn er financieel op vooruitgegaan. 

En weet je waarom? Dat komt echt niet omdat de omstandigheden hier zoveel beter zijn, maar omdat ze deze waarheden hebben kunnen begrijpen en toepassen en het in hun leven een verschil heeft uitgemaakt. En ik verzeker je dat precies hetzelfde waar is, het werkt niet alleen voor Bijbelschoolstudenten, maar als jíj deze waarheden waar we hier over spreken, de schriftuurlijke principes, zou toepassen op jóuw leven en zou beginnen te leven vanuit wat het Woord van God te zeggen heeft over jouw financiën, dan zou je zien dat financiële voorspoed in jouw leven zal gaan beginnen te werken. 

Ik heb het niet slechts over het verhogen van je inkomsten, maar over een totaal andere kijk op financiën. Een andere manier van ermee omgaan, waardoor het jouw dienaar wordt in plaats van dat jij de financiën moet dienen. In plaats van dat jij wordt overheerst en overweldigd door de lust en de begeerte naar geld, en sommige van die dingen die dat bewerkt, zal dit jóu aan het roer stellen, waarbij jij geld als een werktuig gebruikt, in plaats van dat jij een slaaf van geld bent. Dat is een belangrijke waarheid. Ik weet dat voor velen van jullie geldt dat je een slaaf van geld bent. Je móet opstaan en dingen doen die je helemaal niet wílt doen. En je móet die dingen wel doen om de eindjes aan elkaar te knopen, maar dat is helemaal niet de manier waarop God het bedoeld heeft. Nu geloof ik dat iedereen wel een tijdsperiode heeft, waarin je begint, en waar je soms dit soort dingen moet doen, maar ik denk dat iedereen tot het punt moet komen waar je ontdekt wat Gods doel en plaats voor jouw leven is en waar je Hém begint te dienen. En dan doe je alleen maar waar je voor geroepen bent. En dan gaan als gevolg daarvan al die andere dingen, financiën en zo, ook opeens lopen en werken. Daarom denk ik dat de dingen waar we over gaan spreken, je écht vooruit zullen helpen. 

En het allereerste punt waar ik over wil gaan spreken, is dat wij ons de instelling eigen moeten maken dat wij een rentmeester zijn over wat God ons heeft gegeven. Laat ik dit schriftgedeelte gebruiken uit Lukas 16 vers 1. Hier wordt een gelijkenis gegeven in de verzen 1 t/m 8. Die behoort tot een van de minst begrepen schriftplaatsen in de Bijbel. En toch is het voor mij echt een enorme openbaring geworden en daarom zal ik erover onderwijzen. Het eerste punt waar we dan op stuiten is al in het eerste vers van deze gelijkenis. Lukas 16:1 zegt: ‘1 Hij zei ook tot zijn discipelen: Er was een rijk man, die een rentmeester had. Van deze werd hem aangebracht, dat hij zijn bezit verkwistte.’

Zoals ik al zei, over deze gelijkenis zal ik verderop in dit onderwijs nog uitgebreid ingaan. Maar het eerste wat ik wil overbrengen, is het eerste dat gezegd wordt over deze rentmeester. En dit hele gedeelte gaat over geld. De eerste instelling die ik geloof dat we moeten hebben tegenover geld is, dat wij onszelf moeten beschouwen als een rentmeester. Dat is een heel eenvoudig punt, maar de meeste mensen begrijpen het niet. Het woordenboek definieert een rentmeester als iemand die het geld of het vermogen van iemand anders beheert. Met andere woorden, en ik denk dat dit het punt is waar het op aan komt ten opzichte van financiën, dat je begint te leren hoe je financiën moet gebruiken vanuit Gods standpunt gezien.

Het eerste wat je moet doen, is beseffen dat het geld dat je hebt, niet echt jóuw geld is. Het is een gave van God. Sommige mensen zien dat niet zo. ‘Ik kan je garanderen dat God me dat geld niet heeft gegeven. Ik heb keihard gewerkt. Ik heb twee baantjes gedraaid, geschraapt en gespaard, enzovoort. Het is dus mijn eigen inspanning.’
Ik kan begrijpen hoe mensen dat kunnen denken. Maar het is in werkelijkheid niet waar. Besef je wel dat God degene is, die je alles heeft gegeven wat je hebt? God heeft jou ten eerste je leven gegeven. Je hebt helemaal niets gedaan om jezelf tot bestaan te roepen. Je bent geschapen door een Schepper. Je bent niet geëvolueerd. Je ontstond niet uit een of ander oerslijm ergens. We zijn door God geschapen. Er was een ontwerp voor ons. En je moet erkennen dat God de bron is van alles wat bestaat. Ik dacht dat het in Handelingen 17 was, waar de apostel Paulus zei: ‘Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij.’ God is de bron van ons leven, en niet alleen van het fysieke, niet alleen van onze adem, maar God is ook degene die jou je wijsheid heeft gegeven. God is degene die jou het vermogen om te denken heeft gegeven. Hij heeft jou je talenten gegeven. 

Jij bent ook niet degene geweest die ervoor heeft gezorgd dat je in deze tijd werd geboren, de meest welvarende tijd die ooit op aarde heeft bestaan. Jij hebt ook jezelf niet geboren laten worden in een relatief comfortabele politieke omstandigheid, waar we democratieën hebben, en vertegenwoordigingen in regeringen. En waarin je niet wordt onderdrukt, en niet in zo’n kaste systeem geboren bent. Jij bent niet degene die voor jezelf dit allemaal hebt mogelijk gemaakt. God is hier de bron van. Dus ook al ben jij degene die de arbeid in de baan verricht en allerlei dingen doet, God is degene die jou het leven heeft geschonken. God heeft je mogelijkheden en gelegenheden gegeven. De Heer heeft het mogelijk gemaakt dat jij in deze tijd en deze plaats werd geboren. God heeft jou het vermogen gegeven te denken. Ik heb wel eens horen zeggen dat het verschil tussen iemand wiens verstand rationeel en normaal functioneert en iemand die wij achterlijk of verstandelijk gehandicapt zouden noemen, maar een heel klein chemisch verschil is. 

Jij hebt die dingen niet mogelijk gemaakt. Jij bent niet degene die jou je gezondheid heeft gegeven. Jij bent niet degene die jou al die mogelijkheden en capaciteiten heeft gegeven. Wat ik over wil brengen is, of je het nu wel erkent of niet, dat God de bron is van alles. Zonder God en zonder zijn zegening op jouw leven, zou je helemaal geen mogelijkheid hebben om voorspoedig te zijn. Velen van jullie werken in beroepen waar je bepaalde vaardigheden en talenten bij nodig hebt. En daarvoor betalen mensen je en geven je geld. Of misschien verkoop je wel een product of ben je artiest. Het is God die je deze talenten en vermogens heeft gegeven, al deze gaven en talenten. God heeft je het vermogen gegeven te denken. God heeft je in staat gesteld een opleiding te volgen. Weet je dat maar een paar honderd jaar geleden het een uitzondering zou zijn geweest als mensen onderwijs kregen en leerden lezen en schrijven en rekenen, en al die basis-dingen die iedereen krijgt, die wij als ‘normaal’ beschouwen. Maar het is God die je in deze tijd en onder deze zegeningen heeft laten leven en je met alles gezegend heeft. 

Dus het allereerste waar het op aan komt met betrekking tot financiën, is dat je moet erkennen dat jouw financiën allemaal een gevolg zijn van Gods zegen op jouw leven. Als Gods zegen er niet zou zijn, zou je zelfs helemaal geen financiën hebben. En ook al ben jij misschien niet aan het werk, tóch zou je die instelling moeten krijgen dat dit niet ‘mijn geld’ is. Het is in werkelijkheid Gods geld. God is degene die je leven heeft gegeven, God heeft je gelegenheid gegeven, God heeft me talenten en vermogens gegeven. En daarom is alles wat ik heb in feite een geschenk van God. En deze financiële zegen die op me is gekomen, is Gods zegen. God is degene die dit in feite aan je heeft toevertrouwd. Dit is niet gewoon ‘jouw geld’, maar Gods geld. Alles wat je hebt, alles wat je bezit, komt in feite van God. Daarom is het ook van God. En jij moet de instelling ontwikkelen dat je een rentmeester bent van Gods geld, niet van jóuw geld. 

Het is verbazingwekkend hoe mensen dit soort dingen zullen horen. Sommigen zeggen dan: ’Oh ja, ik geloof dat God de bron van alles is’, maar in feite zal men dit niet praktisch toepassen. Om dat te bewijzen hoorde ik eens iemand dit zeggen, en het prikkelde me, maar er zit ook een diepe waarheid in. Deze man haalde een offer op in een samenkomst en zei: ‘Ik wil dat iedereen gaat staan. Nu wil ik dat iedereen uit de zak, tas of achterzak van de persoon vóór je hún portemonnee pakt, en geef nu zoals je altijd al had wíllen geven.’ Het punt dat hij wilde overbrengen was, dat als het nu eens gewoon niet óns geld was, als het iemand anders geld zou zijn, dan zou je waarschijnlijk heel wat guller zijn. Denk je eens in. Als we hier in een kerksamenkomst zouden zijn en een collecte ophalen. En ik zou je gewoon mijn portemonnee geven. En ik zou zeggen: ‘Geef maar wat je wil geven’, dan zou je waarschijnlijk heel wat guller zijn met míjn geld, dan dat je met jóuw geld zou zijn. 
Er is iets aan de hand met de manier van denken zodra je denkt: ‘Dit is van mij, ik heb dit verdiend, dit is míjn bloed en zweet, dit is míjn zwoegen, dit is míjn geld.’ Zodra jij dingen ziet als ‘van jou’, dan houd je het vast. Je klemt je eraan vast en je bent gewoon niet zo gul. Maar ga jezelf beschouwen als een rentmeester, zelfs al ben jij degene die heeft gewerkt en is de cheque op jouw naam uitgeschreven, en ben jij degene die daar belasting over betaalt, en iedereen om je heen in de natuurlijke wereld beschouwt het als ‘jouw’ geld. 

Maar als jij het beschouwt als ‘dit is niet míjn geld’, maar als ‘dit is het geld dat God aan míj heeft toevertrouwd, dit is Gods zegen in mijn leven’, als jij het gaat beschouwen als ‘dit behoort God toe’, dan ben jij alleen maar een rentmeester van wat God jou heeft gegeven. Dat zou totaal en volkomen de manier waarop je dat geld gebruikt veranderen. En nogmaals, dit is een eenvoudige waarheid, maar het is een hele diepe waarheid. Als jij eenmaal deze manier van denken je eigen kunt maken, kan ik je garanderen dat het een enorm verschil uit zal maken. Als jij het echt beschouwt als ‘dit is Gods geld’ en Hij werkelijk de eigenaar ervan is en jij alleen maar de rentmeester bent, je bent gezegend met dit geld en het is aan jou toevertrouwd, dan geeft God je volledig rentmeesterschap erover. Je kunt ermee doen wat je wilt. Als je het ziet als niet van jou, maar aan God toebehorend, kan ik je verzekeren dat je de instructies uit het Woord van God, die God heeft gegeven, hóe je met dat geld om moet gaan, niet zult negeren. 

Er zijn veel christenen die zich aan de Heer hebben toegewijd, die van God houden en God dienen voor wat betreft geestelijke dingen. Maar als het aankomt op financiële dingen, dan beschouw je het als jóuw geld en volg je de instructies die in het Woord van God worden gegeven niet op. En er zijn heel veel instructies over. Eén heel duidelijke gaat over de tienden. Je neemt niet een tiende van wat God je gegeven heeft en geeft die terug aan God. Omdat de waarheid is dat je dit niet echt ziet als Gods geld, dit is jóuw geld en jíj hebt dit geld nodig. 

Maar als je dit zou veranderen en het echt gaat zien als: ‘God, dit is úw geld, wat wilt U dat ik ermee doe?’ dan zijn er zéér duidelijke instructies in het Woord van God wat je ermee moet doen. En je zou er heel anders mee omgaan als je jezelf als een rentmeester zou beschouwen, als iemand die het geld van een ander beheert. Als jij dit echt ziet als Gods zegen op jou, en Gód is de bron, dit zijn werkelijk Gods financiën, dan kan ik je verzekeren dat je anders met die financiën om zult gaan dan nu. 

Waarschijnlijk zijn er wel enkelen onder jullie die weten dat je geld besteedt aan dingen die God helemaal niet behagen. Die God je nóóit zou aangeven om te doen. Je verkwist het, óf aan nutteloze dingen, of sommigen geven het zelfs uit aan pornografie. En sommigen geven gewoon teveel uit. En je wéét dat je God niet verheerlijkt op dit gebied van je leven. Maar uiteindelijk brei je dat recht in jouw denken door te stellen: ‘Maar het is míjn geld, ik kan er mee doen wát ik er maar mee wil doen.’ Ik denk dat de eerste stap om in je financiën verantwoordelijk te worden is, déze manier van denken eigen te maken, waarin je helder krijgt: ‘Dit is níet míjn geld! Ik ben een rentmeester van wat God aan mij heeft toevertrouwd. God heeft mij met deze talenten en vermogens gezegend. God heeft mij gezegend met deze baan. God heeft mij in deze welvarende tijd in dit welvarende land geplaatst. God zegent mij en God heeft mij deze financiën gegeven. En het is niet aan mij, om maar met mijn geld om te gaan op de manier die ik maar wil, ik ben maar een rentmeester.’

Ik weet dat mensen dit niet graag willen horen. Zij willen vooral niet predikers hierover horen spreken, omdat het bijna altijd wordt onderwezen op een manier dat je al je geld maar aan hén moet geven. En daarom is er altijd direct kritiek en scepsis omtrent de motieven achter dit alles. Maar ik onderwijs hierover, omdat ik geloof dat de Heer mij heeft opgedragen om dit te doen. En er zijn andere dingen waarvan ik weet dat ik er spoedig onderwijs over zal geven, en waarvan ik weet dat mensen het met veel kritiek zullen ontvangen. Ik weet dat er sommige mensen zijn die dit verwerpen zodra ze het horen, omdat ik spreek over financiën. Maar ik zou geen getrouw rentmeester van de Heer zijn als ik het niet zou doen. Dit is niet míjn bediening, waarin ik maar alleen mijn eigen stokpaardjes berijd en maar doe waar ik zelf zin in heb. Ik ben verantwoording schuldig aan God en ik ervaar dat dit iets is, waarin de Heer zijn volk wil helpen om verantwoording aan Hem te kunnen afleggen. 

Ik geloof ook dat er misbruik is. Ik doe niet mee met de trend om te beweren dat iedereen die onderwijst over financiële voorspoed dit misbruikt. Ik geloof niet dat dat zo is. Ik denk dat er bij de meeste mensen veel kritiek en vooroordeel tegen financiële voorspoed is. En daarom gebeurt het vaak dat mensen die de waarheid prediken bekritiseerd en veroordeeld worden. Het is meestal ongefundeerd. 
Eens hoorde ik iemand op de radio die predikte tegen wat hij ‘gezondheid-en-rijkdom-predikers’ noemde. De dag dat ik hem op de radio hoorde, ging hij tekeer tegen mensen die geloofden dat God wil dat wij voorspoedig zijn en de teksten over voorspoed opvatten als sprekend over financiële voorspoed. En hij beweerde dat dit niet zo is. God belooft ons geen financiële voorspoed. Hij verklaarde dat het betrekking had op emotioneel welbehagen en dat soort dingen. In ieder geval ging hij heftig tekeer tegen wat hij ‘gezondheid en rijkdom predikers’ noemde. En in mijn auto luisterde ik ernaar en direct nadat deze man klaar was met onderwijs over de radio luisterde ik naar het nieuws. Het was een christelijke radiozender. En een deel van hun nieuwsuitzending was dat ze spraken over deze man die ik nét had gehoord en die tekeerging tegen ‘gezondheid en rijkdom predikers’, net een huis van 8 miljoen dollar had laten bouwen, met een olympisch zwembad binnen in, en erin was gaan wonen. Hij is een van de leidende conservatieve evangelischen die predikt tegen ‘gezondheid en rijkdom predikers’, maar woont in een huis van 8 miljoen dollar. 

En hier zit ik. Mijn naam is ook genoemd op de radio als zou ik een ‘gezondheid en rijkdom prediker’ zijn. Ik woon in een huis dat 60.000 dollar heeft gekost. Dat was wel 20 jaar geleden en het is een prachtig huis, ik klaag niet, maar ik predik deze dingen niet zodat ik kan zwelgen in mijn vlees en jou zover krijg om al jouw geld naar míj te sturen. Daar heb ik het helemaal niet over. Ik spreek hier op exact dezelfde manier over als ik over genezing zou doen. Als ik over genezing spreek, doe ik dat zodat ik iedereen zover krijg om mij te genezen? Nee, dat doe ik omdat ik bezorgd ben over jou en wil dat je de waarheid daarover leert kennen.
Als ik over emoties spreek en hierover de waarheid onderwijs en mensen aanmoedig om de emotionele stabiliteit te ontvangen die God voor ons gekocht heeft, om de vrede van God in ons hart te laten heersen, doe ik dat zodat ík dan vrede krijg? Nee, maar zodat jij deze openbaring kunt ontvangen en wandelen in de dingen die God voor je heeft. En als ik dus over het onderwerp voorspoed predik, dan doe ik dat niet in mijn eigen voordeel. Dat kun je wel denken, maar ik kan je ongelijk niet bewijzen. Je kunt alle kritiek op me leveren die je wilt, maar ik zeg je dat de motivatie van mijn hart precies dezelfde is als wanneer ik predik over het onderwerp genezing, of predik over emoties of over redding en behoud of bevrijding of wat dan ook. Ik doe het omdat het de waarheid is van het Woord van God, en dit je vrij zal maken. 

Dus als jij een van degenen bent die een vooroordeel heeft en je sluit onmiddellijk af voor iedere prediker die over geld spreekt, dan zul je dat doen tot je eigen schade. Want ik kan je verzekeren dat er dingen uit de Schrift geleerd kunnen worden over voorspoed en financiën, waarvan God echt wil dat jij het weet. En dit is echt heel belangrijk. 
Maar het punt waar ik mee bezig was, is dat jij je deze manier van denken eigen moet maken, dat je een rentmeester bent. Het woordenboek definieert een rentmeester als iemand die de zaken en vooral het geld van iemand anders beheert. De allereerste stap die ik geloof die moet worden gezet om financieel verantwoord te kunnen handelen, is erkennen dat Gód de bron is van jouw voorspoed. 

Laat me je er enkele schriftgedeelten over geven. Kijk bijvoorbeeld in Genesis 14. Ik val midden in een verhaal over Abraham. Abraham kwam ten tonele in Genesis 12. God gaf hem de opdracht het huis van zijn vader te verlaten en zijn vaders familie en weg te gaan. En later zou hij een natie ontvangen en de vader zijn van een heel volk worden en het beloofde land ontvangen, etc. In Genesis 12 vers 1 staat: ‘1 De HERE nu zei tot Abram: Ga uit uw land en uit uw maagschap en uit uws vaders huis naar het land, dat Ik u wijzen zal; 2 Ik zal u tot een groot volk maken, en u zegenen, en uw naam groot maken, en gij zult tot een zegen zijn. 3 Ik zal zegenen wie u zegenen, en wie u vervloekt zal Ik vervloeken, en met u zullen alle geslachten des aardbodems gezegend worden.’

Ik kan veel vertellen over deze schriftgedeelten. Dit bevat echt enorm veel informatie, maar ik wil op één ding wijzen. God heeft gezegd dat Hij Abram zou zegenen en dat Hij zijn naam groot zou maken. En als je het verhaal van Abraham volgt en hierover leest, zul je zien dat dit niet alleen maar een ‘geestelijk’ iets is. Dit spreekt wel degelijk over fysieke tastbare resultaten. En vanaf dit hoofdstuk begon Abram, later Abraham, gezegend en gezegend en gezegend te zijn. Hij begon vee te krijgen, zijn vee vermenigvuldigde, hij werd gezegend in alles wat hij deed. In dit hoofdstuk 12 ging hij naar Egypte omdat er een hongersnood was in het land Kanaän. En farao keek naar zijn vrouw Saraï. Zij was toen ruim 60 jaar oud. En toch was zij met 60+ een dermate mooie vrouw dat Abram bang was dat Farao hem zou vermoorden om zijn vrouw te nemen. En daarom stond Abram Farao toe zijn vrouw te nemen en zei dat het zijn zus was. Dat was een halve waarheid, omdat zij zijn halfzuster was. Maar de waarheid was dat zij zijn vrouw was. Abram deed iets wat niet goed was. Het was helemaal niet integer om dit te doen. Hij loog hierover en stond een man toe om zijn vrouw te nemen. En Farao stopte Saraï in zijn harem. Hij had uiteindelijk geen seksuele relatie met haar omdat God ingreep voordat hij dat kon doen en de waarheid onthulde. En weet je wat er gebeurde? In plaats van dat Abram werd gestraft door God of door Farao, erkenden zij dat God met hem was. En dat God had ingegrepen in deze droom en Farao had tegengehouden. En daardoor viel de vreze des Heren op al deze Egyptenaren en zij begonnen Abram slaven te geven, bedienden, vee, schapen en meer van die dingen. En daardoor verliet Abram Egypte met véél grotere rijkdom dan hij had. En je kun niet stellen dat het kwam door zijn slimme handelwijze. Je kunt ook niet stellen dat het kwam vanwege zijn enorme integriteit. Het was niets van dit soort dingen. Weet je wat het was? Het feit dat in vers 2 van Genesis 12 God had gezegd dat Hij hem zou zegenen en zijn naam groot zou maken. Gods zegen was onafhankelijk van wat hij verdiende. Onafhankelijk van zijn prestaties. Het was gewoon de gunst van God op hem die hem welvarend maakte. 

Sommige mensen kunnen deze punten niet met elkaar verbinden en denken dat het allemaal hún inspanning is geweest die de voorspoed teweeg heeft gebracht. Maar ik verzeker je dat dit niet zo is. Ik kan me de allereerste keer herinneren dat ik buiten de VS reisde en naar India ging. En ik bediende in Ahmedabad en in Bombay. En ik zag daar extreme armoede. En ik zag mensen liggen buiten het gebouw waar ik predikte. Twee, drie rijen dik en die leefden daar op het trottoir. En iedere mogen kwamen ze daar langs en haalden de dode lichamen op. Elke ochtend kwam ik daar langs en zag dat er mensen van honger waren gestorven. En ik kwam terug naar Amerika en ik dacht het kan gewoon geen toeval zijn hoe gezegend wij zijn in Amerika. Dit is niet iets dat maar toevallig is gebeurd. Het is niets anders dan de zegen van God. Maar het wordt ons niet gegeven, zodat wij het maar voor onszelf erdoor zouden jagen en grotere huizen, grotere auto’s en groter speelgoed kunnen hebben. Dit is de zegen van God en ze is ons gegeven zoals gezegd wordt in Deuteronomium 8:18 ‘om het verbond gestand te doen, hier op deze aarde’. In de voorbije geschiedenis waren er mensen die als vorsten, prinsen en zeer vermogende mensen beschouwd werden, maar die vandaag de dag voor een armoedzaaier zouden doorgaan, gemeten naar onze normen. 
Wij leven in huizen en hebben gemakken en voorzieningen die koningen en prinsen niet kenden, airconditioning, centrale verwarming, stromend water en al die dingen. Wij zijn meer gezegend dan de meeste mensen die ooit op het oppervlak van de aarde hebben geleefd. 

En zoiets gebeurde met Abraham. Gód heeft Abraham gezegend en Abraham begon voorspoedig te worden. Hij was zó voorspoedig dat in het 13e hoofdstuk van Genesis Abraham en zijn neef Lot niet langer samen konden optrekken, omdat hun vee en hun kudden zó talrijk waren geworden dat ze het land overgraasden. Hun bedienden begonnen ruzie te maken wie de beste stukken land konden begrazen. Dus ze moesten van elkaar scheiden. In feite zul je in het verhaal van Abraham ontdekken dat Farao en later Abimelek hem uiteindelijk vroegen om weg te gaan, omdat hij sterker en groter en machtiger was geworden dan zij. En dan heb je het over de koning van een hele natie die naar Abraham toekwam en vroeg: ‘Ga van ons weg, want jullie zijn machtiger, groter in rijkdom en materiele zaken dan wie ook van ons. Het land kan gewoon niet jullie hoeveelheid aan.’ Dit was dus een individuele mens, die gezegend werd door God, die zó welvarend werd, dat koningen hem vroegen te vertrekken, omdat hij een te groot beroep op de levensbronnen deed en groter was dan zij. 

Dat is verbazingwekkend. Weet je wat er gebeurde? Weet je wat hem zo had gemaakt? Het was echt niet zijn slimme zakendoen. Het was gewoon de zegen van God op Hem. En om dat te bewijzen vind je in het 14e hoofdstuk van Genesis een paar koningen die waren gekomen en Sodom en Gomorra hadden aangevallen. Daar was Abrahams neef Lot gaan wonen. En ze namen Lot en zijn gezin gevangen en roofden al zijn bezittingen en eigendommen. In feite waren vijf steden overweldigd door vier verschillende koningen, en die namen iedereen gevangen. En toen Abraham dit hoorde bewapende hij zijn geoefende dienaren voor de oorlog, degenen die in zijn huis geboren waren, ik dacht dat het er 380 waren. En dat waren alleen maar degenen die voor de oorlog bewapend waren. Er moesten dus ook vrouwen en kinderen zijn en natuurlijk nog oudere en jongere mannen die niet in staat waren te vechten. Dat geeft je dus een aardige indruk hoe welvarend deze man was. Hij had dus 380 soldaten die gebóren waren als slaven van hem. Hij was dus zeer welvarend. 

Hij trok er op uit en versloeg die vier koningen en bracht alle bezittingen terug. En toen de koning van Sodom zag dat Abraham ál de gevangen mensen terugbracht en alle geroofde bezit, zei hij tegen Abraham (Genesis 14:21): ‘De koning van Sodom nu zei tot Abram: Geef mij de mensen, en behoud de have voor u.’ Met andere woorden: als u er niet was geweest, zou ik alles hebben verloren, niet alleen de bezittingen maar ook deze mensen. Hij zei: ‘Als u mij alleen maar de mensen terug wilt geven, onze vrouwen en kinderen en al de andere mensen die gevangen zijn genomen, dan mag u de hele buit houden.’ Er staat niet precies hoeveel dat was, maar het is niet onredelijk te geloven dat het gelijk staat aan miljoenen dollars. Echt miljoenen dollars waarde aan buit. Want hij had niet alleen alles terugveroverd wat geplunderd was uit deze vijf steden die veroverd waren. Maar hij had ook nog alle buit van die koningen die veroverd waren. Het waren vier koningen en hun legers en al het zilver en goud en juwelen en kleding en al dat soort dingen. Ik ben er zeker van dat het gelijk stond aan miljoenen dollars waarde aan buit. Hij had dit aan deze veldslag over kunnen houden. En kijk wat Abraham tegen hem zei in vers 22: ‘Doch Abram zeide tot de koning van Sodom: Ik zweer bij de HERE, bij God, de Allerhoogste, de Schepper van hemel en aarde: 23 Zelfs geen draad of schoenriem, ja niets van het uwe zal ik nemen, opdat gij niet kunt zeggen: Ik heb Abram rijk gemaakt! 24 Geenszins, alleen wat de knechten hebben verteerd en het aandeel der mannen, die met mij gegaan zijn, Aner, Eskol en Mamre, laten die hun aandeel ontvangen.’ 

Met andere woorden, wat Abraham deed was zeggen: ‘Nee, ik neem hier helemaal geen geld van. U kunt al uw mensen terughebben én de hele buit, omdat ik een eed heb gezworen bij de Heer dat helemaal níemand ooit zal kunnen zeggen dat zíj Abraham rijk hebben gemaakt. Het is Góds zegen op mij en om dat te bewijzen gaf hij in zekere zin miljoenen dollars goederen weg, die hem rechtens toebehoorden omdat hij het veroverd had. Ik geloof dat dit laat zien dat Abraham een bepaalde instelling had. Op dit moment werd hij nog Abram genoemd, later wordt zijn naam veranderd. Maar het laat een instelling zien, dat hij aangaf dat het niet aan hém was, het was niet zíjn inspanning die rijkdom veroorzaakte. Natuurlijk was hij degene die bepaalde dingen deed, hij had mensen die voor zijn kudden zorgden, en dat soort dingen, maar hij vertrouwde gewoon niet op zijn eigen inspanningen om welvarend te worden. Hij zag zichzelf als de ontvanger van de zegen van God. Dat voert terug naar Genesis 12 vers 2 waar God aan hem verscheen en God zei: ‘Ik zal je zegenen en Ik zal jouw naam groot maken en Ik zal je tot een zegening maken.’ Abraham zag God als zijn bron. En daarom begon God hem bovennatuurlijk voorspoedig te maken. 

Ditzelfde is voor ieder van ons noodzakelijk, om werkelijk te beginnen te wandelen in de financiële voorspoed die God voor ons verlangt. Je moet God beginnen te zien als jouw bron. Je moet je deze manier van denken eigen maken ‘dat het niet van mij is, dit is Gods zegen op mij, God heeft mij gezegend met deze financiën, jazeker ik ben gaan werken voor de kost en sommigen hebben er veertig, vijftig of zestig uur per week in gestoken, maar Gód is de bron. God is degene die mij mijn leven heeft gegeven, mijn gezondheid, mijn vermogens, mijn talenten. God is degene die deze deuren, deze gelegenheden voor mij heeft geopend. Gód is mijn bron.’ En net als Abraham moet je erkennen dat dit Gods geld is. En wat was het gevolg dat Abraham in zekere zin miljoenen dollars buit weggaf? Kijk hier eens in het vijftiende hoofdstuk, direct na de verzen die we net gelezen hebben. Genesis 15: 1: ‘Hierna kwam het woord des HEREN tot Abram in een gezicht: Vrees niet, Abram, Ik ben uw schild; uw loon zal zeer groot zijn.’ Abram had net zeer stoutmoedig voor de ogen van al deze mensen verklaard dat God zijn bron was, zodat ‘niemand ooit zou kunnen zeggen dat zij de bron van mijn rijkdom zijn geweest, en om dat te bewijzen geef ik alle buit terug aan u. Ik neem er helemaal niets van. Ik heb mijn leven op het spel gezet, maar hoef er niets voor te ontvangen. God is mijn bron.’ Is dat ijzersterk of niet? 

En direct daarna verschijnt God aan hem en zegt: ‘Vrees niet Abram, Ik ben uw schild en uw loon zal zeer groot zijn.’ En natuurlijk is hier een geestelijke toepassing van maar het had wel degelijk ook financiële gevolgen en toepassingen. En onmiddellijk hierna begint Abraham weer meer en meer welvarend te zijn. God zegende hem met de miljoenen dollars aan buit, die hij had weggegeven aan de koning van Sodom. God zegende hem dat met rente terug. Weet je waarom? Omdat hij God als zijn bron beschouwde. 

Ik weet dat dit iets heel eenvoudigs is. En sommige mensen zullen vinden dat ik te lang bij dit punt stil blijf staan. Maar ik zal je zeggen, dat tót jij gaat erkennen dat God jouw bron is, tót je al je bronnen en inkomsten, je geld, je bezittingen gaat overzien en stopt met ze oppotten en zeggen: ‘Dit is van mij en ik doe ermee wat ik maar wil,’ totdat jij stopt met een dichtgeknepen vuist te hebben en die gaat openen en zegt: ’God, alles wat ik heb is van U. U bent de bron van alles. God, dit is van U, hoe wilt U dat ik uw geld beheer. Wat wilt U dat ik doe met de welvaart waar U mij mee gezegend hebt’, totdat je díe instelling krijgt, zal alles wat ik onderwijs op het gebied van financiën, alles wat de Bijbel onderwijst op het gebied van financiën, zo goed als nutteloos zijn. Het heeft geen zin om het allemaal aan je uit te leggen, omdat jij het allemaal beschouwt als ‘dit is van mij en ik heb volledige zeggenschap hierover’. Je moet die instelling kwijt zien te raken en erkennen dat God de bron is van alles wat je hebt. 

En als je dat niet gelooft, is het enige wat God hoeft te doen, de adem van je weghouden. De Schrift spreekt erover dat God degene is die ons onze adem geeft. En als hij die adem terugneemt en zegt: ‘Je tijd is om’, dan is er niets wat jij kunt doen om het tegen te houden. Geen enkele arts zou je kunnen genezen als God jouw adem zou wegnemen. De waarheid is dat God degene is die jou met gezondheid heeft gezegend. God is degene die jou adem geeft. God is degene die je alles heeft gegeven. En in de naam van de Heer dring ik er bij je op aan dat je alles wat je hebt, niet als van jou gaat beschouwen. Maar maak jezelf de manier van denken van een rentmeester eigen, iemand die het vermogen en vooral de financiële belangen behartigt van iemand anders. In zekere zin heeft God je gezegend met financiën, die Hij aan jou gegeven heeft. Hij is de bron van jouw zegening. Net zo zeker als Hij de bron was van de zegening van Abraham. 

Maar het grote verschil is dat Abraham wíst dat God zijn bron was. Abraham wist dat zonder een spoortje van twijfel. En daarom begon hij welvarend te worden, welvarend en welvarend en welvarend. Eén van de redenen waarom wij niet meer welvarendheid zien komen, en grotere zegeningen, is dat wij deze les van rentmeester te zijn niet hebben geleerd. Wij denken nog steeds dat het van ons is. Wij beschouwen al deze dingen alsof ze van ons zijn. En daarom hebben wij een krenterige zelfzuchtige houding. Want ‘tenslotte is dit allemaal míjn geld’. Maar de waarheid is dat het niet echt van jou is. 

Ik heb ooit eens een programma gezien van Jimmy Steward, ‘Shinondoa’, een oud programma over de burgeroorlog. En Jimmy Steward zat aan tafel en zijn hele familie zat bij hem. Ze werkten op een boerderij en ik weet niet exact de woorden meer die hij gebruikte, maar hij zat aan tafel en toen hij het dankgebed over de maaltijd uitsprak, zei hij: ‘God, dit is het voedsel dat wij geplant hebben, dat wij bewerkt en bevloeid hebben, dat wij geoogst hebben. Als wij er niet waren geweest zou dit er allemaal niet zijn geweest. Maar wij vragen U toch maar om het te zegenen.’ In principe had hij die instelling: God, wij hebben dit geplant, wij hebben het bewerkt, wij hebben het allemaal gedaan. 
Maar de waarheid is, dat het echt allemaal van God is. Hij heeft die wetten geschapen die het allemaal laat werken. En naarmate het verhaal vordert, verloor deze man door de oorlog heen verschillende familieleden. De tragedie sloeg toe en op het eind van het programma vernedert hij zichzelf en zegt: ‘God het is echt allemaal van U, dat U de zegen geeft.’ In wezen bekeerde hij zich van zijn eigengereidheid. De waarheid is dat als er niet de regen was geweest die God heeft gegeven, als Hij de aarde niet vruchtbaar had gemaakt, hadden wij niets van deze dingen kunnen cultiveren. Als God niet onze gezondheid had gegeven en ons in deze tijd had laten geboren worden, dan had je deze dingen niet kunnen doen. 

Dus de allereerste stap om werkelijk in financiële voorspoed te leven zoals God dat voor je wil, is erkennen dat jij niet de bron bent van jouw financiële voorspoed. Dat betekent niet dat je thuis voor de buis kunt blijven zitten, bonbons eten en nooit hoeft te werken. Ik zeg dat wie niet werkt niet zal eten, dat staat in 2 Tessalonicenzen 3: . Het is wel degelijk de bedoeling dat je zult werken. Maar je moet wel erkennen dat ook al ben jíj degene die werkt, God degene is die de vermeerdering geeft. Gods zegen is het die het allemaal laat werken. De woordenboekdefinitie van een rentmeester is iemand die de zaken, speciaal de financiële zaken, van iemand anders behartigt. Je behartigt de bezittingen van iemand anders. Zelfs al staat het geld op jouw bankrekening. Het huis en de auto staan op jouw naam, maar God is degene die jou het vermogen geeft om voorspoedig te worden en rijkdom te vergaren en Hij doet dat opdat Hij zijn verbond op deze aarde kan vestigen. Dat staat in Deuteronomium 8:18. 

Je moet dus God als jouw bron gaan beschouwen en daarom ook als de werkelijke eigenaar van álles wat je hebt. God is jouw bron. En daarom moet je gevoelig zijn voor Hem en zijn aanwijzingen opvolgen. Ik kan je verzekeren dat als je deze waarheid niet begrijpt, het je zal belemmeren om alle andere dingen die de Schrift te zeggen heeft over voorspoed te ontvangen. Ik heb Abraham als voorbeeld gebruikt en verteld hoe Abraham erop uit trok, deze koningen versloeg en het equivalent van miljoenen dollars aan buit verkreeg. En de koning van Sodom zei: ‘Als u me alleen maar de mensen teruggeeft, dan mag u alle buit houden.’ Het ging echt om miljoenen aan buit, maar Abraham wilde het niet hebben, omdat hij zei: ‘God is mijn bron, niemand zal ooit kunnen beweren dat híj degene was die Abraham rijk gemaakt heeft. God is mijn bron.’ En daarom gaf hij ál deze buit en al deze rijkdom terug aan de koning van Sodom. 

Zie je dat hij een instelling had, waarin hij God erkende als zijn bron. En wist je dat Abraham daarom ook een tiende betaalde aan Melchisedek in het veertiende hoofdstuk van het boek Genesis. Zo gaf hij het terug, het was een uitdrukking van het feit dat hij zei: God ik weet dat ik niet de bron ben. Ik weet dat U de bron bent van mijn zegening. 

Hier is nog een voorbeeld van precies hetzelfde. In Genesis 13 staat een voorval waarin Abram zó voorspoedig was geworden dat Lot en hij niet langer samen konden blijven, omdat ze zoveel vee en kudden hadden dat ze het land overgraasden. Ze moesten opsplitsen. En dit is wat Abraham zei in Genesis hoofdstuk 14 in vers 8: ‘Dus zei Abram tot Lot: Laat er toch geen twist zijn tussen mij en u, en tussen mijn herders en uw herders, want wij zijn mannen broeders. 9 Ligt het gehele land niet voor u open? Scheid u toch van mij af; hetzij naar links, dan ga ik rechts, hetzij naar rechts, dan ga ik links. 10 Toen sloeg Lot zijn ogen op en zag, dat de gehele streek van de Jordaan rijk aan water was; voordat de HERE Sodom en Gomorra verwoest had, was zij tot Soar toe als de hof des HEREN, als het land Egypte. 11 Dus koos Lot voor zich de gehele streek van de Jordaan.’
Dit is het punt waar het me hier om gaat. Abraham was degene tot wie God gesproken had in Genesis 12:2 ‘Ik zal u zegenen en uw naam groot maken en u zult tot een zegen zijn.’ Abraham zag God als zijn bron. Maar er was teveel vee om samen te blijven. En Abraham nam Lot mee boven op een bergtop en toonde hem het hele land: ‘Kies jij maar welke kant je op wil gaan’. En er wordt expliciet vermeld dat voordat God Sodom en Gomorra vernietigde, het gebied rond de Dode Zee zeer weelderig was. Het was goed bewaterd, het leek wel de hof van Eden. Ik weet niet hoeveel van jullie ooit dieren hebben gehouden. Ik heb het grootste deel van mijn leven paarden gehouden. En ik kan je verzekeren dat iedere keer als ik een stuk grond kocht, ik op goed bevloeid land lette. Of er genoeg grondwater was en of het gras goed genoeg was en dat soort dingen. Voor iemand die dieren heeft die grazen, en helemaal in die dagen toen je echt niet naar de winkel kon gaan om haver of hooi te kopen of zulke dingen. Ik bedoel dat ze echt helemaal van het grazen afhankelijk waren om te overleven. 

Iemand de keuze te laten, terwijl er aan deze kant woestijn is, waar je maar om de zoveel meter een sprietje gras hebt groeien, en aan de andere kant is een weelderige vlakte met geweldig gras voor alle kudden en het vee. En dan ga je daar staan en zegt: ‘Kijk maar welke kant jij op wilt. Als jij de ene kant kiest, ga ik de andere kant op.’ Denk je niet dat iemand die alleen maar denkt dat hijzelf de bron is van alle welvaart, en het gewoon van hem afhankelijk is, en het alleen een kwestie is van doe wat je maar kunt doen om welvarend te zijn, dan zou je niemand zó’n keuze geven. Het was zó overduidelijk iets waar je niet over hoefde na te denken. Hier aan deze kant goed bevloeid, weelderig weiland en aan de andere kant woestijn. Dat was gewoon geen keuze. Er was gewoon geen twijfel aan in welke richting Lot zou gaan. Lot koos het goed bevloeide land. Besef je dat Abraham dus eigenlijk het gebied koos dat woestijn was? En onmiddellijk nadat ze gescheiden waren, verscheen de Heer aan Abraham en sprak een nóg grotere zegen over hem uit dan hij oorspronkelijk al had. Oorspronkelijk had de Heer in Genesis 12 vers 2 gezegd dat Hij hem zou zegenen. Maar kijk eens wat de Heer vlak hierna zei. Genesis 13:14: ‘14 En de HERE zeide tot Abram, nadat Lot zich van hem gescheiden had: Sla toch uw ogen op, en zie van de plaats, waar gij zijt, naar het noorden, zuiden, oosten en westen, 15 want het gehele land, dat gij ziet, zal Ik u en uw nageslacht voor altoos geven. 16 En Ik zal uw nageslacht maken als het stof der aarde, zodat, indien iemand het stof der aarde zou kunnen tellen, ook uw nageslacht te tellen zou zijn. 17 Sta op, doorwandel het land in zijn lengte en breedte, want u zal Ik het geven. En Abraham ging weg en begon te doen wat de Heer hem had opgedragen, onmiddellijk nadat hij Lot deze keuze had gegeven.’

Sommigen van jullie zien dit misschien niet zo duidelijk, maar de manier waarop ik dit zie, is dat Abraham eigenlijk tegen Lot zei: ‘Lot, Gód is mijn bron. Wij kunnen niet samen blijven omdat onze kudden te groot zijn, dus kies jij maar welke kant jij op gaat. En welke kant jij ook opgaat, het doet er niet toe. Kies maar het goed bevloeide land, het beste weideland, wat je maar wilt. Ik ga deze kant op en Gód is mijn bron. En God zal me zegenen.’ Besef je dat in het natuurlijke het onmogelijk is dat iemand die in de woestijn woont met al deze kudden en vee op dezelfde manier welvarend kan zijn als iemand die in goed bevloeid land woont met weelderige weilanden. Maar Abraham werd nog veel welvarender dan Lot. God verscheen hem en hij begon nóg meer voorspoed te kennen omdat God hem zegende en God zijn bron was. 

Als ik over zoiets als dit onderwijs, dan zijn mensen bang om hun handen open te maken en toe te staan: ‘God, alles is van U! Ik heb niets dan alleen wat U hebt en wat U mij toegestaan hebt om te hebben. En het is uw genade, U zegent het en het is uw gunst.’ Mensen zijn bang om hun vuist te openen en alles aan God te geven, omdat ze denken dat God van hen gaat afnemen. Ze denken: ‘Ik houd hieraan vast, en ik ga mijn tienden niet betalen en ik ga niet meedoen met offeranden en collectes, en ik ga al deze dingen niet doen alsof het Gods geld is, en ik ga zijn aanwijzingen niet opvolgen en gewoon een rentmeester zijn over Zijn dingen. Nee dit is allemaal van mij en ik geef wat ik wil geven, ik geef wanneer ik wil geven, ga ik meer welvaart krijgen.’ Als je deze houding hebt, denken mensen dat je méér welvaart gaat krijgen, met die zelfzuchtige houding dat je jezelf ziet als de bron. Maar wat gebeurde er met Abraham? Toen hij zei: ‘Kies maar het beste uit’, toen hij al die miljoenen dollars aan buit weggaf, en toen hij al het goed bevloeide land weggaf, beschouwde hij God als zijn bron. Toen hij dat deed verscheen God aan hem en zei: ‘Ik geef jou het hele land. Kijk maar naar iedere richting, noord, zuid, oost en west.’ Weet je wat dat betekent? Ook het gebied dat Lot had gekregen, ook die goed bevloeide en bewaterde vlakte, daarvan zei God: ‘Dat is van jou. Je hebt het misschien tijdelijk aan Lot gegeven, maar uiteindelijk zal het allemaal van jou zijn.’ Ik kan je verzekeren dat als jij je vuisten opent en God gaat vertrouwen, dat God geen afpakker is. God is niet iemand die vermindert. God is niet in jouw leven gekomen om van jou af te pakken, maar Hij wil je zegenen. Alle mensen in de Bijbel die echt welvarend werden, hadden allemaal deze instelling, dat het niet hún geld was, maar dat het van God was, die hen had gezegend. 

Laat ik je daar een voorbeeld van geven. Het is een voorbeeld van David. In 1 Kronieken 29 was David koning. Dit speelt aan het einde van zijn leven. David was bezig het koninkrijk over te dragen aan Salomo en had alle naties en alle leiders van de natie samengeroepen. En hij droeg de teugels aan Salomo over en heel speciaal gaf hij een opdracht aan zijn zoon Salomo om voor de Heer een tempel te bouwen. David had het zelf willen doen, maar God had hem gezegd dat hij het niet zou mogen doen, maar zijn zoon zou de tempel bouwen. Dus had David het Woord van de Heer gehoorzaamd. Maar hij had wel voorbereidingen daarvoor getroffen. En vóór die tijd, ik ga dat niet allemaal voorlezen, maar vóór die tijd had David uit de koninklijke schatkamers die hij had, goud ter waarde van 36 miljard dollars gegeven en apart gelegd voor de tempel. En hij had ter waarde van 14 miljard dollar aan zilver gegeven. Dat was samen dus een bedrag van 50 miljard dollar aan goud en zilver dat David al opzij had gezet en bestemd voor de bouw van de tempel. 

Maar hier in 1 Kronieken 29, vlak voor zijn dood, en terwijl hij het koninkrijk overdroeg aan zijn zoon Salomo, was dit wat David deed: ‘3 Maar nu schenk ik nog bovendien, uit liefde voor het huis van mijn God, van wat ik zelf aan goud en zilver bezit, aan het huis van mijn God, behalve wat ik voor het heiligdom heb gereedgelegd: - dat was dus die eerdere 50 miljard - 4 drieduizend talenten goud, goud van Ofir, en zevenduizend talenten gelouterd zilver, om de muren der gebouwen te overtrekken; 5 goud voor de gouden en zilver voor de zilveren voorwerpen, en voor alles wat door de handwerkslieden wordt gemaakt. Wie verklaart zich nu bereid, om heden de HERE zijn gave te schenken?’ 
Deze drieduizend talenten goud staat gelijk aan honderdtien ton goud en dat zou tegenwoordig ruim 1 miljard dollar in waarde aan goud zijn. En vervolgens gaf hij ook nog zevenduizend talenten zilver, dat is tweehonderdzestig ton, oftewel 99 miljoen en 40 duizend dollar waarde aan zilver. Als je het bij elkaar optelt is het meer dan 2 miljard dollar aan goud en zilver dat David van zijn eigen persoonlijke bankrekening gaf voor de bouw van de tempel. 

En kijk naar de resultaten hiervan. Er staat dat toen hij dit allemaal had gedaan, in het laatste deel van het vijfde vers: ‘Wie verklaart zich nu bereid, om heden de HERE zijn gave te schenken?’ En het verslag gaat verder met te vertellen dat nadat David dit offer had gegeven, 2 miljard aan zilver en goud voor de bouw van de tempel, dat alle leiders, de oversten van deze stammen, deze gevende geest oppakten en begonnen te geven. En het spreekt erover hoeveel zij gaven. Zij gaven meer dan David gaf. Natuurlijk waren dat alle stammen bij elkaar, maar zij gaven ongeveer 3 miljard dollar aan goud en zilver. Dus als je het bij elkaar optelt, werd er op deze ene dag al meer dan 5 miljard dollar aan goud en zilver geschonken!! Dat moet een geweldig gezicht zijn geweest. Maar in ieder geval wil ik je Davids reactie laten zien toen dit allemaal gebeurde. In vers 10 van 1 Kronieken 29:10: ‘10 Toen prees David de HERE ten aanschouwen van de gehele gemeente, en David zei: Geprezen zijt Gij, HERE, God van onze vader Israël, van eeuwigheid tot eeuwigheid. 11 Van U, o HERE, is de grootheid en de kracht, de heerlijkheid, de roem en de majesteit, ja, alles wat in de hemel en op de aarde is; van U is de heerschappij, o HERE, en Gij zijt als hoofd boven alles verheven. 12 Want rijkdom en eer komen van U.’

Dit is het punt dat ik probeer over te brengen: je moet deze mentaliteit ontwikkelen, dat je een rentmeester bent, het is niet echt van jou. God heeft aan jou je financiën en middelen toevertrouwd. Dat was wat David hier zei in vers 12: ‘12 Want rijkdom en eer komen van U, en Gij heerst over alles; in uw hand is sterkte en kracht, en Gij hebt het in uw macht een ieder groot en sterk te maken.’ Weet je wat David zegt? ‘God, U bent de bron van dit alles, U bent degene die uw volk zo groot hebt gemaakt.’ Toen Abraham kwam, had hij in principe niet heel veel. Maar God begon hem voorspoedig te maken. En tegen deze tijd was het volk uitgegroeid tot een machtige natie, en ze waren in staat om op één dag, spontaan een waarde van meer dan 5 miljard dollar aan goud en zilver te schenken voor de bouw van de tempel. En David zei: ‘God, Ú bent de bron van dit alles. Rijkdom en eer komen van U. U bent degene die ons groot hebt gemaakt, U bent degene die dit alles heeft laten gebeuren. God het is allemaal van U. Wij zijn maar de rentmeesters.’ En in vers 13 zegt hij: ‘13 Thans loven wij U, o onze God, en prijzen wij uw heerlijke naam. 14 Wie toch ben ik, en wat is mijn volk, dat wij in staat zouden zijn zulke vrijwillige gaven te schenken? Want het komt alles van U, en wij geven het U uit uw hand. 15 Voorwaar, wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor uw aangezicht, gelijk al onze vaderen; als een schaduw zijn onze dagen op aarde, zonder hoop. 16 HERE, onze God, al deze rijkdom die wij bijeengebracht hebben om U een huis te bouwen voor uw heilige naam, komt uit uw hand; U behoort het alles. 17 Ik weet, mijn God, dat Gij het hart toetst en een welbehagen hebt in oprechtheid – ik heb in oprechtheid mijns harten U dit alles vrijwillig gegeven; nu heb ik met vreugde gezien, hoe ook uw volk dat zich hier bevindt, U vrijwillig gaven bracht. 18 HERE, God van onze vaderen Abraham, Isaak en Israël, houd deze gezindheid in het hart van uw volk voor altijd in stand, en richt hun hart op U.’ 
En dan gaat hij verder met een gebed voor Salomo. Maar merk op dat hij heeft gezegd: ‘Alles wat wij gegeven hebben, komt van U. Wij hebben alleen maar genomen van wat U ons gegeven hebt, en dat aan U teruggegeven. Alles is van U en het enige dat wij deden is teruggeven wat van U was.’ Ik zeg je dat dít de instelling is, die ik over wil brengen. Als jij werkelijk wilt beginnen met voorspoedig te zijn, moet je stoppen met het te beschouwen als jóuw geld. Je moet stoppen met jezelf als de bron van je welvaart te beschouwen. Je moet erkennen dat God het is. Het is God die jou gezegend heeft. Er is nog een vers in Psalm 104, waar staat dat God de bron is, zelfs van de dieren. Hij opent zijn hand en geeft hen water en geeft hen gras om te eten. En als Hij zijn hand sluit en de regens komen niet, kan Hij hun adem wegnemen. God is de bron van alles. Van ons leven, niet alleen van ons, maar van alle dieren, en van alles wat leeft. En als wij de brutaliteit en de arrogantie hebben om te denken dat wij de bron zijn van alles wat we hebben, is dat een humanistische houding. Dat is ook de reden waarom wij zo gestrest rondlopen. Dat is de reden waarom we ons zorgen maken om onze financiën. We maken ons zorgen of we opgelicht worden, over wat er gaat gebeuren, of het wel goed gaat met de economie, omdat wij alleen maar fysieke, natuurlijke menselijke dingen die onderworpen zijn aan al deze ups en downs als onze bron zien. 

Maar als jij God als je bron gaat beschouwen, doet dat een aantal dingen voor je. Op de eerste plaats geeft het je een vrede en een zekerheid, dat weet je dat God degene is die voor mij verantwoordelijk is. En dat Hij heeft beloofd in het Woord van God dat zelfs een mus niet op de grond kan vallen zonder dat Hij het merkt. Zelfs de haren op ons hoofd zijn allemaal geteld. Als God al deze dingen al doet, hoeveel te meer zal Hij voor mij zorgen. Ik zal éérst het Koninkrijk van God zoeken en al Zijn gerechtigheid en God zal al die andere dingen aan mij toevoegen. Als jij bezorgd bent en financiële problemen hebt en daarover ruzie maakt in je huwelijk, dan moedig ik je aan om te gaan tot het punt waar je jezelf vernedert en zegt: ‘God, U bent de bron van onze voorspoed. Wij hebben ons misschien niet voldoende aan U onderworpen en U onvoldoende gehoorzaamd, maar vanaf nu vernederen wij onszelf en zeggen dat U onze bron bent. Het is net als bij David, álles wat we hebben, komt van U.’ En als wij 10% teruggeven of een offer brengen, is het enige wat we doen: aan God teruggeven wat Hij op de allereerste plaats aan ons had gegeven. 

Het is soms moeilijk voor mensen om verder te kijken dan de natuurlijke fysieke dingen en in het geestelijke gebied te kijken. Maar ik heb echt deze instelling dat ik een rentmeester ben. En dat zeg ik niet om mijzelf op de borst te kloppen, want ik weet dat ik van het begin af aan helemaal niets had, nul komma nada niks. Sommigen van jullie hebben me wel eens horen spreken over mijn armoededagen, waarin wij niets anders dan popcorn te eten hadden of soms zelfs nog minder dan dat. Toen Jamie acht maanden zwanger was hadden we twee weken lang helemaal niets te eten. We hadden alleen maar water te drinken, omdat we zo platzak waren. Ik weet waar ik vandaan kwam. Ik weet wat mijn bronnen zijn, wat ik zelf in staat was te doen. En ik begon God te vertrouwen. En naarmate ik vorderde in de bediening, ik heb 3 kleine kerkjes bediend, heeft God ons gezegend. Ik ben geen miljonair of zoiets, Maar ik heb een huis dat zo goed als betaald is, en God zorgt voor me, en mijn auto is betaald en ik ben zo goed als schuldenvrij. Misschien nog hooguit een jaar. En met alles wat ik heb heeft God me gezegend. Dit gebouw dat eigendom is van de bediening is meer dan 6 à 7 miljoen dollar waard. We hebben minder dan 3 miljoen schuld op het hele ding. God heeft ons gezegend. 

Sommige mensen begrijpen dit niet, maar ik erken dat ik niet degene ben die dit heeft gedaan. Het is niet míjn grote wijsheid of míjn geweldige vaardigheden. Dit is van God. Dit is Gods zegen op mij. En ik heb geprobeerd mijn kinderen dit te vertellen. Zij waren er al toen wij door verschillende armoedecrises heengingen. Maar dat herinneren zij zich niet meer. Het enige dat zij zich herinneren is dat zij ons gezegend en voorspoedig zagen. En soms denken ze dat ík het ben die dit allemaal in gang heeft gezet, ik ben op de radio en televisie, en dat God mij daarom gezegend zou hebben met dit alles. Maar ik weet dat God mijn bron is. Ik heb de instelling van een rentmeester. En doe ik niet zomaar bepaalde dingen, alleen maar omdat we nu een bepaalde cash-flow hebben die bij de bediening binnenkomt. Zo van, nou ik zou dit kunnen doen en dat kunnen doen. Het is gewoon niet mijn geld. Het is écht niet mijn geld. Ik ben een rentmeester. 

Ik ben natuurlijk helemaal een rentmeester binnen de bediening hier. Want zelfs wettelijk wordt van je geëist dat je een rentmeester bent. Ik kan gewoon niet zomaar geld nemen. Onlangs kwam mijn zoon, hij is bij mij in dienst. En wij waren bezig een keuken te plaatsen, en hij nam een mixer mee naar huis. En hij wilde deze mixer gebruiken om iets te maken en ons een thanksgiving-maaltijd te bereiden. En ik moest hem zeggen: ‘Nee, die mixer mogen we niet gebruiken’. Hij zei: ‘Waarom niet?’ En ik zei: ‘We hebben hier een eigen mixer en die moeten we gebruiken.’ Maar hij zei: ‘Dit is een veel betere mixer en die is van de bediening.’ Ik kan helemaal niets van de bediening gebruiken voor een of ander persoonlijk voordeel. Dat kan gewoon niet. Er moet een haarscherp onderscheid zijn. Ik kan helemaal niets van de bediening voor mezelf gebruiken. En dat is ook zo volgens de wet. Mensen gaan voor dit soort dingen naar de gevangenis als ze middelen van de bediening meenemen en voor persoonlijke doelen gebruiken, omdat we belasting moeten betalen over die dingen als we ze persoonlijk gebruiken. Dus ik moest hem dat ding terug laten brengen naar de bediening. Wij kunnen gewoon geen spullen van de bediening gebruiken. Zie je, dát is de instelling van een rentmeester. Het is niet van mij, alles wat ik hier heb, is niet van mij, het is van God. 
Het zou goed zijn als wij allemaal ons inkomen en alles wat we hebben niet als van onszelf zouden beschouwen, maar weten dat God het allemaal aan ons heeft toevertrouwd. Hij heeft ons geld gegeven en Hij wil dat je jouw huur betaalt. Hij wil dat jij je hypotheek betaalt. Hij wil dat jij je auto afbetaalt. Hij wil dat jij je belastingen en je gas, licht en water betaalt. Hij wil dat je helemaal niemand iets schuldig bent behalve lief te hebben. God wil dus dat jij een goede getuige zult zijn en voor deze dingen betaalt. Dus in plaats van dat jij het gaat zien als ‘ik ben degene die dit alles betaalt’, zie dit als geld dat God aan jou heeft toevertrouwd. 
Je bent een rentmeester. En wát wil God dat jij ermee zult doen? Hij heeft je gezegd dat je niemand iets schuldig zou moeten zijn, dus je moet je rekeningen betalen. Hij heeft je ook gezegd geen geld uit te geven dat je niet hebt. Dus als wij werkelijk een rentmeesterinstelling zouden hebben, dan kan ik je garanderen dat het een eind zou maken aan een heleboel emotionele en lustgedreven uitgaven, waar mensen zich aan overgeven. In plaats van dingen voor onszelf te doen, zoals iets kopen omdat we ons gekwetst of gekweld voelen, en dan kopen we iets om onszelf te troosten, zodat we ons wat beter voelen. Maar dat is helemaal geen goed rentmeesterschap. Dat is niet het gebruik van geld zoals God dat van je zou willen. In feite is het zelfs een vervanging voor iets dat Gód in jouw leven zou moeten zijn. Het veroorzaakt echt een heleboel problemen in jouw leven als je niet erkent dat je slechts rentmeester bent van alles wat God je heeft gegeven. Je moet je deze instelling eigen maken. 

Sommigen van jullie kunnen je herinneren dat je hebt gebeden om een betere baan. Je had een uitzichtloze baan. God heeft je gezegend en een nieuwe baan of een promotie gegeven. En natuurlijk ben jij degene die heeft gewerkt. Waarschijnlijk zelfs heel hard gewerkt. Maar wat zou er zijn gebeurd als God dat gebed niet had beantwoord? Als God je niet deze promotie had gegeven? Er zijn er van jullie die gebeden hebben dat God je een bepaald talent zou geven, of iets te doen zou geven, en God heeft je dat gegeven en je gezegend. En nu ben je vergeten dat God degene was die je dit vermogen heeft gegeven. God heeft deze dingen gedaan. 

Een vriend van mij, ik ga niet alle details vertellen want ik heb het hem niet gevraagd, dus ik wil niet zijn hele getuigenis vertellen, hij had in principe geen flauw idee wat hij met zijn leven moest doen. Hij bad en vroeg God wat God wilde dat hij zou doen. En God heeft hem verteld dat hij moest beginnen met tekenen en beeldhouwen. En nu is hij bijzonder succesvol. Hebben jullie wel eens deze meters hoge beelden van engelen gezien in dit gebouw? De man is gewoon een super begaafde beeldhouwer. En hij doet dat pas een jaar of tien, vijftien. Hij heeft helemaal geen opleiding gehad. Hij heeft alleen maar gebeden en God sprak tot hem en vertelde hem dat dít het was waarvoor Hij hem geroepen had. En hij moet zich gewoon blijven herinneren, en voor zover ik weet dóet hij dat ook, dat God hem dat talent heeft gegeven. Je moet God als jouw bron zien. En als jij God als jouw bron ziet, dan verandert dat jouw totale houding ten opzichte van geld. Het is niet langer jouw geld, het is niet langer zo dat je maar doet wat je wilt doen, want dit is Gods geld dat aan jou is toevertrouwd. En als je verantwoordelijkheidsgevoel hebt, geeft het je een volkomen andere houding ten opzichte van financiën. 

Laat me je een voorbeeld uit de Schrift tonen in Psalm 50. Dit gaat over offeranden die onder het oude verbond vereist waren. Maar er is een parallel tussen die offeranden en financiën. Kijk wat er staat in Psalm 50: ‘7 Hoor, mijn volk, laat Mij spreken; Israël, laat Mij onder u getuigen: Ik, God, ben uw God. 8 Vanwege uwe offers bestraf Ik u niet, daar uwe brandoffers altoos Vóór Mij zijn.’ (Lutherse vertaling)
Dat is gewoon ouderwets Nederlands om te zeggen dat Gods onvrede met hen niet ging over het gebrek aan offers. Ze hadden voortdurend offers geofferd. Maar als Hij verder gaat, spreekt Hij erover dat het gaat om je hóuding, je instelling. De houding van je hart bij het aanbieden van je offeranden, dáár ging Gods aanklacht over. 
In vers 9 staat: ‘9 Ik wil van uw huis geen varren nemen, noch bokken uit uwe stallen; 10 want al het gedierte in het woud is het mijne, het vee op de bergen, waar zij bij duizenden gaan; 11 Ik ken al het gevogelte op de bergen, alle gedierte op het veld is het mijne. 12 Ware het, dat Mij hongerde, Ik behoefde het u niet te zeggen; want mijn is de aardbodem en al wat er op is. 13 Meent gij, dat Ik stierenvlees eten en bokkenbloed drinken wil? 14 Offer Gode dank, en betaal den Allerhoogste uwe geloften.’ (Lutherse vertaling)
Het ging er dus helemaal niet om dat zij geen offers hadden gebracht. Zij hadden voortdurend offers gebracht. Maar Hij zegt: ‘Het is jullie ontgaan waar het om ging’ Waarom had God eigenlijk opdracht gegeven offers te brengen, deze bloedoffers? Dat was om hen duidelijk te maken dat er voor hen bloed vergoten moest worden. Het ging niet om het bloed van een dier. Het was profetisch over de komst van de Messias, die zijn bloed en zijn leven zou geven als betaling voor onze zonden. En de Schrift zegt in Kolossenzen 2:16,17 dat dit allemaal maar schaduwen waren, types, voorafbeeldingen van de dingen die werkelijkheid zouden worden door de Messias. 

Ze hadden dus de bewégingen hiervan gemaakt, maar nooit God werkelijk hun hart gegeven. Daarom zegt God hier: ‘Ik heb al die dingen niet echt nodig. Ik neem echt geen stieren of geitenbokken uit jullie huis.’ Hij had hen wel degelijk bevolen om stieren en bokken te offeren, maar waaróm had Hij dat gedaan? De mensen dachten dat God hun stier of hun geit nodig had. Néé, zíj hadden nodig om te offeren. Zij hadden nodig om aan God terug te geven om daarmee hun vertrouwen en afhankelijkheid van Hem te tonen. En om dat te bewijzen, zegt Hij: ‘Ik ken ál het gevogelte op de bergen en de dieren des velds zijn van Mij.’ En in vers 12: ‘Als Ik honger had, zou Ik het jullie niet vertellen, want de hele aarde en alles wat er op is, is van Mij. Zou ik het vlees van stieren eten en het bloed van geiten drinken?’ Hij zegt: ‘waarom denk je dat Ik jullie bevolen heb deze offers te brengen? Omdat Ik honger zou hebben?’ Hij zegt: ‘Als Ik honger zou hebben zou Ik het júllie niet zeggen en niet aan júllie vragen om mij te voeden! Al het vee op alle heuvels is van mij, alle vogels in de lucht, álles op de hele aarde is van Mij. Ik vraag jullie niet om die offers omdat Ik ze nodig heb, júllie hebben ze nodig om te leren geven.’ 

Dit is het punt waar het mij om gaat. Weet je waarom God ons vraagt om tien procent te geven? Ik ga meer onderwijs over de tienden geven als we vorderen in deze serie. Maar weet je waarom God ons heeft gevraagd om te geven aan mensen in nood? En waarom God ons heeft gezegd tienden te geven en offeranden? Dat is helemaal niet omdat God jouw geld nodig heeft. God zou in staat zijn om deze bediening, kerken, allerlei instellingen op andere manier te financieren. Hij zou in staat zijn om iedere bedienaar helemaal onafhankelijk zelfvoorzienend rijk te maken. Hij had Abraham gezegend en die werd onafhankelijk rijk. Hij deed dat ook bij Isaäk en bij Jacob. God zou in staat zijn om ons zo te zegenen dat wij nooit een collecte of offerande nodig zouden hebben. God had dit hele systeem anders kunnen opzetten. Maar Hij heeft het zó in elkaar gezet zodat de bediening, een pastor, een kerk, of een parakerkelijke bediening zoals wij, zouden leven op basis van wat mensen geven. God heeft het zó gemaakt dat de mensen die het evangelie ontvangen, terug zouden geven en zo het evangelie verder zouden helpen. Er is echt een heleboel geld in omloop. God zou gewoon iemand mij miljoenen dollars kunnen laten geven. Maar zelfs al zou ik meer geld hebben dan ik kon gebruiken, dan nóg zou ik mensen aanmoedigen om te geven. Omdat jíj het zelf nodig hebt. Het is helemaal niet zo dat God jouw geld nodig heeft. God heeft dat net zo min nodig als dat Hij de oudtestamentische offers nodig had. Als God honger had zou Hij helemaal niet om een offer vragen. Dat is gewoon niet de manier waarop God voor zichzelf zorgt. Hij deed dat, zodat de mensen zouden leren om te geven, en zouden leren hoe afhankelijk ze voor een offer van God waren. 

En het is precies hetzelfde op het gebied van financiën. God heeft jouw geld helemaal niet nodig, maar jíj hebt nodig om God te erkennen als de bron van al jouw financiën. En het is één ding om te zéggen: ‘O ja, ik geloof dat God mijn bron is. Ik geloof dat God mij heeft gezegend. Gód is degene die mij in staat heeft gesteld om alles te doen wat ik doe.’ Het is één ding om dat te zéggen, maar het is nog wat anders om het ook te laten zíen. En hoe bewijs je dat? Praten alleen is goedkoop. Hoe bewijs je dat God werkelijk je bron is? Heel eenvoudig. God zei: ‘Geef Mij 10%.’ En iemand die niet echt werkelijk vanuit zijn hartsniveau God als zijn bron ziet, gaat onherroepelijk zeggen: ‘Maar ik heb dit nódig, ik heb hiervoor gewerkt, het is van mij. Ik heb dit geld nódig.’ Sommige mensen zullen er aanstoot aan nemen, maar ik bedoel het niet om je te kwetsen, ik zeg deze dingen opdat de waarheid je vrij zal maken. Maar er zijn onder jullie die niet geven en toch zeggen: ‘Ja, God is mijn bron, ik weet dat God degene is, die mij alles heeft gegeven.’ Maar als je geen 10% geeft, dan beschouw je God helemaal niet echt als jouw bron. Jij ziet jezelf als jouw bron. Je bent het er misschien niet mee eens, en je gaat hierover argumenteren. Maar ik zeg je dat dit exact de waarheid is. 

Als je werkelijk God als jouw bron zou zien, en God als degene die jou dit geld heeft gegeven, en als je werkelijk in God gelooft, zou je Gods aanwijzingen opvolgen om 10% te nemen, de tiende, en deze geven voor het werk van de Heer. Als je dat niet doet, kun je zeggen wat je wilt, maar je ziet God niet echt als jouw bron. Jij ziet jezelf als jouw bron. Je ziet dat geld als iets waar je maar moeilijk aan komt, en je hebt gewerkt en gezwoegd en je hebt gewoon niet genoeg om alle dingen die je wilt doen, te doen. En als je er afstand van doet, ben je nog verder af van je doelen om al deze behoeften te vervullen. Als er geen God zou zijn en Hij níet jouw bron zou zijn, en als Hij níet had beloofd: ‘Als jij geeft, zal jou gegeven worden’, dan is het inderdaad krankzinnig om een gedeelte van wat je hebt weg te geven, terwijl wat je hebt al niet genoeg is. 

Maar er is wél een God die heeft beloofd dat als jij geeft, jou gegeven zal worden. En als jij werkelijk gelooft dat Hij jouw bron is, door Hem te gehoorzamen en Zijn Woord te vertrouwen, dan raak je helemaal niet verder weg van jouw doel. Maar jouw geven zal je juist dichter naar dat doel brengen, omdat God heeft beloofd dat Hij met wat jij hebt gegeven aan jou terug zal geven een goede gedrukte, geschudde, overlopende maat, die mensen in jouw schoot zullen geven - Lukas 6:38 . Dus het komt uiteindelijk allemaal neer op een kwestie van geloof. En dat is waarom God ons heeft opgedragen om te geven. God heeft ons geld helemaal niet nodig. God had Zijn koninkrijk op andere principes kunnen grondvesten. Hij had iedereen in de bediening de mogelijkheid kunnen geven om geld te verdienen, bijvoorbeeld creatieve ideeën en invallen die bovennatuurlijk zouden voorzien. Maar God heeft Zijn koninkrijk niet zo opgezet, want Hij wil dat jíj Hem gaat vertrouwen en Hem als jouw bron gaat erkennen. Hij wil dat jíj erkent dat zelfs al heb je geld, jij het niet uit eigen kracht hebt verkregen, maar dat God degene was die jou zegende. 

Hier is een schriftgedeelte in Deuteronomium 8:18: ‘maar gedenk den Heer, uw God; want Hij is het die u kracht geeft om vermogen te verwerven; omdat Hij het verbond dat hij uw vaderen bezworen heeft gestand wil doen, zoals heden blijkt.’ (Leidse vertaling)
Merk op dat hier in vers 18 staat dat God degene is die je de kracht heeft gegeven om vermogen te verwerven. God is degene die jou voorspoedig maakt. God is jouw bron. Jij moet al jouw eigendommen, je vermogen, je financiën, zelfs al heb je ervoor gewerkt, je moet het zo beschouwen dat God jou voorspoedig heeft gemaakt. God heeft jou gezegend. 

Ik geloof dat wij tegenwoordig onder een nieuw verbond leven. God is een genadige God en God gaat geen mensen straffen of pijn doen. Dat is niet van God, want God heeft al onze straf op Jezus geplaatst. God gaat niet iemand treffen en financiën van je afpakken en je ruïneren zodat je op straat gezet wordt. Ik geloof dat niet. Maar je moet erkennen dat God degene is, die je kracht heeft gegeven om vermogen te verwerven. God is degene die het heeft gedaan. En waarom heeft Hij dat gedaan? Opdat Hij ‘het verbond kan bekrachtigen dat Hij gezworen heeft aan uw vaderen, zoals heden blijkt’. God heeft jou gezegend om een zegen te zijn, zoals Hij ook Abraham heeft gezegd in Genesis 12 vers 2: ‘en Ik wil u tot een groot volk maken, en zal u zegenen en u een grote naam maken, en gij zult een zegen zijn.’ God heeft jou gezegend om jou een zegen te máken. God heeft jou financiën gegeven, zodat jij ze kunt gebruiken om te overleven, om voorspoedig en welvarend te zijn, om je rekeningen te betalen en om jou daarmee te zegenen. Daar is niets verkeerds aan, maar de voornaamste reden dat God jou heeft gezegend, is dat jij een zegen kunt zijn. 

En mensen die al hun bezittingen en financiën als hun eigendom beschouwen denken gewoon niet zo. In feite is één van de kritieken die ik voortdurend krijg als ik over ‘voorspoed’ onderwijs, dat mensen zeggen: ‘Jij predikt alleen maar over hebzucht en zelfzuchtigheid. En jij zegt de mensen, dat als ze geven, God hen terug zal geven. Ik zou dat gewoon nooit doen. Ik ben gezegend en als ik genoeg heb, zal ik God nooit om meer vragen.’ Maar dát is in feite een zeer zelfzuchtige instelling. Omdat je in feite zegt dat al jouw financiën voor jóu zijn: ‘Zo gauw ík genoeg heb en ík tevreden ben, vergeet de rest van de wereld maar. Het enige dat mij interesseert ben ikzelf.’ Dát is nou écht hebzucht. Dát is werkelijk een zelfzuchtige instelling. 

Weet je wat een werkelijk nederige instelling is? Te zeggen: ‘Vader, ik heb alles wat ik nodig heb, U hebt me gezegend en ik wil voorspoedig zijn, mijn financiën vermeerderen, niet voor mijzelf, maar zodat ik een zegen voor iemand ánders kan zijn. Ik geloof dat U mij dáárom kracht hebt gegeven om welvarend te zijn, zodat ik uw verbond kan bevestigen.’ Dat is een nederig persoon. Als je zegt: ‘Ik heb genoeg, ik geloof niet in dat voorspoed gedoe’, dan denk je dat voorspoed alleen maar om jóu gaat. Wat ík zeg is, dat voorspoed helemaal niet om jóu gaat. God heeft jou financiën toevertrouwd, zodat jij een zegen voor andere mensen zou zijn. 

Ik ga dat naarmate wij in deze serie vorderen nog veel meer in detail uitwerken. Maar allereerste wilde ik dat je zou begrijpen dat God jouw bron is. Je moet je de manier van denken van een rentmeester eigen maken, dat het niet jóuw geld is, dat het niet jóuw bezittingen zijn. God heeft je gezegend met al dit geld. En als je zo gaat denken zal het stress en zorgen en zwoegen wegnemen, omdat je ziet dat het niet jóuw geld is, je kunt gul en vrijgevig worden. Het plaatst alles in het juiste perspectief, en het zal je bovendien in staat stellen om de grotere zegeningen van God te ontvangen. Mensen, dat is geweldig. 

 

Deel 2: De eerste stap naar voorspoed

Vertaald door: Jan Vossen
Andrew Wommack en Andrew Wommack ministries kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor vertaal en/of interpretatie fouten van de kant van de vertaler. 
Voor reacties m.b.t. de vertaling: familyvossen@versatel.nl
Voor verdere informatie m.b.t. Andrew Wommack en zijn onderwijs: www.awme.net


 

www.vergadering.nu