Bijbelgetrouw, krachtig en
praktisch onderwijs van Andrew Wommack
Overzicht van de vertaalde bijbelstudies van Andrew Wommack, klik hier...
Financieel Rentmeesterschap - 6
Andrew Wommack
Deel 1: Wat is een rentmeester?
Deel 2: De eerste stap naar voorspoed
Deel 3: De oneerlijke rentmeester
Deel 4: Voorspoed is niet voor jezelf
Deel 5: De tienden
Deel 6: Partnerschap in het Koninkrijk
Oorspronkelijke title: Financial Stewardship - 3. ‘The Unjust Steward’
Gedownload als MP3 bestand van TV)
Inleiding:
Voorspoed begint bij het begrijpen van onze rol. Wij zijn Gods rentmeesters. Onze levens, talenten, mogelijkheden en het
wonen in een land met ongekende mogelijkheden, zijn allemaal door God gegeven gaven. In dit onderwijs zul je een heel nieuwe
waardering krijgen voor de waarheid: ‘Want in Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij’ (Handelingen 17:28).
Deel 6: ‘Partnerschap in het Koninkrijk’
Vandaag ga ik verder met de serie onderwijs over financieel rentmeesterschap. De dingen die ik hierover zeg worden vanuit een
ander perspectief gezegd dan wat je meestal hoort bij onderwijs over het onderwerp financiën. Ik heb al zoveel materiaal
behandeld, dat ik geen tijd heb om dat nog allemaal samen te vatten.
Maar ik wil wel zeggen dat gedurende het verloop van het onderwijs hierover, ik heb gesproken over het belang van geven. Maar ik
was daarbij nog niet echt duidelijk geconcentreerd op het geven zelf. We hebben het erover gehad hoe belangrijk het voor jóu
is, dat je begint met geven op financieel gebied. Het is niet alleen maar een kwestie van erkennen dat God jouw bron is, en tot
God bidden en vragen om financiële zegening, maar hier werkt een principe uit het Koninkrijk, dat de Bijbel onze financiën
vergelijkt met een zaad. Het gaat op dezelfde manier, dat je een zaad moet nemen en in de grond zaaien. Je moet dat zaad
weggeven. Het moet uit jouw leven weggaan en je moet het in de grond plaatsen. En door geloof geloof je dat dit zaad gaat
ontkiemen en groeien en nieuw zaad voortbrengen.
Laat me hier enkele verzen lezen. Spreuken 3:9: ‘Vereer de HERE met uw rijkdom en met de eerstelingen van al uw inkomsten, 10
dan zullen uw schuren met overvloed gevuld worden en uw perskuipen van most overstromen.' Dit is een heel eenvoudig
schriftgedeelte, maar voor diegenen van jullie die deze principes over het geven begrijpen, is dit heel fundamenteel. Het is
verbazingwekkend dat de meeste mensen deze denkbeelden niet begrijpen. Dit zegt: eer de Heer met uw rijkdom (substance =
letterlijk bezittingen). Het spreekt hier over geven en gaat verder met de eerstelingen van uw inkomsten. Dat spreekt over je
oogst. Wij zouden dat tegenwoordig toepassen: met je salarisstrook of al het geld dat jouw kant op komt, etc. En er staat dat je
de Heer vereert met je rijkdom. Als jij een deel van wat God jou heeft gegeven, neemt en aan Hem teruggeeft, is dat de Heer
vereren.
Dat vers zou je ook om kunnen draaien en het zó stellen, dat als je níet een gedeelte van wat God jou geeft aan God geeft, dat
je de Heer niet vereert. Als je echt op de Heer vertrouwt, heeft Hij ons opgedragen een tiende te geven en niet alleen de
tienden, maar ook een deel boven de tienden uit, om offers te geven. En Hij heeft ons opgedragen dat aan Hem terug te geven. En
als we dat doen, gaat God ons voorspoedig maken. De Bijbel zegt dat geloof zonder werken dood is. Als je het niet doet, dan
vereer je de Heer niet op het gebied van financiën, ongeacht wat je zegt of wat je denkt. Je vertrouwt God niet. Je moet niet
alleen maar verkláren dat je God vertrouwt, je moet er ook naar handelen. Er moeten handelingen uit voortkomen.
Dus hoe neem je werkelijk een stap in geloof en laat je zien dat God jouw bron is en dat je God werkelijk vertrouwt. Hij zegt
tegen jou dat je tien procent moet geven en zelfs offers daar bovenuit. Als er geen God zou zijn, en Hij had ons niet beloofd,
dat als wij geven, Hij ons terug zou geven, als dat niet waar zou zijn, gewoon in het natuurlijke, als je God erbuiten houdt,
dan is het weggeven van een deel van wat je hebt het domste wat je kunt doen. Maar God bestaat wel degelijk en Zijn beloften
zíjn waar, en daarom is het in feite een stap in geloof. Dat is waarom God wil dat je geeft. Hij is echt niet bezig te proberen
je iets af te nemen. Hij probeert juist geld naar je tóe te krijgen. God probeert jou te zegenen. God wil dat je toeneemt. Er
staat in Psalm 35:27 ‘Laten jubelen en zich verheugen, wie mijn rechtvaardiging begeren; dat zij bestendig zeggen: De HERE is
groot, die welgevallen heeft aan het heil (welzijn) van zijn knecht.’
God probeert niet van je af te nemen. Maar Hij probeert je wél een stap in geloof te laten nemen, zodat Hij je méér kan
zegenen, zodat Hij méér financiën en meer zegeningen door jou heen kan laten stromen.
Als je deze stap in geloof zou nemen, en dit doet omdat je in God gelooft, kan ik je uit mijn eigen persoonlijke ervaring
verzekeren, maar ook op basis van het gezag van het Woord van God, dat als jij de Heer vereert met je rijkdom en het allerbeste,
de eerstelingen geeft, dán zullen je schuren overvloedig gevuld worden. De manier waarop wij dat zouden zeggen: je bankrekening
is vol, je spaarrekening is vol en al dit soort dingen. En je wijnpers zal vol zijn met nieuwe wijn. In al je behoeften zal
worden voorzien.
In Spreuken 11:24 staat: ‘Er zijn er, die uitstrooien en toch nog meer verkrijgen; terwijl anderen meer inhouden dan recht is
en toch gebrek lijden.’ Nogmaals, dit is volkomen tegenovergesteld aan hoe de gemiddelde persoon denkt. Mensen denken dat als
je verlangt naar financiële overvloed, als jij meer financiën wilt hebben, dan moet je gaan sparen, verzamelen. Niet zoveel
meer uitgeven, Dat is de manier waarop je zult vermeerderen. Maar merk op dat hier staat dat er zijn die uitstrooien en toch
meer verkrijgen. Dit spreekt dus precies van het tegenovergestelde van hoe de wereld denkt. In plaats van verzamelen en houden,
staat er dat je een gever moet worden. Begin uit te strooien. Begin te geven en je zult toenemen. En aan de andere kant zijn er
die meer inhouden dan nodig is, en die gaan gebrek lijden. Let op het woordgebruik hier. Het gaat hier over iemand die meer
inhoudt dan recht is. Wat is meer dan recht? Wat is meer dan gepast of behoorlijk? Ik kan je verzekeren dat als je geen tienden
geeft en als je geen offers geeft boven je tienden uit, dat je meer achterhoudt dan recht is, en meer dan gepast. Ik weet dat er
velen zijn, die hierdoor beledigd zijn en zeggen: ‘Jij vertelt me dat ik minstens 10% moet geven, maar jij kent mijn situatie
niet en je weet niet hoe moeilijk het is om een alleenstaande moeder te zijn. Je weet niet eens wat mijn situatie is.’
Maar ik zeg je, dit is gewoon een essentiële wet van God, dat als jij de voorspoed van God werkzaam wilt zien worden in jouw
leven, dan moet je beginnen te géven en dáárdoor zul je toenemen. Niét als je bijeengaart, niet als je spaart, níet als je
de tienden en offers achterhoudt. Als je dat doet, zal het je naar armoede drijven.
In vers 25 staat: ‘De zegenende ziel wordt overvloedig verkwikt, wie laaft, wordt ook zelf gelaafd.’ Dat is oude taal voor
geven. Als jij gaat geven en andere mensen gaat laven, je bezit niet alleen voor jezelf gebruikt, maar de behoeften van andere
mensen vóór je eigen behoeften stelt, als jij andere mensen zegent, dan zegt God dat jíj bevloeid zult worden. Met andere
woorden, je zult oogsten wat je zaait. Er staat in Galaten 6 dat wat een mens zaait, hij ook zal oogsten. Een van de vertalingen
zegt: dat en uitsluitend dát zal een mens oogsten. Dat is precies wat de Schrift hier ook zegt in Lukas 6:38 waar staat: ‘Geef
en u zal gegeven worden. Een goede, gedrukte overlopende maat zal men in uw schoot geven. Want met dezelfde maat waarmee u meet,
zult ook u gemeten worden’.
Er zijn er onder jullie, die verlangen dat God jullie grote dingen toevertrouwt. Je wilt een nieuwe zaak beginnen, of een nieuw
huis kopen of een auto. Je hebt dit of dat nodig, schoolgeld voor je kind. Er kunnen vele dingen nodig zijn en je wilt graag dat
God in al jouw behoeften voorziet. Maar zelf geef je maar heel kleine beetjes aan God, terwijl je grote oogst terugverlangt.
Maar zo werkt het niet. Er staat: met dezelfde maat waarmee jij meet, zo zal ook jou toegemeten worden. Als jij met een klein
theelepeltje aan God geeft, kun je geen scheppen vol of emmers terug verwachten. Zo werkt het niet. God gebruikt de maat die
jíj gebruikt. En het goede daaraan is, dat God niet spreekt over de hoeveelheid van jouw gave, maar God kijkt naar de
verhouding. God bekijkt de dingen verhoudingsgewijs. Dat betekent dus, dat ook al ben jij geen erg rijk persoon, als jij tien
procent zou geven, dan geef je in de ogen van God meer dan een miljonair die duizend dollar of zo geeft. Het doet er dus niet
toe hoeveel je nú hebt. Als jij percentagegewijs een grote gift begint te geven, en uitdeelt en andere mensen dient, kan ik je
garanderen dat God datzelfde percentage zal gebruiken uit Zíjn overvloed om aan jou terug te gaan geven en dan kun jij
bovennatuurlijke voorspoed gaan zien. Het is de vrijgevige ziel die verzadigd zal worden, niet degene die ophoopt. Het is als
wij uitstrooien, dat wij zullen toenemen. Het is als wij de Heer vereren met onze winst, dat wij werkelijk voorspoedig beginnen
te worden. Als jij echt de voorspoed wilt ontvangen, die God wil dat je hebt, zul je een stap in geloof moeten gaan nemen en
beginnen met geven.
Laat me nog wat schriftgedeelten nemen, die velen van jullie wel kennen, en die correct toepassen op het geven. In Mattheüs 6
spreekt Jezus in het onderwijs dat de Bergrede wordt genoemd. Hij sprak op die dag heel erg lang en een deel van wat Hij zei
ging over financiën. Mattheüs 6:19 zegt: ‘Verzamelt u geen schatten op aarde, waar mot en roest ze ontoonbaar maakt en waar
dieven inbreken en stelen.’ Dit wil helemaal niet zeggen dat je geen geld mag hebben op wat voor manier dan ook, zoals op een
bankrekening of een spaarrekening. Dat kan het helemaal niet betekenen, omdat er voldoende plaatsen zijn die erover spreken dat
een rechtvaardige een erfenis nalaat voor zijn kinderen en voor de kinderen van zijn kinderen. Dat spreekt niet alleen over je
kinderen, maar ook over je kleinkinderen. Om een erfenis te kunnen nalaten zul je toch een spaartegoed moeten hebben. Iets wat
een financiële zegen inhoudt in dít leven. Dit zegt dus helemaal niet dat wij allemaal een gelofte van armoede moeten
afleggen. De Heer is er helemaal niet tegen dat wij dingen hebben, maar de fócus hier is, dat wij niet moeten vertroúwen op
het geld dat wij opzij hebben gelegd.
Er is nog een andere manier om het te zeggen. Als je spaartegoeden verzamelt en een erfenis bijeenbrengt voor je kinderen en
kleinkinderen, dan is dat niet echt voor jouzelf. Je brengt geld en goederen bijeen, zodat je een zegen kunt zijn voor je
kinderen en kleinkinderen. Dat is in feite geen zelfzuchtig doel, want je denkt aan iemand anders. Je zou het ook zo kunnen
zeggen: je moet niet bezig zijn met geld voor jezelf te verzamelen. Er is een voorbeeld dat Jezus in een ander bijbelgedeelte
gaf. Hij sprak over die rijke man, die zó’n overvloedige oogst had, dat hij zei: ‘Ik ga al mijn schuren afbreken en
grotere, betere schuren bouwen’ en nadat hij dat gedaan had, keek hij naar al die rijkdom en zei: ‘Ziel, neem het ervan, eet
en drink en wees vrolijk, want kijk eens naar al die overvloed.’ En de Heer zei: ‘Diezelfde nacht nog, jij dwaas, zal je
leven nog van je afgeëist worden en naar wie zullen dan al deze dingen gaan?’ De nadruk ligt hier niet op het feit dat het
verkeerd is dat je een bankrekening of een spaarrekening hebt, of dat je geen enkele bezitting mag hebben, maar dat je focus
niet moet zijn om financieel alleen maar voor jezélf te zorgen. Als we hiermee verder gaan wordt dat duidelijk in vers 33: je
focus moet gericht zijn op éérst het koninkrijk van God te zoeken. Je zou éérst en op de allereerste plaats moeten bouwen
aan het koninkrijk van God.
Je zou je financiën moeten gebruiken om andere mensen te zegenen. En als je dat doet, weet ik dat er mensen zijn die zeggen:
‘Maar als ik dat ga doen, wie gaat er dan voor mij zorgen? Als ik ál mijn inspanningen zou stoppen in het zegenen van andere
mensen, en voor hen zorgen, wie zorgt er dan voor mij?’ Nou, in het natuurlijke, als je niet in God gelooft en niet op God
gericht bent, dan zou dit dwaasheid zijn, omdat er niemand zal zijn die zo goed voor jou zou zorgen als jij voor jezelf zou
kunnen zorgen. Maar deze schriftgedeelten laten zien dat God nog méér van jou houdt dan jij van jezelf. En omdat er wél een
God is, en Hij een realiteit is en al Zijn beloften waar zijn, zal, als jij jouw financiën vooral gebruikt om niet voor jezelf
te zorgen, maar jij gebruikt je middelen om een zegen te zijn voor andere mensen, als je dat doet, God houdt zo veel van je, dan
zal Hij beter voor jóu zorgen, dan jij ooit tevoren voor jezelf hebt gezorgd. Dat is absoluut waar. God is El-Shaddai, niet
El-Cheapo. Kijk gewoon eens naar de hemelen en de aarde, kijk eens hoe weelderig God alles heeft geschapen. Kijk eens naar het
boek Openbaring, het nieuwe Jeruzalem dat God voor ons aan het maken is. Hij bekleedt de straten met puur doorzichtig goud. Hij
maakt Zijn poorten uit parels. De kostbare stenen die in het fundament zitten. Zelfs in de fundamenten legt Hij ál deze
rijkdommen en ongelooflijke schoonheid. God is ontzagwekkend. En dat alles is nog maar een klein beeld van hoe God is.
God zal béter voor jou zorgen dan jij ooit voor jezelf zou kúnnen zorgen, áls jíj allereerst het Koninkrijk van God op de
eerste plaats stelt. Ik predik helemaal niet dat je het maar allemaal zonder moet doen. Ik predik geen armoede. Maar zoals Jezus
zegt: verzamel geen schatten voor jezélf op aarde, waar de mot en de roest ze aantasten en de dieven inbreken en stelen. Maar
verzamel voor jezelf schatten in de hemel, waar geen mot en geen roest ze aantasten en waar dieven niet in kunnen breken en
stelen. Met andere woorden. Je moet je prioriteiten en het gebruik van jouw middelen voornámelijk gebruiken voor het Koninkrijk
van God. En nogmaals: velen van jullie zullen dit niet begrijpen, omdat je niet gelooft dat het op deze manier kan werken. Nou,
maak mij niet wakker, want zó werkt het voor mij. In het natuurlijke zal het nergens op slaan, er is geen wiskundige
vergelijking die dit kan bewijzen, maar ik zeg je dat dít is wat het Woord van God zegt. En als jíj dát doet, éérst het
Koninkrijk van God zoekt, dan zal God op bovennatuurlijke wijze in jouw behoeften gaan voorzien. Daar gaan al deze
schriftgedeelten over.
We hebben dus al Mattheüs 6:19 en 20 gelezen, waar het erover gaat: verzamel geen schatten op aarde, maar in de hemel, en in
vers 21 zegt Hij: ‘Want, waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn.’ En dat is nóg een geweldige reden waarom God wil dat
wij zulke radicale gevers moeten zijn. Omdat je letterlijk je hart daar naartoe kunt sturen, waar je geld naartoe gaat. Het is
voor mij van enorme betekenis dat hier niet staat: ‘Waar je hart is, daar zal je schat ook zijn’. Ik denk dat je dit punt
kunt maken en dat er ook andere schriftplaatsen zijn, die hiervan een punt maken.
Je kunt naar je leven en naar je geven kijken, en kijken wat je met je geld doet, en dan kan ik je in principe precies vertellen
waar je hart is. Ik geloof dat dit een schriftuurlijke waarheid is. Ik geloof dat dit een juiste uitspraak is. Maar deze tekst
zegt: waar je schat is, dáár zal je hart ook zijn. Besef je dat als jij begint met je financiën te nemen, en te geven en
mensen begint te zegenen en dingen te doen búiten jezelf, besef je dat je dan de richting waar je hart op gericht is begint te
veranderen?
Als ik jouw portemonnee zou pakken en het geld eruit halen en naar buiten lopen, weet je dat jouw hart dan met mij mee zou gaan?
Je zou zitten denken: wat gaat hij met mijn geld doen? Waar gaat hij naar toe? Wat gaat hij nu doen? Zelfs al zou je bezig zijn
met iets anders, jouw gedachten zouden gericht zijn op mij en op dat geld. Je kunt je geld pakken en in het Koninkrijk van God
investeren en zo letterlijk je hart een andere koers geven, wegleiden van alle vleselijke dingen van deze aarde die ons
afscheiden van God. Je kunt je hart op God richten door jouw geld te besteden aan het Koninkrijk van God. Mensen, dit zijn
enkele zeer krachtige waarheden waar we het hier over hebben.
Ik heb al gesproken over de verzen 19 tot en met 21. In vers 22 staat: ‘De lamp van het lichaam is het oog. Indien dan uw oog
zuiver is, zal geheel uw lichaam verlicht zijn.’ Hier wordt symboliek gebruikt. Ik geloof niet dat dit spreekt over je fysieke
oog. Het spreekt hier over jouw focus, je gerichtheid. Als jouw oog zuiver is. Of je kunt zeggen: je focus eenduidig is, dan zal
je hele lichaam vol licht zijn. Dat veronderstelt natuurlijk dat je focus op God is gericht. Als jij eenduidig gefocust bent op
God, als jij God zoekt met je hele hart, dán zal je hele lichaam vol met licht zijn. Het licht van God, Zijn liefde, Zijn
vreugde, Zijn vrede, Zijn zegen, Zijn gunst en Zijn zalving, al die dingen die met God geassocieerd worden, zijn het licht van
God. Deze dingen zullen je leven overspoelen en je zult vol zijn van alle dingen die God te bieden heeft.
Maar in het volgende vers gaat het dan verder: ‘23 maar indien uw oog slecht is, zal geheel uw lichaam duister zijn. Indien nu
wat licht in u is, duisternis is, hoe groot is dan de duisternis!’ Hij contrasteert dit met het vorige vers, waar Hij het had
over dat als je oog ‘eenduidig’ zou zijn, als je focus eenduidig op God gericht is, dán zal je hele lichaam vol met licht
zijn. Maar in vers 23: ‘als je oog slécht is.’ Wat is het tegenovergestelde van ‘eenduidig? Je zou zeggen dat als je oog
dubbelzinnig is, je gerichtheid verdeeld is, dan is dat dus een oog hebben dat slecht is. Of je zou het ook op deze manier
kunnen zeggen: Spreuken 28:22 zegt: ‘Een man, boos van oog, hunkert naar rijkdom, en hij weet niet, dat gebrek hem zal
overkomen.’ Besef je dat als jouw focus ligt op rijk worden, als jouw focus ligt op meer vergaren en al die dingen, dan is dat
een verdeelde aandacht en de Bijbel zegt dat je hele lichaam dan vol duisternis zal zijn. Dit is echt een heel belangrijke
gedachte. Ik bid dat je me kunt volgen en het gaat pakken. In principe zegt de Heer dus dat Hij wil dat je eenduidig, zuiver
gericht bent op Hem. De meeste mensen echter denken dat dit helemaal niet mogelijk is. De meeste mensen geloven niet dat je
volledig op God gefocust kunt zijn in alles wat je doet. Sommige mensen zeggen: ‘Ja, jullie predikanten kunnen dat doen omdat
jullie de hele dag niets anders doen dan het Woord bestuderen en bidden.’ Nou, daar komt echt nog heel wat meer bij kijken. Ik
ga daar niet alle details van bespreken. Maar ik moet echt discipline opbrengen om mijn hart en mijn aandacht op God gericht te
houden, net als ieder ander.
Maar ik ben ook niet altijd predikant geweest. Ik ben in het leger geweest en ik kan je verzekeren, dat ik mijn hart en mijn
focus op God gericht heb gehouden. Ik heb gewone banen gehad. Ik heb beton gestort voor mijn levensonderhoud. Ik heb
verschillende dingen gedaan, en in elk van die situaties ben ik in staat geweest mijn aandacht op de Heer gericht te houden. De
Schrift zegt in 2Korintiërs 10:3-5: ‘Want al leven wij in het vlees, wij trekken niet ten strijde naar het vlees, 4 want de
wapenen van onze veldtocht zijn niet vleselijk, maar krachtig voor God tot het slechten van bolwerken, 5 zodat wij de
redeneringen en elke schans, die opgeworpen wordt tegen de kennis van God, slechten, elk bedenksel als krijgsgevangene brengen
onder de gehoorzaamheid aan Christus.’
Die verzen zeggen dat de wapens die God ons heeft gegeven zó sterk zijn, dat ze íedere gedachte tot gehoorzaamheid aan
Christus kunnen brengen.
Je kunt dus werken, je kunt je gezin opvoeden, je kúnt de dingen doen, die je moet doen om een bestaan te hebben in onze wereld
van vandaag en nog steeds je aandacht 100% op God gericht houden. Maar dat lukt je nooit als jij degene bent die
verantwoordelijk is om de financiële zegen in je leven te realiseren. Ik weet niet of je dit snapt, maar het is een houding,
waar ik het over heb. Als jij denkt dat jíj degene bent die moet plannen en bedenken, en dat jíj al die dingen moet doen en je
een slag in de rondte moet werken, en dat jíj degene bent die financiële zegen en voorspoed voortbrengt in je leven, dan zul
je een verdeeld hart hebben. Je hart zal gericht zijn op rijkdommen en dat soort dingen, en volgens deze schriftgedeelten zal
dat duisternis veroorzaken in je leven. En het zal jou in je relatie met God belemmeren.
Linus LeFever, de directeur van ons Bible College, geeft lessen in onze Bijbelschool over ‘visie’, en hij onderwijst, dat
als je iemands visie wilt vernietigen, je hem twéé visies moet geven. In principe zegt dit dat je niet succesvol ál die
dingen kunt doen. We spreken tegenwoordig over ‘multi-tasking’ en gaan daar prat op. Maar het is in feite een goddeloos
concept. De Heer wil dat je éénduidig bent in je focus. De apostel Paulus zegt in Filippenzen 3: dit éne ding doe ik... Dit
is de reden waarom hij voorspoedig was en in staat om de hele wereld op zijn kop te zetten. En daarom vertellen wij dat 2000
jaar later, omdat hij maar gericht was op één ding. Hij zocht het Koninkrijk van God boven alles en hield zich alleen maar aan
wat God hem had gezegd te doen. En de Schrift onderwijst ons, dat als je werkelijk voorspoedig wilt zijn, dat je ál die andere
dingen moet vergeten en jagen naar dat éne doel, en het koninkrijk van God op de eerste plaats stellen. Iemand zegt: ‘Maar
als ik dat doe, hoe overleef ík dan?’ Gód zal voor je zorgen. Als jij voor Zijn koninkrijk zorgt, zal God zorgen voor jóuw
koninkrijk. Mensen, dat is een krachtige waarheid. En ik weet dat velen van jullie dit gewoon niet kunnen geloven. En dát is de
reden dat je het Koninkrijk van God niet op de eerste plaats stelt en Hem niet vertrouwt, en dát is de reden dat je niet
voorspoedig bent. Maar ik verzeker je dat dit precies is wat het Woord zegt.
Nadat Hij dit allemaal heeft gezegd, gaat Hij verder in vers 24: ‘Niemand kan twee heren dienen, want hij zal òf de ene haten
en de andere liefhebben, òf zich aan de ene hechten en de andere minachten; gij kunt niet God dienen èn Mammon.’ Het woord
‘mammon’ is hier gewoon een ouderwetse manier om ‘geld’ te benoemen. Je kunt niet én God én geld dienen. Het kan
gewoon niet dat je de zondag aan God geeft, en nog een extra momentje in de week, of de gebedstijd die je hebt, en die korte
tijd is Gods tijd. Maar de rest van je leven is gewoon jóuw tijd. Dat is helemaal geen goddelijk concept. Je zult een
toewijding moeten maken, waarin álles van jou aan God is overgegeven. En vooral op het gebied van financiën. Je besteedt meer
tijd aan het werken in je baan dan aan wat anders dan ook. En Gód wil de bron zijn van jouw financiële zegen. Het gaat er niet
om dat je op zondag aan God denkt, en tijdens je stille tijd, en dat je de rest van de week bezig bent met in leven te blijven
en een bestaan op te bouwen. Nee, je dient God de héle week lang. Je stelt God op de éérste plaats. Zelfs in je werk. En als
je dát doet, zal God je bovennatuurlijk promotie schenken, bonussen, loonsverhogingen, extra verkopen. God zal je creatieve
ideeën geven hoe je dingen moet doen en al het andere. Dus in vers 25 zegt Hij dan: ‘Daarom zeg Ik u: Weest niet bezorgd over
uw leven, wat gij zult eten [of drinken], of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het leven niet meer dan het
voedsel en het lichaam meer dan de kleding?’ Dit heeft wat extra verklaring nodig. Dit zegt niet, dat de Heer niet wil dat je
nadenkt of je overhemd wel bij je broek past, of er niet op let of je sokken wel dezelfde kleur hebben. Dit gaat er niet over
dat je niet je hersens mag gebruiken bij het aankleden of niet mag nadenken over wat je gaat eten en je maaltijd plannen. In
feite is er één vertaling, ik ben vergeten welke, die zegt: ‘maak je geen angstige gedachten over je leven, wat je zult eten
of aan doen’. Dit zegt niet dat je niet mag nadenken. Dat je niet in een spiegel mag kijken om te checken of je shirt goed
dichtgeknoopt is of iets dergelijks. Dit spreekt erover dat dit niet je focus moet zijn, je bent er niet op gefocust, je bent
niet bezorgd. Je maakt je geen zorgen over wat je aan zult doen, wat je eet, waar je slaapt. In plaats daarvan maak je gewoon
gebruik van wat God jou heeft gegeven, je stelt het Koninkrijk van God op de eerste plaats, en God zal je bovennatuurlijk
zegenen en voor al die fysieke behoeften zorgen.
In vers 26 staat dan: ‘Ziet naar de vogelen des hemels: zij zaaien niet en maaien niet en brengen niet bijeen in schuren, en
toch voedt uw hemelse Vader die; gaat gij ze niet verre te boven?’ God zorgt voor de vogels, de mussen en al die dieren. Er is
een Schriftgedeelte dat erover spreekt dat God hen voedt uit Zijn hand (Psalm 145:16). God zorgt voor Zijn schepping. Als God al
zorgt voor de dieren, hoeveel meer zijn wij niet dan een dier? Er is een gigantisch verschil tussen een persoon, geschapen naar
het beeld en gelijkenis van God, en een dier, dat alleen maar een dier is. God houdt nog véél meer van ons, dan dat Hij van
die dieren houdt. En als God dus zorgt voor Zijn geschapen dierenwereld, hoeveel te meer zal Hij voor ons zorgen? Deze dingen
worden gezegd om onze angsten, onze vrees te ontzenuwen als we denken: ‘als ik mijn financiën neem, en het koninkrijk van God
op de eerste plaats ga stellen en ik ga tienden geven en offers brengen en al dat geld weggeven, hoe moet het dan met mij? Wie
gaat er voor míj zorgen?’ Gód zal voor je zorgen. En God zal béter voor jou zorgen dan je zelf zou kunnen.
Het gaat verder in vers 27 met te zeggen: ‘Wie van u kan door bezorgd te zijn één el aan zijn lengte toevoegen?’ Je kunt
jezelf niet langer maken door er aan te denken. God heeft jouw lengte vastgesteld. God bepaalt dat soort dingen en als God voor
je zorgt en al dit soort dingen in de hand heeft, zal Hij ook in het financiële gebied voor je zorgen. Dat hoeft helemaal niet
allemaal op jouw schouders te rusten. Als jíj het Koninkrijk van God op de eerste plaats stelt, zal God financieel voor jou
zorgen. Vers 28: ‘En wat zijt gij bezorgd over kleding? Let op de leliën des velds, hoe zij groeien: 29 zij arbeiden niet en
spinnen niet; en Ik zeg u, dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet bekleed was als een van deze.’
Salomo, in ál zijn glorie! Hij had een troon die uit ivoor was gesneden en aan beide zijden stonden leeuwen uit ivoor gesneden
met goud overtrokken. Hij had zó’n voorspoed dat men in zijn dagen zelfs geen waarde meer hechtte aan zilver. Ze gooiden in
zijn tijd zilver op straat als stenen. Hij was de rijkste mens die ooit op aarde heeft geleefd. En toch zegt God dat een lelie
van het veld mooier gekleed is dan Salomo ooit was. Als God zorgt voor een lelie, die hier maar een korte tijd bestaat en dan
sterft en verwelkt, hoeveel te meer zal Hij voor jou zorgen. ‘30 Indien nu God het gras des velds, dat er heden is en morgen
in de oven geworpen wordt, zó bekleedt, zal Hij u niet veel meer kleden, kleingelovigen?’
Ik weet dat sommigen van jullie moeite hebben met wat ik zeg, en zeggen: ‘Maar als ik tienden ga geven, en offers, en deze
dingen doe, wie gaat er voor míj zorgen?’ En je vindt het moeilijk te geloven dat God het zal doen. Maar Hij zegt: ‘Als God
dit doet voor het gras in het veld en de vogels in de lucht, hoeveel méér zal Hij het niet doen voor jullie. Oh, jullie
kleingelovigen. Als jij dit moeilijk vindt, dan heb je klein geloof. Dan komt dat doordat je níet gebruikt wat God jou heeft
gegeven.
Ik was dit onderwijs begonnen met Lukas 16:10, waar staat dat dit het mínste (geringste) gebied is om God te vertrouwen, dat is
op het gebied van financiën. Als jij niet kunt geloven dat door een deel van wat je hebt te nemen en God te gehoorzamen, en
terug te geven aan het Koninkrijk van God, en dat God dan voor je zal zorgen, dan ben jij zo’n: ‘Oh gij kleingelovige.’ In
vers 31 staat: ‘Maakt u dan niet bezorgd, zeggende: Wat zullen wij eten, of wat zullen wij drinken, of waarmede zullen wij ons
kleden? 32 Want naar al deze dingen gaat het zoeken der heidenen uit. Want uw hemelse Vader weet, dat gij dit alles behoeft. 33
Maar zoekt eerst Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid en dit alles zal u bovendien geschonken worden.’ Wat zal u allemaal
geschonken worden? Kleding, voedsel, waar je slaapt, waarmee jij je kleedt en al dit soort dingen die Hij hier heeft opgenoemd.
Dit is een belofte, dat als jij het Koninkrijk van God op de éérste plaats stelt, dat God voor jou zal zorgen. En God zal
beter voor jou zorgen, dan jij voor jezelf kunt zorgen, met minder moeite dan dat jij voor jezelf zorgt. De zorgen, de angsten,
de frustraties, de ongerustheid die je hebt over jouw financiële toekomst, zouden állemaal zijn verdwenen als jij begint God
op de eerste plaats te stellen, en éérst het Koninkrijk van God te dienen.
We naderen het einde van dit onderwijs en ik heb over heel veel dingen gesproken. Wat ik nog wil doen is spreken over de kracht
van partnerschap en je vertellen dat een partner zijn in de bediening van een ander, speciale voordelen heeft. Er is dus een
zegen voor het geven. Ik heb al heel wat schriftplaatsen daarvoor gebruikt en hierover gesproken. Maar er ligt nog een speciale
zegen op partnerschap, en er zijn ook verzen die daarover spreken, die ik hier naar voren wil brengen.
In Filippenzen 1 spreekt de apostel Paulus tot de mensen in Fillipi. En in Filippenzen 1:3 zegt hij: ‘Ik dank mijn God, zo
dikwijls ik uwer gedenk; 4 immers, in al mijn gebeden bid ik telkens voor u allen met blijdschap, 5 wegens uw deelhebben aan de
prediking van het evangelie, van de eerste dag af tot nu toe.’ Het woord deelhebben in vers 5 is het Griekse woord ‘koinonia’,
en betekent letterlijk partnerschap (gemeenschap). Paulus dankt deze mensen dus voor hun partnerschap in het evangelie. Nu, let
op in vers 3 dat hij God dankt, iedere keer als hij aan hen denkt. Altijd, in al zijn gebeden, bidt hij voor hen met vreugde.
Wat was de oorzaak van deze reactie van Paulus? Vers 5 zegt dus: vanwege jullie partnerschap, jullie deelhebben aan de prediking
van het evangelie, vanaf de eerste dag tot nu toe. Deze mensen hadden op een grotere manier aan Paulus gegeven dan wie dan ook.
Als ik tijd had, zou ik verschillende verzen hier in het boek Filippenzen met jullie doornemen, maar ik blader even door naar
Filippenzen 4, en laat je wat andere dingen zien die Paulus te zeggen had over deze mensen in Fillipi. In vers 10 staat: ‘Ik
heb er mij ten zeerste over verblijd in de Here, dat gij nu eindelijk uw belangstelling in mij hebt kunnen verlevendigen, omdat
gij wel belangstelling had, maar niet de gelegenheid.’
Ik kan niet te veel tijd besteden om dit allemaal uit te pluizen, maar deze mensen zonden Paulus kleding, perkamenten, geld en
dingen om te voorzien in de noodzakelijke behoeften van de apostel Paulus. En er staat dat hun belangstelling in hem
verlevendigd (herleefd) was, omdat ze wel belangstelling hadden, maar niet de gelegenheid. Dit wijst terug naar het feit dat de
mensen in die dagen niet de communicatie- en transportmogelijkheden hadden die wij tegenwoordig hebben. Deze mensen uit Fillipi
waren partners geweest, regelmatige ondersteuners van de apostel Paulus. En zij waren heel gul geweest om hem te helpen het
evangelie te verspreiden naar andere plaatsen in de wereld. Maar de apostel Paulus werd gearresteerd toen hij in Jeruzalem was,
en twee jaar lang zat hij in de gevangenis. Vervolgens ging hij op transport naar Rome in een gevangenisschip. Hij leed
schipbreuk en spoelde aan op een eiland. En dus was hij zeker drie jaar lang buiten bereik. Ze hadden niet de
communicatiemiddelen, zoals wij die tegenwoordig hebben. Er waren geen telefooncellen en dergelijke dingen. Ze hadden dus geen
idee waar de apostel Paulus was. Tenslotte hoorden ze dat hij in Rome was aangekomen en in Rome in de gevangenis zat. En zo gauw
deze mensen weer in de positie waren om hem te helpen, stuurden ze onmiddellijk kleding, perkamenten, dingen om te studeren,
financiën om hem te helpen, mensen om hem te dienen. En deze mensen waren gevers en zij begonnen te geven en de bediening van
de apostel Paulus te ondersteunen. Hier heeft hij het dus over. Hij zegt: ‘Ik prijs God dat jullie zorg voor mij weer
opgebloeid is,’ en ze hadden het eerder willen doen, maar ze hadden niet de gelegenheid gehad, omdat ze niet wisten waar hij
was. Er was geen communicatie, etc.
In vers 11 staat: ‘Niet dat ik dit zeg, als zou ik gebrek lijden; want ik heb geleerd met de omstandigheden, waarin ik
verkeer, genoegen te nemen. 12 Ik weet wat armoede is en ik weet wat overvloed is. In elk opzicht en in alle dingen ben ik
ingewijd, zowel in verzadigd worden als in honger lijden, zowel in overvloed als in gebrek. 13 Ik vermag alle dingen in Hem, die
mij kracht geeft.’ Hij zegt hier dus: de reden dat ik mij verheug over de herleving van jullie zorg voor mij, is niet om
zelfzuchtige redenen. Hij zegt: ik heb geleerd het zonder dingen te stellen, ik heb geleerd in overvloed te zijn of gebrek te
lijden. Ik kan alle dingen doen door Christus. Hij verheugde zich niet uit zelfzuchtige redenen. Hij verheugde zich, omdat hij
het hart van deze mensen zag, en hij wist dat zij door aan hem te geven in feite aan God gaven en dat dit op hun rekening hun
ten goede zou komen te staan. Het zou voor hen de vensters van de hemel openen en zorgen dat God een zegen op hen zou
uitstorten. En dat was de reden dat Paulus zich verheugde.
In vers 14 staat: ‘Toch hebt gij er goed aan gedaan, te delen in mijn verdrukking. 15 Gij weet het zelf ook wel, Filippenzen;
in het begin van mijn evangelieprediking, toen ik uit Macedonië vertrok, heeft geen enkele gemeente met mij in rekening van
uitgave en ontvangst gestaan dan gij alleen.’ Dit zegt dus dat wanneer hij spreekt over ‘jullie delen met mij’, dat het
erover gaat dat ze financieel gaven. Ze hielpen Paulus het evangelie naar andere mensen te brengen. En Paulus stelt iets
verbazingwekkends hier in vers 15. Hij zegt dat geen enkele kerk met hem in contact stond voor zijn uitgaven en ontvangst dan
zij alleen. Ik vind dit echt heel triest. Dit is echt tragisch als je er echt over nadenkt. Hier is de apostel Paulus, en
natuurlijk waren er nog anderen die met hem meereisden, die hun leven opofferden. Toen zij naar Fillipi gingen, de plaats waar
hij hier ook heen schrijft, werd hij in de gevangenis van Fillipi gegooid, en ze probeerden hem te vermoorden. Maar God had hem
bovennatuurlijk bevrijd. Er kwam een aardbeving die al hun boeien verbrak. En in plaats van dat zij de gevangenis uitrenden om
te ontsnappen bleven ze daar en leidden de gevangenisbewaarder tot de Heer. Uiteindelijk werden ze vrijgelaten. Maar ze leden
dus heel erg. Ze stelden hun leven in de waagschaal. Ze deden al die dingen. En maar één groep mensen, de Filippenzen, waren
de enigen uit alle groepen mensen van Lystra, Iconeum, Derby, Thessaloniki, Berea, en ál die plaatsen waar de apostel Paulus
diende. Maar één groep, de Filippenzen, die geld stuurden om hem te helpen het evangelie ergens anders te prediken.
Met andere woorden, de apostel Paulus ging naar al die verschillende plaatsen en terwijl hij daar was, gaven mensen aan hem en
namen hem op in hun woningen, gaven hem te eten en hielpen hem in zijn behoeften te voorzien. Maar als hij weer wegging, moest
hij het weer zelf uitzoeken. En iedere keer als hij in een nieuwe stad was, moest hij in principe weer van de grond af aan
beginnen, weer afhankelijk zijn van de vrijgevigheid van de mensen aan wie hij het evangelie verkondigde. Maar dat is niet de
manier zoals God dit had bedoeld. De apostel Paulus zou dit niet zo hoeven te doen. Mensen zouden zó dankbaar moeten zijn voor
wat God in hun leven had gedaan, voor hun redding, dat zij heel graag voor hem gezorgd zouden hebben toen hij bij hen was. En
als hij wegging, zouden ze hem moeten hebben zegenen op zo’n manier dat hij zich geen enkele zorg zou hoeven te maken over wat
voor financiën dan ook. Ze hadden hem moeten zegenen, maar er was slechts één groep mensen die dit had gedaan en dat waren
deze Filippenzen.
En dat was de reden waarom de apostel Paulus zo dankbaar was, iedere keer als hij aan de Filippenzen dacht, omdat deze mensen
uit zichzelf hadden gegeven. Deze mensen hadden niet alleen het evangelie ontvangen, en Paulus had door het zien van hun
veranderde leven zegen en vreugde ontvangen. Dat was geweldig, maar deze mensen waren een stap verder gegaan en begonnen degene
die hen het Evangelie had verkondigd te zegenen. En de apostel Paulus verheugde zich daarover.
In vers 16 zegt hij: ‘Want ook te Tessalonica hebt gij mij een en andermaal ondersteuning gezonden. Dat is ouderwetse taal om
te zeggen dat ze hem tweemaal geholpen hebben met geld terwijl hij in Thessaloniki was. Dat was ook nodig, omdat Tessalonica
zijn bediening niet zo heel goed ontving en hij eigenlijk de stad werd uitgegooid. Er was dus niet zoveel financiële steun toen
hij daar diende. En als de Filippenzen er niet waren geweest, had hij die bediening wellicht niet kunnen volhouden. Deze
Filippenzen waren gevers, veel meer dan nodig was voor henzelf om het evangelie te ontvangen. Ze gaven aan de apostel Paulus en
hielpen hem het evangelie aan Thessaloniki en aan Berea te prediken.
En in vers 17 zegt hij: ‘ Niet, dat het mij om de gave te doen zou zijn, maar het is mij te doen om de opbrengst, dat als een
tegoed op uw rekening aangroeit. De reden waarom de apostel Paulus zich zozeer verheugde over het geven van deze Filippenzen was
helemaal niet om het voordeel wat het voor hemzelf opleverde. Het hielp hem natuurlijk, maar hij verheugde zich niet uit
zelfzuchtige motieven. Hij verheugde zich omdat hij wist dat als zíj een partner begonnen te worden in het evangelie, dat zij
dan ook vrucht zouden ontvangen, die op hun rekening zou komen. Dat is hetzelfde principe als wat ik al heb aangevoerd en waar
ik, met vele Schriftplaatsen ondersteund, over gesproken heb, dat als je geeft, aan jou teruggeven zal worden. Als jij de Heer
eert met de eerste vruchten van je winst, dat God jou voorspoedig gaat maken, dat je overvloed gaat kennen. Het is gewoon een
belofte, dat als je geeft, je zult ontvangen. Paulus verheugde zich dus niet omdat híj er voordeel van ontving, maar omdat hij
wist dat het de Filippenzen zou gaan zegenen.
En in vers 18 zegt hij: ‘Nu is alles voldaan en ik ben rijkelijk voorzien; alles is aangezuiverd, nu ik van Epafroditus het
door u gezondene ontvangen heb, een welriekend, een aangenaam, Gode welgevallig offer.’ Dit was dus minstens de derde keer, in
ieder geval die opgeschreven is, en ik denk wel dat het vaker was geweest. Maar minstens drie keer hebben deze Filippenzen
gegeven. En het was geen symbolische of een kleine gave; om hem alleen maar in leven te houden. Hij zegt: ‘Ik ben voldaan, van
alles rijkelijk voorzien.’ Ze hebben hem bovennatuurlijk gezegend. De Schrift zegt in 1 Timotheüs 5, waar het gaat over dat
je zou moeten geven aan degenen die je voeden: ‘17 De oudsten, die goede leiding geven, komt dubbel eerbewijs toe, vooral hun,
die zich belasten met prediking en onderricht.’ En als je dat binnen de context van 1 Timotheüs 5 leest, spreekt dat over
financiën. Mensen die het goed doen in het dienen van mensen en in de prediking van het evangelie, zouden dubbel moeten
ontvangen.
Deze mensen zegenden de apostel Paulus zozeer, dat hij zei: ‘Ik ben voldaan, ik ben rijkelijk voorzien.’ Maar vervolgens
zegt hij iets in Filippi 4 vers 19. En dat is een heel bekend schriftgedeelte dat mensen over het algemeen uit de context
rukken, en het gebruiken om dingen te laten zeggen, die de Schrift niet werkelijk zegt. Dit gedeelte rust op al de andere dingen
waar we over gesproken hebben, zoals deze partners die offervaardig en overvloedig hebben gegeven om de apostel Paulus te
zegenen.
En dan zegt de apostel Paulus: ‘19 Mijn God zal in al uw behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus.’
Nogmaals, dit vers uit zijn context halen en maar toepassen op iedere willekeurige doorsnee heilige, en dat het zegt dat God in
al hun behoefte gaat voorzien, is gewoon geen juiste uitleg.
Ik geloof natuurlijk wel dat God iedere persoon wil zegenen. Zelfs niet-gelovigen. God doet zijn zon opgaan over rechtvaardigen
en onrechtvaardigen. God zegent zelfs mensen die buiten het lichaam van Christus zijn en geeft hen de regen. Maar zeker als je
deel bent van het lichaam van Christus, wil God je zegenen. Er zijn allerlei andere schriftgedeelten, waarop je kunt baseren hoe
God behagen heeft aan de voorspoed van Zijn dienaar. 3 Johannes:2 zegt: ‘Geliefde, ik bid, dat het u in alles wèl ga en gij
gezond zijt, gelijk het uw ziel wèl gaat.’ Er zijn heel veel schriftplaatsen waarop je kunt gaan staan om te geloven dat God
je wil zegenen. Maar dít vers, over hoe God in ál je behoeften voorziet naar de rijkdom van Zijn heerlijkheid in Christus
Jezus, dít vers is speciaal van toepassing op partners: mensen die geven, en niet alleen maar geven om te voorzien in wat nodig
is, zodat zij het evangelie ontvangen, maar mensen die geven om te helpen het evangelie te prediken búiten hun eigen stad. In
moderne taal spreekt dit over iemand die niet alleen maar geeft om een tape te krijgen, of een boek, of een video, of iets
dergelijks dat hen rechtstreeks zelf bedient. Dit gaat over mensen die partner zijn van een kerk, of een zendingsprogramma, of
een bediening. Zij helpen het evangelie te zenden naar iemand anders. Als je dát begint te doen, als je een partner wordt, en
begint te geven, niet alleen om het evangelie naar jezelf te krijgen, maar het evangelie naar ánderen te krijgen, als je dát
begint te doen, dan word je een partner en dán word je ook ‘kandidaat’ voor Filippenzen 4:19: ‘Mijn God zal in al uw
behoeften naar zijn rijkdom heerlijk voorzien, in Christus Jezus.’
Er is een speciale zegen voor mensen die partner zijn van bedieningen die het mogelijk maken het evangelie aan andere mensen te
verkondigen. Mensen, dit is een krachtige waarheid. En als je dit goed zou begrijpen, als je op regelmatige basis zou beginnen
te geven, zoals Paulus zegt in 1 Korintiërs 16:2 ‘Elke eerste dag der week legge ieder uwer naar vermogen thuis iets weg, en
hij spare dit op, opdat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden.’ Dit spreekt dus over systematisch
geven, niet gebaseerd op een emotionele reactie op iets waarbij iemand jouw gevoelens weet te raken en dat je dáárom geeft.
Nee, je zou op een systematische en regelmatige basis moeten geven. En als je dat gaat doen, niet alleen om het evangelie naar
jou toe te krijgen, maar specifiek om een partner te worden in het koninkrijk van God, om het evangelie naar andere mensen te
krijgen, als je dat begint te doen, zal dat een bovennatuurlijke, goddelijke stroom van voorspoed naar jou toe zenden. Daar
spreken deze verzen over.
Ik weet niet of je dit ooit eerder in dit licht hebt bekeken of niet. Ik daag je uit om dit vooral in het licht te zien van
Filippenzen 1:5 waar hij spreekt over hen als partners. Of lees eigenlijk maar eens het héle boek Filippenzen. Als je dit vers
5 in zijn context leest, betreft dit een speciale zegen voor mensen die partners worden in het brengen van het evangelie naar
andere mensen. Ik heb iemand het eens op deze manier horen zeggen: ‘Als je werkelijk gezegend wilt worden, dan moet je een
bediening vinden, die een echt heel goed werk doet in de verkondiging van het evangelie. Én die een grote visie heeft. En wordt
vervolgens een partner van hen.’ Dat is de manier waarop God die bediening zegent die Zijn opdracht uitvoert en het Koninkrijk
verkondigt, door de partners van die bediening te zegenen. De zegen moet door de partners heengaan, vóór het tot de bediening
komt, voordat het rechtstreeks naar het evangelie gaat in de verkondiging en het raken van mensen hun levens.
Als je dus echt voorspoedig wilt zijn, dan is een van de snelste manieren om voorspoedig te zijn, een bediening te vinden die
een goed werk doet in de verkondiging van het evangelie - een kerk of een zendingsorganisatie die echt krachtig is gezalfd door
God, en door van hen een partner te worden en te zeggen: ‘God, ik wil mijzelf beschikbaar stellen.’ Zoals het hier staat in
2 Korintiërs 9:10: ‘Hij nu, die zaad verschaft aan de zaaier.’ Met andere woorden, God geeft geld aan mensen die het zullen
geven aan iemand anders. Mensen die niet alleen maar zitten en het alles zelf opeten. Als jij jezelf hiermee identificeert en
zegt: ‘God, ik ga een gever worden, ik word een partner. Ik wil deze kerk helpen deze stad te veranderen. Ik wil deze mens
helpen het evangelie over de hele wereld te verkondigen. Ik wil deze radio- of deze televisiebediening helpen. Ik wil dat het
evangelie verkondigd wordt. God, ik wil hun partner zijn. Heer, hier identificeer ik mij mee. Ik ben een zaaier, en ik beloof
dat naarmate U dit geld naar mij toe brengt, U het dóór mij heen krijgt. Ik zal geen dam opwerpen en het allemaal voor mezelf
gebruiken. Ik ga deze zegen door mij heen laten stromen, en word een partner in het verkondigen van het evangelie!’ Als jij
dat doet, verzeker ik je dat God een bovennatuurlijke stroom financiën op gang gaat brengen.
Ik heb deze verzen al eerder gebruikt, maar laat me nogmaals dit punt maken. 2 Korintiërs 9: ‘10 Hij nu, die zaad verschaft
aan de zaaier en brood tot spijze, zal u uw zaaisel verschaffen en vermeerderen, en het gewas uwer gerechtigheid doen
opschieten.’ God geeft zaad aan zaaiers. God geeft geld aan mensen die het zullen gebruiken om het Koninkrijk te bevorderen.
Als jij een partner van God wordt, en het koninkrijk van God op de eerste plaats stelt, en je begint systematisch te geven, dan
komt er een bovennatuurlijke stroom financiën naar jou op gang. Het is een schriftuurlijk principe. En ik weet dat heel veel
mensen mijn motieven verdenken als ik dit soort onderwijs geef, maar ik verzeker je dat het de waarheid is. En voor mij werkt
het! Ik geef offervaardig aan andere mensen. Voor mij werkt het. Ik zeg je dat het ook voor jou zal werken.
Kijk ook eens naar dit schriftgedeelte uit Spreuken 18:16 waar staat: ‘Iemands geschenk maakt ruimte voor hem en brengt hem in
de tegenwoordigheid der groten.’ Man, dat is een krachtig schriftgedeelte. De gift van een mens maakt ruimte voor hem en
brengt hem voor het aangezicht van de groten. Vroeger geloofde ik en onderwees ik, dat deze ‘gift’ zoiets als een zalving
was. Ik heb bijvoorbeeld een gave van onderwijs. En ik dacht dat als ik het goed zou gebruiken, God deuren voor me zou openen en
mij bij belangrijke mensen zou brengen, vanwege deze gave van onderwijs die ik ontvangen heb.
Maar laat ik wat dingen met je delen die ik heb ontvangen, terwijl ik verder op dit schriftgedeelte studeerde. Een deel hiervan
heb ik geleerd door het onderwijs van een goede vriend van mij, Bob Yandian van Grace Fellowschip Church in Tulsa Oklahoma. Het
Hebreeuwse woord dat hier gebruikt wordt in Spreuken 18:16 is m.a.t.t.a.n. Ik ga niet proberen het uit te spreken. Maar het
betekent: een geschenk. In het Oude Testament is het vijf keer gebruikt. Ik neem twee gevallen: in Spreuken 19:6 ‘Velen smeken
het aangezicht van de prins; en een ieder is een vriend voor hem die giften geeft.’ Het woord ‘giften’ is hier precies
hetzelfde woord dat als ‘gift’ is vertaald in Spreuken 18:16. In Spreuken 19:6 gaat het erover dat velen het aangezicht van
de prins zoeken, en dat iedereen een vriend is van degene die geschenken geeft. Dit spreekt heel duidelijk níet over een
zalving of een gave zoals een onderwijsgave, of een zalving om aan de zieken te kunnen bedienen. Dit spreekt over een geschenk,
iets als een geschenk in geld of met geldwaarde. En Spreuken 15:27, daar staat: ‘27 Wie hunkert naar onrechtmatige winst,
vernielt zijn eigen huis; maar wie geschenken haat, zal leven.’ Dit spreekt echt niet over het haten van een zalving of een
roeping op iemands leven. Dit gaat over het haten van steekpenningen, over een geschenk. Dit is dus exact hetzelfde Hebreeuwse
woord dat in al deze drie passages werd gebruikt.
We gaan dus terug naar Spreuken 18:16 en kijken hiernaar. Dit zegt dat iemands geschenk ruimte voor hem maakt en hem voor de
groten of hooggeplaatsten brengt. Als je dat Hebreeuwse woord neemt en ernaar kijkt in Spreuken 15:27 en Spreuken 19:6 en de
andere manieren waarop precies datzelfde woord wordt gebruikt, laat het geen twijfel over dat dit niet spreekt over een roeping,
of een zalving op iemands leven, maar veeleer spreekt over een geschenk, een cadeautje. Een steekpenning aan de negatieve kant,
maar een geschenk aan de positieve kant. Dit zegt dus dat een gift, een geschenk in geld of natura dat je geeft, ruimte voor je
zal maken, en je voor grote mensen brengt. Dit legt gewoon een principe vast dat, zelfs in het natuurlijke gebied, als je
geschenken geeft, deuren zal openen. Het zal je voor grote mannen brengen. Het volbrengt dingen voor je. De negatieve kant
hiervan is een steekpenning, of omkoopsom. We zijn er allemaal mee bekend hoe mensen anderen omkopen en ze dingen laat doen,
omdat ze een geschenk ontvangen hebben.
Maar er is ook een positieve kant aan. Een geschenk hoeft helemaal niet op de negatieve manier gebruikt te worden, zoals een
steekpenning. Een gift kan ook een positief iets zijn, dat deuren voor je zal openen en je voor grote mannen zal brengen. En
natuurlijk kun je dit alleen op een natuurlijke manier gebruiken. Als je iemand wilt spreken, kun je een geschenk geven, een
fysiek geschenk. Er is een andere schriftplaats waar staat dat als je een geschenk geeft, je toorn kunt afwenden (Spreuken
21:14). Een heimelijke gave doet de toorn bedaren, een geschenk in de buidel hevige gramschap. Je kunt toorn afwenden door een
geschenk. In het natuurlijke gebied kun je dit zien. Als je een collega zou hebben, die altijd tegen je tekeer gaat, en je hebt
voortdurend problemen met hem of haar - weet je dat je die boosheid kunt bedaren door deze persoon een cadeautje te geven? Het
moet natuurlijk wel in alle oprechtheid gebeuren. Als je het huichelachtig doet, kritisch of sarcastisch dan kan het de zaak nog
erger maken. Maar als je gewoon een cadeautje zou geven aan iemand die geïrriteerd tegenover je is, weet je dat het de toorn
doet bedaren? Dat is wat de Schrift hier zegt.
Een geschenk in het natuurlijke gebied zal dus problemen oplossen en deuren voor je openmaken. Maar weet je dat een geschenk in
de geestelijke wereld gelijksoortige dingen doet? Een geschenk, en dan spreek ik hier over geven en voorspoed, als je dat geeft,
zal dat geestelijke deuren voor je open maken. Het opent gelegenheden voor je. Het zal je voor grote mensen brengen. Ik weet dat
sommige mensen hier een afschuw van hebben, omdat je dit onmiddellijk als omkoperij gaat beschouwen, en daarom ben je er
ogenblikkelijk sceptisch over. Maar er is een juiste manier om geschenken te gebruiken. Laat ik een voorbeeld hiervan in de
Schrift geven. In 1 Koningen 10 gaat het over de koningin van Sheba. Die had gehoord over de wijsheid van Salomo. En zij wilde
Salomo opzoeken en met enkele moeilijke vragen op de proef stellen, om uit te zoeken of hij werkelijk zo wijs was als al die
verslagen beweerden. En of hij ook zo rijk was als gezegd werd.
Hier in 1 Koningen 10 staat, in vers 1: ‘De koningin van Seba vernam de roep omtrent Salomo in verband met de naam des HEREN.
Toen kwam zij om hem door raadselen op de proef te stellen. 2 Zij kwam dan naar Jeruzalem met een zeer groot gevolg, kamelen,
beladen met specerijen, zeer veel goud en edelgesteente. Nadat zij bij Salomo gekomen was, sprak zij tot hem alles wat zij op
haar hart had. 3 En Salomo loste al haar vraagstukken op; niets was voor de koning te diepzinnig om voor haar op te lossen. 4
Toen de koningin van Seba al de wijsheid van Salomo zag, en het huis dat hij gebouwd had, 5 de spijze van zijn tafel, het zitten
van zijn dienaren, het staan van zijn bedienden en hun kleding, zijn dranken en zijn brandoffers die hij in het huis des HEREN
placht te brengen, toen was zij buiten zichzelf.’ Wij zouden nu zeggen, ze was totaal verbluft. Ze was totaal overdonderd door
de majesteit, de glorie en de pracht van alles wat Salomo had. In vers 6 zegt ze tegen de koning: ‘6 Het is dus waar, wat ik
in mijn land over u en uw wijsheid gehoord heb, 7 maar ik geloofde de woorden niet, totdat ik kwam en het met eigen ogen zag;
waarlijk, de helft was mij niet aangezegd; gij hebt in wijsheid en welvaart de roep overtroffen, die ik vernomen had. 8 Gelukkig
zijn uw mannen, gelukkig deze dienaren van u, die gedurig in uw dienst staan, die uw wijsheid horen! 9 Geprezen zij de HERE, uw
God, die zulk een welgevallen aan u had, dat Hij u op de troon van Israël geplaatst heeft! Omdat de HERE Israël voor altoos
liefheeft, heeft Hij u tot koning aangesteld om recht en gerechtigheid te oefenen.’
Dit is dus het verhaal over de koningin van Sheba die naar Salomo kwam. Maar je moet hier een beetje over nadenken. Ik weet dat
dit voor sommige mensen moeilijk is om te doen, omdat ze niet gewend zijn na te denken als ze de Bijbel lezen. Ze gebruiken haar
als amusement, of om te zeggen: ‘Kijk eens God wat ik gedaan heb.’ Maar als je echt eens je verstand gebruikt als je dit
leest, zou het je werkelijk helpen om te begrijpen wat hier echt aan de hand was. Weet je, Salomo was de wijste en de rijkste
man op de hele aarde en er staat dat mensen van over de hele wereld kwamen om bij hem navraag te doen en zijn wijsheid te
ontdekken. Laat mij gewoon eens vragen. Als jij naar de president van de Verenigde Staten zou gaan, of van welk land waarin je
ook woont. Het doet er niet toe of het een Europees land is, of een Afrikaans, Australië, India. Dit programma wordt over de
hele wereld beluisterd. Waar het ook is. Als jij naar de president of de leider van jouw land zou gaan, zou jij denken dat je
daar gewoon maar naar binnen kunt lopen? Zoals in ons land, denk je dat je zomaar naar het Witte Huis kunt gaan en aanbellen, en
dat de president dan naar buiten komt om met jou te praten? Nou, dat denk ik niet.
En ik geloof persoonlijk dat Salomo in zijn dagen meer roem had, meer in aanzien stond, veel beroemder was dan de leider van
welk land dan ook. Als jij al niet gewoon naar de president van jouw land kunt gaan en een audiëntie verkrijgen, je zou in de
rij moeten gaan staan en dan is er een heleboel protocol waar je doorheen moet, ik kan je verzekeren dat dit ook in de dagen van
Salomo zo was. Hoe verkreeg de koningin van Sheba in feite toegang tot Salomo? Ik zou niet op hebben gekeken van een wachtlijst
van 6 maanden tot een jaar voor een gesprek met Salomo. Hoe regel je zoiets? Nou, kijk naar 1 Koningen 10:10 waar staat: ‘Zij
gaf de koning honderd twintig talenten goud, zeer veel specerijen en edelgesteente; zulke specerij, als de koningin van Seba aan
koning Salomo gaf, is er nooit meer aangekomen.’ Weet je wat honderd twintig talenten goud waard is? Ik heb dat hier ergens
opgeschreven. Een talent kwam overeen met 75,5 pond. Dat betekent dat 120 talenten overeen kwam met 9060 ponds oftewel 144.960
ounces goud. Afhankelijk van welke koers je gebruikt voor goud, ik heb hier $ 300, - per ounce staan, maar een van mijn
stafleden heeft mij verteld dat afgelopen week de koers van goud bóven de $ 500,- per ounce is afgesloten. Als je de koers van
$ 300, - per ounce zou gebruiken, gaf de koningin van Sheba Salomo een geschenk ter waarde van 43.488.000 dollar aan goud. Als
je de vijfhonderd dollar per ounce koers zou gebruiken, zou dat neerkomen op een waarde van 72.080.000 dollar aan goud.
Weet je waarom de koningin van Sheba binnen kon komen om Salomo te spreken? Of hoe ze vooraan in de rij wist te komen? Het is
precies zoals dat vers dat ik gebruikte, Spreuken 18:16, waar staat dat iemands geschenk ruimte voor hem maakt en hem brengt
voor het aangezicht der groten. De koningin van Sheba gebruikte een geschenk van 72 miljoen of 43 miljoen, afhankelijk van welke
koers je gebruikt. Zij gebruikte een geschenk met een waarde van tientallen miljoenen dollar aan goud. En dan zijn al die
specerijen en juwelen en andere edelstenen die ze meebracht nog niet meegerekend. Ze kan hem gemakkelijk voor meer dan honderd
miljoen dollar waarde aan geschenken hebben gegeven. En weet je wat dat deed? Het bracht haar vóóraan in de rij. En het gaf
haar de gelegenheid de wijste man op de hele aarde te horen. En zij bracht niet maar een klein beetje tijd bij hem door, een
audiëntie van vijf minuten of zo. Maar ze zag in feite hoe hij dineerde, ze at met hem, zag zijn bedienden en al die dingen.
Het suggereert dat ze verschillende dagen met hem doorbracht. Wij weten natuurlijk niet precies alle details, maar dit geschenk
opende haar een deur en schiep ruimte voor haar, en bracht haar bij de grootste mens van die dagen.
Dat is dus de positieve kracht van een geschenk. En nogmaals, wij zijn zó zeer tegen omkoperij, en de negatieve kracht van een
geschenk, dat mensen soms niet eens willen erkennen dat een geschenk op een goddelijke manier gebruikt kan worden, op een
positieve manier. Wij denken dat iedere keer als je een geschenk gebruikt om iemand te beïnvloeden, dat iets negatiefs en
goddeloos is. Maar hier heb je dus de koningin van Seba, die een geschenk precies zo gebruikt als waar over gesproken wordt in
Spreuken 18:16. Om een deur te openen, en ruimte voor haar te maken en haar voor grote mannen te brengen. Weet je dat het geven
van giften, als jij financieel gaat geven, dit in de geestelijke wereld net zoiets voor ons doet? Het opent een deur voor je.
Het maakt ruimte voor je. Het brengt je voor grote mannen.
Nogmaals, ik heb het niet over om dit te gebruiken voor een kwaadaardig doel, met een verkeerde instelling van je hart, die het
gelijk zou stellen aan een omkoopsom. Maar ik zeg, dat als je geeft, je moet beginnen te erkennen dat deze gift ruimte voor je
begint te maken. Het zal geestelijke dingen voor je openen. En ik probeer alleen maar dit principe vast te stellen, dat als jij
partner wordt van een bediening, je moet beseffen dat je door te geven en door een partner te worden met iemand, je de zalving
en de zegening die op dat leven is, naar jou zelf toe begint te trekken. En als jij geeft wordt je in feite deelhebber aan de
zegen en aan de zalving die ligt op de bediening waaraan je geeft. Dat heeft een goede en een slechte kant. De slechte kant is,
dat als je aan een slechte bediening geeft, een die niet het ware evangelie predikt, dan word je ook deelhebber aan de negatieve
kanten van dat leven. Maar je wordt een partner van iemand als je geeft, en je begint dan ook deel te hebben aan de zegening die
op dat leven rust.
Laat me je hiervan een voorbeeld geven. Van enkele heel goede vrienden van mij, Charly en Gill leBlanc. Zij reizen met ons mee
en leiden de lofprijs en aanbidding in onze Gospel Truth Seminars. Ze zijn een geweldig stel. Ik ken hen al 25 tot 30 jaar. En
Charly en Gill hebben in het begin van hun bediening in heel veel kleine kerkjes gediend. En daarom hadden zij echt een
verlangen om met hun giften een zo groot mogelijke invloed uit te oefenen. Daarom gaven ze aan pastors van kleine kerkjes, ze
gaven aan zendelingen die geen grote ondersteuningsbasis hadden. En hun giften hebben deze mensen echt geholpen en hebben een
grote invloed gehad. Zij gaven in feite daar, waarvan zij wisten dat hun gift de grootste invloed zou hebben op mensen. Maar de
Heer begon jaren geleden hun hierop aan te spreken dat ze niet alleen op die manier moesten geven, om andere mensen te helpen,
maar dat ze moesten gaan geven aan bedieningen die hén zouden helpen. Dat hun geven deuren voor hen zou openen. Dat ze zo deel
zouden kunnen hebben aan de zegeningen en de zalving die op die bedieningen rust, doordat zij daaraan zouden geven. Charly en
Gill studeerden af van de Bijbelschool waar ze leerden en begonnen te geven aan Kenneth Hagin’s bediening. Natuurlijk hadden
zo ook van mijn bediening ontvangen en ze begonnen ook aan mij te geven. Ook al waren we vele jaren al vrienden, ze hadden nooit
giften aan mij gegeven. Ze gaven aan andere bedieningen. Ze begonnen aan mijn bediening te geven en ze begonnen ook aan de
bediening van Joyce Meijer te geven, omdat ze uit dezelfde kerk in Saint Louis kwamen en ze kenden Joyce Meijer vrij goed en
daarom begonnen ze ook in die bediening te zaaien.
Binnen zes maanden, nadat ze begonnen te geven aan deze andere bedieningen, belden Dave en Joyce Meijer Charlie en Gill op en
vroegen hen uit te eten. En ze vroegen hen of ze de lofprijs en aanbidding in hun seminars wilden gaan leiden. Die hielden ze
over het hele land. Charlie en Gill namen het aan. En in ieder geval gingen ze van het bedienen in kerkjes van drie-, vier-,
vijfhonderd mensen naar conferenties van 15 tot 20 duizend mensen en meer. En veel daarvan kwam volgens hun eigen getuigenis tot
stand, omdat God hen had geleid om te gaan geven aan deze bediening. Hun giften waren maar een heel klein stukje van wat Joyce
Meijer nodig had. Ik bedoel, Joyce Meijer draait op zo’n vijf tot acht miljoen dollar per maand of zoiets. Ik ben er niet
zeker van, maar het is een heel groot bedrag. En zij dachten van hun gift: wat zal Joyce er van merken? Of er aan hebben? Maar
het ging helemaal niet over het geven aan en het helpen van Joyce, maar wat het deed, was het openen van een deur. Zij namen
deel aan die zalving. Toen Dave en Joyce Meijer hen mee uit eten namen en deze positie aanboden om de lofprijs en aanbidding te
leiden, weet je dat Joyce vertelde dat ze hen gezien had, dat zij onlangs partners waren geworden en waren begonnen met geven.
En ze zeiden dat dit een factor was die een rol had gespeeld dat zij Charlie en Gill hadden gevraagd om hun aanbiddingleiders te
worden.
Het punt dat ik hier wil maken is, dat als je geeft, dan zegen je niet alleen de mensen aan wie je geeft, maar je begint ook die
zalving en die zegening en de gunst van God die op die bediening is, naar jou te trekken. En veel mensen hebben helemaal niet
begrepen dat zoiets gebeurt in partnerschap. Ik heb de koningin van Seba als voorbeeld hiervan gebruikt. In 1 Koningen 10 kwam
zij om koning Salomo te zien, en ze bracht al dit goud en specerijen mee. En afhankelijk van welke waarde je aan goud toekent,
kwam dan uit op een waarde van ruim 43 of 73 miljoen dollar aan goud. Dat gaf de koningin van Seba aan Salomo. En het was niet
alleen het goud. Ze gaf ook kostbare edelstenen en een hoeveelheid specerijen waarvan wordt gezegd dat er nooit meer een
vergelijkbare hoeveelheid specerijen de natie Israël werd binnengebracht. Dus zij gaf waarschijnlijk meer dan 100 miljoen
dollar waarde aan goederen aan Salomo. En door dat te doen bracht het haar vooraan in de rij. Het opende zijn hart voor haar,
hij deelde met haar en deelde zijn wijsheid. En bovendien zorgde het ervoor dat hij aan haar terug ging geven.
Ik wil nu dat je deze logica mee blijft volgen. Als een talent goud 75,5 pond goud is. Dus je berekent dat er 120 talenten goud,
dat was dus 9060 pond aan goud die zij meebracht. Als je veronderstelt dat een kameel 300 pond goud kon dragen, dan levert dat
meer dan 30 kamelen op die het goud droegen. Bij het goud was er nog veel meer specerij dan dat er goud was. Er waren dus
minstens 30 kamelen. Het konden ook gemakkelijk 60 kamelen of meer zijn voor de specerijen. Dat levert dus 60 tot 100 kamelen
bij elkaar op. En daarboven op kwamen ook de kamelen voor al het edelgesteente. En daarbij ook nog eens de hofdames en bedienden
die de koningin bij zich had. Ter bescherming van al dit goud en deze specerijen moest er wel een heel legertje bij zijn
geweest. Ik durf dus te beweren dat er minstens twee tot driehonderd kamelen in deze karavaan waren geweest, die door de
woestijn naar Israël was gereisd. En de reden dat dit belangrijk is, is dat het betekent dat de koningin van Seba niet
incognito had kunnen reizen. Het kon bepaald niet onopvallend zijn. Ik weet bijna zeker dat haar karavaan kamelen een van de
grootste stoeten kamelen was die mensen ooit hadden zien langskomen. En mensen viel dit op. En als ze vroegen waar al dit goud
en die kostbare stenen en specerijen voor bedoeld waren, en ze hen vertelde dat ze dit ging geven aan de rijkste man op aarde,
aan Salomo, kan ik je verzekeren dat er mensen waren die hun wenkbrauwen hierbij fronsten.
Ik weet zeker dat er mensen waren die heel kritisch werden. Waarom zou je al dit goud aan Salomo geven? Kijk eens naar alle
mensen die je hiermee had kunnen helpen? Ik weet zeker dat er bedelaars waren in alle oases waar ze doorheen trokken. Daar waren
mensen in nood. Ik weet wel zeker dat ze door koninkrijken trokken, hele naties, waar het nationale bruto product niet eens 100
miljoen dollar bedroeg. Ze had complete naties kunnen veranderen. Ze had bedelaars kunnen helpen. Ze had ziekenhuizen kunnen
bouwen. Ze had mensen kunnen helpen en ál die dingen kunnen doen. Je hebt ook liefdadigheidsdoelen waarmee je mensen zegent die
je niets te bieden hebben. De Schrift spreekt over het omzien naar de armen en dat geloof ik allemaal. En daarom geven wij ook
aan mensen die ons op geen enkele manier iets terug kunnen geven. Maar dat is niet de énige soort geven.
Er bestaat dus ook zoiets als wat ik partnerschap-geven noem. Daar geef je aan iemand die het evangelie predikt, die een zalving
op zijn leven heeft, en door dat te doen grijp je in feite die zalving en die zegening vast, die op die persoon of die kerk of
die bediening is, en worden die zegeningen ook jouw zegeningen. Je wordt feitelijk een partner van hen. Niet alleen in je geven,
maar je zult ook ontvangen. Je ontvangt geestelijke voordelen, die een verschil in je leven kunnen uitmaken. En dat is wat de
koningin van Seba deed. Zij passeerde al die bedelaars en al die naties, die al die rijkdommen die ze had, hadden kunnen
gebruiken, en bracht ze naar de rijkste man op de hele aarde en ik weet zeker dat vele mensen haar hebben veroordeeld. Maar toen
ze dat deed opende God voor haar een weg, dat Salomo met haar zou spreken; ze ontving die wijsheid en kijk eens wat de Schrift
hier zegt, in 1 Koningen 10 vers 13 staat: ‘Koning Salomo gaf aan de koningin van Seba al wat zij begeerde en vroeg, behalve
wat hij haar schonk, zoals men dat van koning Salomo verwachten mocht. Daarop keerde zij met haar dienaren terug naar haar land.’
Nou let op, dat Salomo aan haar gaf zoals men dat van koning Salomo mocht verwachten. En hoe groot was zijn vermogen dan wel? In
vers 14 staat: ‘Het gewicht van het goud dat in één jaar voor Salomo binnenkwam, bedroeg zeshonderd zesenzestig talenten
goud, 15 behalve wat er inkwam van de handelslieden en van de winst der kramers en van alle koningen van Arabië en van de
stadhouders des lands.’ Met andere woorden, Koning Salomo kreeg in één jaar alleen al zeshonderd zes en zestig talenten
goud, en daar bovenop de winst van alle mensen die zaken met hem deden, en alle handelaren die belasting en tol moesten betalen
aan hem en de koningen die schatting moesten betalen. Al deze dingen, het is gewoon niet te verhalen hoeveel geld Salomo had. We
weten vanuit de Schrift dat Salomo de rijkste man op de hele aarde was, en er wordt zelfs gezegd dat zilver in zijn dagen niet
eens als iets van waarde werd geacht. Ze gooiden zilver gewoon weg op de straten. Behandelden het als stenen, omdat er zó’n
overvloed aan goud was. 1 Koningen 10:21: ‘Al het drinkgerei van koning Salomo was van goud, en al het gerei van het huis ‘Woud
van de Libanon’ was van gedegen goud; er was geen zilver bij; dat werd in de dagen van Salomo niet van waarde geacht.’ Vers
27a: ‘En de koning maakte het zilver in Jeruzalem overvloedig als stenen.’
Salomo was stinkend, onvoorstelbaar, gruwelijk rijk. Ik bedoel, hij kon de kachel met geld stoken. En dit is mijn punt. Als de
koningin van Seba aan Salomo ergens rond de 100 miljoen dollar aan goederen gaf, en zij gaf dat aan hem, terwijl haar middelen
beperkt waren. Als er dan staat dat hij aan haar gaf uit zíjn vermogen, kan ik je verzekeren dat ze heel wat meer ontving dan
ze gegeven had! Nogmaals, er staat dat Salomo per jaar alleen al 666 talenten goud binnen kreeg en dat is nog niet eens
meegerekend al zijn handelswinst, al de andere zaken en dingen die erbij komen. De naties die hem onderhorig waren en schatting
betaalden en die soort dingen. Maar alleen al die 666 talenten goud is gelijk aan 50.283 pond goud, 804.528 ounce goud. Als je
dat berekent met een koers van $ 500, - per ounce is dat een waarde van 402 miljoen dollar aan goud dat hij jaarlijks kreeg
naast al die andere investeringen en landen die hem onderhorig waren en dergelijke dingen. Dit éne getal al, los van al zijn
andere inkomsten, betekent dat Salomo pér jaar vijf en een half keer zoveel geld binnenkreeg als de koningin van Seba hem gaf.
En nogmaals, dat was nog lang niet al zijn investeringen. Ik weet zeker dat het nog maar een fractie was van al het inkomen dat
Salomo in één jaar ontving. Dan was hij ook nog veertig jaar lang koning en zamelde dit allemaal op. De schatten van Salomo
waren zó veel groter dan die van de koningin van Seba, dat toen zij deze gift gaf, ze niet alleen zijn wijsheid ontving, zijn
gunst, en zijn zegen, maar vervolgens gaf hij aan haar uit zíjn vermogen. En als zij hem 100 miljoen had gegeven weet ik zeker
dat ze met twee, driehonderd miljoen of wat ook is vertrokken.
En dit is het punt waarom ik dit wil zeggen: toen zij naar Jeruzalem trok met dit equivalent van 100 miljoen dollar waarde aan
goederen, ben ik er zeker van dat bedelaars, koningen, zelfs mensen van haar eigen groep haar bekritiseerden dat ze al deze
rijkdom naar iemand bracht die al alles had. Wat had dat voor zin? De zin was, dat ze het niet gaf om Salomo te helpen, ze gaf
het om zichzelf te helpen. Ze gaf het om deel te kunnen hebben aan zijn wijsheid en de gunst en zalving die op zijn leven was.
En terwijl ze het gaf, oogstte ze het terug en Salomo zegende haar. En zij vertrok met twee, drie of wel vier keer zoveel als ze
gekomen was. En als ze nú bedelaars had, die tot haar riepen, of koningen die zeiden: waarom help je óns niet in plaats van
het aan hém te geven, als ze nú bereid was om te geven en mensen te helpen, kun je begrijpen dat ze nu veel, echt véél meer
in staat was om alle bedelaars onderweg te helpen en alle koninkrijken in problemen? Ze kon teruggaan naar haar eigen koninkrijk
en de mensen daar helpen. Kun je inzien dat doordat zij níet gaf aan deze mensen die in vreselijke nood waren, dat zij in
plaats daarvan ging geven daar waar zíj het nodig had om te geven? Mensen, ik bid echt dat jullie in staat zijn om dit te
begrijpen.
Het is helemaal niet verkeerd om aan mensen in nood te geven. Er is in feite een Schriftgedeelte dat zegt dat als jij je broeder
of zuster in nood ziet en je binnenste voor hem sluit, hoe kan de liefde van God in je blijven? Jazeker, je zou moeten geven aan
mensen in nood. Maar dat is niet de énige motivatie voor geven. Soms moet je geven omdat jíj nodig hebt wat die kerk of die
bediening heeft. Jíj hebt die zalving nodig.
Wij zeggen onze Bijbelschoolstudenten voortdurend dat als je geroepen bent voor zending, zoek dan een zending die doet wat jij
doet of wilt doen, en begin die te ondersteunen. Word voor hen een partner. Geef aan die bediening. En vervolgens zal die
zalving en die wijsheid en de ervaring die zij hebben, jouw kant op stromen. Jij zult ervan profiteren. Het is net als wanneer
jij op een ladder anderen boven je ziet klimmen. Verbind je aan hen, en zij zullen jou helpen je mee omhoog te trekken. Je moet
iemand vinden die verder is gegaan dan jij, en in hun leven gaan zaaien, zodat jij ook die plaats kunt bereiken. Ik hoop dat je
kunt volgen wat ik zeg. De koningin van Seba deed dat. Zij vond iemand die meer gunst, meer wijsheid, meer financiën en meer
zegeningen van God had dan zij, en zij ging letterlijk aan bedelaars en mensen die noden hadden voorbij, om die gift aan deze
man te geven, zodat zíj kon ontvangen. Toen ze dat ontvangen had, en zo was toegerust, was ze in staat om tien keer meer een
zegening te zijn voor anderen, dan ze op eigen houtje had gekund.
Weet je, soms, als je iemand ziet bedelen, trekt dat in sterke mate aan je hart. En voor sommige mensen is dat de enige manier
waarom ze geven. Telkens als ze een crisissituatie zien waar een vreselijke nood is. En dat baseer ik op ervaring. Ik kan je
verzekeren, ik ben al lang in de bediening. Ik heb heel veel dingen gezien, en heel veel mensen gesproken. En als je op
televisie gaat bedelen en zegt: ‘We moeten van de TV af en dit of dat gaat gebeuren’ zullen heel veel mensen aan je geven.
Maar het punt dat ik maak is, dat de meeste mensen geen wijsheid gebruiken als het op geven aan komt. Ze geven vanuit een
emotioneel moment en waar het er kritiek uitziet. Crisis situaties. Ik heb eens iemand gehad, die mij een gebouw gaf in Manitou
Springs en toen wij daarin trokken bleef hij en werkte een poosje voor me. En nadat hij gezien had hoe wij functioneerden, kwam
hij naar me toe en zei: ‘Waarom heb je nooit mensen verteld dat je financiële hulp nodig had. Ik heb vorig jaar 20 à 30
duizend dollar weggegeven, en iedere keer was jij de eerste die in mijn gedachten kwam. Maar je hebt nooit om geld gebedeld, dus
dacht ik steeds dat je het niet nodig had.’
Maar zie je, het is gewoon niet de enige reden dat je moet geven als je een noodsituatie ziet. Je moet ook beseffen dat als jij
partner van een bediening wordt en opzettelijk geeft, dat je deelhebber wordt aan de zegening en de zalving die op hun leven is.
En dat is een zeer verantwoord en juist gebruik van jou geven. Daarom wil ik je, nu we deze serie afsluiten aanmoedigen, dat je
alles waar we over gesproken hebben, overdenkt. Je moet geven aan de mensen in nood. Heb bewogenheid voor de armen. Je moet
geven waar je gevoed wordt. Breng alle tienden in de voorraadkamer. Én je moet geven daar waar je naar toe wilt. Je moet zaaien
waar je heen wilt. En als je dat gaat doen, zal dat een bovennatuurlijke stroom van Gods financiën naar jou op gang brengen.
Zodat je niet alleen je eigen benodigdheden vervuld hebt, maar dat je overvloedig bent tot alle goed werk!
Vertaald door: Jan Vossen
Andrew Wommack en Andrew Wommack ministries kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor vertaal en/of interpretatie fouten
van de kant van de vertaler.
Voor reacties m.b.t. de vertaling: familyvossen@versatel.nl
Voor verdere informatie m.b.t. Andrew Wommack en zijn onderwijs: www.awme.net
|